OM HET ZOEKEN IN DEZE PLANTENDATABASE MAKKELIJK TE MAKEN
DRUK CTRL-F EN VUL IN HET KADERKE
HET GEWENSTE WOORD IN BV."HULST"
EN ALLE VERWANTE TEKSTEN MET HET WOORD "HULST" IN VERSCHIJNEN.
WEL BLIJVEN KLIKKEN TOT U HET GEWENSTE ARTIKEL GEVONDEN HEBT
------------------------------
HOE MEER REAKTIES ER KOMEN HOE MEER DE SITE WORD UITGEBREID
28-07-2010
Lonicera nitida
Lonicera nitida
Botanische naam : Lonicera nitida 'Maigrün' Nederlandse naam : kamperfoelie Herkomst : Midden-China Bijzonderheden : redelijk winterhard, invriezend, hagen Grondsoort : zand, kalkrijk Vochtbehoefte : normaal Licht : schaduw, half schaduw Wind : weinig gevoelig Groep : (sier)heesters Gebruik : groepen/vakken, bodembedekker Hoogte : 0.80 m Vorm : breed,compact Bloeikleur/vorm : wit/créme Bloeitijd : mei Blad : wintergroen,frisgroen Vrucht : blauw Vermeerderen : stek van kruidachtige delen in juli Snoeien : in vorm snoeien Planten : in okt Bemesten : humus
Standplaats: Verlangt een plekje uit de volle zon. Dus bij voorkeur in gefilterd licht van andere planten. Een plekje in de halfschaduw wordt ook verdragen. Deze plant wenst een voedselrijke, vochthoudende tot vochtige bodem. Verdraagt een temperatuur tot -10 gr De kamperfoelie gedijt het best op een beschutte en windvrije standplaats in een goed doorlaatbare grond. Ook op andere grondsoorten, zoals bosgrond, kan de struik gedijen. Regelmatig snoeien wordt aanbevolen.
Kenmerken: Het is een dichtvertakte struik met overhangende takken die kan uitgroeien tot 1,5 m hoog. De blaadjes zijn groen, elliptisch en circa 1 cm lang. De bloei is in het voorjaar met roomwitte, welriekende, kleine bloempjes. In de nazomer komen er blauwe besjes aan. In zeer strenge winters kan harde vrieswind de struiken bevriezen.
Bloemen : Krijgt in mei/juni kleine witte bloempjes tenzij men het als haagje gebruikt dan blijft de bloei achterwege.
Planten : Geadviseerde plantafstand is 4 - 7 planten per m2.
Gebruikte delen: Kan als haag, solitair en bodembedekker gebruikt worden. Is een snelle groeier.
Eigenschappen: De Chinese kamperfoelie is een struikvormige kamperfoelie net als Lonicera pileata. Beide soorten zijn in het begin van de twintigste eeuw geïntroduceerd door de beroemde Engelse plantenontdekker Ernest Henry Wilson. Wilson was in 1900 in China en vond eerst Lonicera pileata. Acht jaar later ontdekte hij Lonicera nitida.
Weetjes :
De Nederlandse naam is Chinese kamperfoelie. Deze kamperfoelie is er een uit een grote familie, waarvan er velen bekend zijn als bloeiende klimplant. Deze is echter van de andere tak van de familie, die van de kleinbladige vakkenvullers.
Lage struik met een grote sierwaarde, vooral bv. als accentplant in het openbaar groen en in de tuin vanwege de mooie compacte vorm, of de bladkleur.
De Lonicera nitida Maigrün is wat minder wild dan haar grotere broers, te weten pileata en nitida Elegant. De plant is wel giftig
Onderhoud. U kunt in het voorjaar terugsnoeien. Knip alleen de overtollige of beschadigde takken eruit. De plant kunt tegen strenge vorst met dennentakken of blad beschermen.
Ziekten en plagen. De kamperfoelie is niet bijzonder gevoelig voor ziekten en plagen, wel kan er vooral in het voorjaar wel eens een enkel bladluisje in zitten. Probeer natuurlijke vijanden, zoals lieveheersbeestjes te sparen.
Bemesting. Standaard bemesting voor heesters en vaste planten voldoet over het algemeen prima!
Botanische naam : Jasminum nudiflorum Nederlandse naam : Winterjasmijn, Naaktbloeiende jasmijn Herkomst : China Bijzonderheden : leistruik Grondsoort : alle, zand Vochtbehoefte : normaal Licht : half schaduw, zon Groep : (sier)heesters Gebruik : tuinen Hoogte : 2.00-3.00 m Vorm : breed Bloeikleur/vorm : geel Bloeitijd : januari, februari, december Blad : bladverliezend Twijg/stam : kleurig
Standplaats: De struik stelt weinig eisen aan de bodem en neemt genoegen met vrijwel iedere grondsoort.Op elke kalkarme grond in de zon en schaduw. De bloei is het rijkst op een zonnige plek. De winterjasmijn is een gemakkelijke plant die weinig eisen stelt aan de grond. Het liefst staat hij op kalkarme grond, in de zon is de bloei het rijkst, maar ook in de schaduw kan deze struik het goed vinden.
Kenmerken: Een wat slordig groeiende plant met sterk overhangende, slappe twijgen. De jonge twijgen zijn opvallend felgroen en vierkant. Oudere takken worden bruin van kleur en krijgen een soort kurklaagje. Moet geleid worden of ondersteund. Kan ook gebruikt worden om een talud te laten begroeien. Wordt vooral gewaardeerd door de bloei in de winter.
Bloemen : Kleine, goudgele, stervormige bloemen verschijnen aan de nog kale takken. Niet of weinig geurend. Bloeit aan de takken van het voorafgaande jaar, hou hiermee rekening bij het snoeien. Bloeitijd: December- maart
Snoeien : Uitdunnen om te voorkomen dat de struik een kluwen van oud, dood hout wordt. De oudste twijgen worden weggesnoeid. Deze zijn makkelijk herkenbaar aan de kleur: groengrijs en dof. De jonge twijgen zijn glimmend donkergroen. Snoeien na de bloei in maart/april.
Planten : Het beste kunt u een winterjasmijn tegen een muur leiden, de warmte die een muur uitstraalt voorkomt dat de bloemen bevriezen. De winterjasmijn kan zelf niet klimmen en groeit ook nog eens een beetje rommelig, daarom is het van groot belang dat u een stevig klimornament heeft. U kunt de struik op verschillende manieren ondersteunen, denk hierbij aan een latwerk, pergola of prieel.
Gebruikte delen: Losse takken - bijna in knop - kunnen in huis in bloei getrokken worden en de bloemen blijven lang mooi.
Eigenschappen: De jasmijn heeft kleine gele stervormige bloemen die elk jaar weer verschijnen aan de dan nog kale takken. De hoogte van de struik is een beetje afhankelijk van of hij al dan niet tegen een muur geleid wordt. Leistruiken worden iets van 3 meter en de planten die niet worden geholpen bij het klimmen halen anderhalve meter.
Vermeerderen : Halfhoutige stekken in de zomer of het najaar. Scheuten afleggen in het najaar. De plant kan vermeerderd worden door halfhoutige stekken in de zomer of het najaar. Ook kunt u een twijg afleggen. Pak een twijg en snij deze schuin in, leg hem daarna op de grond en bedek hem zand. Leg er vervolgens een steen bovenop of zet de twijg vast met een klem. Na een tijdje ontstaan er wortels op de plaats van de inkerving en dan kan het jonge plantje van de moederplant worden afsnijden.
Weetjes : De winterjasmijn is al jaren een bekend gezicht in Nederland en België. De prachtige gele bloemen vallen erg op, als u een kale trap, muur of dergelijk in bezit heeft is deze plant zeker het overwegen waard. Nog een pluspunt is de gemakkelijke verzorging en als u dat wilt- vermeerdering.
De winterjasmijn komt van oorsprong uit China, waar hij groeit tegen de rotswanden. De winterjasmijn heeft een langdurige bloei, van december tot april. Het liefst groeit de plant tegen een noord of oostenmuur, waar hij wel 3 meter lang kan worden.
In de winter kan het voorkomen dat als de grond bevroren is en de zon schijnt, deze teveel vocht bij de struik via de takken onttrekt. Het gevolg daarvan zijn geribbelde of bruine uitgedroogde scheuten. Om dit te verkomen kunt u het beste tijdens vorstvrije dagen af en toe ietwat water geven. De grond bij (huis)muren is vaak behoorlijk droog, zorg ervoor dat de grond wat water vast houdt. Dit doet u doormiddel van compost, stalmest of humus.
De plant is afkomstig uit China met name van de westelijke provincies Gansu, Shaanxi, Sichuan, de zuidoostelijke provincie Xizang en het noordwestelijk gelegen Yunnan. Hij groeit daar op rotsachtige bodem op een hoogte tussen de 800 en 4500 meter en stelt zeer weinig eisen aan de grond.
Botanische naam : Euphorbia characias wulfenii Nederlandse naam : Wolfsmelk Herkomst : De Balkan Bijzonderheden : trekt vlinders aan Grondsoort : alle, zand Vochtbehoefte : droog, normaal Licht : half schaduw, zon Wind : weinig gevoelig, zeewind bestendig Gebruik : kust/zeewind, giftig, insecten, rotstuinen Hoogte : 0.40-0.60 m Bloeikleur/vorm : geel, scherm Bloeitijd : juni, juli Blad : groen
Standplaats: Op een humusrijke grond groeit te plant het best Zonnig tot halfschaduw Groeien in elke normale goede maar doorlatend grond. Kalkminnend.
Kenmerken: Zowel bloem als blad is blauwgroen met geelgroen aan de binnenkant van de bloempjes. In het najaar krijgen ze mooie roestbruine tinten. De tweejarige stengel krijgt het eerste jaar grijsgroen blad, en pas het volgend jaar de bloem
Bloemen : Wordt 80cm, heeft een geelgroene bloem en bloeit van april tot juni Vanaf mei tot ver in oktober zijn de bloemen zichtbaar. Vroeg in de zomer staat deze wolfsmelk op z'n hoogtepunt van bloei. De lichtgele bloemen zitten geborgen in ronde kleine groene tuilen.
Planten : Plaats euphorbia characias ssp wulfenii liefst op een beschutte standplaats.
Gebruikte delen: De bloemen worden ook gebruikt als snijbloem.
Eigenschappen: De bladeren zijn afhangend smal lijnvormig en staan gekransd rondom de stengel. Het is wat je noemt een 'architectonische plant'. Elke stengel met bladeren en bloemen staat apart. Aan de tweejarige stengels komen het ene jaar grijsgroene bladeren en het jaar daarop komen daarbij de bloemen. Deze wolfsmelk wordt wel anderhalve meter hoog en één meter breed.
Vermeerderen : Na de bloei springen de zaden in het rond, hieruit groeien weer makkelijk jonge plantjes
Soorten :
--'Black Pearl': gele bloemen, zwart hart
--'Blue Wonder': gele bloemen, blauwachtig blad
--'Burrow Silver': gele bloemen, crème groen blad
--'Emmer Green': gele bloemen, groen en wit blad
--'Forescate': gele bloemen
--'Humpty Dumpty': groene bloemen
--'Lambrook Gold': goudgeel
--'Portugese Velvet': gele bloemen, fluwelen blad
--'Starbright': gele bloemen. Rijkbloeiend
--characias subsp. wulfenii: geelgroene bloemen.
Weetjes :
Opvallende bloeiwijze en decoratief mede door de lijnvormige bladeren. Graag staan ze op een droge zonnige plek.
Een architectonische plant, zo mag men haar wel noemen met haar grote zware bloemen.
Ze wordt 120 cm hoog en bloeit van mei tot oktober.
volle zon, goed gedraineerde grond Deze wintergroene vaste plant is een echte blikvanger in de tuin. Het smalle blauw-groen blad is decoratief en wintergroen. De groen/gele bloempjes zitten aan grote bloemtrossen.
Zoals alle euphorbias bevat ook deze variëteit wit melksap als je de stengels of blaadjes afbreekt.
Snoei : de uitgebloeide bloemstengels tot aan de basis terugsnoeien in juni (liefst, niet als de zon schijnt : sap is irriterend voor de huid). De andere reeds gevormde groene bloemstengels zullen bloeien volgend jaar.
eventueel bevroren delen van de plant na de winter wegknippen, desgewenst na de bloei de uitgebloeide bloemen tot de basis afknippen
Mooi in combinatiemooi in combinatie met Papaver orientale en grijsbladige planten als Stachys byzantina, Artemisia en Lavandula
Botanische naam : Rudbeckia fulgida deamii Nederlandse naam : Zonnehoed Herkomst : noorden van Amerika Bijzonderheden : geel/zwart hart Grondsoort : alle, humeus Vochtbehoefte : droog, normaal Licht : half schaduw, zon Wind : zeewind bestendig Gebruik : groepen/vakken, borders, kust/zeewind, snijbloem, insecten Hoogte : 0.60-0.80 m Bloeikleur/vorm : geel, hoofdje Bloeitijd : augustus, september, oktober Blad : groen
Standplaats: Op vrijwel alle voedzame gronden, of het nu een humusrijke of kleirijke grond betreft, zal Rudbeckia het altijd naar ieders tevredenheid doen
Rudbeckia's zijn volledig winterhard en gedijen in volle zon, halfschaduw of schaduw op een goed doorlatende vochthoudende grond.
Kenmerken: Rudbeckia's (Zonnehoed) behoren tot de Asteraceae (Compositae) en omvatten éénjarige, tweejarige en overblijvende vaste planten, die allen zeer geschikt zijn als snijbloemen.
Bloemen : De rudbeckia fulgida var. deamii is een vaste plant en bloeit in augustus, september en oktober. De kleur van de bloemen is geel-zwart en de bladkleur is grijsgroen
Gebruik: Voor gebruik in de tuin zijn een groot aantal soorten en cultivars populair.
Eigenschappen: Ze bezitten sterke, soms uitlopers vormende wortelstokken. De scheuten zijn stevig en de bladeren daaraan afwisselend geplaatst. Ze zijn steeds enkelvoudig, bij sommige soorten ruw behaard.
Vermeerderen : De plant is eenvoudig te vermeerderen door scheuren. Ze zijn gemakkelijk te delen in het najaar of het vroege voorjaar, en zaaien zich heel vaak ook gemakkelijk uit.
Weetjes :
-Om de drie, vier jaar scheuren in voor- of najaar om de plant te verjongen. -Er bestaan ook eenjarige soorten. -Uitstekende snijbloemen. -Bestand tegen barre weersomstandigheden. Een beschutte plek is wel gewenst vanwege de hoogopgaande groei. Zoniet moeten ze opgebonden worden. -Scheuren in het najaar of het voorjaar. Plant meteen daarna opnieuw -Plantafstand: 30 cm.
Rudbeckia, genoemd naar Olaf Rudbeck,is een geslacht van kruidachtige planten, dat vooral afkomstig is uit Noord-Amerika. Hoewel er dertig soorten bekend zijn,hebben slechts enkele daarvan de statusvan tuinplant bereikt. Maar die worden dan ook hoog aangeslagen. Vroeger werden ook Echinacea en Ratibida tot Rudbeckia gerekend, maar dat zijn nu aparte plantengeslachten.
Botanische naam : Crocosmia crocosmiiflora Nederlandse naam : Herkomst : Tropische en Zuidelijk Afrika Bijzonderheden : zuidmuur, afdekken Grondsoort : alle, zand Vochtbehoefte : normaal Licht : zon Wind : gevoelig Groep : bol Gebruik : borders, snijbloem Hoogte : 0.30-0.60 m Bloeikleur/vorm : oranje Bloeitijd : augustus, september Plantdiepte : 0.05-0.10 m
Standplaats: De crocosmia heeft een voedzame, zandige, vochtige en losse tuingrond nodig. In de winter een beetje beschutten met turf, bladeren en takken (de plant is in principe winterhard!).
Kenmerken: Crocosmia's zijn erg goede border planten. Crocosmia is daarnaast ook erg geschikt als snijbloem en wordt hiervoor door de kwekers geteeld.
Bloemen : Crocosmia produceert verschillende bloemen per steel. Er zijn kleinbloemige en grootbloemige variëteiten. De bladeren zijn zwaardvormig
Planten : Op plaatsen waar het hard vriest, moet de Montbretia behandeld worden als gladiolen: na de bloei rooien en op een koele luchtige plaats in de winter bewaren. Kan 4-5 jaar ter plaatse blijven, mits regelmatig bemest wordt (stalmest, compost, bladgrond). Plantafstand: 10-15 cm.
Gebruikte delen: In de tuin, maar natuurlijk ook in potten op het balkon of terras. Ze bloeien tot in de herfst en worden zon 75 cm hoog met aan elke steel zon 12 tot 20 fraaie bloemetjes.
Eigenschappen: Crocosmiaknolletjes kunnen tot 10 graden vorst aan. Dat pleit ervoor de knollen in het late najaar lekker in de grond te laten zitten en te laten verwilderen. Er komen jaarlijks vanzelf nieuwe knolletjes waardoor je elke zomer een weelderig Crocosmia accent in je tuin creëert!
Vermeerderen : Vermeerderen door broed te nemen van de moederknollen en op wachtbed planten. (Bloeikans na 4 jaar).
Scheuren is bij felle uitgroei nodig (na de bloei in okt.), dat zal na 4-5 jaren het geval zijn. De knollen - met bladeren eraan - worden direct heringeplant, ofwel in maart-april voor er jonge scheuten verschijnen.
Soorten : De cultuurvariëteiten van Crocosmia x crocosmilflora en van C. masoniorum leveren goudgele, oranje en rode trompetvormige bloemen van 8 cm, op eindstandige aren van 15 cm.
Weetjes :
Deze plant kent zijn oorsprong in zuid afrika. De Crocosmia kreeg meer bekendheid onder de oude naam, die nog veel gebruikt wordt, namelijk `Montbretia'.
De plant kan vast blijven staan, als er geen overvloed aan water komt en beschutting voorzien wordt (een 20-tal cm turf of compost).
Uitgebloeide bloemen dienen weggenomen te worden.
Oude bladstengels wegknippen bij aanvang van het nieuwe seizoen (april).
Na enige jaren heeft de Montbretia neiging tot woekeren.
Crocosmia crocosmiiflora komt oorspronkelijk uit Afrika en heeft haar naam te danken aan het Latijnse krokus (saffraan) en osme (geur). Als de bloemetjes gedroogd worden, ruiken ze naar saffraan wanneer ze in water worden ondergedompeld. De knolletjes van de Crocosmia zijn klein en daarom kun je ze dichtbij elkaar planten voor een mooie toef!
Crocosmia is tijdens de bloei overladen met bloemen. Vooral op plaatsen in de tuin, waar andere vaste planten maar moeilijk groeien vanwege droogte, is een Crocosmia een goede keus om te planten. En de aarvormige bloem is uitstekend op vaas te houden.
Crocosmia is volkomen winterhard, maar op vochtige gronden is het beter de knollen in het najaar te rooien en gedurende de winter op een koele en droge plaats te bewaren. Op droge grond kunnen ze in de winter in de grond blijven.
Botanische naam : Rosa 'Allgold' Nederlandse naam : Trosroos (Floribunda) Herkomst : Frankrijk Bijzonderheden : diepgeel, grote tros, half gevuld Grondsoort : alle, humeus, lichte klei Vochtbehoefte : normaal Licht : half schaduw, zon Wind : weinig gevoelig Groep : trosrozen Gebruik : groepen/vakken, randen/hagen, tuinen Hoogte : 0.50-1.00 m Vorm : opgaand Bloeikleur/vorm : geel Bloeitijd : juni, juli, augustus, september Blad : bladverliezend Twijg/stam : doorns/stekels
Trosroos, doorbloeiend
ALLGOLD Zuiver boterbloemgeel en lichtgeurend. De middelgrote bloemen van deze roos staan alleen of in grote trossen. De kleur is opvallend. Deze bossige plant met middelgroot, fletsgroen, glimmend blad is een mooie perkroos. 60 cm.
Deze roos lijkt op een theehybride roos. Hij heeft halfgevulde bijna lichtgevende goudgele bloemen die alleen staan en soms in trossen. Verder heeft deze rijkbloeiende roos opvallend glanzend donkergroen blad en een bossige gedrongen groeiwijze. Deze soort is ziektevrij en dus een echte aanrader!
Om de bloeitijd en de gezondheid van de rozen te waarborgen, is het belangrijk dat de rozen in een humus-, voedingsrijke grond staan. Ook is een afgewogen en regelmatige bemesting cruciaal voor een goede groei
Deze sierstruikrozen zijn zonaanbidders en staan daarom het liefst op een zonnige, warme en luchtige plaats in de tuin. Gloeiende hitte met een open plek op het zuiden wordt vaak slecht verdragen en bevorderd de uitbreiding van Spint.
Standplaatsen met weinig wind en nauwe ruimtes zijn ongeschikt en zorgen voor schimmelziektes en zo ook voor bladluizen.
Botanische naam : Pyracantha 'Golden Charmer' Nederlandse naam : Vuurdoorn Herkomst : Duitsland Bijzonderheden : schurftvrij, leistruik Grondsoort : alle, kalkrijk Vochtbehoefte : normaal Licht : zon Groep : (sier)heesters Gebruik : solitair, tuinen, insecten Hoogte : 2.00-3.00 m Vorm : opgaand Bloeikleur/vorm : wit/créme Bloeitijd : mei, juni Blad : wintergroen Vrucht : geel, oranje Twijg/stam : doornen/stekels
Standplaats: droge bodem, normale bodem Een voedzame, goed waterdoorlatende bodem is voldoende voor deze mooie planten.
Kenmerken: Vuurdoorn (Pyracantha) is een geslacht van groenblijvende struiken uit de rozenfamilie (Rosaceae). Het geslacht komt van nature voor van Zuidoost-Europa tot Zuidoost-Azië. Het geslacht is nauw verwant aan Cotoneaster. Vuurdoorns onderscheiden zich door hun grote scherpe stekels, terwijl Cotoneaster geen doorns draagt. Vuurdoorns worden 4-6 meter hoog.
Bloemen : De Pyracantha bloeit met witte bloemen in de maanden mei en juni. Enkele maanden na de bloei hangt de struik vol met kleurrijke vruchten. In de winter komen de vogels die met plezier weg pikken om hun magen te vullen. De zeven soorten hebben witte bloemen en rode, oranje of gele bessen. De bloeitijd loopt van de late lente tot in de vroege zomer. De bessen worden laat in de zomer geproduceerd en rijpen in de late herfst.
Planten : Echter worden de planten veel vaker als solitair tegen een muur aangeplant aangezien de planten met hun breed vertakt wortelgestel zeer goed tegen de droogte kunnen. Na enkele jaren zullen de planten de gevel tot verschillende meters hoog gaan inpalmen.
Eigenschappen: Vuurdoorns zijn belangrijke sierplanten in tuinen, vanwege hun fraaie bloemen en bessen. Ze worden vaak tegen een muur geplant en bieden vogels die willen nestelen een uitstekende bescherming. Ook bieden hun doornige structuren bescherming tegen inbraak en vandalisme. Merels doen zich graag tegoed aan de bessen, de rassen met gele bessen zijn minder in trek. Een van de bijzonderheden van vuurdoorn is dat de planten droogte zeer goed verdragen ; daarbij worden ze geholpen door een wijd vertakt wortelsysteem, dat zeer diep in de grond groeit.
Vermeerderen : Na de eerste vorst verschrompelen de vruchten en verslijmt het vruchtvlees. De zaden komen dan vrij, maar kiemen niet eerder dan na veel kou te hebben geleden.
Snoeien : Vuurdoorn bloeit op hout dat ten minste twee jaar oud is. Snoeitijd: midden voorjaar. In de zomer kunnen 'verkeerd' groeiende scheuten worden weggeknipt. Vuurdoorn kan door sterk snoeien worden verjongd.
Soorten :
Pyracantha angustifolia China Pyracantha atalantoides China Pyracantha coccinea Italië Pyracantha crenatoserrata China Pyracantha crenulata Himalaya Pyracantha koidzumii Taiwan Pyracantha rogersiana China
Weetjes :
Een vuurdoorn is vooral geliefd als hij vanaf de nazomer zijn prachtig geel gekleurde bessen laat zien.
Het zijn wintergroene struiken met scherpe doorns waardoor ze geschikt zijn als ondoordringbare hagen tegen vandalisme of inbrekers. De vogels weten de doornen ook te waarderen en nestelen graag in deze met scherpe doorns beschermende struik.
De bessen van Vuurdoorn zijn weinig giftig. Na de inname van minder dan 10 bessen van deze plant volstaat het om het kind wat water te laten drinken. Na inname van grotere hoeveelheden neemt u toch best contact met uw huisarts of met het antigifcentrum. Ook na de inname van andere plantendelen (bladeren, stengels, wortels) is het beter contact op te nemen met het antigifcentrum.
Indien een kind toch symptomen krijgt na de inname van bessen die als weinig giftig vermeld staan, contacteer dan uw arts of het antigifcentrum. Misschien is er een probleem met de identificatie, of gaat het om een ander gezondheidsprobleem.
Opgelet ! Deze plant heeft scherpe doornen waar kinderen zich kunnen aan kwetsen.
De nederlandese naam heeft betrekking op twee uiterlijke kenmerken : de lange doornen aan elke scheut en de vurige kleuren van de vruchten in het najaar. In de maanden mei en juni zijn de struiken bezaaid met wolken van witte bloemen, die helaas wat scherp ruiken. De donkere, altijd groene bladeren zorgen voor kleur in de winter .
Botanische naam : Clematis armandii 'Apple Blossom' Nederlandse naam : Herkomst : Bijzonderheden : 's winters beschermen Grondsoort : alle, humeus Vochtbehoefte : normaal Licht : zon Wind : gevoelig Gebruik : tuinen en parken Hoogte : 3.00-5.00 m Vorm : klimmend Bloeikleur/vorm : roze Bloeitijd : april, mei Blad : halfwintergroen
Standplaats: Op een zonnige standplaats
Kenmerken: Het weelderig, diepgroen, leerachtig blad bestaat uit 3 opvallend generfde blaadjes. De geurende witte bloemen zijn schotelvormig en tot circa 6 cm groot. Lichtjes snoeien na de bloei. Behandelen als kuipplant.
Bloemen : Bloeit in april-mei met zuiver witte tot roomkleurige bloemen, soms tot roze verbloeiend, en tot 3-6 cm in doorsnede die heerlijk geuren naar amandelen
Planten : een beschutte standplaats, bijvoorbeeld tegen een zuidmuur.
Eigenschappen: Clematis armandii moet je 's winters beschermen. Het is een krachtig groeiende klimmer die ook s winters zijn blad behoudt en komt daarom ook in aanmerking voor de kweek als kuipplant of in pot
- plant met geurende eigenschappen
- deze plant is wintergroen (groenblijvend)
- deze plant is vorstgevoelig
- exotische aandoende plant voor gebruik in potten, bakken, terraskuipen edm.
- deze plant verlangt een kalkhoudende bodem (pH 6,5 of hoger)
Weetjes :
Clematis armandii is inheems in Yunnan, Guizhou, Gansu, West-Hubei en West-Sichuan waar hij voorkomt in struikvegetaties en op rivieroevers op 60-2400 m hoogte. Hij is genaamd naar de Franse missionaris en plantenverzamelaar Père Armand David.
De armandii groep zijn krachtig groeiende clematissen die winters hun blad kunnen behouden. Ze zijn vorstgevoelig en komen daarom bijna uitsluitend in aanmerking voor opkweek als kuipplant of in de kas. De bloemen geuren naar vanille. Lichtjes snoeien na de bloei van het voorjaar in juni.
Botanische naam : Lavatera 'Rosea' Nederlandse naam : Struikmalva Herkomst : Zuid-Europa Bijzonderheden : matig winterhard, halfheester Grondsoort : alle, zand Vochtbehoefte : droog Licht : zon Wind : weinig gevoelig, zeewind bestendig Gebruik : solitair, borders, kust/zeewind, snijbloem Hoogte : > 1.20 m Bloeikleur/vorm : roze, pluim Bloeitijd : juni, juli, augustus, september Blad : groen
Standplaats: Ze houden van een zeer licht beschaduwde standplaats (bijna volle zon), op een vruchtbare en doorlatende bodem. Gevoelig voor (te) vochtige gronden. Geen natte grond in de winter en geen felle wind.
Kenmerken: Een halfheester die elk jaar diep invriest, maar in het voorjaar weer uitloopt en sterk vertakt. Best snoeien in het voorjaar als de planten al goed aan het uitlopen zijn. Heeft een gelobd fluweel blad.
Bloemen : Bloeit van juni tot september met lichtroze bloemen die 3 tot 7 cm groot kunnen zijn. De bloemtakken zijn ook geschikt als snijbloem. De bloemen worden gesneden als 1 vierde van de bloemen hun kleur vertonen.
Gebruik : Mooi te combineren met paars en blauw, blauwe Delphinium, roze en blauwe Phlox, Lythrium,Buddleja, Acanthus, Campanula Lactiflora, Aconitum, Echinacea, Aster Deze vaste planten zijn uiterst geschikt als solitair in de border maar ook in potten op het terras doen ze het erg goed. In de border mooi te combineren met Campanula lactifola, Aconitum, Echinops bannaticus en Aster novi-belgii. Zorg voor voldoende ruimte, ze nemen veel plaats in
Eigenschappen: Alle Lavatera vaste planten zijn min of meer vorstgevoelig. Een winterbescherming is aan te bevelen. Leg een dikke mulchlaag rondom de stam.
Vermeerderen : Door zomerstek.
Soorten : Lavatera hybride 'Barnsley' wit/roze en bestaat ook in lagere vorm van 1 meter Lavatera 'Barnsley Baby' Lavatera 'Burgundy Wine': paarsrood Lavatera 'Bredon Spring': donker roze Lavatera 'White Satin': wit, Lavatera ''Candy Floss': lichtroze
Lavatera cachemiriana Herkomst: West-Himalaja, Pakistan tot Noord-India Hoogte: 2 m Bloei: 5-8 cm grote lichtroze bloemen van juli tot september.
Lavatera olbia Herkomst: Italië, Sicilië, Spanje, Portugal en Noord-Afrika Hoogte: 2 m Bloei: 3,5 tot 7 cm grote roze bloemen van mei tot september.
Lavatera thuringiaca Herkomst: Europa, Centraal-Azië, Rusland, N.W-China,Turkije. Hoogte: 1,5 m Bloei: 4,5 - 10 cm grote bloemen in wit of roze van juli tot september.
Weetjes :
Lavatera olbia' is afkomstig uit Zuid-Europa en West-Azië en matig winterhard, halfheester. Deze 'Rosea' cultivar is een oude waardevolle, rijkbloeiende vaste plant voor de border. De plant is onderaan wat houtachtig met hogerop kruidachtige stengels tot 150 cm hoog. Bladeren gelobd.
Lavatera olbia' Rosea' is een oude cultivar. Je kan beter kiezen voor de moderne 'Candy Floss'.
Ziekten en plagen: In koele, regenachtige zomers hebben de planten meer last van de roestziekte.
Botanische naam : Potentilla atrosanguinea Nederlandse naam : Ganzerik Herkomst : Himalaya Bijzonderheden : donker bloedrood, zilverig behaard Grondsoort : alle, humeus, zand Vochtbehoefte : droog, normaal Licht : half schaduw, zon Gebruik : groepen/vakken, borders, kust/zeewind, insecten, rotstuinen Hoogte : 0.20-0.40 m Bloeikleur/vorm : rood/bruin Bloeitijd : juni, juli Blad : grijsgroen
Standplaats: Zon tot halfschaduw. Zon bevordert de groei en ook de hoeveelheid bloemen. Heesterganzerik gedijt echter ook in de halfschaduw. doorlatende grond. De planten stellen weinig eisen aan de grond , maar zijn niet bestand tegen veel vocht. Gemakkelijke planten die het in elke tuingrond goed doet vooral wanneer deze kalkhoudend is.
Kenmerken: De bladeren van veel soorten zijn samengesteld uit vijf deelblaadjes. Hier duidt de Engelse naam 'cinquefoil' (= vijf blaadjes) op. Overigens hebben sommige soorten maar drie deelblaadjes, zoals de aardbeiganzerik, terwijl andere er zelfs vijftien of meer hebben.
Bloemen : Ze bloeien van juni tot de vorst.
Planten : Mooi te combineren met Sedum,Hibiscus,Lavendel,Salvia,Hebe,Cotinus Planttijd van het voor- tot het najaar. De plant royaal water geven. Maak een gat dat tweemaal zo groot is als de wortelkluit. De bodem van het gat met een spitvork goed los maken. De opgegraven aarde met een schep compost en een handvol mest vermengen. Haal de plant voorzichtig uit de contaier. Tik daarvoor tegen de zijkant en de bodem van de pot, zodat de kluit loslaat. Zoveel grond in het plantgat doen dat de bovenkant van de wortelkluit en de bovenkant van het plantgat op een lijn liggen. Vul het gat verder op met het grondmengsel. Druk de aarde met de handen stevig aan. Geef de struik direct na het planten royaal water.
Gebruikte delen: De botanische naam Potentilla is afgeleid van het Latijnse potens, wat machtig betekent, duidend op een sterke medicinale werking. Zo werd de wortelstok van tormentil (Potentilla erecta) en zilverschoon (Potentilla anserina) gebruikt bij diarree en maag- en darmpijn.
Eigenschappen: Doordat ze diep wortelen kunnen ze langer een droogteperiode overleven.
Vermeerderen : Kweek nieuwe planten door een scheut vlak bij de grond in te snijden . Deze ingraven, met een steen verzwaren tot er wortels gevormd zijn. Dan de nieuwe plant afsnijden .
Soorten : In België en Nederland komen de volgende soorten voor:
Ganzerik (Potentilla) is een plantengeslacht uit de rozenfamilie (Rosaceae) van kruidachtige planten en een aantal heesters. Het geslacht telt ongeveer vijfhonderd soorten die voornamelijk in gematigde streken van het noordelijk halfrond voorkomen. Over de precieze grenzen van het geslacht vindt nog veel onderzoek en discussie plaats. Het zeer nauw verwante geslacht aardbei (Fragaria) bijvoorbeeld zal wellicht samen met ganzerik in een groter geslacht opgaan.
Verschillende soorten zijn populaire tuinplanten, met name de heesterganzerik (Potentilla fruticosa) met veel cultivars. Deze soort wordt vaak gebruikt in groenaanplant van steden en bedrijfsterreinen, omdat hij weinig onderhoud vergt, winterhard is en voor een groot deel van de zomer bloemen draagt.
De Duitse geslachtsnaam 'Fingerkraut' verwijst naar een andere eigenschap van het blad: het is meestal handvormig samengesteld.
Snoeien en bemesten. Ingewortelde planten meoten om de twee tot drie jaar worden gesnoeid. Verwijder dan eenderde deel van de struik en snoei oudere scheuten tot de grond weg, om de vorming van nieuwe scheuten te stimuleren. Verdeel compost rond de wortelzone. Meer mest heeft de plant niet nodig.
PROBLEMEN: Spint doet zich vooral bij hitte en droogte voor. Op de bovenkant van het blad verschijnen kleine puntjes, op de onderkant zilverachtige spikkels. Dagelijks afspuiten en vochtig houden. Ernstige aangetaste scheuten verwijderen. Desnoods met een speciaal middel behandelen.
Botanische naam : Hydrangea arborescens 'Grandiflora' Nederlandse naam : Amerikaanse Hortensia Herkomst : U.S.A. Bijzonderheden : steriel, geen kalk Grondsoort : alle Vochtbehoefte : normaal Licht : schaduw, half schaduw, zon Groep : (sier)heesters Gebruik : groepen/vakken, solitair, tuinen Hoogte : 1.00-2.00 m Vorm : bol Bloeikleur/vorm : wit/créme, opvallend Bloeitijd : juli, augustus, september Blad : bladverliezend
Standplaats: Enkel in voldoende vochtige grond kunnen ze in de volle zon staan. Bij voorkeur op koele, licht tot rijk beschaduwde plaatsen. Bij teveel aan zon of een tekort aan water kunnen de bladeren verdrogen of verbranden. Zorg voor een voldoende vochtige standplaats die goed waterdoorlatend is. Hortensia's haten nattige voeten in de winter. Kenmerken: Hydrangea arborescens 'Grandiflora' is in het wild gevonden in de USA (Ohio), nabij Yellow Springs. 'Grandiflora' is tot hiertoe de meest aangeplant vorm met 12 - 18 cm brede, vlakronde, groenachtige, witte bloemen. De bloei is uitbundig te noemen. De Amerikanen noemen deze hortensia trouwens 'Hills of Snow'. Hydrangea arborescens 'Grandiflora' wenst geen kalk !!!
Bloemen : De bloeitijd is juni augustus Bloeit midden de zomer met steriel bloemen. De bloemen zijn samengesteld is uit tal van kleine bloempjes. De kleur varieert van zachtgroen tot een erg puur wit.
Planten : Knip in de vroege lente de twijgen steeds kort in (op 3-4 ogen)
Eigenschappen: Deze cultivar is bijzonder winterhard. De grond heeft voor deze cultivar geen invloed op de kleur van de bloem. De bloeiende crèmewitte bollen hebben geen fertiele bloempjes en lijken net dikke appels, die 12 tot 18 cm breed worden. De bloeiende takken moeten wel worden ondersteund en opgebonden. De takken zullen de prachtige bollen, vooral bij wat nat weer, niet kunnen dragen.
Vermeerderen : Vermeerderen uit stekken of door afleggen.
Weetjes : De 'Grandiflora' werd voor 1900 in de Verenigde Staten in het wild gevonden en wordt al heel lang aangeplant in tuinen en parken.
De Hydrangea arborescens Grandiflora' is een sterk vertakte struik, die tot 1,5 meter hoog zal worden.
De bloeiwijzen zijn bolvormig en wisselend van grootte.
Vooral als er jaarlijks wordt gesnoeid zullen de takken onvoldoende sterk zijn om de bloemen te dragen.
Het blad is eirond, gezaagd, met een korte toegespitste top, de onderkant van het blad is kaal. De bloeitijd is juni augustus. De plant is zeer winterhard.
Botanische naam : Anemone hupehensis 'Prinz Heinrich' Nederlandse naam : Herfstanemoon Herkomst : Chinese provincie Hebei Bijzonderheden : halfgevuld Grondsoort : alle, veen Vochtbehoefte : normaal Licht : schaduw, half schaduw Gebruik : groepen/vakken, borders Hoogte : 0.60-0.80 m Bloeikleur/vorm : rood/bruin, paars, pluim Bloeitijd : augustus, september Blad : groen
Standplaats: Ze prefereert een vochtige grond met goede afwatering.
groeit op alle gronden mits deze vochtig en goed waterdoorlatend is. De plant kan in lichte schaduw tot volle zon goed groeien.
Kenmerken: De herfstanemoon heeft vlezige wortels. Anemone 'Prins Heinrich' is een halfdubbele, purperrode selectie, gewonnen door Lindner in 1902. De bloemen tellen 10 tot 13 bloembladen. Lijkt op "Koningin Charlotte' maar is donkere van kleur. Prachtige selectie voor de herfstborder met bloemstengels van 70 tot 80 cm lang.
Bloemen : purperrood, halfdubbel De bloemen hebben vijf of meer bloembladen en zijn komvormig van opbouw. De hoofdbloeiperiode valt in september tot en met oktober.
Planten : De anemone kan je best in 3 groepen onderscheiden:
De voorjaarsbloeiers met een oorsprong uit de bossen of de alpen (alpineanemoon),
de zomer en herfstbloeiers,
de knolachtige mediterrane soorten.
Gebruik : Borderplant, beplanting onder loofbomen. Niet wintergroen. De Japanse soorten zijn matig winterhard.
Eigenschappen: Een herfstanemoon behoudt vaak z'n blad in een milde winter en kan tot een min of meer bodembedekkende plant uitgroeien.
Vermeerderen : Ze zijn te vermeerderen door wortelstek te nemen
Weetjes :
Anemone hupehensis, ook wel Chinese anemoon genoemd, is een kruidachtige plant.
Ze werd ergens tussen 1900 en 1910 in Europa ingevoerd in Nancy, en is afkomstig uit de Chinese provincie Hebei. De botanische naam is afgeleid van de oude naam van deze provincie, Hupeh. Een Italiaanse missionaris wist hier een winstgevende handel in te bedrijven.
De variëteit Anemone hupehensis var. japonica komt van nature voor in Japan.
De bloemen zijn wit, roze of gemengd van kleur. De plant groeit op plaatsen in de volle zon of in de halfschaduw. De bloeiperiode loopt van de late zomer tot de herfst.
In het klimaat in Midden- en West-Europa is de plant niet volledig winterhard, en moet daarom 's winters afgedekt worden.
De Chineese Anemoon is een wat moeilijkere anemoon-soort. Hij moet vochtig staan, maar houd ook niet van te natte voeten. Overhouden kan wel, mits je hem goed warm en droog houd. Deze planten bloeien net zo laat als de herfstanemoon. En door de gigantische gelijkenis worden ze dus ook wel eens herfstanemoon genoemt.
Botanische naam : Lamium maculatum Nederlandse naam : Gevlekte dovenetel Herkomst : Bijzonderheden : drachtplant, witgerand blad Grondsoort : alle, zand Vochtbehoefte : droog, normaal Licht : schaduw, half schaduw, zon Gebruik : randen, bodembedekker, insecten, bostuinen Hoogte : 0.20-0.40 m Bloeikleur/vorm : wit/créme Bloeitijd : april, mei, juni, juli Blad : wintergroen, witbont
Standplaats: zonnig halfschaduw tot schaduw De plant houdt van een enigszins vochtige grond.
Kenmerken: Goede wintergroene bodembedekkers voor kleine oppervlaktes in de halve schaduw. Deze planten verdragen geen vochtige volle schaduw, en het blad wordt groener naarmate ze donkerder staan. Ze worden 20 cm hoog en bloeien van april tot juli.
Bloemen : De plant heeft 2-3 cm grote, roze bloemen; deze zijn groter dan die van de paarse dovenetel (Lamium purpureum) De paarsrode of soms witte, roze of vleeskleurige bloemen zijn 2 tot 3½ cm groot. De onderlip is donker gevlekt en hartvormig met tandvormige zijslippen. De haarring in de gebogen kroonbuis loopt overdwars. De kelk is korter dan de kroonbuis. De helmknoppen zijn paarsbruin met oranje stuifmeel.
Eigenschappen: De wintergroene bladeren zijn gesteeld, driehoekig-eirond, met groffe tanden en hebben in het midden vaak een witte vlek.
Vermeerderen : Alle soorten breiden zich uit via wortel uitlopers, maar ook bijen zorgen voor uitzaaiingen, doordat zaad aan hun pootjes blijft hangen.
Soorten : 'Beacon Silver' donkerlila, wit blad met groen rand 'Gold Nuggets' roze, geel blad 'Red Nancy' rozerood, groen en zilver blad 'Roseum' roze, wit blad met groene rand 'Shell Pink' lichtroze, groen blad met witte streep in het midden 'Sterling Silver' purper, zilver blad 'White Nancy' wit, zilvergroen blad
Weetjes :
De gevlekte dovenetel (Lamium maculatum) is een in West-Europa algemeen voorkomende dovenetel.
De gevlekte dovenetel is een 20-80 cm hoge, vaste plant. . De cultivar gestreepte dovenetel (Lamium maculatum 'Variegatum') is verder te herkennen aan de gevlekte bladeren. De 'vlek' in de naam slaat op de zilverkleurige / grijze streep langs de hoofdnerf van het blad. Een ander kenmerk: de gevlekte onderlip van de bloem. De helmhokjes zijn bruin-paars (bij de witte dovenetel (Lamium album) zijn deze zwart). De bloeitijd is van april tot november.
De plant groeit vaak op dezelfde plaatsen als de paarse dovenetel, de witte dovenetel en brandnetels: op ruderale gronden, langs bermen, parkranden, bosranden, bij composthopen.
Dovenetel veroorzaakt geen jeuk en blaren zoals brandnetel. Toch mijden de meeste mensen dovenetel bij confrontatie. Waarschijnlijk wekt het blad associaties met de echte brandnetel. Tussen alle keurige vaste planten in wordt dovenetel afgedaan als onkruid
Botanische naam : Rosa 'Albertine' Nederlandse naam : Leiroos Herkomst : Bijzonderheden : eenmalig bloeiend Grondsoort : alle, humeus, lichte klei Vochtbehoefte : normaal Licht : zon Wind : weinig gevoelig Groep : leirozen Gebruik : tuinen Hoogte : 3.00-5.00 m Vorm : leirozen Bloeikleur/vorm : geurend, rood/bruin Bloeitijd : juni, juli Blad : bladverliezend Twijg/stam : doorns/stekels
Standplaats: Verlangt arme grond. Gevoelig voor meeldauw.
Kenmerken: Albertine is een klimmende rambler roos. Bloemen bijzonder: een koperachtige gemskleur aan de binnenkant, aan de bloemblaadjes naar koperachtig roze overgaand.
Bloemen : Grootbloemige bloemen in trossen welke een rijk aroma verspreiden. Deze populaire rambler heeft roodachtige, zalmkleurige knoppen die openen tot grote, koperachtig roze en bijna gevulde bloemen met een sterke geur. Zeer betrouwbaar. 400 cm.Klimroos, rambler (eenmaal bloeiend)
Planten : Geschikt voor de omheining, pergola, bomen of een hoge muur op het zuidwesten.
Eigenschappen: De bladeren zijn donkergroen met koperrode gloed aan takken die vol kromme stekels zitten. De struiken groeien hoekig en sterk tot 4,5 m hoog en 3 m breed.
Weetjes :
KLIMROZEN GROEP :
Klimrozen stammen af van diverse botanische rozen of van klimmende mutanten van grootbloemige-, tros-, thee-, bourbon- of chinese-rozen, ..
Alle hebben ze lange takken. In de tuin verlangen klimrozen een geschikte standplaats om te klimmen. Men plant ze tegen bogen, tuinhuisjes, pergola's, vrijstaande piramiden of zuilen of tegen muren en gevels. Langzaam groeiende rassen kunnen ook als struikrozen worden gebruikt. Klimrozen hoeft men bijna nooit te snoeien. Men moet zo lang mogelijke takken zien te krijgen, omdat hieraan de kortloten groeien. Het is aan deze kortloten waaraan de bloemen verschijnen.
Klimrozen hebben veel ruimte nodig. Afhankelijk van hun groeikracht moeten ze 1-3 m uit elkaar worden geplant. De hoofdbloei van klimrozen valt rond de periode van juli, al zijn er ook soorten die doorbloeiend zijn.
Hebe 'Autumn Glory' Botanische naam : Hebe 'Autumn Glory' Nederlandse naam : Struikveronica, Ereprijs Herkomst : Engeland Bijzonderheden : matig winterhard Grondsoort : humeus, zand Vochtbehoefte : normaal Licht : zon Groep : (sier)heesters Gebruik : heidetuinen Vorm : opgaand Bloeikleur/vorm : blauw Bloeitijd : september, oktober Blad : wintergroen
Hebe is niet zo vaak te zien in een tuin. Vroegere soorten en variëteiten waren niet zo bestand tegen vorst. Tegenwoordig zijn er, die beter de winter doorkomen. Een lichte bescherming met blad is en blijft echter wel gewenst. Hebe is vooral mooi in grote groepen. Zowel blad als bloem is mooi om te zien. De struik bloeit vooral in de kleuren wit, blauw en paars. Niet alle soorten en variëteiten worden hier behandeld.
Hebe groeit en bloeit het beste op een plaats in de volle zon. Een humusrijke, goed doorlatende grond is nodig voor een beetje geluk met deze struik. Hebe kan in de zomer door middel van stek worden vermenigvuldigd.
Hebe 'Autumn Glory' heeft dik en glanzend blad. Stengels zijn roestbruin van kleur. Bloemen in korte trossen.
verzorging Zoals de meeste bomen en heesters behoeven ze nadat ze zijn aangeplant, buiten voldoende water en 2 x per jaar wat mest, verder zeer weinig speciale verzorging.
Let wel op bij het planten of de struik een mooi wortelgestel heeft. Als het te klein is moet je bovengronds ook takken snoeien anders zal de plant niet goed kunnen aanslaan. Laag snoeien dwingt de plant om jonge grondscheuten te maken
Bedek tijdens de winterperiode (vorst) de groenblijvende bladeren met wat dennentakken.
vermeerderen In de zomer kun je hebe erg makkelijk stekken.
Spierstruiken gedijen in bijna elke tuin. Deze laagblijvende soort wordt altijd in kleine groepen, of zelfs in perken geplant. Ze gedijen echter niet in de schaduw van bomen.
Liefst een zonnige plek. Groeit in elke voedzame tuingrond.Kan ook toegepast worden in een rotstuin.Beschermen tegen zeewind.
Kenmerken:
Spiraea japonica is een tot 1,5 m hoge heester met stijf rechtopgroeiende, meestal slechts weinig vertakte twijgen. Het blad is langwerpig-eirond, spits, 2-8 cm lang en uitgesproken dubbel gezaagd. Deze soort heeft in juni en juli roze of rozerode, 6 mm grote bloemen, eindstandig in 15-20 cm brede, vlakke tuilen. Hij is inheems in Japan en wordt in vele cultivars aangeplant.
Bloemen :
Roze, rode kleine bloemen in afgeplatte tuilen.Bloeit op eenjarig hout in juni- augustus
Eigenschappen:
Een laagblijvende en langbloeiende heester.
Wordt veel toegepast in tuinen. Voor gebruik in groepen als vakbeplanting, als bodembedekker.
De stengels zijn bruin tot roodbruin, rond in doorsnede en soms behaard.
De struik komt 1,2 m tot bijna 2 m hoog en ongeveer hetzelfde in de breedte
bladeren zijn over het algemeen een ovaal vorm van ongeveer 2,5 cm tot 7,5 cm lang, hebben getande randen, en de plaatsvervangende langs de stengel.
Vermeerderen :
Vermeerdering door het nemen van houtige winterstekken of scheutstekken
Snoeien
Om verzekerd te zijn van een rijke bloei kan je de heester best in het voorjaar (maart) flink terugsnoeien. Ook na de bloei kan je terugsnoeien.
Om te beginnen snoei je de struikjes terug tot op 10 à 20 cm boven de grond. Heb je nogal wat struiken te snoeien kan je dit gaan doen met de haagschaar. Je knipt de struikjes dus min of meer in een bolvorm.
Daarna ga je met de snoeischaar het resterende deel uitdunnen: dode takken, oude takken, takken met een eigenaardige snoeivorm door vroegere snoei, takken die naar het midden van de struik gericht zijn gaan er onverbiddellijk uit.
Een jaarlijkse, drastische snoei vormt geen probleem voor Spiraea, integendeel, op deze manier dragen de planten elk jaar opnieuw rijkelijk bloemen.
Soorten :
Spiraea japonica 'Albiflora': kleine compacte heester met witte bloemen.
Spiraea japonica 'Anthony Waterer': compacte heester met dieproze
bloemen.
Spiraea japonica 'Bullata': zeer laag en dicht struikje, fel rozerode bloemen.
Spiraea japonica 'Candlelight': lage compacte struik, geel tot geelgroen
blad. Paarsroze bloemen.
Spiraea japonica 'Coccinea': tot 80 cm hoge struik, karmozijnrode bloemen.
Spiraea japonica 'Rose Superb': tot 1.5m hoge heester met donkerroze
bloemen.
Spiraea japonica 'Sapho': bijna identiek aan 'Dart's Red'.
Weetjes :
Spiraea japonica 'Genpei' kan je beginnen snoeien na de bloei, dat is vanaf oktober.
Voor een goed zicht op de takstruktuur van de plant wacht je best tot ook de bladeren van de plant gevallen zijn.
Spiraea japonica bloeit op takken die hetzelfde jaar gevormd werden.
De plant bloeit dus in de zomer op de takken die in het voorjaar gevormd zijn.
"Spiraea japonica 'is een van de vele Spirea struiken met alternatieve, eenvoudige bladeren op stugge, vrij vertakking te richten stengels.
Clusters van roze-roze bloemen zijn gevonden aan de uiteinden van de takken (bloemen zijn wit tot roze-roze voor natuurlijke populaties van nature voor in Azië).
De zaden zijn ongeveer 2,5 mm in lengte en zijn te vinden in kleine glanzende capsules (Remaley, 1998).
"Spiraea japonica 'is van nature variabel in vorm en er zijn vele variëteiten van het handelsverkeer in de tuinbouw.
Negen rassen zijn beschreven binnen de soort tot nu toe
Het is ingevoerd om de Verenigde Staten als sier-en wordt geteeld in de tuinbouw handel.
De plant werd gebruikt als de traditionele geneeskunde door de inheemse bevolking, en uittreksels uit de planten bleken te zijn bioactieve
Eenmaal gevestigd, S. japonica groeit snel en vormt dichte opstanden dat veel van de bestaande inheemse kruiden en struiken
De zaden kunnen nog vele jaren in de bodem, waardoor de controle en het herstel van de inheemse vegetatie bijzonder moeilijk
Botanische naam : Platycodon gran. 'Albus' Nederlandse naam : Ballonklokje, Prachtklokje Herkomst : Japan, China, Oost-Siberië en Korea Bijzonderheden : lange winterrust Grondsoort : alle, humeus, zand Vochtbehoefte : droog Licht : half schaduw, zon Gebruik : borders, rotstuinen Hoogte : 0.40-0.60 m Bloeikleur/vorm : wit/créme Bloeitijd : juni, juli, augustus Blad : groen
Standplaats: zon of halfschaduw vochtige, humusrijke, goed gedraineerde grond Grond niet laten uitdrogen. humusrijke, goed water doorlatende grond. De humus in de grond is belangrijk om voldoende water vast te houden
Kenmerken: Een goed vertakkende potplant die wat weg heeft van een Campanula. Behoort tot de familie Campanulaceae.
Bloemen : bloei valt in juni - augustus Je hebt ze in paars/blauw, roze en wit en blijven als plant redelijk klein (20-30 cm. hoog). Er bestaat ook nog een versie als grotere plant (50-70 cm. hoog) met iets kleinere bloemen, de Platycodon grandiflora v. Mariesi (of 'Chinees klokje').
Planten : Plant op een onderlinge afstand van dertig centimeter
Gebruik : De ideale plant voor de kust , slaagt wel moeilijk aan in het begin maar nadien groeit hij goed en vormt een mooie pol. De bloemknop lijkt op een grote gezwollen ballon vandaar zijn naam dus.
Eigenschappen: Het ballonklokje dankt zijn naam aan de opgeblazen bloemknop, voordat deze opengaat. Het is een echt sierlijke ballonvorm. De bloemen zijn vijf tot acht centimeter groot. Ze zijn alleenstaand of komen in trossen voor. De bladen staan in kransen of tegenoverstaand. De bovenste bladen staan verspreid. De bladen zijn groen, maar hebben een blauwe waas daarover.
Vermeerderen : zaaien in het voorjaar Door scheuren of delen van de plant in het najaar kan de plant worden vermeerderd
Soorten :
Platycodon gran. 'Albus': witte bloemen
Platycodon gran. 'Mariesii': blauwe bloemen
Platycodon gran.'Perlmutterschale': roze
Weetjes : Het ballonklokje is een lage vaste plant die een bossige wortelstok vormt. De opvallende, blauwe bloemen met duidelijke,donkere nerven, ontwikkelen zich uit de ballonvormige knoppen. Het zijn dan ook deze bloemknoppen en de bloemen die de sierwaarde van het ballonklokje bepalen. De bloeistengels kunnen steun nodig hebben. De wortels zo weinig mogelijk verstoren.
Geschikt voor gebruik vooraan in de border of in een rotstuin.
Wordt ook veel toegepast in potten en bloembakken in de zomer op het terras.Je vindt hem dan ook in elk tuincentrum vanaf het voorjaar.
Laat de potgrond niet uitdrogen want dit veroorzaakt gele bladeren, een te natte grond geeft echter aanleiding tot wortelrot.
Regelmatig bemesten om het blad donkergroen te houden.
Nederlandse naam : Astilbe (arendsii groep) Herkomst : Bijzonderheden : brede tros Grondsoort : alle, humeus, veen, kalkarm Vochtbehoefte : normaal, nat Licht : schaduw, half schaduw Gebruik : groepen/vakken, borders, snijbloem, waterkant Hoogte : 0.60-0.80 m Bloeikleur/vorm : rood/bruin, pluim Bloeitijd : juli, augustus Blad : groen
Standplaats: Houden absoluut van humusrijke vochtige aarde dat nooit mag uitdrogen, maar beslist geen natte voeten in de winter. De grond mag zuur zijn maar niet te zwaar, ze groeien niet goed op kalkrijke of zware kleigrond. Astilbes zijn geen waterplanten !!!
Kenmerken: De sierlijke bladeren zijn samengesteld, doorgaans dubbel 3-tallig, met eironde-langwerpige, enkel of dubbel gezaagde blaadjes, meestal groen, soms bruinrood getint (bij het uitlopen en bij roodbloeiende hybriden zelfs 's zomers).
Bloemen : Bloemen zeer klein, 4- of 5- tallig, met honderden verenigd in opvallende pluimen; de hybriden verschillenonderling in de vorm van de pluimen (kort en gedrongen of lang en slank, smal of breed, rechtopstaand of met sierlijk overhangende zijtakken), blomekleur (wit, roze, rood, purper of karmijnrood) en bloeitijdstip (vroeg: juli; middelvroeg: juli-augustus; laat: augustus-september).
Planten : Alle Astilbes verlangen een plaats in de halfschaduw, een vochthoudende en humusrijke grond, die nooit mag uitdrogen. In de winter mag er geen water rondom de plant(en) blijven staan. Astilbe is een vaste plant voor met name een koel klimaat Dankbaar voor een jaarlijkse gift oude stalmest (geen verse !), compost of bladaarde in de lente. Bij droogte moet u water geven (droge zomers kunnen zeer nefast zijn).
Gebruik : Astilbe is bijzonder mooi in grote groepen onder licht geboomte of langsheen vijvers; zeer goede overgangsplant van de vijver naar de overige beplanting. Onderdrukt tevens goed onkruid. Uitstekend te combineren met Hosta, varens, Hemerocallis, Trollius, etageprimula's, Rodgersia, Ligularia, Iris sibirica, Iris kaempferi en vochtminnende siergrassen. Ook geschikt als potplant binnenshuis.
Eigenschappen: Een waardevolle plant met mooi gevederd blad en pluimvormige bloeiwijze. Astilbe is gevoelig voor late nachtvorst. Jonge scheuten kunnen invriezen, maar de bloei wordt daardoor niet beïnvloed. Astilbe is volkomen winterhard
Vermeerderen : Astilbe kan in het voorjaar vlak voor het uitlopen worden gescheurd. Scheuren om de vijf jaar is nodig, omdat anders de bloei en groeikracht terug gaat lopen. De plant kan in kleine delen worden gescheurd. Herplant op een onderlinge afstand van gemiddeld vijfenveertig tot vijftig centimeter
Weetjes : Geef in de lente oud stalmest, compost of bladaarde daar kikkeren ze van op. Liefst van al in lichte schaduw want teveel zon verminderd de bloeitijd. Late nachtvorst kan schade toebrengen maar herstellen zich wel. Ze staan graag aan de rand van de vijver waar de luchtvochtigheid hoog is. Blijven in de winter decoratief en zijn vooral mooi in grote groep van min 7 planten.
Arensii is een kruising van davidii, japonica,astilboides en thunbergii.
De Duitser Georg Arends (1863 - 1952) kweekte talloze Arendsii-hybriden (Astilbe x arendsii).
De uitgebloeide pluimen niet wegnemen; deze vormen een zeer decoratief winterbeeld in de tuin. Als snijbloem is astilbe niet lang houdbaar, anderzijds wel geschikt voor droogboeketten.
Van deze vaste plant sterven de bovengrondse delen tijdens de herfstperiode af. Ze gaan dus kaal de winter in en behoeven normaal geen snoei. Meestal laat je de afgestorven plantendelen tot het voorjaar op zijn plaats. Ze vormen een natuurlijk winterbescherming en het is nog mooi ook (dauwdruppels, rijm). Sommigen houden toch liever aan een nette wintertuin, waar alles mooi is opgeruimd.
Botanische naam : Lysimachia punctata Nederlandse naam : Puntwederik Herkomst : Zuidoost-Europa Bijzonderheden : woekert Grondsoort : alle, humeus Vochtbehoefte : droog, normaal Licht : schaduw, half schaduw, zon Gebruik : groepen/vakken, borders, verwildering, snijbloem Hoogte : 0.60-0.80 m Bloeikleur/vorm : geel, aar Bloeitijd : juni, juli, augustus Blad : groen
Standplaats: De standplaats kan zonnig tot schaduw zijn. Lysimachia punctata zal op bijna alle gronden goed groeien. Hoewel de plant ook goed in de volle zon groeit, wordt de bladkleur intenser blauwgroen als hij in de halfschaduw staat. In het late najaar verkleurt het blad naar geelbruin.
Kenmerken: De puntwederik (Lysimachia punctata) is een overblijvende plant, die ingedeeld wordt bij de sleutelbloemfamilie (Primulaceae), zoals in de Heukels, of, zoals bij APG, tot de familie Myrsinaceae. De plant wordt gebruikt in de siertuin en is in Nederland ook verwilderd. Van nature komt de puntwederik voor in Oost- en Zuidoost-Europa.
Bloemen : Gele dikke bloemaren van juni tot augustus, wordt 70cmtot 1 meter hoog De meestal gele bloemen zijn vijfstralig puntsymmetrisch.
Planten : Plant Lysimachia op een humusrijke of kleiige grond. Hoe vochtiger de grond, des te hoger en breder wordt de plant. Toch is Lysimachia punctata in sommige situaties goed toe te passen zoals bijvoorbeeld op plekken in de schaduw waar extra kleur gewenst is. Aanbevolen aantal per vierkante meter : 7
Eigenschappen: De plant wordt 40-100 cm hoog, heeft rechtopstaande, zacht behaarde stengels en wortelstokken. De eivormige bladeren zitten in kransen van drie tot vier bladeren bijeen. Op de bladeren zitten onregelmatige, rode klierpuntjes, die als het blad tegen het licht gehouden wordt goed zijn te zien.
Vermeerderen : Voor de winter worden alle bovengrondse delen afgeknipt. Na ongeveer drie jaar kan de plant worden vermeerderd door scheuren of delen. Plant de gedeelde stukken op een afstand van ten minste één meter uit elkaar.
Soorten : Het geslacht kent ongeveer 150 soorten, die vooral in de gematigde streken van het noordelijk halfrond voorkomen. Het zwaartepunt van de verspreiding ligt in Oost-Azië.
In België en Nederland komen voor:
Penningkruid (Lysimachia nummularia)
Boswederik (Lysimachia nemorum)
Moeraswederik (Lysimachia thyrsiflora)
Grote wederik (Lysimachia vulgaris)
Puntwederik (Lysimachia punctata)+
Lysimachia clethroides
Weetjes :
Wederik (Lysimachia) is een geslacht van planten. De botanische naam Lysimachia is afgeleid van de Griekse veldheer Lysimachus. Volgens de overlevering zou hij de plant ontdekt hebben.
De 23e druk van de Heukels (2005) plaatst het geslacht in de sleutelbloemfamilie (Primulaceae). Merk op dat moderne taxonomen het geslacht vaak plaatsen in de familie Myrsinaceae, een familie die in de tropen verbreid is.
In de regel gaat het om kruidachtige, meerjarige planten, soms ook treedt er verhouting op en spreken we van struiken. De bladeren zijn gaafrandig en tegenoverstaand, soms staan ze in kransen rond de stengel.
De plant komt voor op moerasachtige plekken tussen bomen en struiken
Wilt u Lysimachia punctata in toom houden dan zult u folie rond de plantgroep moeten gebruiken.
Botanische naam : Tiarella cordifolia Nederlandse naam : Perzische muts, schuimbloem Herkomst : Noord-Amerika Bijzonderheden : Grondsoort : alle, humeus, veen, kalkarm Vochtbehoefte : normaal Licht : schaduw, half schaduw Gebruik : randen, bodembedekker, borders, verwildering Hoogte : 0.10-0.20 m Bloeikleur/vorm : wit/créme, tros Bloeitijd : april, mei Blad : groen
Standplaats: Tiarella is een waardevolle groenblijvende bodembedekker voor licht beschaduwde plaatsen. Zorg voor een voldoende humusrijke, kalkrijke en vochtige bodem. T. cordifolia is de meest aangeplante soort in onze tuinen
Kenmerken: - deze plant is wintergroen (groenblijvend) - goed bruikbaar voor bodembedekking - geschikt voor groepsbeplantingen - geschikt voor onderbeplantingen (heesters, bomen) - deze plant verlangt een kalkhoudende bodem (pH 6,5 of hoger) - deze plant vraagt of gedijt goed op vochthoudende gronden
Bloemen : roomwit Bloeiperiode : april - juli wolkjes kleine bloempjes met 5 kroonbladeren in rechtopstaande, eindstandige aren
Gebruik : bodembedekker,groep,grote groep,kleine groep,middelgrote groep
Eigenschappen: goede bodembedekker voor halfschaduw of schaduw in de zomer frisgroen blad, in de winter, roodbruin ,witte bloemen in april - juni, hoogte: 20 cm 9 planten /m² bodembedekker met zeer rijke bloei. Krachtige groeier die snel verbreedt met bovengrondse uitlopers.
Tiarella cordifolia of ook wel eens Perzische muts genoemd is afkomstig uit het oosten van Noord-Amerika. De planten breiden zich uit door ondergrondse kruipende stengels. De luchtige, witte bloeiwijzen steken in het voorjaar mooi en opvallend boven het mooie bladerdek uit. Mooie aantrekkelijke matgroene bladeren die ietwat eirond zijn met 3 tot 5 lobben. Jonge bladeren zien er fisgroen uit. In de winter kleuren oudere bladeren oranjerood aan.
De cordifolia's breiden zich uit door middel van worteluitlopers, blad verkleurd in het vroege najaar naar purperrood en verdwijnt in strenge winters.
De wherryi daarentegen maakt geen worteluitlopers, is groenblijvend in de winter maar verkleurt naar roodachtig/bronskleur.
Het zijn bosplanten en houden niet van een zonnige standplaats.
De schuimbloem lijkt wat bloeiwijze betreft op het familielid purperklokje. Bloemen staan in fragiele pluimen langs een opgerichte stengel. Afhankelijk van de soort zijn bloemstengels twintig tot dertig centimeter lang. Evenals het purperklokje is de schuimbloem een overblijvende bosplant, geschikt voor schemerige omstandigheden.
Tiarella cordifolia is een krachtig groeiende en overblijvende plant. Het is een bodembedekker gedurende de zomer.
Al voor het begin van het najaar verkleurt het blad naar purperrood. In de winter is het blad verdwenen of blijft in een oranjerode kleur achter. In de zomer is het blad lichtgroen. De bladen zijn gelobd, getand en licht behaard. In mei verschijnen de bloeistengels met witte tot roomwitte bloemen in eindstandige, pluimvormige aren.
Goede buren zijn :Bergenia, vroegbloeiende bloembollen, pulmonaria, hosta, varens, waldsteinia