OM HET ZOEKEN IN DEZE PLANTENDATABASE MAKKELIJK TE MAKEN
DRUK CTRL-F EN VUL IN HET KADERKE
HET GEWENSTE WOORD IN BV."HULST"
EN ALLE VERWANTE TEKSTEN MET HET WOORD "HULST" IN VERSCHIJNEN.
WEL BLIJVEN KLIKKEN TOT U HET GEWENSTE ARTIKEL GEVONDEN HEBT
------------------------------
HOE MEER REAKTIES ER KOMEN HOE MEER DE SITE WORD UITGEBREID
12-03-2011
Exochorda racemosa
Exochorda racemosa
Botanische naam : Exochorda racemosa Nederlandse naam : Grootbloemspiraea, Parelstruik Herkomst : China Bijzonderheden : Grondsoort : humeus, kalkrijk Vochtbehoefte : droog, normaal Licht : half schaduw, zon Wind : weinig gevoelig, gevoelig Groep : (sier)heesters Gebruik : groepen/vakken, solitair, tuinen Hoogte : 3.00-5.00 m Vorm : opgaand Bloeikleur/vorm : wit/créme Bloeitijd : mei Blad : bladverliezend
Standplaats: Zon, Halfschaduw,Normale bodem Groeit op elke normale grond, maar best niet te kalkrijk. Teveel kalk in de bodem kan aanleiding geven tot gele bladeren.Zonnig en een beschutte plaats. Zorg voor een goed doorlatende grond, wintervocht vermijden.
Kenmerken: Een opgaande struik met witte bloemen, enkel of dubbel. Ze kan 2 à 2,50m hoog worden. In de herfst verschijnen de bruinzwarte zaaddoosjes en ook het blad verkleurt dan mooi geeloranje. Haagplant, Opvallende vruchten, Opvallende bloemen, Solitairplant, In groep planten
Bloemen : witte bloemen, enkel of dubbel in april, mei, juni De bloemknoppen zijn bijna rond en doen denken aan parels, vandaar de Nederlandse naam. Rijkbloeiend. Na de bloei is het raadzaam om de uitgebloeide takken terug te snoeien tot een sterke knop en om de 3 jaar de oude takken tot de grond weg te snoeien.
Planten : Zowel als solitair als in groepen toe te passen. Kan ook gebruikt worden als achtergrondheester in de border. Bloeit ongeveer gelijktijdig met de magnolia.
Eigenschappen: Exochorda is niet vatbaar voor ziektes, maar staat het liefst wel beschut. Ze zou niet geheel wintervast zijn maar deze winter (2008-09) heeft ze toch de -20°C zonder schade overleefd.
Vermeerderen : door het nemen van zomerstek of door afleggen.
Soorten : Er bestaan verschillende cultivars maar de meest bekende is
-Exochorda macrantha 'The Bride', blijft lager namelijk 1 à 1,5m.
Weetjes :
Een verrassend voorbeeld van een echt uitbundige bloeier is de Exochorda macrantha 'The Bride'. Zoals de naam al verraadt, vormt deze struik een sluier van helderwitte bloemen, die mooi afsteken tegen het frisgroene blad.
Een lichte, strak gevormde vaas vormt een mooie tegenhanger voor deze wat los groeiende struik met breed overhangende takken. Deze combinatie past ook prima in de voorjaarstrend van dit jaar, waarin bleke pasteltinten een belangrijke rol spelen.
Ook is het belangrijk dat het overtollige water goed weg kan lopen. Planten houden niet van een te natte kluit. Zorg voor een goed afvoergat onder in de pot. Leg daarop een grote potscherf om te voorkomen dat het gaatje verstopt raakt met grond en wortels
Snoeien Uitgebloeide scheuten na de bloei terugsnoeien tot een sterke knop. Om de 3 à 4 jaar enkele van de oudere takken tot bij de basis weg te snoeien. Dit stimuleert de vorming van nieuwe scheuten.
Botanische naam : Pittosporum tobira Nederlandse naam : Herkomst : China, Japan Bijzonderheden : Vochtbehoefte : 's zomers rijkelijk Licht : half schaduw, zon Bloeikleur/vorm : wit/créme Blad : wintergroen Vermeerdering : stekken, zaaien Voedingsbehoeft : om de week Overwintering : temperatuur 4- 8 ø, temperatuur 8-12 ø, licht
Standplaats: Zonnig of halfschaduw. Goed gedraineerde, humusrijke grond. verlangt een vruchtbare, goed humusrijke grond met een beetje klei daaraan toegevoegd. In de zomer moet de grond permanent vochtig zijn
Kenmerken: Het fraaie, blad en de bloemen maken van deze plant een meer en meer toegepaste terrasplant. De plant is ook bij bloemschikkers geliefd omwille van het decoratieve, leerachtige blad. Pittosporum kan in de zomer buiten staan en is heel geschikt om op een balkon of terras te worden gehouden
Bloemen : Bloeit in het voorjaar (april-juni) met witte stervormige en geurende bloemen (de geur doet aan die van sinaasappelbloesem denken). Na de bloemen verschijnen de harde ronde vruchten.
Planten : In ons klimaat moet Pittosporum binnen op een vorstvrije plaats overwinteren
Eigenschappen: Overwinter de plant op een lichte, koele (5-10°C) plaats. wintergroen decoratief geurend terrasplant donkergroen blad witte stervormige bloemen
Vermeerderen : Door zaaien of stekken
Soorten : Er zijn meer dan tweehonderd soorten. Ze zijn allemaal groenblijvend. Pittosporum tobira 'Variegatum' heeft eivormige bladen en is onregelmatig wit gerand. Pittosporum tobira 'Wheeler's Dwarf' is kleinbladiger dan de gewone soort
Pittosporum tobira nanum maximum hoogte 1,2m breedte 1m, zelfde kenmerken als hierboven , maar wel met effen groen blad Èn de struik is héél compact.
Pittosporum tenuifolium, kleinbladige, kleine heester groeit tot 1m hoog en 0,8m breed, mooi olijkgroen blinkend blaadje, geschikt als heestertje in borders, klein haagje.
Pittosporum tenuifolium Goldstar matig winterhard, groeit slechts 15 cm per jaar. Blad is zacht groen met crÍmegele rand . max hoogte 1m breedte 0,80m
Pittosporum tenuifolium Irene Paterson : eveneens een dwergvorm met na 5 jaar een hoogte van amper +- 70 cm . Dit is een bladhoudend, luchtig heestertje met zilverbont blinkend blaadje, met roomwitte bloei in mei en juni.
Pittosporum heterofylum : bladhoudend, eerder zachtgroen, groeit ongeveer 25 cm per jaar. Bloemkleur zacht zwavelgeel in mei/ juni.
Pittosporum parvilimbum ( geurend Bloeit wit in mei juni, groeit slechts 10 cm per jaar, maar is héél zeldzaam.
Weetjes :
Algemene tips voor planten in potten: neem een aangepaste potgrond die goed voorzien is van de nodige voedingsstoffen. Er zijn in de handel ook potgronden verkrijgbaar waaraan waterabsorberende polymeren zijn toegevoegd, waardoor de planten minder vaak water moeten krijgen. zorg ervoor dat water steeds kan weglopen. De meeste soorten houden niet van natte voeten, dit kan wortelrot veroorzaken. voor een goede drainage leg je onderaan de pot een laag hydrokorrels. leg bovenop deze laag een vel antiworteldoek, vliesdoek of geperforeerd plastic zodat de grond van de korrels gescheiden blijft. Dit kan nuttig zijn bij het verpotten. vul de potten met potgrond tot enkele centimeters onder de potrand. Zo kan het gietwater goed in de grond trekken. wat water betreft hou je rekening met deze stelregel: hoe meer blad de plant heeft, hoe meer water er zal verdampen en hoe meer u zult moeten gieten. In dit verband is ook de standplaats belangrijk: op een warme plaats verbruikt de plant meer water dan op een koele plek. Een plant die op een winderige plaats staat zal ook meer water verdampen. potplanten moeten hun voedingsstoffen uit een beperkte ruimte halen. Zorg dus dat er steeds voldoende voedingsstoffen aanwezig zijn. afhankelijk van de soort kan verpotten in het voorjaar (april) nuttig zijn.
Deze struik heeft glanzend groene en of meerkleurige bladeren afhankelijk van de soort , en kan 2m. hoog worden. De bladeren worden veel gebruikt in de bloemsierkunst. Aan het einde van het voorjaar vormen zich stervormige, roomwitte, geurende bloemen. Zijn natuurlijke groeiplaats is Japan en China. Hij gedijt op een zonnige standplaats en leent zich uitstekend voor vormsnoei. Op een beschutte plaats is hij volledig winterhard.
Botanische naam : Prunus triloba Nederlandse naam : Amandelboompje Herkomst : Oost-Azi(in 't wild echter onbekend) Bijzonderheden : op stam ge?t, bloem halfgevuld Grondsoort : alle Vochtbehoefte : normaal Licht : zon Wind : weinig gevoelig Groep : (sier)heesters Gebruik : solitair, tuinen Hoogte : 0.50-1.00 m Vorm : spreidend Bloeikleur/vorm : roze Bloeitijd : april, mei Blad : bladverliezend Vrucht : rood/bruin
Standplaats: De amandelboom is ook bij ons een opvallende voorjaarsbloeier. Hij groeit het beste op een beschutte plaats in de volle zon
Bloemen : De bloemen van de amandelboom verschijnen in maart-april op de takken voor de bladontwikkeling. Snijtakken worden vaak in de bloemhandel aangeboden. Regelmatig wilde scheuten wegnemen. Na de bloei, omstreeks april-mei steeds kort insnoeien anders sterven oudere twijgen vlugger af.
Planten : Prunus triloba en Prunus tenella zijn kleine sieramandelboompjes die graag in tuinen geplant worden om hun vroege en overvloedige bloei.
Werkzame bestanddelen: In de natuurgeneeswijze wordt tegenwoordig bitteramandelwater (Oleum Amygdalarum aethericum) gebruikt bij hoest en braakneiging. Dit middel wordt ook gebruikt om gebak te aromatiseren en de smaak van geneeskrachtige sappen te verbeteren.
Het amandelboompje is afkomstig uit Oost-Azië (in 't wild echter onbekend) en altijd op een stam geënt. Prunus triloba is zéér gekend omwille van zijn vroege, dubbelroze bloempjes.
De amandelboom is inheems in Centraal-Azië en het oostelijke Middellandse-Zeegebied. Sinds meer dan 2000 jaar wordt hij in het mediterrane gebied gecultiveerd. Men vermoedt dat handelaren amandelbomen vanuit China langs de oude zijdenroute naar Europa en het Middenoosten gebracht hebben. Spaanse Franciscaner monniken brachten de amandelboom in de 17e eeuw naar Californië. De professionele amandelteelt begon in de 19e eeuw.
In alle Europese talen gaat de naam voor deze steenvrucht terug naar het Griekse woord amygdale of amygdalos. Prunus (een soortnaam) is afgeleid van proummon wat eigenlijk pruim (dt. Pflaume) betekent. Dulcis betekent zoet en heeft betrekking op de zoete pitten.
Amandelboompje (Prunus triloba): zal betrouwbaarder bloeien als er elk jaar wordt gesnoeid. Snoeien in de vroege zomer
Botanische naam : Limonium latifolium Nederlandse naam : Statice, Lamsoor,zeelavendel Herkomst : Centraal-Europa, Kaukasus Bijzonderheden : Grondsoort : alle, zand Vochtbehoefte : droog, normaal Licht : zon Wind : zeewind bestendig Gebruik : borders, kust/zeewind, snijbloem, droogbloem, insecten Hoogte : 0.40-0.60 m Bloeikleur/vorm : lila, blauw Bloeitijd : juni, juli, augustus Blad : groen
Standplaats: Ze staan graag in de volle zon op goed gedraineerde grond. Ook tegen zoute lucht is de plant goed bestand Limonium latifolium is een losgroeiende plant met lichtpaarse bloemenwolk. De hoogte van Limonium latifolium bedraagt ongeveer 40 tot 50 cm. verlangt een zonnige standplaats. De bodem dient goed waterdoorlatend te zijn.
Kenmerken: De Statice soorten zijn éénjarig, tweejarig of zijn vaste planten en behoren tot de familie der Plumbaginaceae, afkomstig uit het Middelands Zeegebied. Alle soorten zijn aangepast aan groei op droge standplaatsen. Mooie plant die in de voorgrond van de border het beste tot haar recht komt. Limonium latifolium kan ook als snijbloem gebruikt worden.
Bloemen : Deze lamsoor bloeit in de periode juli-augustus
Planten : Ze zijn ook geschikt als perkplanten, voor de border, potten, randbeplanting,rotstuin Plant ze in gewone tuingrond en op een zonnige plek.
Gebruikte delen: De bloemstengels zijn goed vertakt en is daarom als decoratieve snijbloem uitstekend geschikt in boeketten. Ook kunt u de stengels met bloemetjes goed drogen.
Eigenschappen: Vooral zeer bekend omdat ze veel verkocht worden als droogbloemen onder de naam Statice, hebben het voordeel dat ze hun kleur behouden bij het drogen. De beste pluktijd is juist voor de bloempjes open gaan.
Vermeerderen : De plant vermeerdert zich vooral vegetatief door middel van stekken. Zaaitijd buitenteelt: Statice sinuata : zaaien in de winter, uitplanten in het voorjaar. De buitenteelt van Statice sinuata is niet gemakkelijk, aangezien de bloem smetgevoelig is en dus niet bij vochtig weer geoogst kan worden. S. suwurowii wordt in april gezaaid. Zaadverbruik: S. sinuata: 350 zaden per gram. Voor 1.000 planten ongeveer 5 gram nodig. S. suwurowii: 400 zaden per gram. Voor 1.000 planten ongeveer 5 gram nodig Voor regelzaai ongeveer 100 gram zaad nodig voor 100 m2.
Soorten :
De statice sinuata vormt een bij de grond staand roset, de bloemstelen zijn gevleugeld, verlangt een lichte standplaats. De staartstatice is een éénjarig gewas met kantige bloemstengels met vertakte aren van kleine rose bloemen. Is geschikt voor de teelt onder glas en als buitenteelt. Hoogte ± 65 cm. Dit gewas is ook bijzonder geschikt om te drogen; de kleur blijft bijzonder goed, terwijl de stengels in gedroogde toestand vrij stevig blijven Kieming : 10 tot 14 dagen bij 15-18 o C. Zaaitijd kasteelt: Bij Statice sinuata wordt uitgegaan van pluggen, welke in de winter gezaaid worden. De plant heeft een hoeveelheid koude nodig voor de aanleg van de bloemknop. Ook gaat men vaak uit van materiaal, vermeerderd via weekselkweek.
Statice suworowii kan in januari-februari gezaaid worden en in maart in de kas geplant worden.
Weetjes :
Ziekten Botrytis, Bladluis en Spint kunnen voorkomen in Statice. Preventie: 1. Tijdens de teelt; ‐ Bloemen niet in aanraking laten komen met water. ‐ Stoken en luchten tijdens de bloei. ‐ Preventief bestrijden. 2. Tijdens de verwerking; ‐ Vochtige bloemen nooit in de koelcel plaatsen. ‐ Bloemen niet te strak bossen zodat het vocht door het ademen van het blad kan verdampen. ‐ Beschadigde of losse bladeren verwijderen, daar deze gemakkelijk door Botrytis worden aangetast. ‐ Emmers goed schoon houden.
Grondontsmetting (stomen) Grondontsmetting bij de teelt van limonium wordt aangeraden; het geeft meestal een groeistimulans en het perceel wordt voor een groot deel onkruidvrij. Bovendien is het nuttig omdat het aaltjes,ritnaalden, wortelduizendpoot en Rhizoctonia bestrijdt.
Grondbewerking Voor het uitplanten van de limonium moet de grond goed bewerkt worden. Meestal is een grondbewerking van 40 cm voldoende, tenzij er dieper in het profiel storende lagen voorkomen. Fouten bij de grondbewerking kunnen tijdens de teelt niet meer worden hersteld. Een gevolg van een slechte structuur van de bovengrond is dat het planten minder gemakkelijk gaat en het plantmateriaal moeilijker aanslaat. Dit alles kan leiden tot een verhoogde uitval. Vooral het vochtgehalte van de grond tijdens de grondbewerking speelt een belangrijke rol. Bij bewerking van te vochtige kleigronden kan makkelijk structuurbederf optreden. In de meest gevallen wordt de grond bewerkt met een spitfrees. Op de zwaardere gronden worden de bedden nog eens extra bewerkt met een frees.
Botanische naam : Lagurus ovatus Nederlandse naam : Hazestaartje Herkomst : Middellandse-Zeegebied Bijzonderheden : Grondsoort : alle Vochtbehoefte : normaal Licht : zon Wind : weinig gevoelig Groep : 1 jarig Gebruik : borders, droogbloem, siergrassen Hoogte : 0.10-0.30 m Bloeikleur/vorm : wit/créme Bloeitijd : juli, augustus Blad : groen
Standplaats: Op open, droge zandgrond, vooral aan de rand van ontziltende hoge schorren.
Kenmerken: Snijbloem, Droogbloem, Opvallende bladeren Een dichte pol van frisgroen opgaande bladeren. De aren zijn kort, dik en zacht zoals langgerekte pomponnetjes, wollig behaard, witachtig/groenig
Bloemen : De dichte en zacht witbehaarde bloeiwijze is ei- of bolvormig en 1 tot 4 cm lang. De aartjes met de naalden zijn 0,8 tot 1 cm lang.
Planten : Zonnige, open plaatsen op droge, matig voedselarme tot matig voedselrijke, kalkrijke, vaak brakke zandgrond. Groeiplaatsen: Duinen en aan de rand van ontziltende hoge kwelders.
Eigenschappen:
* Polvormig, eenjarig siergras. * Goed bestand tegen ziekten en plagen. * Geschikt voor droogboeketten
Vermeerderen : Zaaien de pluimpjes goed binnen drogen en de zaden komen dan mooi los
Weetjes :
Het hazenstaartje is een eenjarig siergrasje, tot 50 cm hoog groeiend en de hele zomer bloeiend met de typische, pluizige, roomwitte aartjes die een originele toevoeging zijn van boeketten, vers of gedroogd
Botanische naam : ranunculus ficaria Nederlandse naam : Speenkruid Herkomst : Bijzonderheden : Maakt okselknolletjes Grondsoort : alle Vochtbehoefte : normaal, vochtig Licht : half schaduw, zon Groep : vast Gebruik : grasland, bos en struweel Hoogte : < 0.10, 0.10-0.30 Vorm : bodembedekker Bloeikleur/vorm : geel Bloeitijd : maart, april, mei Voedingsbehoeft : voedselrijk, zeer voedselrijk Concurrentiekra : matig
Standplaats: Zonnige tot licht beschaduwde plaatsen op vochtige, matig voedselrijke tot voedselrijke grond De plant komt algemeen voor op vochtige gronden, langs natte bosranden en slootkanten.
Kenmerken: De plant wordt tot 30 cm hoog. De hartvormige bladeren zitten aan het uiteinde van een lange bladsteel. De gele bloemen hebben acht tot twaalf kroonbladeren en drie groene kelkbladeren, een afwijking ten opzichte van de overige leden van de ranonkelfamilie. Bij slecht weer blijven de bloemen gesloten, bij zon spreidt de bloem zich wijd open. De planten vormen als het ware een "tapijt", het geheel is niet hoger dan 10 cm.
Bloemen : bloeit van maart tot mei Na de bloei sterft het bovengrondse deel van de plant af, de ondergrondse knolletjes van enkele millimeters lengte blijven in leven voor het volgende jaar.
De gele bloemen zijn 2 tot 3 cm groot. Ze bestaan uit 6 tot 12 langwerpig-eironde kroonbladen en 3 of soms 4 bleekgroene, afgerond driehoekige kelkbladen.
Planten : Op beschaduwde of grazige, vochtige, voedselrijke bodem; zoutmijdend. aantal per m² : 9-15
Gebruikte delen: De bladeren van gewoon speenkruid bevatten veel vitamine C. Vroeger werd de plant dan ook gebruikt tegen scheurbuik. Ze werd ook veel verwerkt in salades. Belangrijk is dat de bladeren dan voor de bloei worden geplukt. Tijdens de bloei ontwikkelt de plant in de bladeren namelijk protoanemonine en saponine, giftige stoffen. De bladeren smaken dan bitter, en ze wordt dan ook door weidedieren gemeden.
Werkzame bestanddelen: Bij drogen wordt protoanemonine omgezet in een minder werkzame stof, anemcunine, die ook giftig is. In de Apennijnen en de Alpenlanden werd het plantesap vroeger gebruikt als pijlgif. De plant bevat ook etherische olie. De wortel bevat anemonine, tannine en triterpeensaponinen. Vroeger werd ze in- en uitwendig gebruikt bij aambeien. Inwendig gebruik is echter niet verantwoord.
Eigenschappen: Het bijzondere van speenkruid is dat het alleen van maart tot mei groeit en niet in andere jaargetijden.
Vermeerderen : Gewoon speenkruid verspreidt zich zowel door zaadvorming en verspreiding als door knollen. Deze laatste groeien niet alleen in de grond, maar ook als broedknollen in de oksels van de bladstelen. In een tuin is gewoon speenkruid een aardig plantje, maar het moet wel in de hand gehouden worden omdat het zich via de in de grond blijvende knolletjes snel verspreidt.
Het gewoon speenkruid (Ranunculus ficaria subsp. bulbilifer) is een laagblijvende voorjaarsbloeier die behoort tot de ranonkelfamilie (Ranunculaceae). De soortaanduiding ficaria komt van het Latijnse Ficus, dat vijg betekent. Oude namen voor deze plant zijn 'vijgwortel', 'oaneklootjes' en 'katteklootjes'.
De naam 'speenkruid' is volgens sommigen afgeleid van de vorm van de knollen, die op kleine speentjes lijken. Volgens anderen is de naam afgeleid van de toepassing tegen aambeien, oftewel speen.
Je moet er wel van houden want hij woekert enorm, een voordeel is dat hij alleen in de lente te zien is en dan valt het nog mee want in deze periode bloeit er nog niet zoveel in de tuin , tenzij de voorjaarsbloeiers die er wel mooi bij passen
De Nederlandse naam Speenkruid slaat op de knotsvormige verdikkingen aan de wortels van het plantje. Die vormen een voedselreserve. In het Duits heet Speenkruid Scharbockskraut, letterlijk vertaald Scheurbuikkruid. De plantjes zijn immers , in een jong stadium, rijk aan vitamine C.
Vroeger, toen vers fruit en groenten aan het eind van de winter zeldzaam waren, vormden de vroege Speenkruidplantjes een welkome bron van vitamine C. Op die manier hielpen ze om de gevreesde scheurbuik (een ziekte veroorzaakt door tekort aan vitamine C) te voorkomen. Je mag wel niet te lang wachten alvorens de plantjes te verbruiken: naarmate ze ouder worden en beginnen bloeien verhoogt de concentratie aan giftige stoffen. Soms zie je op bladeren van Speenkruid gele verdikkingen. Deze worden veroorzaakt door parasiterende roestzwammen.
Kenmerken : -Veelzijdige vaste planten voor rotstuin,perk en natuurtuin -Groeiplaats -:Zon tot halfschaduw, doorlatende grond -Hoogte -:10 tot 80 cm -Bloeitijd -:mei-sept
Vermeerderen :zaaien tot maart bij de soort, uitplanten in sept :scheuren en herplanten in het najaar :wortelstokken
Snoeien : na de bloei afsnijden voor soms een tweede bloei
VERPOTTEN: Bladplanten en bloeiende planten waarvan de potkluit volledig is doorgeworteld,kunnen nu aan het begin van de groeitijd verpot worden. --MONSTERA(gatenplant)--FICUS--STEPHANOTIS(bruidsbloem)--ORCHIDEEEN
-STAPELIA of aasbloem kan worden verpot;bij deze succulente plant komen alleen knoppen aan de jongere delen.Een mengsel van lavagruis en potgrond is ideaal. Daarna een hele week lang niet gieten.
TIPS: -Als de dagen langer worden en de temperatuur op de vensterbank stijgt,hebben de planten wat meer water en voedingsstoffen nodig. Vooral de bloeiende planten.
-De KERSTCACTUS verlangt na de bloei een rustperiode in een koele kamer zonder zon.
KALENDER MAART SIERTUIN
ZAAIEN: -In warme kas of serre: --BALSEMIEN--ZINNIA--SIERERWT--SALPIGLOSSIS--KATTESNOR-- --IPOMOEA--
PLANTEN: -Bomen en struiken kunnen bij vorstvrij weer nog uitgeplant worden. Het plantvak wordt met kompost verbeterd. -Ook vaste planten kunt u nu uitplanten en of scheuren. -Knollen van ANEMONEN worden voor het planten 24 uur in lauwwarm water gelegd.Ze lopen dan sneller uit. -TIJGERBLOEMEN,LELIES en MONTBRETIA'S worden nu geplant. -De knollen van de GLORIOSA kunnen nu in potten worden geplant.
STEKKEN: -Dahliaplanten die men opplant en op een warme plaats neerzet, maken jonge scheuten die nu gestekt kunnen worden. -Van dahliaknollen die al scheuten gevormd hebben kunnen we deze eraf trekken en als stek laten dienst doen (stektemperatuur 20 a 25'C)
SNOEIEN: -Heesters die in de zomer bloeien worden gesnoeid. -Heesters die in het voorjaar bloeien worden pas na de bloei gedund. Dit geldt bv. voor FORSYTHIA--PEPERBOOMPJE--TOVERHAZELAAR--HAZELAAR alleen als het nodig is.
-Struik- en klimrozen snoeien. -Uitgebloeide HEIDE krijgt nu ook een snoeibeurt.Daarna turf tussen de planten uitstrooien. -Is de zomerbloeiende CLEMATIS "JACKMANII"te woest geworden, dan kan de plant tot op 50 cm hoogte worden afgeknipt. -HIBISCUS verdraagt een flinke snoeibeurt.In geval van ernstige vorstschade zelfs tot bij de grond.
TIPS: -Dichtgeslagen composthopen moeten nu omgezet worden, hierdoor komt de vertering weer op gang. -Gazons mogen vanaf deze maand verlucht worden en strooit wat kompost erover Het moet wel voldoende droog en stevig zijn. -Met zacht weer groeien kruiskruid en bittere veldkers steeds door en die kunnen nu alweer bloeien.Daarom is het belangrijk dat deze eerste onkruiden gewied worden voordat ze zich uitzaaien. -Tegen het eind van de maand het winterdek van de rozen verwijderen. -Knolbegonia's in vochtige turfmolm in huis op een warme plaats voorkiemen. -Wanneer het de laatste maanden weinig geregend heeft, moeten RODODENDRON en AZALEA'5 flink gegoten worden.
KALENDER MAART MOESTUIN
ZAAIEN: -Direkt op de plaats van bestemming: -RADIJS - -RAAPSTELEN - - PEENTJES - -SPINAZIE- -KROOTJES - -PEUL VRUCHTEN - -SNIJSLA - --CAPUCIJNERS- -RAMMENAS - -BINDSLA - -KERVEL- -SNIJBIET--
PLANTEN: -Tegen het einde van de maand: --PLANTUITJES--SLA--VROEGE AARDAPPELS--DOORDRAGENDE AARDBEIEN--ANDIJVIE-- --BLOEMKOOL--KOOLRABI--SAVOOIKOOL--SPITSKOOL--TUINBONEN--ERWTEN--PEULEN
-Fruitbomen en struiken met kale wortels kunnen de komende maand worden geplant. -Tot half maart kan RABARBER worden geplant. Kan ook worden vervroegd door er een emmer over te zetten. -UITJES worden geplant op een onderlinge afstand van 30x5cm.Bedek het veld met insektengaas of vliesdoek om aantasting door uienvlieg te voorkomen. -De vroege AARDAPPELS worden vanaf half maart geplant op een onderlinge afstand van 75 x 35 cm.
VERMEERDEREN: BRAMEN en BESSEN die vorig jaar zijn afgelegd, snijdt u nu " van de moederplant los en plant u opnieuw.
OOGSTEN: Ui -VELDSLA--DE LAATSTE PREI--BOEREKOOL--SPRUITJES--SNIJBIET
TIPS: -De composthoop wordt omgezet om de verdere vertering te bevorderen. -Bij de AARDBEIEN worden dorre bladeren verwijderd en de basisbemesting voor het komende jaar gestrooid. -Het glas van de platte bak en serre wordt schoongemaakt. -De lijmbanden worden verwijderd en de stam eronder schoongeborsteld. -MEELDAUWTOPJES bij kruisbessen, zwarte bessen en appels worden zo snel mogelijk verwijderd om verdere uitbreiding van de ziekte te voorkomen.De afgesneden topjes gaan met de vuilnisman mee of worden verbrand. -Wanneer bij controle van de fruitbomen en struiken veel schadelijke RUPSEN voorkomen spuiten we met een middel op basis van bacillus thuringiensis zoals bv. "AA BIO RUPS"-"BACTOSPEINE"-of "THURICIDE". -Deze maand wordt een basisbemesting gegeven. Hiervoor komen langzaamwerkende meststoffen in anmerking, zoals bloed-en of beendermeel en mengmeststof van bv.12 + 10 + 18 .
-PERZIKBOOMPJES in de kas worden tijdens de bloei bestoven door met een heel zachte borstel langs de takken met bloemen te "aaien".
ZIEKTEN: -Bij fruitbomen en struiken in het algemeen regelmatig spuiten met een schimmeldodend middel. -Bij PRUIME-EN KERSEBOMEN attent zijn op bladluizen. -Bij ZWARTE BES en KRUISBES kunnen de jonge topjes aangetast zijn door de Amerikaanse kruisbessenmeeldauw.
Botanische naam : Smilacina racemosa Nederlandse naam : Valse salomonszegel Herkomst : Noord-Amerika Bijzonderheden : Grondsoort : alle, humeus, veen Vochtbehoefte : normaal Licht : schaduw, half schaduw Gebruik : borders, bostuinen Hoogte : 0.60-0.80 m Bloeikleur/vorm : geurend, wit/créme, pluim Bloeitijd : mei, juni Blad : groen Vrucht : paars
Standplaats: Verlangt een schaduwrijke en voedzame standplaats. Aantrekkelijke plant voor beschaduwde tot halfbeschaduwde plaatsen op vochtige, humusrijke grond.
Kenmerken: Is traag maar ijzersterk met een kruipende wortelstok. Prachtige groene bladplant bovenaan sierlijke, dicht bebladerde stelen . Mooi blad dat in het najaar warm goudgeel verkleurt. In het najaar verschijnen er koraalrode bessen. Deze langzame groeier houdt van een humeuze plaats. De enigszins gebogen bloeitrossen ontluiken in mei en zijn 15 cm lang.
Bloemen : Smilacina racemosa of valse salomonzegel,of vaste salomonszegel bloeit met crèmewitte bloempluimen in mei-juni ; 40 tot 60 cm
Eigenschappen:
--Standplaats lichtbehoefte: halfschaduw, schaduw --de plant heeft mooie herfsttinten --geschikt voor gebruik in de vasteplanten border --goed bruikbaar voor bodembedekking --geschikt voor groepsbeplantingen --geschikt voor onderbeplantingen (heesters, bomen) --deze plant vraagt of gedijt goed op vochthoudende gronden --deze plant vormt opvallende en aantrekkelijk bessen
Vermeerderen : In oktober door het scheuren van oude pollen
Hij past goed bij varens, spirea, longkruid (Pulmonaria) en andere schaduwminnende vaste planten.
De Smilacina racemosa wordt ook wel Maianthemum racemosa genoemd en behoort tot de familie Liliaceae. De Nederlandstalige naam van deze Smilacina is Valse salomonszegel. De Smilacina racemosa heeft een groen blad en een wit kleurige bloem. Deze vaste plant bloeit in mei en april en wordt ongeveer 80 cm hoog.
Botanische naam : Pernettya mucronata Nederlandse naam : Parelbes Herkomst : Zuid-Amerika Bijzonderheden : 2-huizig Grondsoort : humeus Vochtbehoefte : normaal Licht : zon Wind : gevoelig Groep : (sier)heesters Gebruik : groepen/vakken, tuinen, heidetuinen Hoogte : 0.50-1.00 m Vorm : opgaand Bloeikleur/vorm : wit/créme, roze Bloeitijd : mei, juni Blad : wintergroen, gestekeld Vrucht : wit, roze
Standplaats: Groeit het best op een kalkvrije grond die enigszins vochtig en zanderig is, voorzien van veel humus (turf). Ideaal is een plaatsje in de halfschaduw. Kan u de bodem voldoende vochtig houden dan kunnen ze ook in de volle zon. Verdagen geen kalk, daarom ze nooit gieten met het leidingwater. Gebruik onthard water of regenwater. Geef altijd kalkarme meststoffen. In de handel zijn speciale meststoffen voor heidegrondplanten (zoals rhododendron, azalea) verkrijgbaar.
Kenmerken: --Standplaats lichtbehoefte: halfschaduw --deze plant is vorstgevoelig --deze plant is wintergroen (groenblijvend) --de plant heeft mooie herfsttinten --geschikt voor gebruik in de heidetuin --deze plant vraagt of gedijt goed op vochthoudende gronden
Bloemen : De knikkende witte bloempjes met een roze gloed, staan afzonderlijk in de bladoksels op korte steeltjes. De talrijke bessen zijn 8 tot 12 mm groot. Bij de wilde soort zijn ze rood.
Planten : De planten zijn bij ons niet geheel winterhard. Plant ze daarom op een beschutte plaats en geef ze in de winter een bescherming van dennentakken die je eroverheen legt. Om zeker te zijn van voldoende kleurrijke bessen moet men naast de besdragende vrouwelijke planten, ook enkele niet-besdragende mannelijke exemplaren aanplanten.
Eigenschappen: Gaultheria mucronata of parelbes, veenmytre (synoniem Pernettya mucronata), vormt een grote hoeveelheid kleurige bessen die de gehele winter aan de struik blijven zitten. Afkomstig uit Zuid-Amerika tot aan Vuurland. De planten groeien sterk vertakt en breed uit en vormen ondergrondse uitlopers, waardoor hij sterk kan uitbreiden. Tot de heidefamilie behorend, dus schuwen ze kalkrijke gronden. De bladeren zijn stevig leerachtig. Aan de bovenzijde glanzend donkergroen, aan de onderzijde een stuk lichter.
Vermeerderen : door scheuren of stekken in november december
Soorten : Er zijn talrijke diverse tuincultivars met kleurschakeringen van wit naar roze tot rood en lila in mei-juni
--Alba´ met witte vruchten. --Bell´s Seedling´ met rode vruchten. --Crimsonia': karmozijnrood --Lilian': lilaroze --Mas´ is een mannelijke vorm. --Parelmoer': lichtroze --Rosalind': helderroze --Rosea´ met roze vruchten. --Signaal': dieprood --Sneeuwwitje': zuiverwit met roze stippen --Stag River´ - deze cultivar is hermafrodiet, dus eenhuizig, en is in alle delen kleiner: habitus, bloemen en de roze vruchten zijn van de halve grootte dan bij de soort. Toch een goede aanwinst voor ons toch al veel te kleine tuinen. --Wintertime': zuiverwit
Snoeien : Hoog opschietende planten in de winter of in het voorjaar sterk insnoeien om de vorming van nieuwe scheuten te stimuleren.
Weetjes :
Staat mooi in de rotstuin of de heidetuin. Je kan ze ook gebruiken om in de herfst je balkon mee op te fleuren. Vergeet dan niet de balkonbakken in de winter binnen te halen. De bloembakken kan u op een koele plaats overwinteren.
Pernettya mucronata is een plant met unieke presentatie eigenschappen: De plant heeft klein puntig ovaalvormig blad. De plant is vooral gekend om de bessen. De bessen van een Pernettya mucronata verkleuren van wit/groen naar helder rood, rose of wit.
Pernettya mucronata is een plant welke zich goed leent voor de aanplant van schalen en potten voor de najaar- en kerstperiode. Daarnaast is het een plant welke goed als terras- en kuipplant kan worden gebruikt
De nederlandse naam is "Pernettya", familie van de Ericaceae. De bloemkleur is wit en de bloeitijd is van ca. mei tot en met juni. De bladeren zijn glimmendgroen. De volwassen hoogte van deze kleine heester is ca. 75 cm. Verdraagt een temperatuur tot -15 gr. C. en blijft de gehele winter groen. Ook als bodembedekker te gebruiken. Rose bessen.Geschikt voor een natte plaats.
Waar een constante hoge grondwaterstand is zoals moerasachtige gebieden, langs oevers of sloten ed. Met een vochtige tot natte grond, die uit zuur, voedselarm, veen bestaat. Zonnig tot halfschaduw maar niet overmatig warm. Te combineren met vaste planten van het type bosrand- en borderplant maar niet te dicht er op.
Een dichtvertakte besheester, die slechts een enkele maal in model geknipt hoeft te worden. De plant houdt van een beschutte standplaats. De plant is tweehuizig, d.w.z. er zijn planten met vrouwelijke bloemen en exemplaren met mannelijke bloemen. Een mannelijke plant is genoeg om meerdere vrouwelijke planten te bestuiven.
Problemen : 1) Pernettyas sterven gedeeltelijk af, met insterving juist boven de grond. Op de wortels zijn oranje bolletjes te zien.
Deze planten hebben last van voetrot, veroorzaakt door de schimmel Cylindrocladium. De oranjegekleurde bolletjes zijn microsclerotia (rustlichamen) van deze schimmel.
De schimmel Cylindrocladium houdt van een vochtig, warm klimaat en overhead beregening, evenals van een overmaat aan voeding en andere stressfactoren die de plant zwakker maken.
Hoe te voorkomen? Gebruik altijd alleen schoon uitgangsmateriaal (vrij van Cylindrocladium) Verwijder en vernietig aangetaste planten Verwijder en vernietig afgevallen bladeren
Bestrijding is mogelijk met chloorthalonil (Daconil)
Botanische naam : Melilotus alba Nederlandse naam : Witte honingklaver Herkomst : Bijzonderheden : Grondsoort : alle Vochtbehoefte : droog, normaal Licht : zon Groep : vast, tweejarig Gebruik : pionier, ruigte Hoogte : 0.30-0.60, > 0.60 Vorm : enkeling Bloeikleur/vorm : wit Bloeitijd : juli, augustus, september Vermeerdering : zaaien Voedingsbehoeft : matig voedselrijk, voedselrijk Concurrentiekra : groot
Standplaats: Zonnige, open plaatsen op vochtige tot droge, matig voedselrijke, omgewerkte, vaak kalkhoudende en stenige grond
Kenmerken: Deze klaversoort kan een hoogte bereiken van ongeveer 1 meter. De bladeren zijn driedelig, gedeeld en langwerpig elliptisch. De randen van de bladeren zijn gekarteld. De gelige bloemtrossen groeien in losse bloemen boven elkaar aan de stengel. De vruchten met zaden zijn geelbruin en glad. Is een één of meerjarige plant
Bloemen : Juli t/m september IJle bloemtrossen van 4 tot 6 cm met 40 tot 80 bloemen, wit, 4 tot 5 mm, de vlag duidelijk langer dan de zwaarden, vruchtbeginsel kaal, niet gesteeld (anders dan bij Citroengele honingklaver), bloemstelen 1 tot 2 mm.
Vruchten: Peulen 3 tot 5 mm, kaal, omgekeerd eivormig, kaal, dof donkerbruin, 3 tot 6 dwarsrichels, een zeer korte snavel, gewoonlijk met 1 zaad.
Planten : Akkerranden, bermen, spoorbermen, spoorwegterreinen, industrieterreinen, bij havens, braakliggende grond, parkeerplaatsen,vluchtheuvels, tussen bestrating, plantsoenen, opgespoten zandvlakten, stortterreinen, zandige dijken, ruderale plaatsen, wanden van mergel- en leemgroeven en ruigte.
Gebruik : Melilotus alba: witte honingklaver is een uitstekende bijenplant en een grondverbeteraar.
Werkzame bestanddelen: Voornamelijk in de bloemen: etherische olie, slechts 0.01%, verder melilotine, waaruit door enzymatische splitsing coumarine ontstaat.
Eigenschappen: De olie is kalmerend en krampstillend, versterkt de vaatwanden, verdrijft en doodt motten. Homeopatisch gebruikt tegen hoofdpijn, migraine, bloedneuzen. De olie wordet gebruikt als aroma en om tabak te aromatiseren en jenevers.
Toepassingen:
*bij steenpuisten, zweren en wonden: 10 druppels honingklaver mengen met een glas gekookt afgekoeld water en hiermee deppen of afspoelen.
*ontstoken en gezwollen gewrichten: meng 5-10 druppels in een eetlepel amandelolie en wrijf hiermee de pijnlijke plaatsen in.
*bij spataderen
*honingklaverthee met honing gebruiken als hoestdrank en gorgeldrank.
*bij slapeloosheid, onrust, rusteloosheid.
Vermeerderen : Zaaien
Weetjes :
Ze komt in ons land vrij algemeen voor, langs de binnenwegen en op bouwland.
Al in gebruik bij de Egyptenaren tegen oorpijn, wormen en blauwe plekken.
Ook in magische gezangen werd de klaver vermeld om de dood te bezweren.
De Grieken en Romeinen schreven de plant een kalmerende invloed toe, vooral bij dronkenschap.
Ook was het in de oudheid de plant van de schoonheid en de welsprekendheid, de plant van Apollo en zijn Muzen.
Bij hoofdpijn zette men een krans van honingklaver op zijn hoofd om zich beter te voelen.
In de Middeleeuwen werd de klaver in toverdraken toegepast en ten tijden van Molière schreven de doktoren het voor bij de meest uiteenlopende aandoeningen, zoals kolieken, tumoren, pijn in de onderbuik, jicht, urinedetentie, enz.
Vroeger was het met honing een middel tegen hoest.
De bloemen werden in kussentjes gedaan tegen de bof.
Zalf werd gemaakt van de bloemen tegen fijt en omloop met reuzel, de zogenaamde balsem van Oordt.
In Engeland wordt de plant gebruikt in de vulling van konijn, andere vullingen en worstsoorten.
Ook vroeger gebruikt in kruidenwijnen en bij het bier brouwen.
Botanische naam : Malus 'Radiant' Nederlandse naam : Sierappel Herkomst : Bijzonderheden : rijke bloei Grondsoort : alle Vochtbehoefte : normaal Wind : ongevoelig Gebruik : parken, tuinen, solitair Hoogte : 2.50-5.00 m Vorm : bol Kroon : half open Bloeikleur/vorm : roze Bloeitijd : mei Blad : bladverliezend Vrucht : rood/bruin
Het geslacht Appel (Malus) bevat bomen die de algemeen bekende vruchten dragen, vooral op het noordelijk halfrond. Ook zijn er sierappels, die kleine appeltjes geven. De appel groeit in de gematigde streken.
De appel werd al 10.000 v.Chr. in Europa in het wild verzameld en al in het Nabije Oosten geteeld in 4000 v.Chr. Waarschijnlijk is de appel langs de oude zijderoute verspreid, omdat ook het genencentrum van de appel in de omgeving van deze route ligt. In Centraal-Azië komen meer dan 25 wilde appelsoorten voor, waarmee de gekweekte appel zich in de loop der eeuwen heeft gekruist. Geselecteerde rassen werden later in stand gehouden door de door Chinezen ontdekte techniek van enting. Ten tijde van de Oude Grieken en Romeinen tussen de achtste eeuw v.Chr. en de vijfde eeuw na Chr. was er een florerende teelt van appels. De Romeinen hebben deze rassen verder verspreid over West-Europa. Later is dit gevolgd door verschillende herintroducties vanuit het genencentrum. In de negentiende eeuw hadden vele steden in Europa en Nederland hun eigen rassen. Deze rassen waren zoet of halfzuur, verschillend gekleurd en met verschillende vormen en grootte. Enkele voorbeelden hiervan zijn Lunterse Pippeling, Brabantse Bellefleur, Groninger Kroon, Eijsdener Klumpke, Gronsvelder Klumpke enz. Vanuit Europa is de appel door kolonisten verder over de hele wereld verspreid. Met het verdwijnen van de hoogstamboomgaarden zijn veel rassen weer verloren gegaan. De verschillende pomologische verenigingen in Nederland proberen zoveel mogelijk oude rassen in stand te houden
De keuze van een sierappel is vaak niet eenvoudig. Er zijn veel aspecten waar op gelet moet worden, zoals de hoogte, de kroonvorm, de bladkleur en, niet te vergeten, de bloesem en de appeltjes. In het onderstaande overzicht zijn de belangrijkste kenmerken van de sierappelbomen op een rij gezet.
Malus 'Radiant'' is een bijzonder winterharde sierappel met een hoogte van 4 - 6 m. Jong blad is bronsrood maar kleurt later groen. De bloemknoppen zijn dieprood, geopende bloemen rozerood met gele meeldraden. Bloemdoorsnede 2 - 3 cm. De langwerpige kersrode vruchten blijven tot half oktober aan de boom. Vruchtdoorsnede 0,5 - 1,5 cm. Toepasbaar in parken, openbaar groen en tuinen. De boom stelt hoge bodemeisen qua vochtleverend vermogen en bodemvruchtbaarheid. 'Radiant' is iets gevoelig voor schurft en meeldauw.
Botanische naam : Lilium pumilum Nederlandse naam : Lelie Herkomst : Altai-gebergte in Siberié en Mongolié Bijzonderheden : Grondsoort : alle Vochtbehoefte : normaal Licht : zon Wind : gevoelig Groep : bol Gebruik : borders, kuipen/potten Hoogte : 0.30-0.60 m Bloeikleur/vorm : rood/bruin Bloeitijd : juni, juli Plantdiepte : 0.10-0.15 m
Lelies met hetzelfde bloemtype als de bekende Turkse lelies, dus met sterk teruggeslagen bloembladeren en meestal hangende bloemen
Botanische naam : Periploca graeca Nederlandse naam : Melkwingerd Herkomst : Oostelijk Middellands zeegebied Bijzonderheden : bloem 2-kleurig, sap giftig Grondsoort : alle, humeus Licht : zon Gebruik : solitair, tuinen en parken Hoogte : 5.00-10.00 m Vorm : slingerend Bloeikleur/vorm : geurend, geel, paars, onopvallend Bloeitijd : juli, augustus Blad : bladverliezend
Standplaats: Deze bijzondere klimplant stelt geen specifieke eisen aan de grond. Elke grond is goed, mits ze maar vochtig is. Verder verlangt zij een plaats is de zon of halfschaduw en is in Nederland en België voldoende winterhard.
Kenmerken: Deze klimplant heeft zeer mooie, glanzend groene, eivormige bladeren. Deze zijn tegenoverstaand en 6 tot 9 cm lang en 3 tot 4.5 cm breed met een spitse top en afgeronde bladvoet. Aan de onderzijde zijn de bladeren lichter groen dan aan de bovenzijde.
Bloemen : Bloeit van juni tot begin augustus met okselstandige- of eindstandige langgesteelde schermen. De bloemen zijn 2 tot 2.5 cm in diameter, geurend, met vlakstaande, zeer smalle kroonbladen die aan de buitenzijde geelgroen zijn. De binnenzijde (de bovenkant die je ziet) is bruinrood. De bloemen zijn tweeslachtig en vijftallig, als een ster. De meeldraden zijn onderling en met de stijl vergroeid. De helmhokjes zitten aan de stempel vastgehecht.
Na de bloei verschijnen er bruin getinte kokervruchten, deze zijn tot 12 cm lang. Ze bevatten gewoonlijk platte, eironde of langwerpige zaden met lange, zijdeachtige haren.
Planten : Je kunt haar gebruiken voor het klimmen in een paal, een rek of in een boom. Behalve een verdwaalde luis heeft deze plant geen last van ziekten of plagen.
Eigenschappen: Algemeen gemakkelijke klimmers die een pergola of schuttingen snel met hun blad kunnen bedekken. Geen vormsnoei nodig, alleen om jonge scheuten in de goede richting te leiden. Volgroeide planten begin voorjaar snoeien. Alleen snoeien om zwakke groei te verwijderen of plant binnen de perken te houden. Bijknippen met snoeischaar of heggenschaar.
Vermeerderen : In het voorjaar kan de plant gesnoeid worden. De vermeerdering geschiedt door zaad of zomerstek.
Weetjes : Deze rijkbloeiende klimplant behoort tot de zijdeplant familie (Asclepiadaceae) en is dus nauw verwant aan de zijdeplant (Asclepias), wasbloem (Hoya) en de bruidsbloem (Stephanotis). Hoewel de orchideeachtige bloemen niet opvallend groot zijn en niet zo´n sprekende kleur hebben, vallen ze toch wel in het oog. Op de koop toe geurt ze nog ook. Helaas wordt ze niet zoveel aangeboden.
Het natuurlijk verspreidingsgebied is in het oostelijk deel van het Middellandse Zee gebied en het westen van Azië.
De geslachtsnaam periploca is een Latijnse transcriptie van het Griekse periplŏkê, van peri (rondom) en plekein (draaien), dus een windende plant. De soortnaam gracaeca is niets meer dan de Latijnse naam voor Griekenland.
Botanische naam : Pseudofumaria lutea Nederlandse naam : Gele helmbloem Herkomst : Oorspronkelijk uit het zuiden v/d Alpen Bijzonderheden : ook voor muren, wettelijk beschermd Grondsoort : alle Vochtbehoefte : normaal, vochtig Licht : half schaduw, zon Groep : vast,kruiden Gebruik : pionier Hoogte : 0.10-0.30 Vorm : pol Bloeikleur/vorm : geel Bloeitijd : mei, juni, juli, augustus, september Vermeerdering : zaaien Concurrentiekra : matig
Standplaats: De plant heeft voorkeur voor een plek in de halfschaduw op licht zure, humusrijke grond.
Kenmerken: Bloemen goudgeel. Bladstelen van boven vlak, zonder duidelijk afgescheiden vleugelranden. Zaden glanzig, zeer fijn korrelig-rimpelig, met afstaand, getand aanhangsel.
Bloemen : De 15-30 cm hoge plant bloeit van mei tot september, maar bij een gunstig voorjaar kan de bloeiperiode al in april inzetten. De langwerpige bloemen zijn 3 mm breed en 15-20 mm lang. De bloemetjes zijn gegroepeerd in dichte trosjes. De kleine kelk valt aan het begin van de bloei af. Het zaad heeft een mierenbroodje, waardoor het door mieren verspreid wordt.
Planten : Groeiplaatsen: Oude muren (van gebouwen, tuinmuren, kerkhofmuren en langs beken, kasteelgrachten en kaden), in spleten van bestrating, spoorwegterreinen, rotswanden, puinhellingen, stadswallen en aan de voet van stalmuren
Eigenschappen: De gele helmbloem (Pseudofumaria lutea, synoniem: Corydalis lutea) is een vaste plant uit de papaverfamilie (Papaveraceae). Uit de bijna massieve knol ontspruiten stengels met tweevoudig tot drievoudig geveerde bladeren.
De plant wordt in België en Nederland veel in tuinen aangeplant, waar hij geregeld beteugeld moet worden om te voorkomen dat hij zich te sterk uitbreid. In Nederland is de plant in het wild beschermd.
Onder de oppervlakte heeft de helmbloem een vrijwel geheel massieve knol. In het voorjaar ontspruiten uit deze knol stengels met dubbel tot drievoudig geveerde bladeren.
Weetjes :
De Pseudofumaria lutea wordt ook wel Corydalis lutea genoemd en behoort tot de familie Papaveraceae. De Nederlandstalige naam van deze Pseudofumaria is Gele helmbloem. De Pseudofumaria lutea heeft een groen blad en een geel kleurige bloem. Deze vaste plant bloeit in mei, april, juni, juli en augustus en wordt ongeveer 30 cm hoog.
De Pseudofumaria lutea heeft vochthoudend matig voedselrijk grond nodig. De beste plek voor deze vaste plant is: licht schaduw.
Onderhoud Pseudofumaria lutea Een hele gemakkelijke plant, die zich sterk uitzaait. Het dichte gewas geeft onkruid geen kans. Houd de plant binnen de perken door jong plantjes uit te trekken. De plant kan ook worden gescheurd.
Botanische naam : Salix babylonica 'Tortuosa' Nederlandse naam : Kronkelwilg, Slangewilg Herkomst : Frankrijk Bijzonderheden : gekruld blad Grondsoort : alle, humeus Vochtbehoefte : normaal Gebruik : parken, tuinen, solitair Hoogte : 8.00-15.00 m Vorm : bol Kroon : half open Bloeikleur/vorm : onopvallend, katjes Bloeitijd : april Blad : bladverliezend, geel Twijg/stam : gedraaid
Standplaats: lichtbehoefte zon ,groeit graag op een vochtige grond, maar stellen verder weinig eisen. Zowel in volle zon als halfschaduw
Kenmerken: een kleine, maar snelgroeiende boom, met sterk gekrulde takken. Het blad is onderaan blauwgroen gekleurd. Een kronkelwilg wordt tot wel twaalf meter hoog. De uiterlijke verschijningsvorm is opgaand breed vaasvormig. De bladen zijn lijnvormig tot lancetvormig en worden vijf tot zes centimeter lang. Ook de bladen vertonen een lichte spiraalvormige draaiing. De bovenzijde van het blad is sappig groen en de onderzijde geelgroen van kleur
Bloemen : Bloemkleur: Geel, Groen Bloeimaand: April
Planten : Bij voorkeur planten in de volle zon. Door te weinig zon maken ze te slappe twijgen en bladeren.
Gebruikte delen: Wilgenhout wordt net als het hout van populieren gebruikt voor het maken van klompen en papier. De rem, de vang, bij windmolens bestaat uit blokken wilg. Eénjarige scheuten worden gebruikt voor vlechtwerk. De houtskool van de wilg wordt gebruikt in buskruit; het heeft een veel hogere verbrandingssnelheid dan bijvoorbeeld barbecue-houtskool. 'Pine charcoal' (houtskool van grenenhout) wordt in bepaalde composities voor vuurwerk gebruikt. Gemengd met de juiste stoffen wordt een effect bereikt, dat bestaat uit donkere vonken die lang blijven hangen
Werkzame bestanddelen: het is een inheemse plant, nektar- en stuifmeelproductie.
Eigenschappen: - de plant heeft mooie herfsttinten - geschikt voor een solitaire positie in een beplantingsschema - deze plant vraagt of gedijt goed op vochthoudende gronden - plant heeft opvallende takken, twijgen of schors
Vermeerderen : - door het nemen van winterstekken - takken in water Een kronkelwilg kan worden gestekt. Een jonge, korte scheut leent zich daar het beste voor. Plaats de takken in heel vochtig zand. Laat de stek daarin een halfjaar of meer staan. Daarna is het jonge struikje te verplanten
Weetjes : Wilg (Salix) is een geslacht van tweehuizige bomen en struiken uit de wilgenfamilie (Salicaceae). Wilgen zijn bladverliezende bomen met verspreide bladstand. De knop heeft één knopschub. De bloem van de wilg heeft de vorm van een katje en groeit uit de zijknoppen van een éénjarige twijg. De wilgenkatjes zitten of staan, dit in tegenstelling tot populieren die hangende katjes hebben.
De pluizige zaden worden door de wind verspreid maar zijn slechts korte tijd kiemkrachtig. De meeste soorten zijn te vermenigvuldigen door middel van stekken.
Wilgen zijn pioniersoorten met een grote lichtbehoefte. Wilgen komen in Nederland en Vlaanderen veel voor langs sloten en plassen. Wilgen houden namelijk over het algemeen van een vochtige bodem en groeien zeer snel.
Deze Salix babylonica ´Tortuosa´ wordt nog vaak als Salix matsudana ´Tortuosa´ aangeduid. Hij is de laatste jaren vooral bekend geraakt door het gebruikt als decoratieve (en versierde) paastakken. De takken zijn dan ook gemakkelijk en lang op water te houden. Menig tuinliefhebber plantte nietsvermoedend na Pasen zijn paastakken in de tuin. Verwondering alom nadien, want de krulwilg groeit stevig door, en kan tot 10 meter hoog worden. Gelukkig laat de krulwilg zich ook gemakkelijk sterk snoeien.
Kronkelwilgen houden wel van vocht. Op drogere gronden groeien ze ook, maar laten veel (geel) blad vallen tijdens droogteperiodes. Ook komen dan meer droge takken voor.
Opvallend zijn de gedraaide, vaalbruine twijgen die lijken op kurketrekkers. De lijn- tot lancetvormige bladeren zijn eveneens gedraaid en 5 tot 10 cm lang. Ze verkleuren in de herfst van helgroen naar geel. Omdat de krulwilg zo'n decoratief karakter heeft wordt hij vaak aangeplant. Ze bloeien in april maar dit stelt weinig voor.
Krulwilgen zullen na enige tijd veel droge takken bezitten die het uiterlijk ontsieren. Jaarlijks de dode twijgen wegsnoeien lijkt aangewezen. Ze groeien vrij spontaan met meerdere harttakken uit tot een meerstammige boom. Maar het mooist is toch de plant op te kweken met 1 centrale harttak.
Salix matsudana of krulwilg - ook bekend als Chinese wilg - werd genoemd naar de Japanse botanist Sadahisa Matsudo. De soort staat erom bekend zich zeer gemakkelijk te laten stekken. Het volstaat een tak van 1-3 cm in diameter tussen november en april - wanneer het blad van de boom is - in voldoende water te steken om wortelgroei te verkrijgen. Ook later heeft de boom, die zeer groot en breed uitgroeit, veel water nodig. De takken zijn populair voor het versieren van bloemstukken.
Volgens het bijgeloof zou de wilg een sterke magische lading hebben. Bij de Germanen was de boom een symbool van de dood. Heksen zouden in de kruinen van de wilgen rusten. Vroeger maakte men daarom fluitjes uit wilgenhout om heksen en duivels te verjagen.
Een gebruik bij voodoo-praktijken is een knoop leggen in een wilgentak. Daarmee zou men van op afstand iemand anders in het nauw kunnen drijven.
SNOEIEN EN VERPOTTEN: -Grote planten die te vol zijn doorgeworteld verpotten en langzaam wat meer water geven. -Snoeien: FUSCHIA'S--GERANIUMS--STRUIKMARGRIET-- -Verpotten:--KERSTCACTUS--SMITHIANTHIA--EUCOMIS--ACHIMENES--
TIPS : -Clivia heeft vermoedelijk een bloeistengel gemaakt.De plant komt dan op een lichte plek en krijgt meer water. -Een leuke klimmer is SUZANNE MET DE MOOIE OGEN die eind deze maand kan gezaaid worden.
-LATHYRUS kunnen we nu ook inzaaien waarna het begin juli bloeit.
-IPOMOEA (Pronkwinde):vanaf midden februari in potten van 10 tot 14 cm,per potje neemt men 5 tot 10 zaden die ongeveer een halve cm diep in vochtige zaaigrond gelegd worden.
-ALYSSUM : febr. -maart binnenshuis bij een temperatuur van 20 fC. De kiemtijd is ongeveer 14 dagen waarna de plantjes in potjes worden verspeend om ze in mei uit te planten.
-SALVIA :of VUURSALIE (de eenjarige) worden al vroeg in kistjes gezaaid, broesen of vochtig houden tot bij de opkomst is noodzakelijk. Als de plantjes vier echte blaadjes hebben kunnen we gaan verspenen.
PLANTEN: -Nog niet te oude maar op de verkeerde plaats staande struiken en bomen bij vorstvrij weer verplanten. -Tijdens vorstvrije periodes kunnen rozen en bladverliezende heesters worden uitgeplant. -Sierstruiken en bomen met vallend blad kunnen worden geplant. -In een vochtig turfbed vormen volgende knollen en bollen al zijscheuten; KNOLBEGONIA - -ACHDfENES- -DHALIA --GLOXINIA - -SININGIA ' S-- -KNOLBEGONIA :
SNOEIEN: -Te groot geworden en overhangende sierstruiken die in de zomer of het late voorjaar bloeien. -MEIDOORN- -KARDINAALSMUTS--DEUTZIA ' S--RANONKELSTRUIK - -GANZERIK --HYPERICUM- -LAVENDEL-- VLINDERSTRUIK - -SPIREA --
Snoeien na de bloei: --CHINEES KLOKJE--SPIRAEA ARGUTA--BLOEIENDE JASMIJN--PRlJNlJS TRILOBE-- --TOVERHAZELAAR--RIBES--TAMARISK--CLEMATIS--SERING--BRUIDSLUIER--CALLICARPA TROMPETBLOEMEN
-Van de tuinhortensia's wordt alleen de PLUIMHORTENSIA-(hydrangea panicu- lata) sterk teruggesneden. -Snoeien van besdragende en bladheesters. -Februari is de beste periode voor het snijden aan DRUIVELAARS .Als men het vroeger doet ,is er kans dat de ranken(ogen) invriezen en als men later ver- wondt, gaan de planten veel sap verliezen. -Van bladhoudende planten en naaldgewassen (koniferen) blijven we zeker nog een maand met de snoeituigen af. -Oude PELARGONIUMplanten (Geranium)worden nu tot op een hoogte van 15 tot 20 cm ingekort. Steeds afsnijden juist boven een stengelknoop. Na deze in- greep moeten de planten worden verpot. Daarbij alle aarde van de wortels schudden en vervangen door nieuwe voedzame potgrond. De bloempot zelf zo klein mogelijk kiezen. VERMEERDEREN: -Als u nu de sterke parkrozen stekt kunt u uw eigen rozen kweken.
Winterstekken kunt u best nu snijden. Nadat de snijwonden opgedroogd zijn ,de busseltjes voor 2/3 ingraven langs de noordzijde van een muur. Goed aanduwen.
-WORTELSTEK: kan in volle grond of onder glas plaats vinden.De stukjes wor- tel zijn afgesneden op 5 - 8 cm lengte. --ARABIA ELATA (hemelboom) --BUDDLEIA ALTERNIFOLIA--CHAEHAMELIS--HIBISCUS- - RHUS TYPHINA ( fluweelboom) - -FRAMBOOS -- -Chrysanten kunnen we nu stekken en aan de groei brengen op een lichte koele plaats bij 12°C,de stekken hebben een lengte van 8 cm.
-WATERSTEKKEN: stekken in water gevulde potjes of flesjes enz. --BEGONIA--FUSCHIA--IHPATIENS (vlijtig liesje)--
GAZON: -Het is nu de tijd om een grondmonster te nemen en te laten onderzoeken. -U kunt nog altijd wat kalk strooien. -Als de grond bevroren is het gazon zo weinig mogelijk betreden.
TIPS: -Uiterlijk aan het eind van deze maand de nestkastjes schoonmaken en repareren.De minimale ophanghoogte vanaf de grond is 2 meter. Zorg voor voldoende onderlinge afstand. -Bij sneeuwval de coniferen voorzichtig door schudden om ze van de sneeuw- last te bevrijden. -In deze maand kunt u al zomerbollen voor de tuin aanschaffen en op een wanne plaats voortrekken. -Tegen schimmelziekten de grond nu al met gier van heennoes of boerenwonn- kruid besproeien. -Bij mooi weer kan in de bloemperken alvast wat mest ingewerkt worden. -In de fruittuin kunnen we bij een zonnige vorstvrije dag gebruik maken om een 6% oplossing van vruchtboomcarbolium te spuiten. Zorg ervoor dat alle delen goed geraakt worden, ook de twijguiteinden.Alleen de perzikbomen ver- dragen deze behandeling niet.
-FRUITBOMEN-EN STRUIKEN 1/ Snoeien 2/ In de eerste helft van de maand besproeien met Carbozil of een ander carbolineum voor fruitbomen (deze behandeling doodt bladluize- eitjes,parasieten,wieren en korstmossen) 3/ Rondom en tussen de bomen of struiken een dikke laag compost leggen. -BORDERS:Strooi wat kunstmest tussen de planten en spit het voorzichtig zo een 10 cm diep in de grond.
-Wil u voorkomen dat MUNT straks alles overwoekert dan moet u nu de onder- gronds wortelende uitlopers zo veel mogelijk opgraven en wegsnoeien.
ZIEKTEN EN PLAGEN: -GROENE SPARRELUIS:Zijn bladluizen die de naalden uitzuigen zodat deze dan geel worden en afvallen. Aangeraden Pirimor of Plantschoon.Zie maart.,.'",,-
WEERSPREUK: -Geeft februari klaverblad, Pasen dekt met sneeuw het pad
PLANTEN: -In bak of serre:--KROPSLA--BLOEMKOOL-- -In volle grond :--SJALOT--LOOK--PLANTAJUINTJES--
VERMEERDEREN: -Stekken van bessestruiken:Van het lichtgekleurde eenjarige snoeihout van bessen zijn goede stekken te maken.Stukjes tak van 20 cm worden op een be- schutte plaats voor ongeveer de helft in de grond gestoken.In het najaar zijn de takjes beworteld en kunnen ze uitgeplant worden. -Tegen het eind van de maand woorden bij de zwarte bessen en de kruisbessen de topjes van de takken verwijderd als preventieve maatregel tegen de Amerikaanse kruisbessenmeeldauw.
SNOEIEN: -Op vorstvrije dagen kunnen nog altijd vrijwel alle fruitsoorten worden gesnoeid.Alleen steenvruchten zoals bv.KERS--PERZIK--PRUIM-kunnen beter in de zomer onmiddellijk na de oogst worden gesnoeid. -Niet langer wachten met het snoeien van druiven en kiwi 's,de kans dat de snoeiwonden gaan bloeden wordt steeds groter.
TIPS : -De lijmbanden kunnen worden verwijderd en verbrand. -Stammen van bomen beschermen door ze in te smeren met witte boompap. -Vroege aardappels worden voorgekiemd op een koele plaats waar volop licht is bij een temperatuur van ca.10'C. -Perzikbomen die buiten staan worden met zwavel behandeld tegen de krulziekte zodra de knoppen beginnen te schuiven.
Botanische naam : Rhipsalidopsis rosea Nederlandse naam : paascactus Bloeitijd : april Bloemkleur : rozerood Hoogte min-max : 0.5-0.5 Bladeren : kantige twijgen
Standplaats: De bloeitijd is door temperatuur en daglengte te regelen. Belangrijk is de rustperiode: wordt deze niet gegeven dan komen er helemaal geen bloemen. Zet ze op de vensterbank, maar niet te zonnig en 's zomers op het balkon. In de zomer royaal gieten en tot augustus af en toe spaarzaam bemest worden. Na de bloei kan de plant verpot worden en daarna wordt hij vaak op een beschutte, beschaduwde plek in de tuin gezet. In de herfst de planten binnenhalen vóór de eerste vorst naar een koele overwinteringsplaats.
Kenmerken: Rhipsalidopsis rosea groeit meer rechtop met leden van 2 tot 5 cm lang.
Bloemen : Bloemen rozerood, geurend. In tegenstelling tot de kerstcactus bloeit deze paascactus in het voorjaar. Hij bloeit in de lente gedurende 2 tot 3 weken. Als de bloemknoppen verschijnen de plant niet meer draaien om knopval te vermijden. Geef weer meer water als de bloemen verschijnen
Planten : Rhipsalidopsis verlangen een zwakzurig substraat (pH 5). Kalk dient men beslist te vermijden! De grond moet steeds vochtig blijven. De lucht mag nooit te droog zijn, anders vallen de leden snel af.
Eigenschappen: In de winter moeten ze licht en koel staan bij 10-15°C. Een temperatuurschok kunnen ze niet verdragen. Het beste voelen ze zich als ze een vaste standplaats hebben, waarbij ze niet worden gedraaid. Bij 17-20°C moet de daglengte beslist onder de 12 uur liggen. Spaarzaam gieten net zoveel dat de plantenleden niet schrompelen.
Vermeerderen : Wordt ook meestal geënt omdat de plant dan beter groeit. Kan het eenvoudigst door afleggen. Kan ook door stekken in mei topjes van de stengel af te snijden. Vervolgens een dag laten drogen en stekken bij 20-25°C. Rhipsalidópsis gaértneri kan ook worden gezaaid. Als de plant goed aan het groeien is, is het moment gekomen om stekjes te nemen. Neem geen oude leden want die bewortelen niet goed! De stekjes moeten volledig gaaf zijn om te kunnen bewortelen. Kerstcactus en Paascactus worden op dezelfde manier vermeerderd. In een flesje water of vochtige grond bewortelen de stekjes na enkele dagen
Ziekten en plagen Knopval ontstaat door het draaien van de pot. In de tuin kunnen slakken de planten belagen. Spint en wolluis komen een enkele keer voor
Weetjes :
Na de bloei mag de paascactus verpot worden in gewone potgrond. Blijven water geven tot oktober. Dan minderen met water geven. De bloei, die mag verwacht worden in de lente, volgt na een droogteprikkel.
De paascactus doet zo op het eerste gezicht veel aan een lidcactus denken, maar de bloempjes zijn helder rood en deze soort bloeit meer in het voorjaar. Er bestaat grote verwarring omtrent de juiste benaming, soms komt ze ook voor als Epiphyllopsis gaertneri. Ze groeit hoog in de bomen en is dus een soort die de gewone cactusgrond niet kan verdragen. U zult gewone bloemistengrond moeten gebruiken en daardoorheen een beetje turfmolm doen.
De plant wordt ook dikwijls geënt, wat u op de onderstam van de Pereskia of de echte bladcactus kunt doen.
De plant dient u in het najaar en in de winter aan de groei te houden, pas half februari mag ze een beetje rust hebben. dan minder water geven en niet meer bemesten.
Zodra de rode bloemknopjes tevoorschijn komen, zult u meer water mogen geven en is ook dagelijks besproeien heel nuttig. De plant, als ze eenmaal bloemknoppen heeft, zo min mogelijk verplaatsen en ook niet draaien ten opzichte van het zonlicht en tegen de felle zon beschermen.
Ze zou 's zomers ook met pot en al op een licht schaduwplekje in de tuin kunnen worden ingegraven.
Tegen begin oktober moet ze weer naar binnen, in een matig verwarmde kamer.
Als ze verpot moet worden, kan dat best direct na de bloei.