OM HET ZOEKEN IN DEZE PLANTENDATABASE MAKKELIJK TE MAKEN
DRUK CTRL-F EN VUL IN HET KADERKE
HET GEWENSTE WOORD IN BV."HULST"
EN ALLE VERWANTE TEKSTEN MET HET WOORD "HULST" IN VERSCHIJNEN.
WEL BLIJVEN KLIKKEN TOT U HET GEWENSTE ARTIKEL GEVONDEN HEBT
------------------------------
HOE MEER REAKTIES ER KOMEN HOE MEER DE SITE WORD UITGEBREID
Een plaatsje in de vol zon is aan te raden, maar ze doen het ook nog goed in de halfschaduw. Vraagt een ruime standplaats daar de stuiken veel ondergrondse uitlopers vormen
Kenmerken:
De rimpelroos (Rosa rugosa) is een roos die van oorsprong afkomstig is uit Noordoost-China, Japan, Korea en Zuidoost-Siberië, waar de soort langs de kusten groeit, veelal in de duinen. Ook in België en Nederland komt deze roos in de duinen voor. Ook elders komt hij verwilderd door aanplant voor.
Rosa rugosa is te herkennen aan de zeer stekelige stengels en de diepliggende nerven in het blad en wel zodanig dat het blad gerimpeld lijkt (rugosa betekent 'gerimpeld'). De hoogte van Rosa rugosa bedraagt circa 2.0 meter. De roze bloemen verschijnen medio mei en ruiken aangenaam. Na de bloei, maar vaak ook tijdens de bloei, verschijnen de helderrode bottels. De roos wordt in Nederland vooral gebruikt als vakbeplanting in bijvoorbeeld gemeentelijke plantstroken. De roos kan goed tegen zeewind en wordt om deze reden ook vaak aan kust gebruikt.
Bloemen :
Ideaal voor een heg, het zijn dichte, doornige struiken met geurende enkele of dubbele bloemen die de ganse zomer bloeien tot eind augustus en nadien krijg je de glanzende rode bottels die eerder op kleine appeltjes lijken .
Planten :
Botanische rozen worden gebruikt in parken en tuinen, vooral in windkeringen of voor versteviging van taluds en steile wanden. Het zijn uitstekende uitwijkplaatsen voor vogels, die er in de herfst een rijke voedingsbron (rozenbottels) aantreffen.
Ideaal voor aan de kust of taludbeplanting, ze verdragen veel wind
Gebruikte delen:
De zoet ruikende bloemen worden in Japan en China als potpourri gebruikt. De roos wordt in deze landen al duizenden jaren gekweekt.
De rozenbottel is de vlezige vrucht van een roos. Botanisch gezien is de bottel niet alleen opgebouwd uit het endocarp, het exocarp en het mesocarp, maar vormt de opgezwollen bloembodem, net zoals bij de appel, het vruchtvlees.
Afhankelijk van de soort en variëteit van de roos kan de kleur rood, oranje, purper of zwart zijn. De vorm varieert van rond of langwerpig tot flesvormig. Een rozenbottel bevat veel geelwitte, harde zaden.
Werkzame bestanddelen:
Van rozenbottels wordt onder andere jam bereid. Deze is rijk aan vitamine C en is onder meer afkomstig van de vrucht van de hondsroos (Rosa canina). Verder bevat een rozenbottel ook vitamine A, B1 en B2.
Eigenschappen:
Bottelroos is al lange tijd in zwang vanwege de heerlijke en gezonde jam of siroop, die ervan kan worden gemaakt.
Wat ook goed meegenomen is, ze hebben geen verzorging nodig
De rimpelroos wordt wereldwijd als sierplant gebruikt.
Vermeerderen :
Uit zaad of door het nemen van worteluitlopers
Soorten :
Rosa rugosa is een botanische roos. De meer dan honderdvijftig bekende soorten rozen bevolken al meer dan vijfendertig miljoen jaar de aardkorst. Al meer dan zevenentwintighonderd jaar zijn rozen in cultuur. Aanvankelijk voornamelijk als aanvulling op het menu, later meer voor de sier.
Variëteiten
Rosa rugosa 'Alba', bloeit wit, kroonbladen hebben een roze blos.
Rosa rugosa 'Blanc Double de Coubert', dubbele witte bloemen. Weinig bottels.
Rosa rugosa 'Dagmar Hastrup', met helderroze bloemen en dieproze bottels.
Rosa rugosa 'Roseraie de l'Hay', met karmijnroze bloemen, geurt geweldig. Oranjerode bottels.
Onderhoud
Een bottelroos heeft weinig onderhoud nodig.
Snoei in het najaar oude en zwak gegroeide scheuten weg. Eventueel lange uitschieters innemen. Soms komt zwarte luis in de struik voor. Dit is te bestrijden met Spruzit van ECOstyle of Decis van Bayer. Wees er tijdig bij.
Wie te lang wacht, zal zien dat struik en vruchten anders overdekt raken met eerst een kleverige stof (honingdauw), later gevolgd door een zwarte, roetachtige stof.
De rimpelroos laat zich vrij gemakkelijk met andere rozen kruisen. Kwekers waarderen deze soort vanwege haar goede weerstand tegen schimmels als sterroetsdauw.
Wilt u de planten in een groep toepassen dan kunt u als plantdichtheid circa 3 planten per m2 als richtlijn gebruiken.
Snoei- en onderhoudsadvies:
Rosa rugosa wordt, in openbare beplantingen, vaak machinaal gemaaid. De roos kan het beste in de periode februari-medio april gesnoeid worden. Ieder jaar de oude takken wegnemen is de beste garantie op een herhaalde bloei op het 1-jarige en nieuwe hout.
Voor dieren is de rozenbottel een goede vrucht om de winter mee door te komen. Zo zijn in de Maasheggen, rozenbottels het voornaamste voedsel voor vogels, zoals de koperwiek en de kramsvogel in de maanden december, januari en februari.
Rozenbottelsiroop
Je eigen bottelstebeste rozenbottelsiroop of -jam maken heeft niets dan voordelen.
Was de bottels en hak ze in een sterke mixer die dit zware werk aankan. Je kan de bottels ook stuksnijden, maar dat is niet van de poes. Vooral de kleine bottels zijn soms hard. De pitjes mogen bij het vruchtvlees blijven.
Overgiet alles met water tot de bottels vijf centimeter onder zitten.
Laat even tot aan het kookpunt komen.
Laat de bottels een nachtje staan.
Doe alles door een neteldoek.
Neem 1 liter vocht en doe er 0,5 kg suiker bij.
Laat alles nog even opkoken en giet je gespoelde glazen bokaaltjes dan boordevol met dit vocht. Een geut van deze siroop is reuze lekker bij een glas droge witte wijn.
Rozenbotteljam
Je kan ook gelei maken van het rozenbottelvocht. Doe daarvoor 1/ kg speciale geleisuiker bij een liter rozenbottel aftreksel (zie hierboven). Volg de instructies op de verpakking.
Je kan gedroogde rozenbottels in een natuurwinkel of apotheek kopen. Maar neem dan liefst bottels met pitten. Die zijn goedkoper en je jam wordt vlugger dik. Hoewel, je jam blijft aan de platte kant. Je kan er je lepel niet in rechtzetten. Maar dat hoeft ook niet. Deze jam is heerlijk in yoghurt, op ijs, pudding, in fruitsla, glühwein, vinaigrettes....
Een plaats in de volle zon geeft de beste resultaten.
De grondsoort doet weinig terzake.
Droogte wordt heel goed verdragen.
Kenmerken:
Inula's zijn dankbare probleemloze vaste planten.
Ze behoren tot de familie der Asteraceae.
Deze vaste plant bezit talloze grondstandige bladeren die wel 100 cm lang kunnen worden. Ze zijn gesteeld, breed elliptisch van vorm en onbehaard.
De kleur is donkergroen.
De bloemstengels kunnen 100 tot 150 cm hoog worden.
De bloemen zijn groot, wel tot 12 cm in doorsnede.
De kleur van het hart, bestaande uit bulsbloempjes is oranje, de smalle lintbloempjes zijn geel.
Bloemen :
Hun bloemen zijn steeds (oranje) geel van kleur.
De bloeitijd is juli-augustus
Planten :
De planten staan erom bekend dat ze heel lang op dezelfde plaats kunnen blijven staan en nauwelijks enige zorg nodig hebben.
Op winderige plaatsen zal enige steun onontbeerlijk zijn.
Eigenschappen:
Slijmoplossend, krampwerend, antiseptisch.
Gebruik Inwendig
Alant is voortreffelijk bij een droge hoest, chronische bronchitis, kroep en kinkhoest.
Het is ook goed bij neusverkoudheid.
Bij geringe eetlust, slechte spijsvertering, winderigheid, steken in de zij door indigestie, ziekte of ouderdom, algemene verzwakking, lusteloosheid.
Als spoelmiddel bij losse tanden en ontstoken tandvlees.
Gebruik Uitwendig
Plaatselijk bij korsten en puistjes.
Vermeerderen :
De alant kan door zaaien worden vermeerderd.
Scheuren behoort ook tot de mogelijkheden.
Soorten :
Het donderkruid (Inula conyzae) heeft bovenaan stengelbladen die hartvormig stengelomvattend zijn. De bloemhoofdjes zijn circa 1 cm breed en staan alleen of in kleine groepjes.
De Griekse alant (Inula helenium) heeft heeft meer dan 4 mm brede omwindselbladen.
De Engelse alant (Inula britannica) heeft niet glanzende, niet stijve stengelbladen, waarvan de onderste bij de voet steelachtig versmald zijn. De stengel is vaak maar niet altijd wollig behaard.
De wilgalant (Inula salicina) heeft stengelbladeren die wel stijf en glanzend zijn. De stengel is grotendeels kaal.
Inula crithmoides is een tot 1 m hoge overblijvende plant die in Europa en Azië voorkomt langs zoute moerassen en zeekliffen. De plant heeft smalle vlezige bladeren. De grote bloemhoofdjes hebben 6 schijnkroonbladen. De bloemen zijn hermafrodiet. Er kan zelfbevruchting optreden, maar bestuiving door bijen, kevers en vliegen is ook mogelijk. Jonge bladen kunnen gekookt en gegeten worden.
Geschikte buurplanten
Met name blauwbloeiende planten zoals Salvia nemorosa (Salie),
Veronica virginica (ereprijs),
Aconitum henryi 'Spark' (Monnikskap) zijn goede partners.
Weetjes :
Deze hoge plant heeft enorme bladeren en gele bloemen die lijken op dubbele, wat slordige zonnebloemen. Het helpt bij het herstel van ziekten en heeft een opwekkende werking.
Folklore
Alant wordt al heel lang toegepast. De Grieken en Romeinen kenden het al.
In 77 schreef Plinius dat Julia Augustus 'geen dag voorbij liet gaan zonder wat alantwortel te eten, ter bevordering van de spijsvertering en het humeur'.
Agelsaksische auteurs sloegen de plant hoog aan, vooral als middel tegen ziekten die veroorzaakt waren door boosaardige elfen.
De gesuikerde wortel werd op markten verkocht als snoep en middel tegen borstklachten. Op reis kauwde men erop tegen infecties.
In Rusland drinkt men wodka met alant tegen hoesten in de winter. In China gebruikt men om dezelfde reden alantbloemen (lnula japonica).
De standplaats van de plant is in de warme schaduw omdat bij felle zonneschijn de vooral jonge bladeren verbranden.
Kenmerken:
Lapageria heeft de naam een niet gemakkelijk te houden klimstruik te zijn. Toch blijkt dat mee te vallen. Als de grond uit bladhoudende grond bestaat en permanent vochtig wordt gehouden, groeit en bloeit de struik uitstekend.
De bloembladen hebben een wasachtig laagje over zich
De enige eis is dat de grond beslist niet droog mag worden.
Bloemen :
De bloemen blijven vrij lang aan de plant zitten
augustus - september
Planten :
De plant heeft matig water nodig en slechts om de maand mest wanneer U de plant in goede grond hebt staan. De plant wordt in een mengsel van goede kuipplantengrond, zure grond en bosgrond opgepot.
Eigenschappen:
Helaas is de struik niet winterhard en moet daarom binnen overwinteren. Aan de overwinteringstemperatuur wordt geen onmogelijke eis gesteld: minimaal 10° C., zodat de struik bij iedereen de winter kan doorkomen. De struik is een slingerende klimplant.
Vermeerderen :
planten vermeerderde via zaad en afleggen. Het afleggen doen als volgt: Een half verharde stengel word voor de helft ingesneden en met stekpoeder behandeld. Deze aflegger word met een dik stuk draad onder de grond bij de moederplant gehouden.
Snoeien :
kan na de bloei worden gesnoeid. Alleen fatsoeneren is dan aan de orde. Bij een dichte klimstruik worden drie tot vijf opgaande stengels aangehouden; de rest kan worden weggesnoeid. Wanneer er maar één stengel is, dan deze met de helft van de lengte inkorten om zijscheuten te laten ontwikkelen. Zwakke scheuten altijd als eerste verwijderen. Sterke snoei is de ondergang van deze klimstruik.
Weetjes :
Eén van de botanici van keizerin Joséphine (1763 - 1814), vrouw van keizer Napoleon, bracht de struik uit Chili voor haar mee. De keizerin was een groot liefhebster van exotische planten.
De struik had nog geen naam en gaf zij er haar eigen meisjesnaam aan:
Tascher de la Pagerie. In het Latijn werd de struik Lapageria gedoopt.
Zonnig en in elke normale tuingrond die voldoende vochtig is maar goed doorlatend.
Natuurlijke habitat: rivieroevers, natte weiden, onder vochtig kreupelhout.
Kenmerken:
De scharnierbloem heet in het Engels "obedient plant" (= gehoorzame plant).
De steeltjes van de bloemetjes van deze plant zijn namelijk te verbuigen en blijven dan in de nieuwestand staan!
De scharnierbloem is een winterharde vaste plant.
Bloemen :
Lange schijnaren, rozeGoede snijbloem.
De bloemsteeltjes zijn buigbaar waardoor ze in een andere stand kunnen worden gedraaid
(vandaar ook de Nederlandse naam: scharnierbloem).
Gebruikte delen:
De scharnierplant is inheems in Amerika en komt in ons land het meest tot zijn recht in grote groepen. Uitgebloeide bloemen regelmatig verwijderen om een langere bloei te bevorderen
Eigenschappen:
De bloem kan om z'n as worden rondgedraaid en veert daarna heel langzaam weer terug in de uitgangsstand. Duw je de bloem zijdelings, dan blijft die zo staan en komt niet meer terug in de oorspronkelijke stand. Vandaar de naam scharnierplant.
Vermeerderen :
Physostegia virginiana heeft geen bijzondere zorg nodig.
De scharnierplant kan in de voorzomer worden gestekt.
Aan het einde van de herfst worden de uitgebloeide stengels afgeknipt.
Vermeerderen door scheuren,na drie jaar de plant scheuren en opnieuw uitplanten
Wel even opletten dat de planten door hun wortelstokken niet teveel gaan woekeren.
geeft de voorkeur aan vochtige, zure bodem met organisch materiaal ,volle zon of gedeeltelijke schaduw .
Clethra´s houden van een voldoende vochtige grond op een licht beschaduwde plek met voldoende licht. Kies een licht beschutte plek. Houden van zure grond, dus niet kalken!
Kenmerken:
Het is een breed opgaande struik die zelden hoger wordt dan 2 m. De twijgen zijn eerst grijsviltig behaard, later geheel kaal. De omgekeerd eivormige tot elliptische bladeren zijn kort gesteeld en donkergroen.
Bloemen :
Verschijnen overvloedig in witte langwerpige trossen van ongeveer 6 tot 10 centimeter aan de struiken. Sommige cultivars en soorten hebben in de knop een roze zweem, maar bloeien later naar wituit. Restanten van de bloei blijven vaak de hele winter aan de struik. De geur die de bloemen verspreiden is heerlijk. Het is dan ook niet verwonderlijk, dat ook vlinders en andere insecten deze heester in de tuin zeer weten te waarderen.
Ze bloeit van juli tot en met september met geurende eindstandige, crèmewitte, opstaande trossen van 5 tot 15 cm lang. De geur doet denken aan Lelietjes-van-dalen. In de herfst verkleuren de bladeren geel en bruin en vallen de uitgebloeide bloemtrossen extra op.
Planten :
Sweet Pepperbush wordt meestal gebruikt als een struik voor natuurlijke tuinen, of wordt geplaatst naast een beek of vijver om erosie vertraging. Verschillende cultivars zijn geselecteerd voor tuin gebruik, waaronder 'die Ruby Spice' met sterk roze gekleurde bloemen, en 'September Beauty' bloemen in september.
Eigenschappen:
Het is een bladverliezende struik tot 2-4 m hoog. De bladeren zijn omgekeerd eivormig tot langwerpig, 4-10 cm lang en 2-4 cm breed, met een getande marge, ze zijn groen-geel gouden tijdens de herfst. De bloemen zijn wit of zeer licht roze, 5-10 mm diameter, en hebben een zoete, ietwat walgelijk geur, ze zijn geproduceerd in trossen tot 15 cm lang en 2 cm breed van juli tot september.
Vermeerderen :
Door zaaien, stekken of afleggen
Clethra alnifolia (Sweet Pepperbush, Anne Bidwell of Summersweet) is een plant uit het geslacht Clethra en komt van nature voor in oostelijk Noord-Amerika uit het zuiden van Nova Scotia en Maine zuiden naar het noorden van Florida en het westen naar het oosten van Texas.
Soorten :
Clethra alnifolia is bij ons de meest voorkomende soort.
Weetjes :
De zaden lijken wel op gedroogde zwarte peperkorrels. De Amerikanen noemen deze struik dan ook wel Sweet Pepperbush of Summer Sweet vanwege de geurende bloemen.
Het natuurlijk verspreidingsgebied loopt van Zuid-Maine en verder zuidelijk tot Florida langs de kust en tot het oosten van Texas in het binnenland, in moerassen en vochtige bossen.
De winterhardheid in Nederland en België is zeer goed en een extra pluspunt is dat de plant zout tolerant is en dus goed bestand tegen zeewind.
In de naam zien we een dubbele verwijzing naar de els: alnifolia betekent met het blad van een els.
Nederlandse naam : Japans bloedgras Familie : grasachtigen (Poaceae) Bloeimaand : juli, augustus Bladkleur : groen, rood Hoogte : 40 - 50 cm Wintergroen : Bladverliezend Winterhardheid : Matig winterhard Standplaats : Zon, halfschaduw Soort gewas : Siergras Speciale kenmerken: Opvallende rode bladeren
Standplaats:
Wenst een droge, goed doorlatende standplaats en winterbescherming is gewenst het eerste jaar na aanplanten of bij stenge winters.
Heeft een humusrijke zonnige groeiplaats nodig.
Hoe zonniger de plant staat, des te meer roodverkleuring.
Kenmerken:
Imperata cylindrica 'Red Baron' of Japans bloedgras is met zijn rode kleur een zeer opvallend siergras.
Het is een grassoort met kruipende rhizomen of wortelstokken waarmee de plant zich vrij gemakkelijk uitbreidt indien ze op een goede standplaats groeit.
Smalle en scherp opgemerkt groene bladeren; groen en rood op de basis van buik naar tip
Imperata cylindrica 'Red Baron' of Japans bloedgras is met zijn rode kleur een zeer opvallend siergras. In het vroege voorjaar kleuren de grashalmen voornamelijk groen, maar naarmate het seizoen vordert kleuren ze steeds roder om tegen de herfst volledig bloedrood te zijn.
Bloemen :
Zilverwitte spike-achtige bloem clusters in de late zomer
Eigenschappen:
siergrassen worden gewaardeerd voor het scherpe contrast van gewoonte en textuur van andere vaste planten.
Zeer lage onderhoud en aanpasbaar aan een groot aantal locaties al zijn de meeste volle zon verkiezen.
Ze behouden hun waarde in de tuin gedurende de winterperiode.
Vermeerderen :
In maart snij je best de oude, verdorde grashalmen van het jaar ervoor af en kan je de plant ook delen of scheuren
Weetjes :
--Mooi te combineren met rood bloeiende vaste planten zoals Penstemon, Alchemilla, Sedum of met andere siergrassen.
--Japans bloedgras (Imperata cylindrica) is een overjarige tropische grassoort die bekend staat als van de hardnekkigste onkruiden ter wereld. Er zijn schattingen dat ongeveer 500 miljoen hectare bedekt zijn met Imperata velden, waarvan 200 miljoen hectare zich bevinden in Zuidoost-Azië. De Indonesische naam voor dit grasachtige onkruid is alang-alang en de Maleisische naam is lalang.
Een warme, zonnige plek in min of meer vochthoudende maar goed doorlatende grond.
Het is een typisch bolgewas dat prima geschikt is voor verwildering.
Hoe langer ze op een plaats staan, des te mooier worden ze.
Standplaats lichtbehoefte: zon
geschikt voor gebruik in de vasteplanten border
geschikt voor gebruik in de rotstuin
geschikt voor gebruik in wilde tuinen of natuurtuinen
zijn min of meer veilig voor konijnenvraat
deze plant vraagt of gedijt goed op vochthoudende gronden
Kenmerken:
De herfsttijloos lijkt erg op een krokus, maar behoort tot een andere familie. Ze bloeit bovendien in de herfst.
Herfsttijloos leent zich uitstekend om op grote schaal te worden geplant.
De bloemen worden voller en groter in omvang. Heel goed doet Colchicum het ook in de huiskamer. Het is een droogbloeier. Zonder water te geven, zonder grond en voedsel komt de plant tot bloei. De bollen worden in augustus tegen elkaar in een pot of bak gezet. Een niet te zonnige, maar lichte plaats is uitstekend om de bollen tot bloei te laten komen. De hoofdbloei valt tussen september tot en met november. Pas in april en mei vormt Colchicum toefen met glanzend groene bladeren.
Bloemen :
De fel oranjegeel gekleurde meeldraden steken mooi af tegen de lichtpurperen kelkbladen.
De planten bloeien vanaf het derde levensjaar.
Planten :
Augustus-september
In de tuin worden de bollen op 15 cm onderlinge afstand uitgeplant.
De plantdiepte bedraagt ongeveer 10 cm.
De bloeistengel wordt ongeveer 15 cm hoog.
Werkzame bestanddelen:
De gehele plant bevat een gifstof die ook na drogen werkzaam blijft. Deze stof is een stof die irriterend werkt op de huid en tevens remt hij de celdeling. Als vergiftigingsverschijnselen kunnen voorkomen: overvloedig speekselen, slikmoeilijkheden, darmkrampen, slijmerige diarree en hevige dorst. Als het gif eenmaal in het bloed doorgedrongen is leidt het tot circulatiestoornissen: verzwakte pols, overmatig zweten, onregelmatige hartslag, bloederige diarree en bloederige urine. Tenslotte leidt het tot uitvalsverschijnselen als flauwvallen, bewusteloosheid, en dood door ademhalingsverlamming of onvoldoende bloedcirculatie.
Paarden zullen de plant niet snel eten maar in het hooi is hij ook schadelijk dus let goed op dat je hem niet per ongeluk maait in je weiland waardoor hij in het hooi terechtkomt.
Eigenschappen:
De herfsttijloos is een plantje dat wel wat van een krokus wegheeft. Zoals de krokus de lente aankondigt, zo kondigt de herfsttijloos de herfst aan. Hij is lichtpaars tot paars en heeft oranje meeldraden. Hij kan 8-25 cm hoog worden. Je ziet hem meestal in parken en tuinen.
Vermeerderen :
Vermeerderen door knollen en of zaden
Bevruchting vindt plaats door allerlei soorten insecten zoals vliegen, zweefvliegen en bijen. De soort kan zich echter ook zelf bestuiven.
het begin van de maand augustus geschikt om herfstbloeiende bloembolletjes, zoals Colchicum autumnale (herfsttijloos)te scheuren en te planten
Doe dit op tijd, want als de bolletjes uitgelopen zijn, is het moeilijk ze zonder schade te planten.
Soorten :
De meest gekweekte herfsttijloos is de oosterse soort Colchicum byzantinum, die veel meer en grotere bloemen heeft.
Van de herfsttijloos zijn cultuurvariëteiten verkrijgbaar, die een verschillende kleur hebben.
Zo is er een wit bloeiende variëteit 'Albiflorum',
een donker purperkleurige 'Purpureum' en
een paarse met dubbele bloemen, 'Plenum'.
Een heel fraaie soort is de Colchicum bysanthinum.
De soort vormt verscheidene bloemen op één bol.
Hiervan zijn zeer veel hybriden in diverse kleuren te koop.
Weetjes :
--In de volksgeneeskunde werd de plant gebruikt tegen geelzucht. In de Middeleeuwen werd de plant gezien als een toverkruid. Het dragen van de knol zou bescherming bieden tegen tandpijn en de pest
--De bloembol kan verward worden met een ui, de bladeren met die van daslook (Allium ursinum). De plant komt niet erg vaak voor, maar is uiterst giftig. Een halve gram zaad kan een kind doden, drie bladeren een volwassene. De giftige stof, colchicine, tast de haarvaten aan en remt de celdeling. Daardoor kan ze heel veel verschillende symptomen veroorzaken, afhankelijk van hoeveel werd ingenomen. Meestal begint het na enkele uren met een branderig gevoel in mond en keel. Bij ook maar de kleinste inname moet je zo snel mogelijk naar het ziekenhuis.
--Colchicum autumnale is de Latijnse naam voor deze najaarspracht.
Van oorsprong is het bolgewas afkomstig uit het gebied Kolchis, een landschap aan de oostkust bij de Zwarte Zee. De Grieken noemden de plant Kolchicon en naar aangenomen wordt zijn zij de vinders van de plant.
De gifmengster Medea woonde in het gebied Kolchis. Misschien bediende ook zij zich van het gif dat in Colchicum voorkomt
--De herfsttijloos, Colchicum autumnale (Syn. Colchicum multiflorum Brot.), is een plant uit de herfsttijloosfamilie (Colchicaceae). De soort stamt oorspronkelijk uit West-Azië en het Middellandse Zeegebied, maar komt nu met uitzondering van het Noorden, in geheel Europa voor. De plant komt vooral voor in bossen, langs duinpaden en in vochtige weilanden. In Nederland is de soort zeldzaam in het wild en gaat achteruit: de soort staat op de Nederlandse Rode lijst en is in Nederland ook wettelijk beschermd.
De Nederlandse naam zou slaan op het nog geen bladeren hebben bij de bloei. De plant is zeer giftig en mag dan ook niet door dieren gegeten worden. Het is een bolgewas dat lijkt op krokussen. De plant bloeit in de herfst, maar de bladeren en vruchten komen pas in het voorjaar tevoorschijn. Het is een zogenaamde droogbloeier. Dat wil zeggen dat de bol geen water opneemt en geen wortels en bladeren vormt tijdens de bloei.
De bloem heeft drie stijlen en zes meeldraden en onderscheidt zich op deze wijze van de krokus. De stempels zijn gebogen en lopen af op de stijlen. Drie meeldraden zijn hoger geplaatst dan de drie andere
--In allerlei plantsoenen en op rotondes wordt regelmatig de Droogbloeier (Colchicum byzantinum) aangeplant. Deze bloeit ook in de herfst, maar is toch duidelijk verschillend van de inheemse Herfsttijloos. Op de eerste plaats valt het enorme aantal bloemen op, bij de inheemse soort is dit een tot drie per knol, maar bij de Droogbloeier kan het van vijf oplopen tot twintig. Ook heeft Herfsttijloos stempels met paarse knoppen, terwijl deze bij de Droogbloeier helder paarsrood zijn. De bladeren van Droogbloeier zijn bovendien anders, ze zijn breed en meermaals gevouwen, terwijl de bladeren van Herfsttijloos smaller en ongevouwen zijn.
Een bijzonderheid is dat er geen zaden van Droogbloeier bekend zijn. Waarschijnlijk zijn alle exemplaren afkomstig van een kloon. Ze zouden afstammen van enkele knollen die in 1588 naar twee dames in Wenen werden gestuurd vanuit Constantinopel. Clusius, de beroemde botanicus uit Leiden en stichter van de Hortus in Leiden, ontving in 1601 enkele van deze bollen toen hij in Wenen verbleef. Hij gaf de soort ook zijn wetenschappelijke naam. Met de genusnaam byzantinum wilde hij aan de herkomst van de plant herinneren.
Overwintering:temperatuur 4- 8 ø, temperatuur 8-12 ø, licht, donker
Standplaats:
Deze plant kan echter ook in de volle grond staan, liefst beschut tegen regen en wind.
Kenmerken:
De Brugmansia is een langlevende houtachtige struik met groot vaak fluwelig behaard blad. De plant groeit eerst recht omhoog, vertakt zich en bloeit vanaf de vertakking. Door snoeien is een verdere vertakking te verkrijgen met als resultaat een bossigere groei. Brugmansia's hebben een brede variatie aan blad- enbloemvormen, qua afmetingen en kleur.
Datura's zijn eenjarig of vorstgevoelige meerjarige planten, die 's winters tot de grond toe afsterven.
Bloemen :
De bloemkleur kan namelijk afhangen van grondsoort, verzorging leeftijd en andere factoren. Bloemen zijn er in wit, wittig, geel en rood gekleurd. Voor zover bekend zijn er geen paarse en blauwe soorten. Brugmansia zaden van paarse soorten zijn altijd Datura's!
De bloemen zijn trompetvormig en hangend of knikkend. Er zijn enkelvoudige, dubbele, drie- en viervoudige bloemvormen.
Vermeerderen :
plant kan gestekt worden.
Deze planten, bloeien op nieuw hout, moeten vorstvrij overwinteren, en ze moeten elk jaar verpot
Worden
Zaden worden maar zeer beperkt gevormd. Vermeerdering gaat goed door te stekken.
De zaaddozen hebben diverse vormen maar zijn glad en gaan niet uit zichzelf open.
Brugmansias komen niet soort-echt terug uit zaad.
Vermeerderen kan door stekken, suaveolens, insignis en versicolor zijn bijzonder makkelijk te stekken.
Sanguinea, x flava, vulcanicola, arborea, aurea, versicolor hybride flore plena, x candida zijn veel moeilijker of helemaal niet te stekken.
Een aantal Brugmansia's is dus vrij makkelijk uit stek op te kweken, van snoeihout kun je zelfs nieuwe planten te kweken.
Stekken kan in de zomer of in de herfst als er bij het op maat snoeien van de planten veel takken beschikbaar zijn.
Neem daarvoor een ontbladerde (op een paar jonge blaadjes na), 15 - 25cm lange verhoute (rijpe) tak uit de bloeizone, als er stekken genomen worden van jonge niet bloeiende delen van de plant zal het lang duren voordat er bloemen komen. Vaak zijn er al aanzetten van wortels op de takken in de vorm van kleine bobbels
Zet ze vervolgens in een pot met vochtige stek- of potgrond.
Dek dan de pot met plastic af en zet hem op een warme en lichte plaats. Houd ze vochtig en warm.
Als de stek geworteld is, pot je hem in een grotere pot en je geeft veel water en voedsel.
Een andere methode is om een langere tak horizontaal op de grond te plaatsen, verwijder het grote blad en druk de tak zo ver in de grond dat het kleine blad nog boven de grond uitkomt. Warm en vochtig houden.
Stekken op water kan ook, plaats de stekken in een glas met water zorg dat het water niet de koud of warm wordt en ververs het regelmatig. Oppotten kan als de eerste knobbels verschijnen, of als er al duidelijk wortels gevormd zijn
Soorten :
Er bestaan 6 soorten Brugmansia verdeelt in twee groepen. Binnen een groep kruisen de soorten makkelijk, tussen de groepen onderling lukt dat niet of zeer moeilijk.
aurea groep:
- aurea
- versicolor
- suaveolens
- x candida
- x insignis
arborea groep:
- arborea
- sanguinea
- vulcanicola
Meer bijzonderheden :
Veel aangeboden soorten zijn Datura metel en Datura meteloides.
Vroeger werden Datura en Brugmansia tot 1 soort gerekend. Op basis van de verschillen is de groep opgesplitst.
Brugmansia is afkomstig uit tropische gebieden in Zuid-Afrika en Zuid-Amerika. Ook komt de plant in grote delen van Azië verwildert voor. In knopvorm zijn de bloemen van Datura omhooggericht, terwijl ze bij Brugmansia knikken of hangen.
Nog even voor alle duidelijkheid de verschillen tussen de Datura en Brugmansia op een rij:
- Datura: Kortlevende plant met relatief kleine ( t.o.v. Brugmansia ) bloem, die recht overeind staan. Bloemkleuren zijn variaties van wit, geel en licht tot donker paars. Er zijn geen rode Datura's. Datura's worden vaak als eenjarige gehouden, maar is eigenlijk een kortlevende vaste plant, een plant van 3-4 jaar is oud. Datura's vormen rijkelijk zaad dat makkelijk kiemt en binnen enkele weken uitgroeit tot een bloeiende plant. De zaaddozen zijn ovaal en stekelig en openen vanzelf. Datura's komen soort-echt terug uit zaad. Let wel, alle delen van deze plant zijn giftig!
De struik- en boomvormigen zijn leden van de Brugmansia-familie geworden.
Wanneer je nu van die typische Doornappel zaaddozen ziet (stekelig, zaden zijn giftig), dan heb je geen Datura suaveolens maar de naar Brugmansia suaveolens omgedoopte plant.
De namen van beide planten worden nogal eens door elkaar gegooid. Op zich is de verzorging van beide soorten ongeveer gelijk, met dat verschil dat de echte Datura meestal als eenjarige gehouden wordt.
Brugmansia is een giftig plant vol toxische alkaloïden. Let goed op bij het snoeien of stekken van deze plant. Draag handschoenen of was je handen erg goed na aanraking; eventjes in je ogen wrijven kan al opgezwollen ogen tot gevolg hebben. Alleen in grote hoeveelheiden kan brugmansia aanleiding geven tot hallucinaties, hartritmestoornissen, bewusteloosheid...
Overwinteren Datura:
Meerjarige Datura overwinter je door de wortelstok vorstvrij en tamelijk droog te houden. Alle oude uitlopers kunnen worden weggesnoeid, omdat de sterkste nieuwe scheuten uit de wortelstok komen. Op uiterst beschutte plaatsen zou hij buiten kunnen blijven, mits de grond goed afwatert en hij nog voor de eerste vorst een dikke mulchlaag krijgt van droge bladeren, stro of rietmat, maar Datura's zijn zo gemakkelijk uit zaad te kweken dat overwinteren alleen de moeite is bij een heel bijzondere varieteit.
Verzorging Brugmansia
overwinteren:
- De takken én wortels ,evenredig gelijk,van de plant worden na de eerste lichte vorst aan de grond sterk ingesnoeid.
- Als er meteen matige vorst wordt verwacht, haal dan de planten naarbinnen.
- De planten die in volle grond staan, zet je in een grote pot.
- Zet de plant in een vorstvrije, maar niet te warme plaats (min 15°C) om te overwinteren. Licht is niet nodig want de plant
zal in 't voorjaar weer helemaal opnieuw uitlopen
- WEINIG water geven tijdens de rutstperiode, Om de 2 à 3 weken, afhankelijk van het aantal bladeren eenbeetje.
- Tijdens de overwinteringsperiode krijgt de plant weinig water maar hij mag uiteraard niet uitdrogen. Pas ook goed op de
temperatuur, als die boven de15°C komt wordt de plant gevoelig voor schimmels en ziekten.
- Eind maart is het tijd om de plant nieuwe aarde en een nieuwe pot te geven en hem weer op een warme, lichte plaats te
zetten. Zet de Brugmansia liever in een te grote pot dan een te kleine. Steeds met nieuwe potgrond aanvullen en mest
geven (gedroogde koemestkorrels = beste methode) Of je zet de plant opnieuw in de volle grond.
Tot half mei nog voorzichtig zijn met direct zonlicht op de jonge bladeren daarna mag ie weer definitief buiten staan.
Nu geef je alle dagen water en één keer per week voedsel.
Zorg wel voor een goede afwatering, en zorg ervoor dat de grond weer droogt tussen het gieten, er moet regelmatig lucht bij de wortels komen. Bemesten kan ook door in het voorjaar voedingspillen bij de plant te stoppen, die de meststoffen langzaam afgeven. Als de groei er echt goed inzit alsnog bijmesten, voor deze plant geld dat er niet vlug teveel bemesting gegeven wordt.
In augustus ga je dan weer minder mest geven en naar de winter toe helemaal afbouwen.
Snoeien
Doe je in de herfst, in de zomer mag je alleen wat vorm snoeien. Als de plant te groot is om binnen te zetten, wees dan niet bang om in te korten. hij groeit echt weer netjes uit.
Van de afgeknipte takken kun je gemakkelijk stekken maken
ze geven de voorkeur aan licht droge en doorlatende grond
Kenmerken:
Phlox vormen zoden van stervormige bloemen in donkerroze, violette of witte tinten, vaak met een wit hartje. De planten breiden zich in hoog tempo uit en hebben nauwelijks verzorging nodig.
Bloemen :
Phlox Subulata groep bloeit in april en mei met 1-1.5 cm grote bloemen.
Planten :
Koop jonge planten en plant deze zo spoedig mogelijk. Na het uitlopen geeft u de planten zuinig water en maar weinig mest. Zo worden ze minder gemakkelijk aangetast door schimmelziekten.
Dikwijls groeit er gras tussen de pollen , dat voedsel aan de planten onttrekt. Wied het gras.
Eigenschappen:
snij de planten na de bloei tot de helft terug . In veel gevallen bloeien ze dan in het najaar nog een tweede keer. Geef bij langdurige droogte regelmatig water.
In een strenge winter verdient het aanbeveling om de planten met een dikke laag bladeren of dennetakken af te dekken.
Vermeerderen :
Phlox kunt u gemakkelijk vermeerderen. deel een pol in twee of meer stukken en plant de afzonderlijke delen direct.
Soorten :
'Atropurpurea': rood
'Bavaria': wit met lila hart
'Candy Stripes': roze met wit
'Calvides White': wit
'Emerald Cushion Blue': violetblauw
'G.F. Wilson': blauw
'Maischnee': zuiver wit
'Moerheimii': roze
'Purple Beauty': lila
'Scarlet Flame': rood
'Schöne von Ronsdorf': roze
'White Delight': wit
'Zwergenteppich': roze met rood oog.
Ziekten :
Stengelaaltjes zijn een gevaar voor lage en hoge soorten phlox. de 1 - 1.5 mm grote aaltjes dringen in de stengels, wat tot verkorte of verdikte scheuten en gekroesde of gedraaide bladeren leidt. aangetaste planten moet u uitgraven en direct vernietigen.
Dit plantje verlangt veel vochtige warmte en u zult het dus in een kamerserre moeten kweken. In de kamer gaat het ook wel, maar dan zult u de diepe bord methode moeten toepassen. Een diep bord met water vullen, daarin komt een omgekeerd ondertasje en wel zo dat de bodem juist boven het water uitkomt. Daar kunt u de pot op zetten, plaatselijk is de atmosfeer dan veel vochtiger.
Kenmerken:
Episcia is een allerliefst, uit Columbia afkomstig plantje, met fraai gekleurde blaadjes.
Bloemen :
Episcia dianthiflora met witte gefranjerde bloemen is ook een mooie kamerplant.
Planten :
Het plantje kan maar weinig zon verdragen en u zult het vanaf half maart tot half oktober tegen de zon moeten beschermen. Omdat de plant veel voedsel verlangt, zult u om de twee weken een weinig opgelost kamerplantenmest kunnen geven. Vooral geen vloeimest op de zachte blaadjes morsen.
Eigenschappen:
Het plantje kan een groot aantal uitlopers vormen en dat bepaalt met de fraaie, rode bloemen de schoonheid. De plant moet dus in de normaal verwarmde kamer gekweekt worden en de zacht behaarde blaadjes zult u regelmatig met lauw water moeten besproeien. Doe dat echter zo dat het blad tegen de avond is opgedroogd.
Vermeerderen :
Voortkweken is vrij eenvoudig. Als het plantje dus goed groeit, zullen zich vele jonge scheuten vormen. Die kunt u afnemen en afzonderlijk verder kweken. U zult dan voor de bekende bloemistengrond moeten zorgen, maar omdat ze van een zeer luchtige grond houden, er extra wat turfmolm doorheen moeten doen. Vergeet niet, dat onder in de pot een scherf moet komen. De potgrond moogt u daarom ook vooral niet te vast aandrukken. Luchtige grond drukt u niet te vast aan.
Weetjes
De Episcia groeit erg snel. De plant heeft de neiging om het gehele oppervlak van het mengsel koloniseren
De plant waardeert een goed licht om zijn prachtige kleuren behouden. Enkele uren zon per dag zijn van harte welkom mits zij niet bloot staat aan de brandende stralen .
De Episcia reageert zeer goed op kunstlicht.
We kunnen hem geven 14 uur licht per dag.
De bladeren worden echter aangetast wanneer er te veel zon opstaat.
Het voornaamste doel van de Episcia zijn een genoeg licht , goede luchtvochtigheid en temperatuur aangepast.
Dit is niet een plant voor beginners, omdat zij veel zorgvereisen en een goede kennis van hun fundamentele behoeften en symptomen
Het onderhoud van deze plant is meestal eenvoudig, dode takken verwijderen
Temperatuur overdag moet tussen de 16 en 29 ° C gedurende het hele jaar, waardoor een goede marge en vormt geen enkel probleem.
Maar idealiter is een lager de temperatuur van 3 tot 5 ° C 's nachts, in vergelijking met die van de dag.
Bovendien is de Episcia behoefte aan een uitstekende vocht de hele tijd. Dit is al een beetje meer delicaat.
Het mengsel moet zeer natte zomer gehouden, met warm water en niet-kalkhoudende. Maar laat geen water staan in de schotel, met uitzondering van E. 'Cygnet', die meer water dan andere soorten vereist.
In de winter, minder vaak gieten, alleen om te voorkomen dat het grond volledig uitdroogd.
Zorg voor het hele jaar door een grote luchtvochtigheid.
Als op enig moment de temperaturen dalen onder de 16 °, water aanzienlijk verminderen tijdens deze periode.
kunstmest om de twee weken en het hele jaar.
De Episcia te verpotten in maart-april in potten groot en ondiep.
Gebruik een bodem mix van heide, veen en zand.
Een mengsel van turf en perliet of vermiculiet moet worden ook.
Drainage moet uitstekend zijn
U kunt de plant verpotten in dezelfde pot, na het snijden van de onderste derde van de kluit.
Ziekten en fouten cultuur
Vlekken op bladeren kan het gevolg zijn kletsnat met water te koud.
Vermijd nat het loof van deze plant met warm water in aanraking komt
Vergeling bladeren worden vaak veroorzaakt door overmatige bemesting met mineralen die zich ophopen in de pot. In dit geval, verwijder de schotel, strooi gul en zonder kunstmest gedurende enkele weken met zeer warm water te verdunnen de zouten en maken hen uit stroming van de pot.
Parasieten
De jonge bladeren zijn gevoelig voor aantasting door bladluizen.
Deze Senecio verlangt het hele jaar een lichte standplaats: ook felle zon wordt goed verdragen. Wat de plant niet alleen verdraagt, maar zelfs nodig heeft, is droge lucht. Matig, maar regelmatig gieten gedurende de groeiperiode is belangrijk. Water dat lang in de pot of op de schotel blijft staan kan dodelijk zijn. Gedurende de rustperiode, na de bladval dus, wordt nauwelijks gegoten.
Kenmerken:
Het is één van de vele soorten die het geslacht Senecio rijk is.
Vroeger werd hij ook wel Kleinia Neriifolia genoemd.
De soortsaanduiding wijst op de bladeren die wat op die van de Oleander (nerium) lijken.
Het is een zgn. stamsucculent die thuishoort op de Canarische Eilanden.
Bloemen :
s Zomers krijgt deze Senecio kleine, geelwitte bloempjes die in trossen bij elkaar zitten. Indien na de bloei ernstige bladval optreedt, behoef je je geen zorgen te maken: de rusttijd begint. Indien er bladeren op andere tijdstippen afvallen, dan is de standplaats niet goed of er mankeert wat aan de verzorging.
Planten :
In de winter, zo rond de jaarwisseling, wanneer de nieuwe groei begint, kan overgepot worden. Gebruik daarvoor zandige potaarde en ondiepe potten. Vaak zal je zien dat de plant zich na het verpotten vertakt. Daarna weer meer gieten, en wanneer er blad gevormd wordt, om de 14 dagen wat cactusmest geven.
Eigenschappen:
Een enkele keer komen we hem tegen in de cactus- en vetplanten afdeling in de bloemenwinkel. (Het gaat dan meestal om jonge planten.)
Ze vormen een succulente stam aan het eind waarvan zich een 'kuip' van 10 cm lange, smalle bladeren bevindt.
Vaak zijn deze blaadjes wat rood aangelopen.
Vermeerderen :
Een Senecio kleinia, zoals deze plant heet, verliest altijd wel blad aan de onderzijde. Soms zelfs veel tegelijk, zodat er een palmachtig boompje onstaat. Je kunt de plant heel goed terugsnoeien; hij loopt dan weer prima uit op de plek waar je hem terugknipte. De stekken kun je na een paar dagen drogen in zandige potgrond laten bewortelen.
Weetjes :
Water dat lang in de pot of op de schotel blijft staan kan dodelijk zijn.
Gedurende de rustperiode, na de bladafval dus, wordt nauwelijks gegoten.
De plant heeft een sterke voorkeur voor zure grond.
Hoewel de plant 'overal' groeit, komen ze in de natuur vooral op vochtige, zure en voedselarme gronden voor.
Pijpestrootje houdt van zon, enige schaduw wordt echter goed verdragen.
Kenmerken:
Pijpestrootje is een mooi, nietwoekerend siergras dat fraaie herfstkleuren vertoont.
Pijpestrootje is nogal variabel; soms is de bloempluim kaarsrecht, maar dikwijls meer uitgespreid. De kleur is bruin, soms paars aangelopen.
Een dichte pollenvormende grassoort dat vooral bij de vijver of rotstuin past.
Het blad is blauwgroen en de smalle bloempluimen grijsblauw tot paarsachtig.
Bloemen :
De bloemstengels zijn alleen aan het onderste deel geleed. De bloeiaren steken een flink eind boven de bladmassa uit.
Tijdens de bloei, die in augustus-september plaats vindt, kan de plant een hoogte bereiken van wel 70 à 90 cm.
Planten :
De planten vragen geen bijzondere aandacht.
Prima plant voor heidetuinen en wilde tuinen in bosgebieden.
Toch ook mooi in de normale vaste-plantenborder ter accentuering van de verticale lijnen.
Eigenschappen:
Tengevolge van zure regen ontwikkelen ze zich In heidevelden heel sterk, dit ten koste van Erica en Calluna.
Het pijpenstrootje is een waardplant voor de rupsen van de kleine hageheld, rietvink, bont dikkopje, groot dikkopje, bont zandoogje, koevinkje, boserebia, blauwoogvlinder en witstipgrasuil.
De naam heeft te maken met de holle stengel, die gebruikt werd om de steel van een pijp schoon te blazen.
Gebruik :
De wortels van het Pijpenstrootje werden tot ongeveer 1950 toegepast voor het maken van bezems. Daartoe werden de pollen pijpenstrootje uitgestoken
Vermeerderen :
De soort kan gezaaid worden, maar de cultivars (die het meest in cultuur zijn) worden gescheurd, bij voorkeur in het voorjaar.
Soorten :
Er is een flink aantal cultivars dat nog betere eigenschappen heeft dan de wilde soort.
Groei Pijpestrootje vormt dichte pollen, bestaande uit smalle bladeren.
Het is een plant voor in de volle zon of lichte schaduw en uitstekend geschikt voor op een droge plek.
Kenmerken:
Mooie borderplant en dan vooral toegepast als buffer tussen fellere kleuren.
Deze plant is ook geschikt voor grote rotstuinen, zelfs voor heidetuinen, waar ook wat niet-heideachtigen een plaatsje krijgen.
Een enkele keer worden de bloempjes wel gesneden en gedroogd.
Ze kunnen verwerkt worden als (kort) droogbloemetje.
Bloemen :
Anaphalis triplinervis heeft stroachtige bloemen met witte, afstaande omwindselbladen, die de schijn geven van een straalbloem te zijn. In het midden staan de gele schijfbloemen dicht opeen en steken parmantig boven de omwindselbladen uit. De bladeren zijn langwerpig eirond en aan de onderkant wollig behaard. De bovenkant van het blad is donkergroen, maar ook hier ligt er een grijzige, bedauwde gloed over.
De soort Anaphalis margaritacea heeft meer lancetvormig blad en woekert nogal.
Planten :
Anaphalis stelt geen bijzondere eisen aan de verzorging.
Gebruikte delen:
Om bloemen te drogen moeten ze snel na het opengaan worden geplukt en op een luchtige, lichte plek ondersteboven worden gehangen.
Eigenschappen:
is een duurzame vaste plant met opvallend veel grijstint aan boven- en onderzijde van het blad.
De bladeren zijn wollig behaard.
Het is een lang bloeiende plant en goed te gebruiken in een droogboeket.
Van nature groeit de plant in grote delen van Azië, Noord-Amerika en Europa. De gekweekte vorm groeit meer gedrongen dan al die wilde soorten.
Vermeerderen :
Hoewel zaaien goed mogelijk is, worden nieuwe planten meestal door scheuren verkregen.
Dat oprooien en delen van de planten gebeurt veelal in het vroege voorjaar (maart-april).
Wordt de plant te groot, dan is scheuren of delen in het voorjaar het beste tijdstip om kleinere pollen te maken. Andere manieren om de plant te vermeerderen zijn: zaaien in een pot in een koude bak in het voorjaar. Of door middel van kopstekken aan het begin van de zomer.
Geschikte buurplanten
Met name andere soorten die goed op droge arme grondsoorten groeien, zoals:
Wat is het verschil tussen een Zantedeschia en een Calla Lily?
Calla Lily is de engelse benaming voor Zantedeschia. De naam Calla Lily wordt in het normale gebruik vaak afgekort als Calla. Dit is eigenlijk niet correct, omdat calla de benaming is voor een andere plant uit dezelfde familie.
Echter de naam Calla is wereldwijd al zo sterk ingeburgerd voor de Zantedeschia dat het bijna niet meer mogelijk is om dit terug te draaien.
Er wordt onderscheid gemaakt tussen de grootbloemige Zantedeschia aethiopica en de kleinbloemige soorten die als Zantedeschia overig worden verhandeld.
De aanvoer van Zantedeschia is jaarrond, maar in de winter is het aanbod beperkt.
De aanvoerpiek van Zantedeschia aethiopica loopt van februari tot juni. De kleur van de bloemen uit deze productgroep is vooral wit.
Belangrijkste cultivars zijn Highwood en Colombe de la Paix; afwijkend van kleur is de deels groene Green Goddess.
Het hoogseizoen van 'Zantedeschia overig' (kleurtjes) loopt van april tot en met september. De Nederlandse aanvoer vindt plaats van april tot december. In de rest van het jaar bestaat de aanvoer uit import.
Verzorgingstips:
De bloem in een schone vaas met schoon leidingwater zetten. Vazen en andere houders van tevoren grondig reinigen.
Het vaaswater om de drie dagen verversen. Gebruik hiervoor koud water. Vervuild water doet de stelen verslijmen.
Voorkom het omkrullen van de stelen door een stukje plakband of tape om de steeluiteinden te plakken of door een ondoorzichtige vaas te gebruiken. In het laatste geval wordt fotosynthese aan de buitenkant van de steeluiteinden voorkomen.
Snij ook regelmatig een stukje van de steel af. Voeg eventueel een chloorpil aan het vaaswater toe.
Gebruik liever geen snijbloemenvoedsel. Van chloor of gewoon snijbloemenvoedsel gaan de stelen eerder verslijmen. Bolbloemenvoedsel kan wel helpen.
Houd de bloem uit de buurt van direct zonlicht en andere warmtebronnen.
Omdat callas goed droog te bewaren zijn, zijn ze zeer geschikt als corsage. Ook laat de bloemsteel zich makkelijk vlechten, als men deze langer droog laat liggen.
Verzorgingstips Snijbloem: Een schepje gewone suiker per vaas met hierin een beetje chloor (javel). Zet de Calla niet in teveel water, de bloemsteel heeft snel de neiging te rotten in het vaaswater. Gebruik best vaaswater op kraanwater temperatuur. Verzorgingstips Plant: De knollen in de winter droog houden bij een temperatuur van om en bij de 10 tot 15 graden celsius. Wees matig met de watergift. Wel regelmatig sproeien maar niet op de bloem! De Calla verdraagt matig tot veel licht In de groeiperiode is het aan te raden om 1x per 2 weken bij te mesten. De optimale temperatuur tijdens de groei bedraagt 14 tot 21°C.
Verklaring van de naam Zantedeschia werd oorspronkelijk Arum aethiopicum of Ethiopische aronskelk genoemd.
In die tijd (18e eeuw) was Afrika in het westen grotendeels onbekend en diende Ethiopië als representant voor bijna heel Afrika.
Andere namen die de plant toebedeeld kreeg:
Calla aethiopica, waarbij 'Calla' in het Grieks 'mooi' betekent.
Verder werd ook de naam 'Richardia africana' gebruikt, naar de Franse botanicus Richard. Uiteindelijk hield men het op Zantedeschia, naar de Italiaanse arts en plantkundige
G. Zantedeschi (1773-1846).
Aethiopica is Grieks voor 'groeiend in het Morenland' of 'door de zon geblakerd'. Zantedeschia wordt in volksmond Calla of Aronskelk genoemd.
Symboliek Omdat wit oorspronkelijk de kleur van de dood is (in veel Aziatische landen geldt dat nog steeds) werd grootbloemige calla van oorsprong veel in rouwwerk gebruikt. Tegenwoordig wordt de bloem ook veel in monobossen of gemengde boeketten gebruikt en als solitair in een vaas. In o.a. het Verenigd Koninkrijk wordt Zantedeschia ook in huwelijksboeketten gebruikt.
Aanvullende informatie Al in 1725 werden de eerste exemplaren van de Zantedeschia door de gouverneur van de Kaapprovincie richting Europa gestuurd. Nieuw-Zeelandse kwekers voerden aan het begin van deze eeuw tal van zaden en planten in uit alle delen van de wereld. Zantedeschia voelde zich bijzonder goed thuis in het Nieuw-Zeelandse klimaat (ze worden daar dan ook veel buiten gekweekt). In Nederland is het nog een relatief jong gewas. Rond 1980 brachten bollenhandelaren het product onder de aandacht van kwekers. De knollen werden voornamelijk door broeiers in eigen land afgenomen. Weefselkweek en veredeling werden rond 1990 actueel. Het een jaar lang buiten doortelen van eenjarige knollen van weefselkweekplanten volgde daarna. Nu is de teelt redelijk volwassen. Gezonde partijen en eenmalig gebruik van bollen zijn momenteel gebruikelijk.
Vragen en antwoorden over Calla
http://home.kabelfoon.nl/~tmschie/vraagenantwoord.htm Antwoord op een vraag van een fervente aanhangster van calla of je ze kunt opkweken uit zaad ???
De zaden van de Calla
Elk van die "kernen" bevat ten minste een of twee zaden, en tot vier of vijf zaden elk lijkt op een miniatuur knol, ongeveer 2 mm groot.
Het oogsten van de zaden is een beetje rommelig, maar neem de zaadkegel, plaats deze op een bord, en verwijder zachtjes de individuele zaden.
De hele kegel kan gemakkelijk netto 50 zaden of meer bevatten
Wil je vlug zaad oogsten, plaats de zaadconus ergens warm en droog, en uiteindelijk hebje een lelijke, verdroogd donkerbruine kegel met ongeveer de stevigheid van een stukje gedroogde abrikoos.
De zaden nooit echt compleet laten uitdrogen, ze zijn beschermd in het vlees van elke kern.
Wanneer u klaar bent, plant de zaden niet meer dan 1 cm diep, en als je kunt ongeveer
2 cm uit elkaar.
Maak je geen zorgen als u niet al deze kleverige zaden kunt scheiden.
Gewoon ,houd ze warm, zonnig en vochtig.
De overblijvende zaailingen zijn vrij hard, en kunnen later worden gescheiden nadat ze opgegroeid zijn tot op twee of drie bladeren.
Kiemtijd kan variëren . Ik heb een aantal potten van zaden die binnen vier of vijf dagen opkomen, en andere potten een maand of meer.
Maar deze zaden zijn zeer levensvatbaar, en zij zullen uiteindelijk toch kiemen.
Behandel de zaailingen meestal op de manier waarop je de volwassenen planten behandeld.
Hou ze warme, vochtig, niet klef, en veel zon, vermijden van de heetste middagzon indien mogelijk.
Verpotten als nodig is voor de grootte en de ruimte.
Als u de kleurrijke gecultiveerde soorten Callas ziet groeien, hebben ze geen behoefte aan een rustperiode hun eerste jaar, of tot de knollen gegroeid zijn tot ongeveer 1 tot 2 cm in grootte, waarna u kunt ze behandelen als volwassenen planten.
Onder optimale teeltomstandigheden, zou je een bloem hebben in hun tweede jaar, anders is het in hun derde jaar.
En tenslotte ,het opwindenste over voortplanting met behulp van zaden is dat je er nooit echt zeker bent van wat je krijgt als resultaat.
Verder is de Portulaca een plant met vrijwel geen onderhoud.
De bloemen komen steeds opnieuw met een enorme variëteit aan kleuren.
Zo nu en dan een beetje bemesting toevoegen en u zult een zonnige zomer lang veel plezier van deze planten hebben.
Kenmerken:
Portulaca is een mooie eenjarige die wat uit de mode is geraakt.
Het lijkt wat op middagbloempjes (mesembryanthemum) die inderdaad enkel open gaan in de zon.
Dit kleine geslacht van éénjarige zomerbloeiers komt van oorsprong uit Brazilië.
Samen met andere zomerbloeiers als de Bidens, de Lotus, de Sanvitalia, de Felicia en de
Esambryanthemum is de Portulaca een bloeier die van heel veel zon houdt.
bloemen :
Zo kleurig als het carnaval in Rio is, zo veel kleuren kent ook deze Portulaca.
Planten :
Deze zomerbloeier kan zelfs extreme hitte en een flinke droogteperiode moeiteloos doorstaan.
De bloei zakt dan tijdelijk iets terug, maar deze zal, nadat er weer voldoende vocht in de potgrond is, in volle omvang terug komen.
De Portulaca is vanwege zijn droogtebestendigheid een plant die bij uitstek geschikt is voor grote
hangmanden of potten in de volle zon. De potgrond in de manden of potten dient wel goed
waterdoorlatend te zijn. Potgronden met kokosvezel of andere toevoegingen om het water vast te
houden, zijn voor deze planten iets minder geschikt. Eventueel kunt u de potgrond iets
verschralen met grof zand.
Eigenschappen:
Helaas is de plant niet over te houden. Bij de eerste vorst wordt het een vieze smurrie.
Net als de Mesambryanthemum (ijsbloemen) en de Gazania sluiten de bloemen van de Portulaca zich als het donker wordt of als de lucht zwaar bewolkt is.
Vermeerderen :
Zaad nemen! Dit is niet moeilijk want hij vormt er miljoenen. Envelopje bij de hand dus, en schudden. Volgend voorjaar voorzaaien op warmte in maart (binnenshuis; vochtig en licht houden). In april de zaailingen naar buiten op een beschutte plaats. In mei in volle grond uitplanten.
Deze bladbegonia's reageren direct op een slechte behandeling, zoals teveel zon of 'natte voeten': blad rand en verdrogen of de plant verrot en gaat dood.
Bladbegonia's houden van warmte en een enigszins beschaduwde standplaats.
Kenmerken:
Wij noemen ze doodgewoon bladbegonias, maar eigenlijk moeten we van 'koningbegonia's
spreken, want dat is de letterlijke vertaling van de wetenschappelijke naam. Dat komt ook meer overeen met het uiterlijk van juist deze groep yan begonia's:
fluweelachtig behaarde bladeren, waarin de rode kleur overheerst met daarop schitterende tekeningen in diverse kleurnuances van wit tot donkergroen en paars.
Bloemen :
In het voorjaar - april is daarvoor de beste tijd - worden de planten in verse grond gezet (normale potgrond waaraan wat turfmolm is toegevoegd) en dan zullen ze spoedig weer uitlopen.
Geen water op de bladeren
Planten:
Tocht en fel zonlicht is uit den den boze en regelmatig ververplaatsen bekomt ze slecht.
In de winter. maken de planten een soort rustperiode door.
Ze mogen iets koeler staan (15- 18 °C) en krijgen minder water.
Toch mag de aarde nooit uitdrogen!
Verzorging :
Het blad wordt in deze tijd lelijk en er vormen zich geen nieuwe scheuten.
Bladbegonia's hebben ruimte nodig, zodat de fraaie bladeren zich goed kunnen ontwikkelen.
's Zomers hebben ze vrij veel water nodig en bovendien moet u regelmatig mest geven. De pot- grond mag nooit uitdrogen, maar u moet ook oppassen dat de aarde niet te nat blijft.
In het laatste geval zullen de wortels verrotten en dat betekent het einde van de plant.
Plastic potten verdienen de voorkeur, omdat daarin de aarde minder snel uitdroogt.
Hoewel deze begonia's niet van droge lucht houden, moet u ze nooit op de bladeren besproeien.
Dat heeft nare vlekken tot gevolg, soms zelfs meeldauw of grauwschimmel.
Bijzonder decoratief is een schaal waarin verschillende bladkleuren worden gecombineerd.
Vermeerderen :
Vermeerderen door bladstek
In de zomer neemt u een gezond en volwassen blad. Met een mes maakt u hier en daar dwars over de nerven sneden en legt het blad met de onderzijde op een mengsel van potgrond en scherp zand. Om te voorkomen dat het blad losraakt, kan het vastgezet worden met enkele pennen, of met kiezelstenen worden verzwaard.
Afdekken met glas, bij een temperatuur van ongeveer 20 °C zetten en na enkele weken ontwikkelen zich op de snijwonden wortels en jonge blaadjes.
Soorten :
In feite hebben alle hybriden namen,
zoals 'Silver Queen' (groen rood met zilver- wit),
'Fairy' (zilverwit met don- kere nerven) of
'Cardoza Gar- dens' (een combinatie van rood, zilverkleurig en groen).
Deze namen zult u echter vrijwel nergens aantreffen: ze worden simpelweg aangeboden als 'bladbegonias
Weetjes
Onder het begrip 'bladbegonia's' kunnen we tegenwoordig een zeer uitgebreid sortiment samenvat- ten, waarbij de bladvormen kleur belangrijker is dan de bloemen.
Wij beperken ons tot de B.-Rex-hybriden, een groep planten waarvan de meeste rassen al stammen van vóór. 1940.
De eerste hybriden ontstonden omstreeks 1850 in de kwekerij van Van Houtte in Gent.
Naast Begonia rex zijn Begonia diadema en B. masoniana voor de kruisingen gebruikt, soorten die vooral in Indonesië inheems zijn.
Ook deze varen groeit uitstekend op beschaduwde plaatsen. De bodem moet voldoende vochtig zijn en humus bevatten. Op zeer vochtige plaatsen, min of meer half in het water, wordt zelfs een zonnige standplaats goed verdragen.
Bolletjesvaren groeit daar vooral in vochtige weiden en bossen en gedraagt zich als een onkruid.
Kenmerken:
Het blad is mooi lichtgroen van kleur. de steriele bladeren kunnen vrijwel 70 cm hoog worden.
De bolletjesvaren is een overblijvende, kruidachtige plant. Uit een dunne, kruipende wortelstok ontspringen willekeurig verspreide bladen. Er is een duidelijk verschil tussen de steriele en de fertiele bladen.
Planten :
De steriele bladeren van deze tot 70 cm hoge varen zijn langgesteeld. ovaal tot driehoekig en eenmaal geveerd. maar elk blaadje is weer tot de helft ingesneden. De fertiele bladeren worden slechts 25 à 50 cm hoog. groeien stijf rechtóp en bezitten parelsnoerachljge blaadjes (bolletjesvaren!) die in de winter groen blijven.
Eigenschappen:
Onoclea bezit krachtig groeiende wortelstokken die sterk vertakken. Dat betekent dat er snel grote oppervlakten kunnen worden ingenomen. Vaak moet dan ook regulerend worden opgetreden. Merkwaardig is dat de steriele bladeren heel erg gevoelig zijn voor nachtvorst (senslbills = ge- voelig!). In feite is daar weinig aan te doen, alleen enkele individuele planten kunnen beschermd worden.
Vermeerderen :
Het delen van de wortelstokken levert geen problemen op. Op de kwekerij worden de planten door middel van sporen vermeerderd.
Toepassing
Mooie varen om grote oppervlakten te laten begroeien, met name onder en in de buurt van heesters.
Geschikte buurplanten Hoge vaste planten zoals geltebaard (Aruncus diolcus), allerlei blad- verliezende heesters en vooral rhododendrons.
Soorten :
Cultivars geen.
Weetjes :
Varen die in Noord-Amerika en Oost-Azië in het wild voorkomt.
De botanische naam Onoclea komt van het Griekse 'onos' (= vat) en 'kleiein' (= sluiten), wat verwijst naar de manier waarop de sporenhoopjes wordt afgesloten. De soortaanduiding sensibilis betekent 'gevoelig' en slaat op de gevoeligheid van de varen voor vorst.
De Nederlandse naam 'bolletjesvaren' slaat eveneens op de vorm van de sporenhoopjes.
De steriele bladen zijn geelgroen tot lichtgroen, tot 50 cm lang, breed driehoekig van vorm en veerdelig of eenmaal geveerd. In het laatste geval is de bladspil naar de top toe gevleugeld. De acht tot veertien zijblaadjes aan iedere kant zijn lancetvormig. De bladrand is gaaf, gegolfd of gekarteld. De bladsteel is een tot anderhalf maal zo lang als de bladschijf, donker gekleurd, onderaan afgeplat en niet beschubd.
De fertiele bladen ontstaan later (of soms zelfs niet) en lijken helemaal niet op de steriele bladen. Ze zijn langwerpig van vorm en tweevoudig geveerd. De bladsteel is in verhouding langer dan die van de steriele bladen, en het blad staat rechtop. De bladslipjes zijn lijnvormig, enkele millimeters breed en de zijblaadjes daarvan vouwen zich elk als een handje rond de sporenhoopjes. Het geheel doet denken aan een pluim met parelsnoeren, vandaar ook de naam bolletjesvaren. De jonge fertiele bladen zijn groen, maar worden later bruin tot zwart.
De steriele bladen zijn fragiel en verdwijnen bij de eerste vorst. De fertiele bladen zijn winterhard en laten de sporen pas vrij in de volgende lente.
Sporenhoopjes
De ronde sporenhoopjes zitten op de onderzijde van de fertiele bladen, volledig bedekt door de bladslipjes. Er is geen dekvliesje. De sporen overwinteren en komen vrij in de lente.
Habitat
De bolletjesvaren is een terrestrische plant die vochtige, matig voedselrijke tot voedselrijke, zure grond verkiest. De varen komt in natuurlijke omstandigheden voornamelijk voor in moerassen, laagveen en vochtige bossen, in de zon of de schaduw.
In de Benelux is de soort vooral te vinden op de plaatsen waar hij is aangeplant, zoals in tuinen, kasteeltuinen, parken en dergelijke. Daarbuiten komt de plant meestal voor op voldoende vochtige plaatsen waar tuinafval gestort wordt.
Op geschikte plaatsen heeft de bolletjesvaren de neiging om te gaan woekeren en andere planten te verdringen.
Bladeren:
De onvruchtbare bladeren staan niet in bundels, maar verspreid in onregelmatige groepjes op de wortelstok. De bladschijf is veerdelig en breed driehoekig tot eirond. De deelblaadjes zijn lancetvormig, spits en gegolfd gelobd of ze hebben een bijna gave rand. Ze staan met 6 tot 10 paar langs de bladspil.
Vruchten: De vruchtbare bladeren zijn langer gesteeld en dubbel geveerd. De deelblaadjes zijn niet gesteeld. Ze zijn diep gelobd, sterk ingerold en bolvormig. Ze omvatten de sporendoosjes helemaal. Later scheuren deze open.
De grondsoort speelt geen rol van betekenis. ook op voedselarme zandgrond is de groei nog goed.
Hoewel van nature op droge plaatsen groeiend, wordt een vochtige standplaats goed verdragen.
Kenmerken:
Pampasgras is zondermeer de meest indrukwekkende onder de siergrassen.
Dat komt niet alleen door zijn aanzienlijke grootte. maar vooral ook door de laat verschijnende, vaak zilverwitte. pluimen.
Groei Tot 3 à 4 meter hoge grassoort die op den duur grote pollen vormt.
Het smalle blad is uitermate stug en heeft scherpe randen waaraan men zich gemakkelijk kan verwonden.
Bloemen :
De bloempluimen, grijsachtig, zilverwit of enigszins rozerood van kleur verschijnen pas in september-oktober en blijven lang in goede conditie.
Planten :
Als solitair in het gazon of bij een (grote) vijver.
Geschikte buurpIanten Veelal als solitair toegepast.
Eventueel tussen heesterbeplantIng.
Eigenschappen:
Pampasgras houden als kuipplant is een goed alternatief.
Vermeerderen :
Pampasgras is een tweehuizige plant er zijn dus zowel mannelijke als vrouwelijke planten.
Laatstgenoemde hebben mooie zilverachtige pluimen en genieten de voorkeur.
Er bestaan verschillende fraaie klonen van vrouwelijke planten die door scheuren worden vermeerderd.
In partijen uit zaad opgekweekt, komen uiteraard zowel vrouwelijke als mannelijke planten voor en de laatste zijn minder fraai.
Bij voorkeur door delen in het voorjaar. Herplant altijd met een kluit. Snoei daarbij de planten terug tot 30 cm. Ook zaaien behoort tot de mogelijkheden.
Soorten :
Cortaderia selloana 'Rosea' 175/90cm, roze Cortaderia selloana 'Pumila' 90 tot 150 cm hoge stengels en zilvergrijze bladeren. Een dwergpampasgras dat ideaal is om aan te planten in stadstuintjes en kleinere tuinen. Cortaderia selloana 'Gold Band' 250 cm met geel gestreepte bladeren Cortaderia selloana 'Sunningdale Silver' 175 cm hoge stengels met zilver, zilver
Verzorging :
Gedurende de eerste levensjaren is pampasgras gevoelig voor vorst.
Bescherming van de planten aan de voet met stro of riet verdient dan ook aanbeveling.
Oudere planten hebben zelden last van normale wintertemperaturen.
Weetjes :
Het hoge grasachtig blad van de Cortaderia selloana kan makkelijk drie meter lang worden, maar het is vrij slap en buigt sierlijk over. De smalle bladeren hebben zeer scherp snijdende randen. Als je aan deze planten werkt is het dan ook aan te raden van lange mouwen en goede handschoenen te dragen om geen venijnige, diepe snijwondes op te lopen. De geslachtsnaam verwijst naar het Spaanse woord voor snijden = cortar of naar snijder = cortador. Pampasgras is inheems in Zuid-Amerika (Brazilië, Argentinië, Uruguay).
Het woord pampas verwijst dan ook naar de grasvlaktes waarin ze in hun bakermat groeien.
Winterbescherming:
In de winter de bladeren samenbinden en met matten/bladeren afdekken. Let vooral op dat geen nat (regen) die tot diep in het middendeel van de kluit kan doordringen
Eind november-december halen we de plant dan binnen om te bewaren op een vorstvrije plaats.
Blad:wintergroen,naaldvormig blad, donkergroen, zonder nerf, toegespitst
Vermeerdering:stekken
Voedingsbehoeft:om de week
Overwintering:temperatuur 4- 8 °, temperatuur 8-12 °, licht
Standplaats:
Standplaats lichtbehoefte: zon
deze plant is wintergroen (groenblijvend)
geschikt voor een solitaire positie in een beplantingsschema
deze plant vraagt of gedijt goed op vochthoudende gronden
Leptospermum verlangt een zonnige standplaats. Op de vensterbank lukt het met deze plant niet goed. Daarvoor hebben ze in het voorjaar en de zomer te veel behoefte aan volle zon, veel frisse lucht en een hoge luchtvochtigheid. Wordt in de handel aangeboden als een bossige struik of als een kroonboompje.
Kenmerken:
Kuip- en terrasplanten
Leptospermum scoparium - zuidzee mirte, theeplant
deze plant bevat geurende plantendelen
ook geschikt voor gebruik in potten, bakken of terraskuipen
bloemen :
Bloeitijd: mei-augustus
Bloemkleur: wit met rose tinten
Planten:
Belangrijk voor deze cuiltivair is een zonnige beschute standplaats, en in periode van droogte kunt u hem regenwater geven. Winterhard tot ongeveer-14°C
Omdat je Leptospermum op en lichte en koele standplaats moet overwinteren, is gedurende de koude maanden een licht verwarmde serre een ideale omgeving voor deze plant. Overwinteren bij 4-10 ° C.
Manuka
Latijnse naam :Leptospermum scoparium
Gebruikt deel :blad
Normaal Gebruik : Bad, Massage,
Inname :Verstuiven
Beschrijving :
Manuka wordt ook wel de Nieuw-Zeelandse Tea Tree genoemd. De plant behoort evenals de Tea Tree tot de Myrtaceeën en komt voor in Nieuw-Zeeland en Australië. De olie wordt gewonnen door waterdamp distillatie van de bladeren en heeft veel Tea Tree eigenschappen maar een heel andere geur.
Gebruik Manuka o.a. bij; nervositeit, verkoudheid, sinusitis, spierpijn, reumatische klachten.
Hier enige toepassingen van Manuka:
bij rugpijn; 15 druppels Manuka en 10 druppels Marjolein mengen met 50 ml. St. Janskruid-olie en hiermee de pijnlijke spieren dagelijks masseren.
bij gewrichtsreuma (artritis); meng 10 druppels Manuka in een eetlepel notenolie en masseer hiermee 1-2 per dag de pijnlijke gewrichten.
bij spier- en gewrichtspijn; meng 8 druppels Manuka met 1 eetlepel basis olie en masseer hiermee dagelijks de pijnlijke plaatsen.
bij winter- voeten, handen, tenen; meng 10 druppels Manuka met een eetlepel Amandel-olie en smeer de voeten, handen of tenen hier 2x per dag mee in. In ernstige gevallen pure olie gebruiken.
bij keelpijn; 15 druppels Manuka in een glas gekookt, afgekoeld water mengen en hiermee dagelijks 1à 2 keer gorgelen.
De meeste etherische oliën kunnen niet zonder risico ingenomen worden. Gebruik etherische oliën uitsluitend inwendig als u voldoende kennis heeft of raadpleeg een (homeopatische) arts. Over het algemeen is echter de werking bij uitwendig gebruik sterker dan bij inwendig gebruik
Werkingsveld : Fungicide
Klachten en Aandoeningen : Acne, Huidverzorging - algemeen ,Ontsteking
Manuka wordt ook wel de Nieuw Zeelandse teatree genoemd. De plant komt voor in Australië en Nieuw Zeeland. Traditioneel was het een heilige boom van de Maori s. De originele inheemse kennis van de medicinale planten werd beheerd door de tohunga, de Maori dokter. De kennis van de tohunga werd levendig gehouden en doorgegeven door de oudere vrouwen van de stam. De bladeren werden door hen tegen vele kwalen gebruikt, infecties aan de luchtwegen, reumatische aandoeningen, spierpijn, wondhelingen, enz. Jonge scheuten werden gekauwd en gegeten tegen dysenterie. Een afkooksel of brouwsel werd gedronken bij klachten aan de urinewegen en tegen koorts. De stoom van gekookte bladeren werd ingeademd bij verkoudheden, sinusitis, enz. Een afkooksel van bladeren en schors werd als een papje op pijnlijke spieren en gewrichten gesmeerd. Kauwen op de schors zou ontspannend werken en slaap opwekken. De vertaling van het Maoris Manuka of manukanuka is nervositeit.
Men beweert dat kapitein Cook 1769 de naam teatree heeft gegeven aan de manuka bladeren. Zij gebruikten die als thee, vooral om scheurbuik tegen te gaan.
De olie van de oost kust heeft de sterkste antibacteriële werking.
Het is een van de meest antiseptische en schimmeldodende oliën en werkt wat dit betreft beter en zachter dan de Australische tea tree, Melaleuca alternifolia. De olie heeft een heel goed effect op de huid en bij slecht helende en geïnfecteerde wonden; doorliggen, open benen, enz. Het is een nuttige olie bij infecties van de luchtwegen, bij astma. Het bestrijdt koorts, virussen, en helpt bij virale diarree. De olie is werkzaam bij verkrampte spieren en pezen, artritis, reuma en gewrichtspijnen. Bij piercingen gaat het infecties tegen en bevordert de genezing.
Het kan tevens gebruikt worden als antisepticum in de was; een theelepel toevoegen. Verder wordt manuka gebruikt in mondwaters.
De verse bladeren geven een uitstekende thee van hoge kwaliteit. De stam scheidt soms een zoet manna af door beschadiging van insecten. Volgens Tony Burfield scheiden de bladeren een zoete manna af die d-mannitol bevat (Cambie & Seelye 1959). Er wordt een discussie gevoerd over het feit of de afscheiding natuurlijk is of wordt veroorzaakt door insecten (Booker et al. 1991).
Van de manuka bloemen wordt een geelgroene verf geproduceerd en een groen-zwarte verf van de bloemen, takken en bladeren (Grae 1974). Daniels 1997 geeft aandat van de tannine rijke vegetatie van de manuka die samen met de bladeren van de Phormiun tenax worden gekookt een zwarte verf wordt gemaakt die wordt gebruikt door de Maori mandenmakers en -vlechters
Geestelijk:
Goed tegen stress betreffende overgevoeligheid, angst, onrust. Het is een beschermende olie en brengt terug op aarde. Geeft rust en standvastigheid bij onevenwichtigheid en gevoelsschommelingen. Het is een aardende olie, zwaar en de geur niet bij iedereen geliefd.
Inwendig:
1-3 maal daags 1 druppel.
Tegen: astma, bronchitis, candida, catarre, colitis, cystitis, enteritis, hoest, infecties van de urinewegen, influenza, keelinfecties en pijn, laryngitis, longinfecties, longontsteking, sinusitis, stress, tonsillitis, vaginitis, verkoudheid, vertigo.
Contra indicatie:
kan individueel lichte huidirritaties geven, indien boven de aangegeven dosering gebruikt. Verse olie gebruiken op de huid. Niet voor zwangere, vanwege de spasmolitische activiteiten van de olie. Niet voor kinderen onder 8 jaar; ook moeten ze van de geur houden.
Bij te hoge dosering acute vergiftiging. Verder geen bekend.
Toepassingen:
*rugpijn: 15 druppels Manuka en 15 druppels marjolein mengen met 50 ml. St. Janskruid olie en de pijnlijke plekken masseren.
*spier- en gewrichtspijnen: 8 druppels Manuka mengen met 1 eetlepel basisolie en de pijnlijke plekken masseren.
*keelpijn: 10 druppels in een glas afgekoeld gekookt water en gorgelen
*winter- voeten, handen, tenen: 10 druppels Manuka in een eetlepel basisolie en hiermee de delen insmeren 2 x per dag.
*artritis: 10 druppels Manuka in een eetlepel notenolie en de pijnlijke gewrichten 1-2 x per dag masseren.
*candida: sandelhout 5 dr. Manuka 5 dr. R. kamille 5 dr. mengen met yoghurt
een tampon in dit mengsel dopen en inbrengen in de vagina, 3-4 maal daags.
*Verdampen: als men niet van de geur zou houden, mengen met citrussen.
Botanische naam: Pontederia cordata Nederlandse naam :Snoekkruid
Herkomst:Amerika Bijzonderheden:drachtplant, diep i.v.m. vorstschade Grondsoort:alle, humeus Licht:half schaduw, zon Gebruik:solitair, kleine vijvers Hoogte:0.50-1.00 m Vorm:overig Bloeikleur/vorm:blauw, opvallend Bloeitijd:juni, juli, augustus Waterstand:0.15-0.40 m Winterbeeld:afstervend/overblijvend
Standplaats:
De moerashyacint (Pontederia cordata) is een waterplant die behoort tot de pontederiafamilie (Pontederiaceae). De plant komt van nature voor in Noord-, Midden- en Zuid-Amerika.
De moerashyacint wordt veel gebruikt in vijvers. De plant komt voor in sloten en vijvers met voedselrijk water.
Snoekkruid kan alleenstaand toegepast worden, als solitair. Zeker groot snoekkruid, dat bijna een kubieke meter ruim kan worden verdient een ereplaats als blikvanger. Pure schoonheid in structuur, glans en kleur. In kleine groepen kan ook. Van woekeren is in onze streken zeker geen sprake. Een zonnige standplaats is aangewezen. Halfschaduw kan maar dan zullen de planten beduidend minder bloeien.
Kenmerken:
De Pontederiafamilie (Pontederiaceae) is een familie van eenzaadlobbige planten. Het gaat om kruidachtige water- en moerasplanten. De familie komt van nature voor in warmere gematigde streken en in de tropen, met name in de nieuwe wereld. De bekendste vertegenwoordiger is de waterhyacint (Eichhornia crassipes), die op veel plaatsen een plaag vormt. De moerashyacint (Pontederia cordata) komt ook veel voor in Europa.
De moerashyacint (Pontederia cordata) is een waterplant die behoort tot de pontederiafamilie (Pontederiaceae). De plant komt van nature voor in Noord-, Midden- en Zuid-Amerika.
De moerashyacint wordt veel gebruikt in vijvers. De plant komt voor in sloten en vijvers met voedselrijk water.
De plant wordt 30-100 cm hoog en heeft een stengel, die bovenaan bezet is met klierharen. De bladeren hebben een lange bladsteel, die aan de voet schedeachtig is. Het blad is langwerpig eirond met aan de voet hart- of pijlvormige, afgeronde zijslippen.
De moerashyacint bloeit van juli tot september met blauwe bloemen. De middelste slip van de bloem heeft een gele vlek. Er komen ook planten voor met witte bloemen. De bloemen zitten in een aarvormige bloeiwijze.
De vrucht is een nootje.
Bloemen :
De moerashyacint bloeit van juli tot september met blauwe bloemen. De middelste slip van de bloem heeft een gele vlek. Er komen ook planten voor met witte bloemen. De bloemen zitten in een aarvormige bloeiwijze.
De vrucht is een nootje.
In augustus is het hoogtepunt van de bloei; in juli verschijnen de eerste bloemen, eind september is het met de bloei gedaan. De bloemen staan op lange, bladloze stelen, in aren. De bovenste kelkslippen zijn naar boven gericht en de onderste naar beneden. De bloemen hebben wat weg van een orchidee en lijken zeker op de minder fijne bloemen van een hyacint.
Planten :
De plant wordt 30-100 cm hoog en heeft een stengel, die bovenaan bezet is met klierharen. De bladeren hebben een lange bladsteel, die aan de voet schedeachtig is. Het blad is langwerpig eirond met aan de voet hart- of pijlvormige, afgeronde zijslippen.
Eigenschappen:
De Pontederia Cordata is een zeer dankbare waterplant. Al snel vormt ze een grote groep.
De speervormige, groene bladeren zorgen voor een mooi contrast met de paarse bloemen.
De bloemen worden soms gebruikt in ruikers en bloeien in de lente tot de herfst.
Snoekkruid is een plant die de overgang tussen land en water markeert. Op 'droog' land en in het water voelt het zich niet thuis. Juist daar tussenin, in een moerasachtige situatie: des te beter. De bakermat van deze schitterend bloeiende moerasbewoner ligt in Centraal-, Midden- en Noord-Amerika.
Pontederia cordata groeit op de overgang van droog naar nat en bloeit met diepblauwe bloemen
Vermeerderen :
Snoekkruid breidt zich uit door middel van worteluitlopers. Na ongeveer twee jaar zijn de planten volwassen en bloeien op hun best. Daarna wordt de bloei minder en blijft ook het blad kleiner in omvang. Daaraan is wel wat te doen: de planten moeten worden uitgegraven en gescheurd en opnieuw worden uitgeplant. Dit omdat er na verloop van tijd veel wortels zijn gevormd, die dicht bij elkaar zitten.
Vermeerderen gebeurt voornamelijk vegetatief door delen van de wortelstokken. Scheuren gebeurt best in het late voorjaar. Zorg dat de toppen, die men van de wortelstok snijdt, niet te klein zijn en al eigen wortels hebben. Klei of leem wordt erg gewaardeerd.
Soorten :
Pontederia is het enige geslacht van de familie van de Pontederiaceae. Er bestaan twee soorten van dit geslacht.
Behalve dat de oorspronkelijke, blauw bloeiende soort van Pontederia cordata zijn er nu ook witte cultuurvariëteiten (schaars) verkrijgbaar:
Pontederia cordata 'Alba' en Pontederia cordata 'White Pike'.
Deze soorten worden ongeveer 50 cm hoog. Het zijn goede aanvullingen op de bestaande soort. Plant ze in de vijver niet dieper dan 10 - 20 cm onder water.
Een bijzondere soort is Pontederia lanceolata.
Helaas (nog) nauwelijks verkrijgbaar. De plant groeit en bloeit forser dan P. cordata, terwijl het blad meer lancetvormig is toegespitst
Weetjes :
De genusnaam werd in 1737 gegeven door Linnaeus ter ere van zijn tijdgenoot Guilio Pontedera (1688-1757), professor in de botanie te Padua. Cordata betekent hartvormig, duidend op de hartvorm van de bladeren.
Volgens sommigen zou de officiële Nederlandse eigenlijk moerashyacint zijn maar de handel en de meeste vijverboeken gebruiken de naam snoekkruid. Zijn Engelse namen zijn pickerel weed en wampee. In het Duits luistert de plant naar de naam Herzblättriges Hechtkraut terwijl de Fransen hem benoemen met pontédérie à feuille en coeur.
De fraaie bloemen worden door insecten bestoven en vertonen opvallende honingmerken op de bloemdeksegmenten. Snoekkruid wordt in zijn natuurlijke habitat onder meer bestoven door de sulitair levende bijensoort Dufourea novae-angliae, die geen enkele andere plant bezoekt en haar levenscyclus afstemt op de bloei van snoekkruid. Naast bijen bezoeken hommels en vlinders de blauwe bloemen in aren. Voor diegenen die niet genoeg hebben aan kijken alleen maar de sappiggroene planten ook met de tong willen proeven volgt een smakelijke tip: jonge bladstelen kunnen als groente worden gegeten en de zaden als nootjes.
Groei en bloei
Vooral wie een grote vijver heeft met een brede moerasrand daarlangs, zou snoekkruid kunnen planten. Langs kleine vijvers wordt de plant al gauw te groot in verhouding tot het wateroppervlak. Is snoekkruid eenmaal geplant, dan groeien de wortels ook in de richting van het water en zelfs duiken de wortels de vijverbodem in. Daaraan kan niet zonder meer de conclusie worden verbonden dat snoekkruid het ook wel goed in de vijver doet. Snoekkruid in een flinke mand in de vijver kan, maar de plant gaat dan korter mee. Beneden een waterdiepte van 40 cm groeit de plant niet meer.
Op de overgang water - land is sprake van relatief veel verandering: wisselende hoogte in waterpeil, lichte golfslag, perioden van extreem nat afgewisseld met die van maar net vochtig. In zo'n situatie voelt snoekkruid zich op z'n plaats; een situatie met lichte dynamiek in het eulitorale systeem.
Snoekkruid (synoniem: moerashyacint) kan wel 50 - 80 cm hoog worden als de bodem uit een luchtig, lemig mengsel met zand en veen bestaat. De bladeren worden op zich al 20 - 25 cm groot en staan op stengels. Het blad is spits hartvormig en glimmend groen.
Snoekkruid staat wellicht bovenaan op de lijst van de meest gewaardeerde oeverplanten. Hij dankt dit aan zijn schuine habitus, aan zijn gezondgroene glanzende bladeren en aan zijn hemelsblauwe bloemen die lang, heel lang pronken in vulle zomer. Alles is uiteraard relatief. In de rijstvelden van Zuid-Amerika is snoekkruid een lastig onkruid, dat moeilijk te bestrijden is. Voor ons is het een prachtige vijverplant die elke waterpartij een exotisch cachet geeft.
Een exotisch uiterlijk
Snoekkruid valt door zijn wat exotisch uiterlijk en schuine habitus echt op in de vijver.Het kruipende rhizoom drijft gesteelde, hartvormige tot lepelvormige bladeren boven de waterspiegel. De bladeren zijn mooi glanzend, tot 20 cm lang en tot 15 cm breed en staan op gladde ronde stengels zon 60 cm hoog. Snoekkruid bloeit van juli tot september. De zachtblauwe bloemaren van 8-15 cm bekoren ons dus van de zomer tot in de herfst. Het is dan ook een onmisbare plant om kleur te brengen in de vijver op een moment dat groot deel van de oeverplanten al uitgebloeid zijn. De hyacinthblauwe bloemen zijn tweeslachtig. Na de bloei vertoont de bloemas een benedenwaartse kromming en de vruchten rijpen onder water.
Vormen
Er bestaat een witte cultuurvorm 'Alba' maar deze is vaak moeilijk te vinden. Hij groeit iets minder goed, blijft beduidend kleiner en geeft een kleinere, eigenlijk veel minder opvallende bloeiwijze. Niet echt de moeite dus, tenzij voor de verzamelaar van rariteiten. Eigenlijk zijn er minstens twee witte snoekkruidvormen. De tweede vorm heeft langere witte bloemaren en de plant zelf is ook langer. Het is vooral de Amerikaan Johan Harder die zich met de selectie en veredeling van snoekkruiden bezig houdt..
Groot snoekkruid of reuzensnoekkruid, Pontederia cordata var. lanceulata, vindt men in de handel onder de naam Pontederia lanceulata en ook wel onder zijn oude naam Pontederia angustifulia. Zijn bladeren zijn groter en langer en missen daardoor de hartvorm. Het is echt een monumentale plant, met een hoogte van 1 à 1,2 m. In warmere streken kan hij zelfs tot 2 m hoog groeien. Er wordt wel eens beweerd dat reuzensnoekkruid minder sterk zou zijn dan het gewone snoekkruid. Zelf heb ik daar nog niets van ondervonden tijdens de zowat vijftien jaar dat ik deze plant verzorg. Volgens mij is dit de allermooiste moerasplant.
Er zijn enkele andere door Johan Harder geselecteerde cultuurvariëteiten van het lanceulata-type met o.a. lavendelblauwe bloemen en lilakleurige bloemen. Er bestaat ook een kleiner blijvende cultuurvorm met smallere lancetvormige bladeren. Ze zijn nog niet in de handel te vinden in onze streken.
In de vijver
Snoekkruid is in ieder geval een plant die tot de allermooiste moerasbewoners behoort en in de meeste boeken veel te weinig aandacht krijgt. Eigenlijk zou hij in geen enkele waterpartij mogen ontbreken. Weken aan een stuk kunnen de bloemaren bloeien en dat midden in de zomer. Samen met kattenstaart vormt de plant een prachtige kleurschakering. Snoekkruid houdt van een zonnige, warme plek en prefereert dan ook niet te diepe vijvers die snel opwarmen. In het moeras, in echt ondiep water (bijvoorbeeld 2 cm) worden de planten best afgedekt met loof tegen de winter als bescherming tegen beschadigingen door vorst. Eigenlijk is een standplaats in het vlakke water meer aanbevulen. Snoekkruid staat daar best 20-40 cm diep in goede, lemige, modderige grond.
Zelf gebruik ik een ander systeem. Om de planten zoveel mogelijk te laten genieten van de warmte van de bovenste waterlagen plaats ik hen in grote manden met slechts 5 à 10 cm water boven hun kroon in de zomerperiode. Dit wordt beloond met een werkelijk uitbundige groei en bloei. In de herfst plaats ik ze dan een trap dieper in de vijver. Zo zijn zij goed beschermd tegen het winterijs. Vaak lopen de planten te vroeg uit in de lente. Bij strenge vorst in het voorjaar worden de boven water uitstekende bladeren nogal eens beschadigd. Daarom breng ik de manden met snoekkruid dan ook niet te vroeg in het voorjaar naar een hoger niveau. Meestal doe ik dat pas na half mei, dus na de ijsheiligen. Echt nodig is het niet want ik heb ook planten die ondiep de winter overleven met nauwelijks water boven hun kroon.