OM HET ZOEKEN IN DEZE PLANTENDATABASE MAKKELIJK TE MAKEN
DRUK CTRL-F EN VUL IN HET KADERKE
HET GEWENSTE WOORD IN BV."HULST"
EN ALLE VERWANTE TEKSTEN MET HET WOORD "HULST" IN VERSCHIJNEN.
WEL BLIJVEN KLIKKEN TOT U HET GEWENSTE ARTIKEL GEVONDEN HEBT
------------------------------
HOE MEER REAKTIES ER KOMEN HOE MEER DE SITE WORD UITGEBREID
24-08-2009
Zantedeschia of Calla Lily
Wat is het verschil tussen een Zantedeschia en een Calla Lily?
Calla Lily is de engelse benaming voor Zantedeschia. De naam Calla Lily wordt in het normale gebruik vaak afgekort als Calla. Dit is eigenlijk niet correct, omdat calla de benaming is voor een andere plant uit dezelfde familie.
Echter de naam Calla is wereldwijd al zo sterk ingeburgerd voor de Zantedeschia dat het bijna niet meer mogelijk is om dit terug te draaien.
Er wordt onderscheid gemaakt tussen de grootbloemige Zantedeschia aethiopica en de kleinbloemige soorten die als Zantedeschia overig worden verhandeld.
De aanvoer van Zantedeschia is jaarrond, maar in de winter is het aanbod beperkt.
De aanvoerpiek van Zantedeschia aethiopica loopt van februari tot juni. De kleur van de bloemen uit deze productgroep is vooral wit.
Belangrijkste cultivars zijn Highwood en Colombe de la Paix; afwijkend van kleur is de deels groene Green Goddess.
Het hoogseizoen van 'Zantedeschia overig' (kleurtjes) loopt van april tot en met september. De Nederlandse aanvoer vindt plaats van april tot december. In de rest van het jaar bestaat de aanvoer uit import.
Verzorgingstips:
De bloem in een schone vaas met schoon leidingwater zetten. Vazen en andere houders van tevoren grondig reinigen.
Het vaaswater om de drie dagen verversen. Gebruik hiervoor koud water. Vervuild water doet de stelen verslijmen.
Voorkom het omkrullen van de stelen door een stukje plakband of tape om de steeluiteinden te plakken of door een ondoorzichtige vaas te gebruiken. In het laatste geval wordt fotosynthese aan de buitenkant van de steeluiteinden voorkomen.
Snij ook regelmatig een stukje van de steel af. Voeg eventueel een chloorpil aan het vaaswater toe.
Gebruik liever geen snijbloemenvoedsel. Van chloor of gewoon snijbloemenvoedsel gaan de stelen eerder verslijmen. Bolbloemenvoedsel kan wel helpen.
Houd de bloem uit de buurt van direct zonlicht en andere warmtebronnen.
Omdat callas goed droog te bewaren zijn, zijn ze zeer geschikt als corsage. Ook laat de bloemsteel zich makkelijk vlechten, als men deze langer droog laat liggen.
Verzorgingstips Snijbloem: Een schepje gewone suiker per vaas met hierin een beetje chloor (javel). Zet de Calla niet in teveel water, de bloemsteel heeft snel de neiging te rotten in het vaaswater. Gebruik best vaaswater op kraanwater temperatuur. Verzorgingstips Plant: De knollen in de winter droog houden bij een temperatuur van om en bij de 10 tot 15 graden celsius. Wees matig met de watergift. Wel regelmatig sproeien maar niet op de bloem! De Calla verdraagt matig tot veel licht In de groeiperiode is het aan te raden om 1x per 2 weken bij te mesten. De optimale temperatuur tijdens de groei bedraagt 14 tot 21°C.
Verklaring van de naam Zantedeschia werd oorspronkelijk Arum aethiopicum of Ethiopische aronskelk genoemd.
In die tijd (18e eeuw) was Afrika in het westen grotendeels onbekend en diende Ethiopië als representant voor bijna heel Afrika.
Andere namen die de plant toebedeeld kreeg:
Calla aethiopica, waarbij 'Calla' in het Grieks 'mooi' betekent.
Verder werd ook de naam 'Richardia africana' gebruikt, naar de Franse botanicus Richard. Uiteindelijk hield men het op Zantedeschia, naar de Italiaanse arts en plantkundige
G. Zantedeschi (1773-1846).
Aethiopica is Grieks voor 'groeiend in het Morenland' of 'door de zon geblakerd'. Zantedeschia wordt in volksmond Calla of Aronskelk genoemd.
Symboliek Omdat wit oorspronkelijk de kleur van de dood is (in veel Aziatische landen geldt dat nog steeds) werd grootbloemige calla van oorsprong veel in rouwwerk gebruikt. Tegenwoordig wordt de bloem ook veel in monobossen of gemengde boeketten gebruikt en als solitair in een vaas. In o.a. het Verenigd Koninkrijk wordt Zantedeschia ook in huwelijksboeketten gebruikt.
Aanvullende informatie Al in 1725 werden de eerste exemplaren van de Zantedeschia door de gouverneur van de Kaapprovincie richting Europa gestuurd. Nieuw-Zeelandse kwekers voerden aan het begin van deze eeuw tal van zaden en planten in uit alle delen van de wereld. Zantedeschia voelde zich bijzonder goed thuis in het Nieuw-Zeelandse klimaat (ze worden daar dan ook veel buiten gekweekt). In Nederland is het nog een relatief jong gewas. Rond 1980 brachten bollenhandelaren het product onder de aandacht van kwekers. De knollen werden voornamelijk door broeiers in eigen land afgenomen. Weefselkweek en veredeling werden rond 1990 actueel. Het een jaar lang buiten doortelen van eenjarige knollen van weefselkweekplanten volgde daarna. Nu is de teelt redelijk volwassen. Gezonde partijen en eenmalig gebruik van bollen zijn momenteel gebruikelijk.
Vragen en antwoorden over Calla
http://home.kabelfoon.nl/~tmschie/vraagenantwoord.htm Antwoord op een vraag van een fervente aanhangster van calla of je ze kunt opkweken uit zaad ???
De zaden van de Calla
Elk van die "kernen" bevat ten minste een of twee zaden, en tot vier of vijf zaden elk lijkt op een miniatuur knol, ongeveer 2 mm groot.
Het oogsten van de zaden is een beetje rommelig, maar neem de zaadkegel, plaats deze op een bord, en verwijder zachtjes de individuele zaden.
De hele kegel kan gemakkelijk netto 50 zaden of meer bevatten
Wil je vlug zaad oogsten, plaats de zaadconus ergens warm en droog, en uiteindelijk hebje een lelijke, verdroogd donkerbruine kegel met ongeveer de stevigheid van een stukje gedroogde abrikoos.
De zaden nooit echt compleet laten uitdrogen, ze zijn beschermd in het vlees van elke kern.
Wanneer u klaar bent, plant de zaden niet meer dan 1 cm diep, en als je kunt ongeveer
2 cm uit elkaar.
Maak je geen zorgen als u niet al deze kleverige zaden kunt scheiden.
Gewoon ,houd ze warm, zonnig en vochtig.
De overblijvende zaailingen zijn vrij hard, en kunnen later worden gescheiden nadat ze opgegroeid zijn tot op twee of drie bladeren.
Kiemtijd kan variëren . Ik heb een aantal potten van zaden die binnen vier of vijf dagen opkomen, en andere potten een maand of meer.
Maar deze zaden zijn zeer levensvatbaar, en zij zullen uiteindelijk toch kiemen.
Behandel de zaailingen meestal op de manier waarop je de volwassenen planten behandeld.
Hou ze warme, vochtig, niet klef, en veel zon, vermijden van de heetste middagzon indien mogelijk.
Verpotten als nodig is voor de grootte en de ruimte.
Als u de kleurrijke gecultiveerde soorten Callas ziet groeien, hebben ze geen behoefte aan een rustperiode hun eerste jaar, of tot de knollen gegroeid zijn tot ongeveer 1 tot 2 cm in grootte, waarna u kunt ze behandelen als volwassenen planten.
Onder optimale teeltomstandigheden, zou je een bloem hebben in hun tweede jaar, anders is het in hun derde jaar.
En tenslotte ,het opwindenste over voortplanting met behulp van zaden is dat je er nooit echt zeker bent van wat je krijgt als resultaat.
Verder is de Portulaca een plant met vrijwel geen onderhoud.
De bloemen komen steeds opnieuw met een enorme variëteit aan kleuren.
Zo nu en dan een beetje bemesting toevoegen en u zult een zonnige zomer lang veel plezier van deze planten hebben.
Kenmerken:
Portulaca is een mooie eenjarige die wat uit de mode is geraakt.
Het lijkt wat op middagbloempjes (mesembryanthemum) die inderdaad enkel open gaan in de zon.
Dit kleine geslacht van éénjarige zomerbloeiers komt van oorsprong uit Brazilië.
Samen met andere zomerbloeiers als de Bidens, de Lotus, de Sanvitalia, de Felicia en de
Esambryanthemum is de Portulaca een bloeier die van heel veel zon houdt.
bloemen :
Zo kleurig als het carnaval in Rio is, zo veel kleuren kent ook deze Portulaca.
Planten :
Deze zomerbloeier kan zelfs extreme hitte en een flinke droogteperiode moeiteloos doorstaan.
De bloei zakt dan tijdelijk iets terug, maar deze zal, nadat er weer voldoende vocht in de potgrond is, in volle omvang terug komen.
De Portulaca is vanwege zijn droogtebestendigheid een plant die bij uitstek geschikt is voor grote
hangmanden of potten in de volle zon. De potgrond in de manden of potten dient wel goed
waterdoorlatend te zijn. Potgronden met kokosvezel of andere toevoegingen om het water vast te
houden, zijn voor deze planten iets minder geschikt. Eventueel kunt u de potgrond iets
verschralen met grof zand.
Eigenschappen:
Helaas is de plant niet over te houden. Bij de eerste vorst wordt het een vieze smurrie.
Net als de Mesambryanthemum (ijsbloemen) en de Gazania sluiten de bloemen van de Portulaca zich als het donker wordt of als de lucht zwaar bewolkt is.
Vermeerderen :
Zaad nemen! Dit is niet moeilijk want hij vormt er miljoenen. Envelopje bij de hand dus, en schudden. Volgend voorjaar voorzaaien op warmte in maart (binnenshuis; vochtig en licht houden). In april de zaailingen naar buiten op een beschutte plaats. In mei in volle grond uitplanten.
Deze bladbegonia's reageren direct op een slechte behandeling, zoals teveel zon of 'natte voeten': blad rand en verdrogen of de plant verrot en gaat dood.
Bladbegonia's houden van warmte en een enigszins beschaduwde standplaats.
Kenmerken:
Wij noemen ze doodgewoon bladbegonias, maar eigenlijk moeten we van 'koningbegonia's
spreken, want dat is de letterlijke vertaling van de wetenschappelijke naam. Dat komt ook meer overeen met het uiterlijk van juist deze groep yan begonia's:
fluweelachtig behaarde bladeren, waarin de rode kleur overheerst met daarop schitterende tekeningen in diverse kleurnuances van wit tot donkergroen en paars.
Bloemen :
In het voorjaar - april is daarvoor de beste tijd - worden de planten in verse grond gezet (normale potgrond waaraan wat turfmolm is toegevoegd) en dan zullen ze spoedig weer uitlopen.
Geen water op de bladeren
Planten:
Tocht en fel zonlicht is uit den den boze en regelmatig ververplaatsen bekomt ze slecht.
In de winter. maken de planten een soort rustperiode door.
Ze mogen iets koeler staan (15- 18 °C) en krijgen minder water.
Toch mag de aarde nooit uitdrogen!
Verzorging :
Het blad wordt in deze tijd lelijk en er vormen zich geen nieuwe scheuten.
Bladbegonia's hebben ruimte nodig, zodat de fraaie bladeren zich goed kunnen ontwikkelen.
's Zomers hebben ze vrij veel water nodig en bovendien moet u regelmatig mest geven. De pot- grond mag nooit uitdrogen, maar u moet ook oppassen dat de aarde niet te nat blijft.
In het laatste geval zullen de wortels verrotten en dat betekent het einde van de plant.
Plastic potten verdienen de voorkeur, omdat daarin de aarde minder snel uitdroogt.
Hoewel deze begonia's niet van droge lucht houden, moet u ze nooit op de bladeren besproeien.
Dat heeft nare vlekken tot gevolg, soms zelfs meeldauw of grauwschimmel.
Bijzonder decoratief is een schaal waarin verschillende bladkleuren worden gecombineerd.
Vermeerderen :
Vermeerderen door bladstek
In de zomer neemt u een gezond en volwassen blad. Met een mes maakt u hier en daar dwars over de nerven sneden en legt het blad met de onderzijde op een mengsel van potgrond en scherp zand. Om te voorkomen dat het blad losraakt, kan het vastgezet worden met enkele pennen, of met kiezelstenen worden verzwaard.
Afdekken met glas, bij een temperatuur van ongeveer 20 °C zetten en na enkele weken ontwikkelen zich op de snijwonden wortels en jonge blaadjes.
Soorten :
In feite hebben alle hybriden namen,
zoals 'Silver Queen' (groen rood met zilver- wit),
'Fairy' (zilverwit met don- kere nerven) of
'Cardoza Gar- dens' (een combinatie van rood, zilverkleurig en groen).
Deze namen zult u echter vrijwel nergens aantreffen: ze worden simpelweg aangeboden als 'bladbegonias
Weetjes
Onder het begrip 'bladbegonia's' kunnen we tegenwoordig een zeer uitgebreid sortiment samenvat- ten, waarbij de bladvormen kleur belangrijker is dan de bloemen.
Wij beperken ons tot de B.-Rex-hybriden, een groep planten waarvan de meeste rassen al stammen van vóór. 1940.
De eerste hybriden ontstonden omstreeks 1850 in de kwekerij van Van Houtte in Gent.
Naast Begonia rex zijn Begonia diadema en B. masoniana voor de kruisingen gebruikt, soorten die vooral in Indonesië inheems zijn.
Ook deze varen groeit uitstekend op beschaduwde plaatsen. De bodem moet voldoende vochtig zijn en humus bevatten. Op zeer vochtige plaatsen, min of meer half in het water, wordt zelfs een zonnige standplaats goed verdragen.
Bolletjesvaren groeit daar vooral in vochtige weiden en bossen en gedraagt zich als een onkruid.
Kenmerken:
Het blad is mooi lichtgroen van kleur. de steriele bladeren kunnen vrijwel 70 cm hoog worden.
De bolletjesvaren is een overblijvende, kruidachtige plant. Uit een dunne, kruipende wortelstok ontspringen willekeurig verspreide bladen. Er is een duidelijk verschil tussen de steriele en de fertiele bladen.
Planten :
De steriele bladeren van deze tot 70 cm hoge varen zijn langgesteeld. ovaal tot driehoekig en eenmaal geveerd. maar elk blaadje is weer tot de helft ingesneden. De fertiele bladeren worden slechts 25 à 50 cm hoog. groeien stijf rechtóp en bezitten parelsnoerachljge blaadjes (bolletjesvaren!) die in de winter groen blijven.
Eigenschappen:
Onoclea bezit krachtig groeiende wortelstokken die sterk vertakken. Dat betekent dat er snel grote oppervlakten kunnen worden ingenomen. Vaak moet dan ook regulerend worden opgetreden. Merkwaardig is dat de steriele bladeren heel erg gevoelig zijn voor nachtvorst (senslbills = ge- voelig!). In feite is daar weinig aan te doen, alleen enkele individuele planten kunnen beschermd worden.
Vermeerderen :
Het delen van de wortelstokken levert geen problemen op. Op de kwekerij worden de planten door middel van sporen vermeerderd.
Toepassing
Mooie varen om grote oppervlakten te laten begroeien, met name onder en in de buurt van heesters.
Geschikte buurplanten Hoge vaste planten zoals geltebaard (Aruncus diolcus), allerlei blad- verliezende heesters en vooral rhododendrons.
Soorten :
Cultivars geen.
Weetjes :
Varen die in Noord-Amerika en Oost-Azië in het wild voorkomt.
De botanische naam Onoclea komt van het Griekse 'onos' (= vat) en 'kleiein' (= sluiten), wat verwijst naar de manier waarop de sporenhoopjes wordt afgesloten. De soortaanduiding sensibilis betekent 'gevoelig' en slaat op de gevoeligheid van de varen voor vorst.
De Nederlandse naam 'bolletjesvaren' slaat eveneens op de vorm van de sporenhoopjes.
De steriele bladen zijn geelgroen tot lichtgroen, tot 50 cm lang, breed driehoekig van vorm en veerdelig of eenmaal geveerd. In het laatste geval is de bladspil naar de top toe gevleugeld. De acht tot veertien zijblaadjes aan iedere kant zijn lancetvormig. De bladrand is gaaf, gegolfd of gekarteld. De bladsteel is een tot anderhalf maal zo lang als de bladschijf, donker gekleurd, onderaan afgeplat en niet beschubd.
De fertiele bladen ontstaan later (of soms zelfs niet) en lijken helemaal niet op de steriele bladen. Ze zijn langwerpig van vorm en tweevoudig geveerd. De bladsteel is in verhouding langer dan die van de steriele bladen, en het blad staat rechtop. De bladslipjes zijn lijnvormig, enkele millimeters breed en de zijblaadjes daarvan vouwen zich elk als een handje rond de sporenhoopjes. Het geheel doet denken aan een pluim met parelsnoeren, vandaar ook de naam bolletjesvaren. De jonge fertiele bladen zijn groen, maar worden later bruin tot zwart.
De steriele bladen zijn fragiel en verdwijnen bij de eerste vorst. De fertiele bladen zijn winterhard en laten de sporen pas vrij in de volgende lente.
Sporenhoopjes
De ronde sporenhoopjes zitten op de onderzijde van de fertiele bladen, volledig bedekt door de bladslipjes. Er is geen dekvliesje. De sporen overwinteren en komen vrij in de lente.
Habitat
De bolletjesvaren is een terrestrische plant die vochtige, matig voedselrijke tot voedselrijke, zure grond verkiest. De varen komt in natuurlijke omstandigheden voornamelijk voor in moerassen, laagveen en vochtige bossen, in de zon of de schaduw.
In de Benelux is de soort vooral te vinden op de plaatsen waar hij is aangeplant, zoals in tuinen, kasteeltuinen, parken en dergelijke. Daarbuiten komt de plant meestal voor op voldoende vochtige plaatsen waar tuinafval gestort wordt.
Op geschikte plaatsen heeft de bolletjesvaren de neiging om te gaan woekeren en andere planten te verdringen.
Bladeren:
De onvruchtbare bladeren staan niet in bundels, maar verspreid in onregelmatige groepjes op de wortelstok. De bladschijf is veerdelig en breed driehoekig tot eirond. De deelblaadjes zijn lancetvormig, spits en gegolfd gelobd of ze hebben een bijna gave rand. Ze staan met 6 tot 10 paar langs de bladspil.
Vruchten: De vruchtbare bladeren zijn langer gesteeld en dubbel geveerd. De deelblaadjes zijn niet gesteeld. Ze zijn diep gelobd, sterk ingerold en bolvormig. Ze omvatten de sporendoosjes helemaal. Later scheuren deze open.
De grondsoort speelt geen rol van betekenis. ook op voedselarme zandgrond is de groei nog goed.
Hoewel van nature op droge plaatsen groeiend, wordt een vochtige standplaats goed verdragen.
Kenmerken:
Pampasgras is zondermeer de meest indrukwekkende onder de siergrassen.
Dat komt niet alleen door zijn aanzienlijke grootte. maar vooral ook door de laat verschijnende, vaak zilverwitte. pluimen.
Groei Tot 3 à 4 meter hoge grassoort die op den duur grote pollen vormt.
Het smalle blad is uitermate stug en heeft scherpe randen waaraan men zich gemakkelijk kan verwonden.
Bloemen :
De bloempluimen, grijsachtig, zilverwit of enigszins rozerood van kleur verschijnen pas in september-oktober en blijven lang in goede conditie.
Planten :
Als solitair in het gazon of bij een (grote) vijver.
Geschikte buurpIanten Veelal als solitair toegepast.
Eventueel tussen heesterbeplantIng.
Eigenschappen:
Pampasgras houden als kuipplant is een goed alternatief.
Vermeerderen :
Pampasgras is een tweehuizige plant er zijn dus zowel mannelijke als vrouwelijke planten.
Laatstgenoemde hebben mooie zilverachtige pluimen en genieten de voorkeur.
Er bestaan verschillende fraaie klonen van vrouwelijke planten die door scheuren worden vermeerderd.
In partijen uit zaad opgekweekt, komen uiteraard zowel vrouwelijke als mannelijke planten voor en de laatste zijn minder fraai.
Bij voorkeur door delen in het voorjaar. Herplant altijd met een kluit. Snoei daarbij de planten terug tot 30 cm. Ook zaaien behoort tot de mogelijkheden.
Soorten :
Cortaderia selloana 'Rosea' 175/90cm, roze Cortaderia selloana 'Pumila' 90 tot 150 cm hoge stengels en zilvergrijze bladeren. Een dwergpampasgras dat ideaal is om aan te planten in stadstuintjes en kleinere tuinen. Cortaderia selloana 'Gold Band' 250 cm met geel gestreepte bladeren Cortaderia selloana 'Sunningdale Silver' 175 cm hoge stengels met zilver, zilver
Verzorging :
Gedurende de eerste levensjaren is pampasgras gevoelig voor vorst.
Bescherming van de planten aan de voet met stro of riet verdient dan ook aanbeveling.
Oudere planten hebben zelden last van normale wintertemperaturen.
Weetjes :
Het hoge grasachtig blad van de Cortaderia selloana kan makkelijk drie meter lang worden, maar het is vrij slap en buigt sierlijk over. De smalle bladeren hebben zeer scherp snijdende randen. Als je aan deze planten werkt is het dan ook aan te raden van lange mouwen en goede handschoenen te dragen om geen venijnige, diepe snijwondes op te lopen. De geslachtsnaam verwijst naar het Spaanse woord voor snijden = cortar of naar snijder = cortador. Pampasgras is inheems in Zuid-Amerika (Brazilië, Argentinië, Uruguay).
Het woord pampas verwijst dan ook naar de grasvlaktes waarin ze in hun bakermat groeien.
Winterbescherming:
In de winter de bladeren samenbinden en met matten/bladeren afdekken. Let vooral op dat geen nat (regen) die tot diep in het middendeel van de kluit kan doordringen
Eind november-december halen we de plant dan binnen om te bewaren op een vorstvrije plaats.
Blad:wintergroen,naaldvormig blad, donkergroen, zonder nerf, toegespitst
Vermeerdering:stekken
Voedingsbehoeft:om de week
Overwintering:temperatuur 4- 8 °, temperatuur 8-12 °, licht
Standplaats:
Standplaats lichtbehoefte: zon
deze plant is wintergroen (groenblijvend)
geschikt voor een solitaire positie in een beplantingsschema
deze plant vraagt of gedijt goed op vochthoudende gronden
Leptospermum verlangt een zonnige standplaats. Op de vensterbank lukt het met deze plant niet goed. Daarvoor hebben ze in het voorjaar en de zomer te veel behoefte aan volle zon, veel frisse lucht en een hoge luchtvochtigheid. Wordt in de handel aangeboden als een bossige struik of als een kroonboompje.
Kenmerken:
Kuip- en terrasplanten
Leptospermum scoparium - zuidzee mirte, theeplant
deze plant bevat geurende plantendelen
ook geschikt voor gebruik in potten, bakken of terraskuipen
bloemen :
Bloeitijd: mei-augustus
Bloemkleur: wit met rose tinten
Planten:
Belangrijk voor deze cuiltivair is een zonnige beschute standplaats, en in periode van droogte kunt u hem regenwater geven. Winterhard tot ongeveer-14°C
Omdat je Leptospermum op en lichte en koele standplaats moet overwinteren, is gedurende de koude maanden een licht verwarmde serre een ideale omgeving voor deze plant. Overwinteren bij 4-10 ° C.
Manuka
Latijnse naam :Leptospermum scoparium
Gebruikt deel :blad
Normaal Gebruik : Bad, Massage,
Inname :Verstuiven
Beschrijving :
Manuka wordt ook wel de Nieuw-Zeelandse Tea Tree genoemd. De plant behoort evenals de Tea Tree tot de Myrtaceeën en komt voor in Nieuw-Zeeland en Australië. De olie wordt gewonnen door waterdamp distillatie van de bladeren en heeft veel Tea Tree eigenschappen maar een heel andere geur.
Gebruik Manuka o.a. bij; nervositeit, verkoudheid, sinusitis, spierpijn, reumatische klachten.
Hier enige toepassingen van Manuka:
bij rugpijn; 15 druppels Manuka en 10 druppels Marjolein mengen met 50 ml. St. Janskruid-olie en hiermee de pijnlijke spieren dagelijks masseren.
bij gewrichtsreuma (artritis); meng 10 druppels Manuka in een eetlepel notenolie en masseer hiermee 1-2 per dag de pijnlijke gewrichten.
bij spier- en gewrichtspijn; meng 8 druppels Manuka met 1 eetlepel basis olie en masseer hiermee dagelijks de pijnlijke plaatsen.
bij winter- voeten, handen, tenen; meng 10 druppels Manuka met een eetlepel Amandel-olie en smeer de voeten, handen of tenen hier 2x per dag mee in. In ernstige gevallen pure olie gebruiken.
bij keelpijn; 15 druppels Manuka in een glas gekookt, afgekoeld water mengen en hiermee dagelijks 1à 2 keer gorgelen.
De meeste etherische oliën kunnen niet zonder risico ingenomen worden. Gebruik etherische oliën uitsluitend inwendig als u voldoende kennis heeft of raadpleeg een (homeopatische) arts. Over het algemeen is echter de werking bij uitwendig gebruik sterker dan bij inwendig gebruik
Werkingsveld : Fungicide
Klachten en Aandoeningen : Acne, Huidverzorging - algemeen ,Ontsteking
Manuka wordt ook wel de Nieuw Zeelandse teatree genoemd. De plant komt voor in Australië en Nieuw Zeeland. Traditioneel was het een heilige boom van de Maori s. De originele inheemse kennis van de medicinale planten werd beheerd door de tohunga, de Maori dokter. De kennis van de tohunga werd levendig gehouden en doorgegeven door de oudere vrouwen van de stam. De bladeren werden door hen tegen vele kwalen gebruikt, infecties aan de luchtwegen, reumatische aandoeningen, spierpijn, wondhelingen, enz. Jonge scheuten werden gekauwd en gegeten tegen dysenterie. Een afkooksel of brouwsel werd gedronken bij klachten aan de urinewegen en tegen koorts. De stoom van gekookte bladeren werd ingeademd bij verkoudheden, sinusitis, enz. Een afkooksel van bladeren en schors werd als een papje op pijnlijke spieren en gewrichten gesmeerd. Kauwen op de schors zou ontspannend werken en slaap opwekken. De vertaling van het Maoris Manuka of manukanuka is nervositeit.
Men beweert dat kapitein Cook 1769 de naam teatree heeft gegeven aan de manuka bladeren. Zij gebruikten die als thee, vooral om scheurbuik tegen te gaan.
De olie van de oost kust heeft de sterkste antibacteriële werking.
Het is een van de meest antiseptische en schimmeldodende oliën en werkt wat dit betreft beter en zachter dan de Australische tea tree, Melaleuca alternifolia. De olie heeft een heel goed effect op de huid en bij slecht helende en geïnfecteerde wonden; doorliggen, open benen, enz. Het is een nuttige olie bij infecties van de luchtwegen, bij astma. Het bestrijdt koorts, virussen, en helpt bij virale diarree. De olie is werkzaam bij verkrampte spieren en pezen, artritis, reuma en gewrichtspijnen. Bij piercingen gaat het infecties tegen en bevordert de genezing.
Het kan tevens gebruikt worden als antisepticum in de was; een theelepel toevoegen. Verder wordt manuka gebruikt in mondwaters.
De verse bladeren geven een uitstekende thee van hoge kwaliteit. De stam scheidt soms een zoet manna af door beschadiging van insecten. Volgens Tony Burfield scheiden de bladeren een zoete manna af die d-mannitol bevat (Cambie & Seelye 1959). Er wordt een discussie gevoerd over het feit of de afscheiding natuurlijk is of wordt veroorzaakt door insecten (Booker et al. 1991).
Van de manuka bloemen wordt een geelgroene verf geproduceerd en een groen-zwarte verf van de bloemen, takken en bladeren (Grae 1974). Daniels 1997 geeft aandat van de tannine rijke vegetatie van de manuka die samen met de bladeren van de Phormiun tenax worden gekookt een zwarte verf wordt gemaakt die wordt gebruikt door de Maori mandenmakers en -vlechters
Geestelijk:
Goed tegen stress betreffende overgevoeligheid, angst, onrust. Het is een beschermende olie en brengt terug op aarde. Geeft rust en standvastigheid bij onevenwichtigheid en gevoelsschommelingen. Het is een aardende olie, zwaar en de geur niet bij iedereen geliefd.
Inwendig:
1-3 maal daags 1 druppel.
Tegen: astma, bronchitis, candida, catarre, colitis, cystitis, enteritis, hoest, infecties van de urinewegen, influenza, keelinfecties en pijn, laryngitis, longinfecties, longontsteking, sinusitis, stress, tonsillitis, vaginitis, verkoudheid, vertigo.
Contra indicatie:
kan individueel lichte huidirritaties geven, indien boven de aangegeven dosering gebruikt. Verse olie gebruiken op de huid. Niet voor zwangere, vanwege de spasmolitische activiteiten van de olie. Niet voor kinderen onder 8 jaar; ook moeten ze van de geur houden.
Bij te hoge dosering acute vergiftiging. Verder geen bekend.
Toepassingen:
*rugpijn: 15 druppels Manuka en 15 druppels marjolein mengen met 50 ml. St. Janskruid olie en de pijnlijke plekken masseren.
*spier- en gewrichtspijnen: 8 druppels Manuka mengen met 1 eetlepel basisolie en de pijnlijke plekken masseren.
*keelpijn: 10 druppels in een glas afgekoeld gekookt water en gorgelen
*winter- voeten, handen, tenen: 10 druppels Manuka in een eetlepel basisolie en hiermee de delen insmeren 2 x per dag.
*artritis: 10 druppels Manuka in een eetlepel notenolie en de pijnlijke gewrichten 1-2 x per dag masseren.
*candida: sandelhout 5 dr. Manuka 5 dr. R. kamille 5 dr. mengen met yoghurt
een tampon in dit mengsel dopen en inbrengen in de vagina, 3-4 maal daags.
*Verdampen: als men niet van de geur zou houden, mengen met citrussen.
Botanische naam: Pontederia cordata Nederlandse naam :Snoekkruid
Herkomst:Amerika Bijzonderheden:drachtplant, diep i.v.m. vorstschade Grondsoort:alle, humeus Licht:half schaduw, zon Gebruik:solitair, kleine vijvers Hoogte:0.50-1.00 m Vorm:overig Bloeikleur/vorm:blauw, opvallend Bloeitijd:juni, juli, augustus Waterstand:0.15-0.40 m Winterbeeld:afstervend/overblijvend
Standplaats:
De moerashyacint (Pontederia cordata) is een waterplant die behoort tot de pontederiafamilie (Pontederiaceae). De plant komt van nature voor in Noord-, Midden- en Zuid-Amerika.
De moerashyacint wordt veel gebruikt in vijvers. De plant komt voor in sloten en vijvers met voedselrijk water.
Snoekkruid kan alleenstaand toegepast worden, als solitair. Zeker groot snoekkruid, dat bijna een kubieke meter ruim kan worden verdient een ereplaats als blikvanger. Pure schoonheid in structuur, glans en kleur. In kleine groepen kan ook. Van woekeren is in onze streken zeker geen sprake. Een zonnige standplaats is aangewezen. Halfschaduw kan maar dan zullen de planten beduidend minder bloeien.
Kenmerken:
De Pontederiafamilie (Pontederiaceae) is een familie van eenzaadlobbige planten. Het gaat om kruidachtige water- en moerasplanten. De familie komt van nature voor in warmere gematigde streken en in de tropen, met name in de nieuwe wereld. De bekendste vertegenwoordiger is de waterhyacint (Eichhornia crassipes), die op veel plaatsen een plaag vormt. De moerashyacint (Pontederia cordata) komt ook veel voor in Europa.
De moerashyacint (Pontederia cordata) is een waterplant die behoort tot de pontederiafamilie (Pontederiaceae). De plant komt van nature voor in Noord-, Midden- en Zuid-Amerika.
De moerashyacint wordt veel gebruikt in vijvers. De plant komt voor in sloten en vijvers met voedselrijk water.
De plant wordt 30-100 cm hoog en heeft een stengel, die bovenaan bezet is met klierharen. De bladeren hebben een lange bladsteel, die aan de voet schedeachtig is. Het blad is langwerpig eirond met aan de voet hart- of pijlvormige, afgeronde zijslippen.
De moerashyacint bloeit van juli tot september met blauwe bloemen. De middelste slip van de bloem heeft een gele vlek. Er komen ook planten voor met witte bloemen. De bloemen zitten in een aarvormige bloeiwijze.
De vrucht is een nootje.
Bloemen :
De moerashyacint bloeit van juli tot september met blauwe bloemen. De middelste slip van de bloem heeft een gele vlek. Er komen ook planten voor met witte bloemen. De bloemen zitten in een aarvormige bloeiwijze.
De vrucht is een nootje.
In augustus is het hoogtepunt van de bloei; in juli verschijnen de eerste bloemen, eind september is het met de bloei gedaan. De bloemen staan op lange, bladloze stelen, in aren. De bovenste kelkslippen zijn naar boven gericht en de onderste naar beneden. De bloemen hebben wat weg van een orchidee en lijken zeker op de minder fijne bloemen van een hyacint.
Planten :
De plant wordt 30-100 cm hoog en heeft een stengel, die bovenaan bezet is met klierharen. De bladeren hebben een lange bladsteel, die aan de voet schedeachtig is. Het blad is langwerpig eirond met aan de voet hart- of pijlvormige, afgeronde zijslippen.
Eigenschappen:
De Pontederia Cordata is een zeer dankbare waterplant. Al snel vormt ze een grote groep.
De speervormige, groene bladeren zorgen voor een mooi contrast met de paarse bloemen.
De bloemen worden soms gebruikt in ruikers en bloeien in de lente tot de herfst.
Snoekkruid is een plant die de overgang tussen land en water markeert. Op 'droog' land en in het water voelt het zich niet thuis. Juist daar tussenin, in een moerasachtige situatie: des te beter. De bakermat van deze schitterend bloeiende moerasbewoner ligt in Centraal-, Midden- en Noord-Amerika.
Pontederia cordata groeit op de overgang van droog naar nat en bloeit met diepblauwe bloemen
Vermeerderen :
Snoekkruid breidt zich uit door middel van worteluitlopers. Na ongeveer twee jaar zijn de planten volwassen en bloeien op hun best. Daarna wordt de bloei minder en blijft ook het blad kleiner in omvang. Daaraan is wel wat te doen: de planten moeten worden uitgegraven en gescheurd en opnieuw worden uitgeplant. Dit omdat er na verloop van tijd veel wortels zijn gevormd, die dicht bij elkaar zitten.
Vermeerderen gebeurt voornamelijk vegetatief door delen van de wortelstokken. Scheuren gebeurt best in het late voorjaar. Zorg dat de toppen, die men van de wortelstok snijdt, niet te klein zijn en al eigen wortels hebben. Klei of leem wordt erg gewaardeerd.
Soorten :
Pontederia is het enige geslacht van de familie van de Pontederiaceae. Er bestaan twee soorten van dit geslacht.
Behalve dat de oorspronkelijke, blauw bloeiende soort van Pontederia cordata zijn er nu ook witte cultuurvariëteiten (schaars) verkrijgbaar:
Pontederia cordata 'Alba' en Pontederia cordata 'White Pike'.
Deze soorten worden ongeveer 50 cm hoog. Het zijn goede aanvullingen op de bestaande soort. Plant ze in de vijver niet dieper dan 10 - 20 cm onder water.
Een bijzondere soort is Pontederia lanceolata.
Helaas (nog) nauwelijks verkrijgbaar. De plant groeit en bloeit forser dan P. cordata, terwijl het blad meer lancetvormig is toegespitst
Weetjes :
De genusnaam werd in 1737 gegeven door Linnaeus ter ere van zijn tijdgenoot Guilio Pontedera (1688-1757), professor in de botanie te Padua. Cordata betekent hartvormig, duidend op de hartvorm van de bladeren.
Volgens sommigen zou de officiële Nederlandse eigenlijk moerashyacint zijn maar de handel en de meeste vijverboeken gebruiken de naam snoekkruid. Zijn Engelse namen zijn pickerel weed en wampee. In het Duits luistert de plant naar de naam Herzblättriges Hechtkraut terwijl de Fransen hem benoemen met pontédérie à feuille en coeur.
De fraaie bloemen worden door insecten bestoven en vertonen opvallende honingmerken op de bloemdeksegmenten. Snoekkruid wordt in zijn natuurlijke habitat onder meer bestoven door de sulitair levende bijensoort Dufourea novae-angliae, die geen enkele andere plant bezoekt en haar levenscyclus afstemt op de bloei van snoekkruid. Naast bijen bezoeken hommels en vlinders de blauwe bloemen in aren. Voor diegenen die niet genoeg hebben aan kijken alleen maar de sappiggroene planten ook met de tong willen proeven volgt een smakelijke tip: jonge bladstelen kunnen als groente worden gegeten en de zaden als nootjes.
Groei en bloei
Vooral wie een grote vijver heeft met een brede moerasrand daarlangs, zou snoekkruid kunnen planten. Langs kleine vijvers wordt de plant al gauw te groot in verhouding tot het wateroppervlak. Is snoekkruid eenmaal geplant, dan groeien de wortels ook in de richting van het water en zelfs duiken de wortels de vijverbodem in. Daaraan kan niet zonder meer de conclusie worden verbonden dat snoekkruid het ook wel goed in de vijver doet. Snoekkruid in een flinke mand in de vijver kan, maar de plant gaat dan korter mee. Beneden een waterdiepte van 40 cm groeit de plant niet meer.
Op de overgang water - land is sprake van relatief veel verandering: wisselende hoogte in waterpeil, lichte golfslag, perioden van extreem nat afgewisseld met die van maar net vochtig. In zo'n situatie voelt snoekkruid zich op z'n plaats; een situatie met lichte dynamiek in het eulitorale systeem.
Snoekkruid (synoniem: moerashyacint) kan wel 50 - 80 cm hoog worden als de bodem uit een luchtig, lemig mengsel met zand en veen bestaat. De bladeren worden op zich al 20 - 25 cm groot en staan op stengels. Het blad is spits hartvormig en glimmend groen.
Snoekkruid staat wellicht bovenaan op de lijst van de meest gewaardeerde oeverplanten. Hij dankt dit aan zijn schuine habitus, aan zijn gezondgroene glanzende bladeren en aan zijn hemelsblauwe bloemen die lang, heel lang pronken in vulle zomer. Alles is uiteraard relatief. In de rijstvelden van Zuid-Amerika is snoekkruid een lastig onkruid, dat moeilijk te bestrijden is. Voor ons is het een prachtige vijverplant die elke waterpartij een exotisch cachet geeft.
Een exotisch uiterlijk
Snoekkruid valt door zijn wat exotisch uiterlijk en schuine habitus echt op in de vijver.Het kruipende rhizoom drijft gesteelde, hartvormige tot lepelvormige bladeren boven de waterspiegel. De bladeren zijn mooi glanzend, tot 20 cm lang en tot 15 cm breed en staan op gladde ronde stengels zon 60 cm hoog. Snoekkruid bloeit van juli tot september. De zachtblauwe bloemaren van 8-15 cm bekoren ons dus van de zomer tot in de herfst. Het is dan ook een onmisbare plant om kleur te brengen in de vijver op een moment dat groot deel van de oeverplanten al uitgebloeid zijn. De hyacinthblauwe bloemen zijn tweeslachtig. Na de bloei vertoont de bloemas een benedenwaartse kromming en de vruchten rijpen onder water.
Vormen
Er bestaat een witte cultuurvorm 'Alba' maar deze is vaak moeilijk te vinden. Hij groeit iets minder goed, blijft beduidend kleiner en geeft een kleinere, eigenlijk veel minder opvallende bloeiwijze. Niet echt de moeite dus, tenzij voor de verzamelaar van rariteiten. Eigenlijk zijn er minstens twee witte snoekkruidvormen. De tweede vorm heeft langere witte bloemaren en de plant zelf is ook langer. Het is vooral de Amerikaan Johan Harder die zich met de selectie en veredeling van snoekkruiden bezig houdt..
Groot snoekkruid of reuzensnoekkruid, Pontederia cordata var. lanceulata, vindt men in de handel onder de naam Pontederia lanceulata en ook wel onder zijn oude naam Pontederia angustifulia. Zijn bladeren zijn groter en langer en missen daardoor de hartvorm. Het is echt een monumentale plant, met een hoogte van 1 à 1,2 m. In warmere streken kan hij zelfs tot 2 m hoog groeien. Er wordt wel eens beweerd dat reuzensnoekkruid minder sterk zou zijn dan het gewone snoekkruid. Zelf heb ik daar nog niets van ondervonden tijdens de zowat vijftien jaar dat ik deze plant verzorg. Volgens mij is dit de allermooiste moerasplant.
Er zijn enkele andere door Johan Harder geselecteerde cultuurvariëteiten van het lanceulata-type met o.a. lavendelblauwe bloemen en lilakleurige bloemen. Er bestaat ook een kleiner blijvende cultuurvorm met smallere lancetvormige bladeren. Ze zijn nog niet in de handel te vinden in onze streken.
In de vijver
Snoekkruid is in ieder geval een plant die tot de allermooiste moerasbewoners behoort en in de meeste boeken veel te weinig aandacht krijgt. Eigenlijk zou hij in geen enkele waterpartij mogen ontbreken. Weken aan een stuk kunnen de bloemaren bloeien en dat midden in de zomer. Samen met kattenstaart vormt de plant een prachtige kleurschakering. Snoekkruid houdt van een zonnige, warme plek en prefereert dan ook niet te diepe vijvers die snel opwarmen. In het moeras, in echt ondiep water (bijvoorbeeld 2 cm) worden de planten best afgedekt met loof tegen de winter als bescherming tegen beschadigingen door vorst. Eigenlijk is een standplaats in het vlakke water meer aanbevulen. Snoekkruid staat daar best 20-40 cm diep in goede, lemige, modderige grond.
Zelf gebruik ik een ander systeem. Om de planten zoveel mogelijk te laten genieten van de warmte van de bovenste waterlagen plaats ik hen in grote manden met slechts 5 à 10 cm water boven hun kroon in de zomerperiode. Dit wordt beloond met een werkelijk uitbundige groei en bloei. In de herfst plaats ik ze dan een trap dieper in de vijver. Zo zijn zij goed beschermd tegen het winterijs. Vaak lopen de planten te vroeg uit in de lente. Bij strenge vorst in het voorjaar worden de boven water uitstekende bladeren nogal eens beschadigd. Daarom breng ik de manden met snoekkruid dan ook niet te vroeg in het voorjaar naar een hoger niveau. Meestal doe ik dat pas na half mei, dus na de ijsheiligen. Echt nodig is het niet want ik heb ook planten die ondiep de winter overleven met nauwelijks water boven hun kroon.
De laurier is familie van de Lauraceae ( zoals Lindera, Sassafras, Cinnamonium, enz.) De familie van de laurierachtigen bestaat vooral uit tropische planten. Laurus nobilis komt vooral voor in het Middellands zeegebied. In België is dit een oranjerieplant. De plant kan gemakkelijk meer dan 100 jaar worden.
Standplaats:
Overwinteren
Plaats de planten op een koele, vorstvrije plaats. Kan ook in het donker staan (kelder), dit als de plant in rust is. Geen bemesting, niet teveel water MAAR DE POT NIET LATEN UITDROGEN.
Tijdens de zomer staan de laurierboompjes die meestal in kuipen gekweekt worden best op een zonnige standplaats. Sommige exemplaren (meestal oudere) gedijen in volle grond hoewel laurier eigenlijk niet volledig winterhard is. Vooral in de kuststreek en in stadstuinen (mits voldoende beschutting) kunnen ze temperaturen tot -5°C verdragen. Toch laat men ze best binnen in kuipen overwinteren.
Zolang het niet gaat vriezen, mag hij buiten blijven staan, wil u echter geen risico nemen, plaats hem dan op een koele, vorstvrije plaats (veel licht hoeft niet), geef om de 5 weken wat water en zorg er vooral voor dat de potkluit niet uitdroogt.
Kenmerken:
Laurieren zijn struiken of bomen, die een hoogte kunnen bereiken van 7 tot 9 m. De plant verdraagt een temperatuur tot - 5°C.
De bladeren zijn gegolfd met een korte bladsteel en zijn donkergroen leerachtig glanzend.
De plant is tweehuizig ( voor de teelt worden voornamelijk mannelijke planten gebruikt). De bloemen zijn geelgroen van kleur. De vruchten zijn bessen, paarszwart als ze rijp zijn. Welriekend en bitter.
Hier wordt hij vooral geteeld als terrasplant. Op feestelijke gelegenheden als huwelijk en recepties en beurzen wordt de laurier gebruikt als verwelkoming.
Het is een altijd groene plant met uitstraling en status die ook bij de plantenliefhebber zijn plaatsje heeft (aan de deur , op de trap, in de tuin, )
bloemen
De laurier is een houtachtige en groenblijvende struik die tweehuizig is: de mannelijke en vrouwelijke bloemen staan op afzonderlijke planten.
Planten
Water geven
In de zomer zorgen dat de potkluit voldoende vochtig blijft en eventueel bladvoeding meegeven. In de winter slechts af en toe net voldoende zodat de potkluit nooit uitdroogt.
Verpotten
Een gewone potgrond met klei volstaat. Verpotten in maart of augustus en kies voor een pot die 4 à 5 cm groter is. Bij een pot 16-25 cm om de 2 jaar, bij een 25-35 cm pot kan men gerust 3 à 4 jaar wachten met verpotten.
Bemesting
Een laurier heeft net als elke andere plant voedsel nodig en zal hierop dankbaar reageren. Geen bemesting in de winter. Bij verpotten kan men reeds een langzaam werkende meststof meegeven. In de zomer regelmatig voeding bijgeven, zowel vloeibaar als een strooimeststof. Afbouwen naar het einde van het groeiseizoen.
In mei mag men hem gerust buiten zetten, laat hem echter langzaam wennen aan het zonlicht indien hij uit een donkere overwinteringplaats komt (tegen verbranding).
Als het warm is dagelijks water geven, niet teveel = even slecht als te weinig !
Grond: goed organisch bemeste potgrond die een pH heeft van 6,5 - 7 en wat klei bevat. Zorg voor goede drainage in de pot.
Bemesting : traag werkende organische meststoffen die weinig zouten bevatten en die het best in het voorjaar toegediend worden. Ook traag werkende osmocote-pillen zijn een goed alternatief.
Laurier verpotten: gebeurt op het einde van de rustperiode (febmaart). Gebruik hier degelijke potgrond met klei. Deze grond spoelt door de aanwezigheid van klei minder vlug uit, houdt het water langer vast,geeft vooral steun aan de wortels en verhoogt het gewicht in de pot zodat hij beter bestand is tegen wind. Laurier in grote potten hoeft maar om de 5 jaar verpot te worden, zorg er bij het verpotten voor dat de wortels zo weinig mogelijk beschadigd worden en verpot nooit in een te grote pot.
Gebruikte delen:
Keukenprinsessen of -prinsen weten ook dat het laurierblad onmisbaar is in een Bouquet Garni. De laurier is warm en digestief (humorale leer). Gebruik in soepen, marinades, wortelen, vis en vlees wordt door kruiden liefhebbers toegepast.
Oudere planten geven zwarte bessen met slechts één zaadje. De bladeren die lederachtig en glanzend aanvoelen geven bij het wrijven de typische aromatische geur af. Behalve voor het gebruik in de keuken wordt de plant gebruikt als versiering (kegel bolvorm, gedraaide stammen ) en worden de bladerenverwerkt in kransen, guirlandes, bladapplicaties en zelfs als een bestanddeel van potpourri.
Gebruik in de keuken
Laurier is een echte smaakmaker, in geen overdreven grote hoeveelheden, maar subtiel gebruikt geeft hij smaak aan wortel- en andere stampotten, zuurkool, stoofpotjes (Vlaamse karbonaden, konijn, ragout), ook in groentesoepen en rijstschotels is laurier niet weg te denken. Ook met visgerechten vormt hij een perfect geheel.
Laurier maakt ook deel uit van het bouquet garni (kruidentuiltje) = 2 takjes peterselie ,1 takje tijm en 1 laurierblad). Een laurierblad meekoken in melk als extra smaakmaker in cake en rijstpudding.
Laurierblaadjes kunnen zowel vers als gedroogd gebruikt worden. Gedroogde bladeren smaken minder bitter dan verse, verse zijn wel aromatischer. Ze mogen meekoken, hoe langer de blaadjes meekoken des te kruidiger de smaak.
Werkzame bestanddelen:
De laurier heeft een heilzame werking op de spijsvertering. Het werkt spijsvertering bevorderend mits men natuurlijk niet overdrijft, 1 blaadje is meestal voldoende. En als je dan nog vers kunt plukken is de binding met de natuur een stukje dichterbij.
Eigenschappen:
In de geneeskunde is de laurier ook een bekend middel. Alles opnoemen zou teveel zijn, doch een beperkt lijstje : bactericide, evenwichtsherstellend, luchtwegenaandoeningen, pijnstillend, slijmoplossend, aften, artritis, griep, poliartritis, tandpijn, zweetafdrijvend, enz .
Geneeskrachtige eigenschappen
Laurier werkt antiseptisch op de luchtwegen. Helpt bij griep, tandpijn en aften. Is vochtafdrijvend. Wekt de eetlust op en bevordert de spijsvertering. Geeft kracht en is opwekkend en mede daardoor een natuurlijk antidepressivum. Ook bij sinusitis, keelpijn, bronchitis brengt laurier verlichting,
Futloos en vet haar spoelen met water -waarin men enkele blaadjes laurier aan de kook heeft gebracht- is een prima natuurlijk schoonheidsmiddel.
De olie uit laurier gewonnen kan in de aromatherapie gebruikt worden bij de behandeling van spierpijn, zenuwpijn en verrekking.
Vermeerderen :
De meest gebruikte vermeerderingswijze is het nemen van stekken. Dit gebeurt in september (we spreken hier van zomerstekken) door kruidachtige kopstekken van +10 cm te nemen. We steken de stekken in een mengsel van turf en rijnzand (3/2) en zetten het gedurende de inwortelperiode onder dubbel plastiek of gaatjesplastiek met eventuele bodemverwarming. Na het inwortelen worden de stekken in een voedzame, doorlaatbare en humusrijke grond opgepot. Dit laatste is niet zo eenvoudig enhet resultaat kansoms tegenvallen.
Een andere methode met meer slaagkans bestaat uit het wegsnijden van wortelscheuten met wortels aan, die menoppot en verder opkweekt. Meestal kan dit enkel met oudere exemplaren.
Snoeien
Voor een vormplant, jaarlijks een strakke vormsnoei toepassen, op deze manier blijft de plant een gevuld uitzicht behouden. Piramide : de topscheut jaarlijks inkorten, waarbij de bestgeplaatste behouden blijft tot een 10 à 15 cm. Zijscheuten insnoeien tot aan de kegelmantel, de scheuten die niet ver genoeg reiken gerust laten. In de zomer een onderhoudssnoei toepassen, de scheuten die buiten de kegelmantel komen insnoeien. Struik en bol op stam : dezelfde regels als bij een piramide, toppen op een 3 à 4 bladeren.
Laurier snoeien: Laurier snoeien gebeurt vooral om de planten in een passende vorm te knippen. Het snoeien gebeurt tijdens de rustperiode (november - maart). Zorg bij het insnoeien dat men de bladeren niet insnoeit maar wel de takken ertussen. Van het snoeihout kan men de blaadjes gebruiken vers of droog- in allerhande gerechten.
Ziekten :
Een te warme overwintering werkt schildluisaantasting in de hand. De schildluizen produceren bij het aantasten van de planten de kleverige en zoete honingdauw, deze wordt op zijn beurt aangetast door de roetdauwschimmel die de bladeren zwaar bevuilt. Om de schildluizen en het vuil te verwijderen kan men de bladeren een voor een bovenaan maar vooral onderaan afborstelen met water en detergent. Na de behandeling de plant flink afsproeien.
Insecten
De voornaamste zijn schildluis en bladvlo, die kan men met een penseeltje of mesje weghalen. Soms kan een chemische behandeling nodig zijn, doch dit zouden wij doen in afspraak met mensen die hiervan kennis hebben. Niet vergeten dat U dan moeten oppassen met gebruik van blaadjes in de keuken. Lees voor gebruik steeds de gebruiksaanwijzing van het product!
Laurier is een sterke plant die zelden aangetast wordt door ziekten of insecten.
Wetenswaardigheden over de plant
Laurier is afkomstig uit het Midden Oosten rondom het gebied van de Eufraat en de Tigris (momenteel Iran en Irak).
De Grieken brachten het, tijdens hun veroveringstochten, van het Perzische rijk naar het Griekse vaste land mee. De laurier was voor hen het symbool van wijsheid en glorie. Tijdens hun olympische spelen kregen de winnaars een krans gemaakt van lauriertakken als geschenk en teken van hun overwinning (lauwerenkrans)
Later werd de laurier verspreid via de landen rond de Middellandse Zee en ten tijde van het Romeinse keizerrijk werden keizers en zegevierende veldheren gekroond met een laurierkrans.
In de 17°eeuw heeft de laurier hier zijn intrede gedaan en rondom de 19°eeuw begon men in de streek van Brugge met de teelt van deze plant, momenteel zijn er daarnog veel laurierbedrijven.
De laurier wordt soms wel eens verward met de groenblijvende en giftige haagplant Prunus laurocerasus (laurierkers, paplaurier) diegroter is van blad maar geen verwantschap heeft metlaurier.
Met laurier kunnen we vele kanten uit, het lijkt me ook een speciaal geschenk : een prachtige laurierkrans of een grootse guirlande, het kan met een gerust hart geschonken worden, als de gelukkige ontvanger het niet weet te waarderen als versiering kan hij of zij het alsnog gebruiken in een of ander stoofpotje !
Kan laurier helpen om vieze geuren in huis te verdrijven?
Als er een nare tabaksgeur in huis hangt, kan je die weg krijgen door laurierblaadjes op een schoteltje te verbranden. De lucht is in een mum van tijd weer fris.
De witte waterlelie groeit in stilstaand en zwak stromend water met een diepte van maximaal 3 m.
De plant houdt van zon en bloeit meestal in de maanden juni tot augustus.
Kenmerken:
De witte waterlelie (Nymphaea alba) is een algemeen voorkomende waterplant met drijvende bladeren. Tegen watervervuiling is de plant redelijk goed bestand.
De bladeren zijn min of meer rond en drijven op het wateroppervlak. Ze hebben een hartvormige voet. De bladsteel is rond en heeft grote luchtkanalen die lucht naar de wortelstok geleiden
De vrucht, die onder water rijpt, heeft meestal de vorm van een fles, maar is soms bolvormig. De zaden worden door het water verspreid
bloemen :
Witte waterlelies hebben geurige, witte bloemen met een doorsnede van 10-20 cm die op het wateroppervlak drijven. De alleenstaande bloemen staan alleen op cilindrische bloemstelen. Er zijn twintig tot vijfentwintig puntige kroonbladeren en vier kelkbladeren. De zittende stempels vormen een oranjegele knop met acht tot vierentwintig stempelstralen.
Planten :
Deze waterlelie groeit in vrij diep stilstaand en zwak stromend, min of meer voedselrijk, helder water, liefst in de zon.
Doordat deze plant in de bodem wortelt is er kans op woekeren maar in een mand aangeplant ben je ervan verzekerd dat de plant in toom te houden is.
Houd er altijd rekening mee dat je een lelie niet ineens in diep water kan zetten. Dit moet altijd in fases gebeuren.
Een waterlelie heeft minstens 5 uur zonlicht per dag nodig voor goede groei en uitbundige bloei.
Gebruikte delen:
In de geneeskunde is de waterlelie gekend als een waardevol harttonicum maar ook heeft het de eigenschap om de sensuele opwinding in te dijken, eertijds was het de wortelstok die tegen de zogenaamde zinnelijkheid werd aangewend. De slachtoffers ervan noemden de plant niet ten onrechte "plezierbederver»).
Eigenschappen:
Als harttonicum gebruik je de wortelstok die eveneens goed is om heelwat typische vrouwen- kwalen te verhelpen, zoals witte vloed. onregelmatige menstruatie, te pijnlijke maandstonden enz... Ook hier geen dosering of voorschrift. De waterlelie is een totaal beschermde plant in ons land. En de wet voorziet sankties als je je daaraan vergrijpt.
Vermeerderen :
Door middel van delen is de simpelste manier. Als de plant eenmaal te groot voor de vijver dreigt te worden dan haal je pot of mand op de kant en deelt de wortelkluit. Dan laat je hem voorzichtig weer in het water zakken.
Niet meteen te diep zetten, het is waarschijnlijk verstandiger hem steeds wat dieper te laten zakken met tijd ertussen om de plant te laten wennen.
De plant zaait zich normaal gesproken zelf onder water uit.
Soorten :
Het Waterlelie geslacht kent meer dan 50 soorten, winterharde en minder winterharde overblijvende bloeiende en soms heerlijk geurende waterplanten met een groot zelfreinigend vermogen. Er zijn soorten die geuren, er zijn er die 's nachts bloeien, soorten die tijdens de bloei van kleur veranderen maar de meeste bloemen gaan 's morgens open en 's avonds weer dicht. Veel tropische soorten moeten uiteraard in onze streken binnen overwinteren bij een temperatuur van boven de 10 graden. Een waterlelie wordt ook wel Lotus genoemd.
Weetjes :
-Ze groeien altijd in een modderige bodem en prefereren allemaal een rustig wateropppervlak, helder water en zon.
-Ze zien er ondanks de modder zelf altijd maagdelijk schoon uit.
-Een klein aantal wordt gecultiveerd met als doel steeds kleinere soorten te krijgen, die geschikt zijn voor vijvers. Hierdoor zijn inmiddels vele dwergvormen ontstaan.
-Mensen worden al eeuwenlang geboeid door de buitengewone schoonheid van bloeiende Waterlelies in de kleuren: wit, geel, roze, rood, blauw, paars en zelfs koperkleurig.
-In de meeste Europese landen komt de Waterlelie steeds minder in het wild voor vanwege de toenemende watervervuiling.
-In een aantal landen heeft men de Waterlelie beschermd verklaard.
-De Witte Waterlelie is redelijk bestand tegen watervervuiling en laat zich net als de meeste anderen goed combineren met bv. Gele Plomp.
-Wel trekt een waterlelie altijd veel vliegen, bijen en andere insecten aan die helaas de bloem vaak aanvreten.
-Ook kan een waterlelie behoorlijk gaan woekeren. Bij aankoop van Waterlelie is het dan ook erg belangrijk op te letten of de soort werkelijk geschikt is voor de maat van uw vijver.
Mooi:
Een vijver bij 'n stralende zomerdag vol met waterlelies tussen de vettig uitziende bladeren die rusten op de stille waterspiegel, alleen het drukke nerveuze volkje van libellen, waterjuffers en andere insekten (is er om die roerloosheid te 'onderstrepen. Het moet reeds een kikker zijn die dat verstilde beeld kan doorbreken en waterringen nalaat na zijn duik in het nat. Hoeveel dichters en dromers zijn niet ontroerd geweest bij een zulke aanblik.
Het meest feestelijke kader is wel een poel of vijver die niet omgeven is door een park totaal gerealizeerd door de mens, neen, ergens verloren in de wilde natuur een waterpartij aan zijn lot overgelaten.
De blanke waterlelie blijft nog steeds de mooiste vorm. De gele, roze, paarse en andere varianten doen me steeds denken aan kunstmatig gekleurde kuikens rond Pasen, die meer als blikvanger dienen dan als nieuw leven. Dit wil niet zeggen dat je ze uit uw tuinvijvertje moet halen. Andere kleurvormen zijn váak ook de pygmeewaterlelies. die juist in een klein en ondiep vijvertje kunnen gedijen, de andere zou gewoon aan plaatsgebrek ten onder gaan.
Wanneer je een bloèm bekijkt dan zie je een biezonder verschijnsel, namelijk: de stuifmeeldraden gaan stilàan over in kroonbladeren en dit heel geleidelijk.
Héél centraal zijn ze gaaf en niet misvormd, maar meer naar de buitenzijde toe van de bloem zullen de steeltjes breder worden en witter.
Stilaan komt, als je de bloem nog meer naar de buitenzijde toe bekijkt, het kroonbladmodel onder gele helmknop vandaan, om dan verder te gaan overheersen, tot een geel streepje op het kroonblad verraad wat meer centraal overheerste, tot slot zuiver witte bloembladen.
Men noemt dit zeldzaam verschijnsel: metamorfose.
Heel biezonder is ook de plaats van de huidmondjes op het blad: die staan aan de bovenzijde in plaats van onderaan. Logisch in feite want hoe zou deze plant anders het overtollige water kunnen doen verdampen!
Ze gedijen goed in bosrijke streken, verlangen een voedzame, doorlatende, niet te zware grond
zonnig, halfschaduw .Lichte grond, rotstuin. Ook in potten en bloembakken.
Voorkeur voor kalkrijke grond.
Kenmerken:
De vaste planten vormen een tapijt van frisgroene blaadjes, de bloemen staan op hoge stelen en bloeien in april/mei.
Ze vormen dichte zoden en als de pollen in het midden lelijk worden moeten ze gescheurd en verplant worden, het lelijk geworden deel mag dan weg.
bloemen :
Bloemen op lange, soms roodbruin gekleurde stengels .Witte bloemen
Planten :
Zoals voor de meeste vaste planten vormt maart voor Saxifraga's een ideale plantperiode. Houd tussen twee plantjes een afstand van 15 tot 20 cm. Wilt u speciale kleureffecten, dan kunt u stroken gele bloeiers afwisselen met rode en witte. Of stroken in verschillende rode tinten (karmijnrood, roze, steenrood, purper...). Wees niet ontgoocheld als het resultaat het eerste jaar nog niet is wat u ervan had verwacht. De meeste steenbreeksoorten worden mooier met de jaren en groeien aaneen tot een dicht tapijt. Na twee of drie jaar kunt u de plantjes trouwens scheuren om er gratis nieuwe te winnen.
Eigenschappen:
Ondankbare of lelijke plekken in de tuin kunt u misschien niet met de mantel der liefde bedekken maar wel perfect camoufleren met een laag tapijt van steenbreek (Saxifraga).
Vermeerderen :
Delen of splitsen van september tot december
Soorten :
Saxifraga sect. Ciliatae
Saxifraga sect. Cotylea
Saxifraga sect. Cymbalaria
Saxifraga sect. Gymnopera ('London Pride saxifrages')
Saxifraga sect. Heterisia
Saxifraga sect. Irregulares
Saxifraga sect. Ligulatae ('Silver saxifrages')
Saxifraga sect. Merkianae
Saxifraga sect. Mesogyne
Saxifraga sect. Micranthes
Saxifraga sect. Odontophyllae
Saxifraga sect. Porphyrion
Saxifraga sect. Saxifraga ('Mossy saxifrages')
Saxifraga sect. Trachyphyllum
Saxifraga sect. Xanthizoon
Weetjes :
Steenbreek (Saxifraga) is een geslacht met ongeveer 440 bekende soorten overblijvende planten. Het is daarmee het grootste geslacht in de steenbreekfamilie (Saxifragaceae), die naar dit geslacht genoemd is.
De botanische naam Saxifraga is afgeleid van de Latijnse woorden 'saxum' = 'steen' en 'frangere' = 'breken'. De Nederlandse naam is daarmee een letterlijke vertaling van de botanische naam. De naam van het geslacht gaat terug op Plinius de Oudere (quia saxa frangit = omdat hij de stenen breekt - iets wat niet juist is).
De meeste soorten Saxifraga worden gewoonlijk gerangschikt bij de rotsplanten, maar u hoeft helemaal geen rotstuin te hebben om maximaal voordeel uit deze weinig eisende bloeiers te halen. Ons interesseert hier de groep van de Saxifraga arendsii, ook wel mossteenbreek genoemd. In deze groep kunt u kiezen uit een groot aantal variëteiten met mooie bloemkleuren. Aanraders zijn zeker de steenrode Peter Pan, de karmijnrode Purple Robe, de gele Schwefelblüte en de witte Schneeteppich.
Deze Saxifraga's zijn vaste plantjes die niet hoger worden dan 20 cm. Uit een dicht rozet van frisgroene blaadjes groeien bloemstengels. Hun bloei start tegen het einde van april en duurt gemakkelijk tot in de zomer. De vrij dikke blaadjes hebben de vorm van een nier en lijken op vetplantjes. Ze blijven ook mooi wanneer de bloemen zijn verwelkt. Ze vormen dan een soort van mos-tapijt, dat in de winter bovendien gedeeltelijk groen blijft.
Ook als bodembedekker
Meiden voor alle werk en cache misères, zo zou je onze Saxifraga's arendsii nog kunnen noemen. Ze hebben zelfs geen moeite met de armste zandgrond of met beschaduwde plaatsen. Daarom kunt u ze goed gebruiken op lelijke of ondankbare plekken in de tuin. Bijvoorbeeld op schaduwplaatsen op het noorden, rond vuilnisbakken of rond een composthoop. Ze kunnen een stuk grond camoufleren waaronder keien of bouwafval zijn weggestoken. Of kleine perkjes vullen waar de begroeiing laag moet blijven.
Vaak worden de plantjes gebruikt om looppaden en borders af te bakenen, maar u moet zeker geen schrik hebben van grotere vlakken. Op taluds bijvoorbeeld, waar gras schraal blijft, zullen zij wel aanslaan. En bent u het beu dat mos altijd weer welig gaat tieren op een beschaduwd uiteinde van het gazon, dan kunt u dit stuk beter omspitten en vervangen door een tapijt van mossteenbreek. Om dezelfde reden kunnen onze plantjes dienen als bodembedekkers tussen struiken en bomen. In vochtige en beschaduwde grond zullen ze zelfs nog beter gedijen.
De wilde soort, die trouwens een beschermde plant is , de knolsteenbreek of saxifraga granulata L.
Heeft geneeskrachtige eigenschappen als eetlust-opwekkend, galdrijvend, samentrekkend,urinedrijvend.
Deze plant apprecieert een enigszins vochtige grond, die af en toe mag uitdrogen.
Kenmerken:
Salvia nemorosa behoort tot de familie van de lipbloemigen (Labiatae). Het is een keurig in pollen groeiende plant. De plant kan wel tot een meter hoog en een halve meter breed worden.
Een dankbare plant, al meer dan 100 jaar in cultuur. Zoals de tweede naam aangeeft, komt de plant uit de bossen en wel uit het zuidoosten van Europa en heel Klein-Azië.
bloemen :
De bloemen zijn tot 1 centimeter groot en bezitten kleine schutbladen onder de bloemkransen. Deze schutbladen zijn breed, hartvormig en hebben meestal dezelfde kleur als de bloem. De bloemen staan in lange schijnaren, maar eigenlijk zijn het bloemtrossen. De stengels zijn kort behaard en daaraan zitten de lange, smalle en kortgesteelde bladen. De eirond-lancetvormige bladen hebben een fijne karteling langs het blad.
De bloeiperiode is van juni tot en met juli.
Planten :
Salvia nemorosa, de bossalie, valt op door een gedrongen, bossige groeiwijze. De bloemen verschijnen in juni en juli. Hij kan ook in perken worden gebruikt. De diverse rassen zijn waardevolle vaste planten.
Eigenschappen:
Het is een volkomen vorstbestendige, overblijvende vaste plant.
geschikt voor gebruik in de vasteplanten border
geschikt voor groepsbeplantingen
deze plant is aantrekkelijk voor bijen (lokt bijen)
deze plant verlangt een kalkhoudende bodem (pH 6,5 of hoger)
deze plant vraagt of gedijt goed op vochthoudende gronden
Vermeerderen :
Na de bloei kunnen de uitgebloeide bloemtrossen worden uitgeknipt. In het najaar kunnen pollen worden gescheurd. Plant deze salie op een humusrijke, goed water doorlatende grond.
Nà de bloei de uitgebloeide stengels uitknippen om nieuwe bloei aan te moedigen.
Op en goede standplaats in de zon, kunnen de bollen jarenlang blijven staan.
Kenmerken:
Een fraai bloeiende soort die jammer genoeg lelijk blad heeft, waardoor hij best in combinatie met andere gewassen wordt geplant. Geschikt voor de border, rots- en heidetuin en voor verwildering.
Bloemen :
De lilaroze-rozeviolette bolvormige bloeiwijzen kunnen tot 15 cm in doorsnede bereiken op 1,20 tot 1,50 m lange stelen.
Planten :
Planten op een lichte, zandige plaats in het najaar.
Opgelet voor te natte gronden = rotting.
Planttijd :Najaar: eind september- eind november.
Als plantdiepte neem je twee keer de hoogte van de bol.
Plantdiepte: 15-20 cm
Hou rekening met de grootte van de bloemen en zet daarom de planten niet te dicht bij elkaar.
Gebruikte delen:
Een zeer forse sierui, de grootste van dit geslacht.
Heel mooi en imposant bolgewas voor bloemperken en boeketten
Eigenschappen:
De opvallende uiegeur die vrijkomt bij het afsnijden van de bloemstengel verdwijnt nadat de bloem enige tijd in het water heeft gestaan
Vermeerderen :
Vermeerderen door makkelijk door zaaien of broedbollen te nemen of door zaaien in oktober
Qua standplaats groeit deze op een zonnige of half beschaduwde plaats en stelt weinig eisen aan de bodem zodat bijna iedere tuingrond geschikt is.
Kenmerken:
Dit is een eenvoudige, bijna onopvallende bladverliezende sierstruik, doch heeft deze zoals iedere plant iets aparts in petto. De paarse tot lila roze bessen verschijnen onder de vorm van trossen, van september tot december. Dit geeft aan deze doorlevende plant een bijzonder aspect. De overvloedige bessen gaan pas echt opvallen nadat de bladval plaats heeft gehad.
Planten :
Méér planten bijeen geven meer bessen
Callicarpa is vrij sterk en winterhard en kan aangewend worden in de tuin als solitairplant of tussen natuurlijke schermaanplanting. Heeft een matige groei en kan gerekend worden tot de half grote heesters die kan uitgroeien tot meer dan 2 meter hoog. Opgepast: jonge planten kunnen bij zware vorst schade oplopen.
Gebruikte delen:
De bestakken voldoen zeer goed in een vaas (zonder water behouden ze hun kleur tot het voorjaar )
Eigenschappen:
Het blad is eivormig gepunt tot langwerpig en lichtgroen van kleur. In de herfst heeft deze een mooie herfstkleur en na de bladval manifesteert deze zich tot een attractie van veelvuldige bessen die nog lang aan de plant blijven zitten.
Snoeien beperkt zich tot het wegsnijden van oude takken, doch bevordert nieuwe takken en besvorming.
Vermeerderen :
Zaaien of zomerhielstek van éénjarige twijgen bij 18°C bodemtemperatuur
Bijzonderheden:dieprood, grote bloem, beste rode vorm
Grondsoort:alle, humeus, kalkrijk
Licht:half schaduw, zon
Groep:(sier)heesters
Gebruik:groepen/vakken, randen/hagen, tuinen
Hoogte:1.00-2.00 m
Vorm:opgaand
Bloeikleur/vorm:rood/bruin
Bloeitijd:mei, juni
Blad :bladverliezend
Standplaats:
Plant hem op een beschutte zonnige tot half beschaduwde plek, liefst op doorlatende vochtige grond
Kenmerken:
Weigela bloeit met opvallende, klokvormige bloemen. In mei - juni bloeien de meeste soorten en variëteiten van dit geslacht. Een enkele hybride bloeit tot ver in de nazomer. Deze sierheester neemt elke grondsoort voor lief. Het is daarom niet voor niets, dat er ontzettend veel hybriden van te koop zijn.
Weigela hybr. 'Abel Carrière' bloeit met grote bloemen
De soorten van het geslacht Weigela komen van oorsprong uit Korea, Japan en het noorden van China. Het geslacht behoort tot de kamperfoelieachtigen (Caprifoliaceae ) De struik zelf wordt, afhankelijk van de soort, zestig centimeter tot drie meter hoog. Weigela is bladverliezend en geheel winterhard.
bloemen :
Bloemen zijn er in de kleuren rood, roze en wit. Ze zijn klein- of grootbloemig.
De bloemen van Weigela geuren niet.
Planten :
Alle soorten en variëteiten van Weigela lenen zich om in een groep te worden geplant: in de border als achtergrond voor vaste planten, als randbeplanting en om er een losgroeiende haag mee te maken.
Snoeien :
Snoeien gebeurt vlak na de bloei. Knip de uitgebloeide takken weg tot op een gezonde knop of een uitloper. Bij oudere planten knipt men ook enkele van de oudste takken tot op de basis weg om nieuwe grondscheuten te stimuleren.
Weigela bloeit op hout van het voorgaande jaar. Ze reageren goed op snoeien. Direct nadat de struik is uitgebloeid, mag er worden gesnoeid. De uitgebloeide scheuten worden ingekort tot op een zijscheut, die doorgaans al onder de uitgebloeide bloemen is gegroeid. Om de struik jong te houden worden één of meer oudere scheuten bij de basis afgesnoeid. Zorg voor een evenwicht tussen jonge scheuten en bloeirijpe scheuten. Te lange jonge scheuten worden met de helft van hun lengte ingekort, ze zouden de vorm van de struik kunnen bederven.
Vermeerderen : Door hielstek in Juni-juli
Eigenschappen:
Weigelias zijn bladverliezend en kunnen oud worden.
Verder heeft de weigelia weinig onderhoud nodig en is zeker een aanwinst in elke tuin klein of groot.
Soorten :
Weigela florida 'Follis Purpureis' roze Groeit gedrongen. Tot 1,75 meter hoog. Blad purperkleurig.
Weigela florida 'Nana Variegata' lichtroze Blad heldergeel gerand. Tot 1,25 meter hoog.
Variëteiten met geel- of paarsachtig blad moeten anders worden gesnoeid. Van deze struiken wordt driekwart van alle scheuten weggeknipt, terwijl alle overige scheuten met driekwart van hun lengte worden ingekort. Wanneer de noodzaak aanwezig is om Weigela te verjongen (terug lopen van de bloei of omdat de struik te zeer is verwilderd), dan worden alle scheuten in het voorjaar voor de bloei bij de grond af weggesnoeid. Midden zomer wordt het aantal nieuwe scheuten gereduceerd, zodanig dat de struik een open vorm heeft. Staat Weigela u in de weg of is eens een andere plaats voor deze struik in de tuin aantrekkelijk, dan laat hij zich in het najaar gemakkelijk verplanten.
De verzorging is niet ingewikkeld. De plant heeft graag vijf tot zeven uur per dag zon.
In het voorjaar, in maart, wordt het afgestorven loof verwijderd en de grond rondom de plant losgemaakt. Daarbij kan de plant meteen worden bemest, bijvoorbeeld met gedroogde koemest. De plant heeft geen speciale eisen ten aanzien van de grondsoort maar heeft graag een voedselrijke bodem. Wanneer de plant na de bloei nog eens mest krijgt, zal dat de groei voor het seizoen daarna ten goede komen.
Kenmerken:
De Hemerocallis heet ook wel daglelie, omdat elke bloem slechts één dag bloeit. In de ochtend gaat de bloem open en de volgende dag is zij verwelkt. Gelukkig geeft een plant vele bloemen zodat je toch wekenlang plezier hebt van een daglelie
Bloemen verschijnen op kale stengels (scapes), die meestal tot 39" hoog boven een groep van structuur, lineair, mes-achtige bladeren.. Individuele bloemen open voor een dag
bloemen :
Hoewel de naam anders doet vermoeden, is de daglelie helemaal niet verwant aan de lelie. Je hoeft dan ook niet bang te zijn, dat het leliehaantje toeslaat.
Er zijn vroege, middelvroege en late bloeiers. De vroege Hemerocallis bloeit in juni, de middelvroege in juli en de late in augustus. Door slim aan te planten, kun je de hele zomer bloeiende daglelies hebben.
Het ziet er mooi uit, als je dagelijks de uitgebloeide bloemen verwijdert, maar noodzakelijk is dat niet. De bloeitijd wordt er in dit geval niet door verlengd.
Gebruikte delen:
De plant zou ook in de groentetuin mogen staan. De bloemen zijn namelijk eetbaar. Vooral de lichtgekleurde bloemen zijn fris en knapperig, als een pittige ice-bergsla. De donkerste bloemen zijn misschien iets te pittig. Wim Willemsen, de nationale collectiehouder van de Hemerocallis in Nederland, vult de bloemen met een mousse of puree die uitstekend samengaat met de smaak van de bloem, zoals een zalmmousse.
Eigenschappen:
Er bestaan duizenden cultivars van de Hemerocallis, in vele kleuren en met verschillende kleurencombinaties binnen één bloem. In vrijwel elke tuin en border kan de plant succesvol worden toegepast. De bonte bloemen vloeken niet met elkaar maar leveren een vrolijk geheel op. Ze laten zich dus goed met elkaar combineren!
Ziekten :
Het is in veel opzichten een ideale plant. Ziekten komen eigenlijk niet voor en de plant hoeft niet gesteund te worden. De enige belager is de Hemerocallis-galmug (contarinia quinquenotata), die eitjes legt in de bloemknop. Dit kun je zien, doordat de knop daardoor opzwelt. De aangetaste knop verwijder je en daardoor voorkom je dat de mug zich vermeerdert. Gooi de aangetaste bloemknoppen liever niet op de composthoop maar breng ze naar de GFT-bak om uitbreiding te voorkomen.
Sleutelbloem (Primula) is een geslacht van meer dan 500 soorten laaggroeiende planten uit de sleutelbloemfamilie (Primulaceae). Sommige soorten worden gekweekt vanwege hun decoratieve bloemen.
Overblijvende soorten bloeien in het voorjaar. De kleur van de bloemen varieert van paars, geel, rood en roze tot wit. De planten geven meestal de voorkeur aan gefilterd of gedempt zonlicht.
De botanische naam Primula is afgeleid van het woord primus (eerste), en geeft aan dat het als een van de eerste bloeiers in het voorjaar werd gezien.
In Nederland beheert Diergaarde Blijdorp namens de Stichting Nationale Plantencollectie een Primula-collectie.
Standplaats:
Het blad van deze primula is vlezig, felgroen met ietwat omgekrulde randen. Het zijn laagblijvende planten. Ze worden niet meer dan 15 centimeter hoog. Plant deze primula op een humusrijke of kleiige en kalkrijke grond, in de volle zon of halfschaduw.
Het is beslist geen plant voor een natte of blijvend vochtige grond, maar geef bij droogte veel water. Verwijder uitgebloeide bloemen regelmatig om ongewenst uitzaaien te voorkomen. Of laat zaaddozen ontstaan om het zaad te kunnen verzamelen. Hoewel ze bestand zijn tegen strenge vorst, is een lichte afdekking met blad aan te bevelen. In het najaar kan de plant worden gescheurd of gedeeld.
Larven van de taxuskever kunnen de wortels aanvreten, vooral bij planten in potten.
Kenmerken:
De naam Primula betekent niet voor niets eersteling. Vooral soorten van de groep polyanthus bloeien al heel vroeg. Wat in het voorjaar in stalletjes aan primula's wordt aangeboden, is de laag groeiende Primula polyanthus. Ze zijn er in wit, roze, Bordeauxrood, felgeel, licht- en donkerblauw. Aan een uitstalling van al die felle kleuren kun je eigenlijk niet voorbijgaan. De meeste mensen kopen zo'n primula voor in de vensterbank. Het geeft het frisse voorjaarsgevoel aan je woonkamer.
Zaaien :
zaaiperiode: half april tot en met juli
zaaiplaats: koude kas
zaaitemperatuur: 15 °C
Boven de 20°C wordt de kiemkracht afgeremd.
Zaden niet afdekken met grond (lichtkiemer), enkel lichtjes aandrukken.
VERSPENEN: periode: 5 - 6 weken na het zaaien
plaats: koude kas
in perspot (3 x 3cm)
ZORGEN: goed schermen, lage temperatuur, hoge luchtvochtigheid
Gebruikte delen:
De gewone sleutelbloem (Primula veris), de stengelloze sleutelbloem (Primula vulgaris) en de slanke sleutelbloem (Primula vulgaris) kunnen gebruikt worden in slaatjes, in pannenkoeken- en cakebeslag en in jam. Hiervoor zijn alle bovengrondse delen van de plant geschikt. De bloempjes hebben een anijsachtige smaak. Vroeger werd dit veel op de Veluwe gedaan en in Vlaanderen, vandaar de oude Vlaamse namen koekenbloem, pannenkoekenbloem en bakbloem voor deze plant. Deze drie soorten zijn in Nederland echter wettelijk beschermd en staan in Vlaanderen op de rode lijst, waardoor planten voor dit doel niet uit het wild mogen worden gehaald.
Werkzame bestanddelen:
Primula's bevatten primine. Vooral wilde vormen van Primula obconica produceren in de harige bladeren zoveel primine, dat zelfs mensen die de plant niet aanraken maar in dezelfde ruimte aanwezig zijn, al irritatieverschijnselen kunnen vertonen. Er zijn echter cultivars van deze soort ontwikkeld, die minder primine bevatten.
Sleutelbloemcake en -brood
Sleutelbloemen kan je onder het deeg van je cake of je brood roeren. De bloemen hebben geen uitgesproken smaak, maar het deeg ziet er mooier uit.
Sleutelbloemsla
Binnenin het rozet van de groene blaadjes vind je een paar hele zachte. Die smaken heerlijk in de lentesla. Als die allemaal opgebruikt zijn, kan je ook de grotere blaadjes in de sla snipperen, samen met andere eetbare kruiden.
Sleutelbloemjam
Pluk sleutelbloemen (gewone sleutelbloem) in je tuin. Overgiet ze met kokend water en laat ze een nachtje staan. Doe de bloemen door een neteldoek en knijp ze goed uit. Aan elke liter vocht voeg je een 0,5 kg geleersuiker toe. Je kan best de instructies op de verpakking volgen.
Volgens Plinius de Oudere is de naam Euphorbia afgeleid van Euphorbos, een geneesheer van koning Juba II van Mauritanië. De Nederlandse naam wolfsmelk wijst op het melksap dat een belangrijk kenmerk van dit geslacht is. Het sap is vaak giftig, gevaarlijk voor huid en ogen, en de 'wolf' in de betekenis van 'duivel' werd gezien als de veroorzaker. De Engelse naam spurge geeft de reinigende (to purge - "louteren") werking aan van een aantal soorten, zoals kruisbladige wolfsmelk.
Standplaats:
De hoge en bossige Euphorbia characias ssp. wulfenii heeft bijna net zo'n lange naam als de duur van zijn bloei.
Euphorbia characiassubspecies wulfenii
De bladeren zijn afhangend smal lijnvormig en staan gekransd rondom de stengel. Het is wat je noemt een 'architectonische plant'. Elke stengel met bladeren en bloemen staat apart. Aan de tweejarige stengels komen het ene jaar grijsgroene bladeren en het jaar daarop komen daarbij de bloemen. Deze wolfsmelk wordt wel anderhalve meter hoog en één meter breed. Op een humusrijke grond groeit te plant het beste. Mooie combinaties zijn te maken met Ligularia, Epimedium en hoog groeiende Hosta-soorten.
In het najaar verkleuren het blad en de bloemen naar roestbruin-geel. Ook dan is deze wolfsmelk bijzonder
Kenmerken:
Naast het melksap is de bloeiwijze typerend voor het geslacht. De planten hebben schijnbloemen, cyathia genaamd (enkelvoud cyathium), die omgeven zijn door schutbladen (involucrum). Een cyathium bestaat uit een kopjesvormige bodem, gevormd door twee kelkbladen. Daarbinnen bevindt zich één vrouwelijke bloem, omringd door meerdere mannelijke bloemen die gereduceerd zijn tot één meeldraad. Een aantal honingklieren (gewoonlijk 4-5) omgeeft dit geheel. De vruchten zijn explosieve driekluizige kluisvruchten met één zaad per kluis.
Bloemen
Vanaf mei tot ver in oktober zijn de bloemen zichtbaar. Vroeg in de zomer staat deze wolfsmelk op z'n hoogtepunt van bloei. De lichtgele bloemen zitten geborgen in ronde kleine groene tuilen
Gebruikte delen:
Veel leden van het geslacht worden als sierplant gebruikt, zoals de kerstster of poinsettia. Sommige soorten worden als plaag gezien, bijvoorbeeld heksenmelk, die vanuit Europa geïntroduceerd is op de prairies van de Verenigde Staten. Ook worden actieve ingrediënten gebruikt voor medische doeleinden, zoals braak- en purgeermiddelen
Werkzame bestanddelen:
Giftigheid: zaden en melksap van alle delen bij inname, melksap bij aanraking
Vergiftigingsverschijnselen: braken, maag- en darmstoornissen, buikloop, stuipen bij inname en geëtste huid, blaren, oogbeschadiging bij aanraking
Soorten
In Nederland en België komen de volgende soorten voor:
Amandelwolfsmelk (Euphorbia amygdaloides)
Brede wolfsmelk (Euphorbia platyphyllos)
Cipreswolfsmelk (Euphorbia cyparissias)
Heksenmelk (Euphorbia esula)
Kleine wolfsmelk (Euphorbia exigua)
Kroontjeskruid (Euphorbia helioscopia)
Kruisbladige wolfsmelk (Euphorbia lathyris)
Moeraswolfsmelk (Euphorbia palustris)
Stijve wolfsmelk (Euphorbia stricta)
Tuinwolfsmelk (Euphorbia peplus)
Zandwolfsmelk (Euphorbia seguieriana)
Zeewolfsmelk (Euphorbia paralias)
Zoete wolfsmelk (Euphorbia dulcis - enkel in België)
In halfschaduw en schaduw groeit longkruid het beste. In de zon geplant, blijft het wortelblad klein en kwijnt de plant op den duur weg.
Kenmerken:
Longkruid heeft witte vlekken op het blad, die een extra dimensie aan de plant geven.
Het wordt ook wel vlekkenkruid of onzevrouwespin genoemd.
Het zijn uitstekende bodembedekkers, die zich langzaam uitbreiden door middel van wortelstokken.
bloemen :
Vroegbloeiend en rijkbloeiende planten, maart-mei afhankelijk van de soort .
Buisvormige bloemen. De bloemen zijn niet steeds kleurvast en kunnen verkleuren.
Longkruid bloeit in maart tot en met april met blauwe bloemen. De bloemen staan in eindstandige trossen op korte stelen. Aan de stelen zitten kleinere bladen dan aan het wortelrozet ontspringen. De bloemen verbloeien naar roze. Na de bloei worden de wortelbladeren groter en langer. * Knip de planten zo nodig na de bloei terug, zodat er nieuw blad ontstaat. En scheur ze om de drie tot vijf jaar om mooie gezonde planten te houden
Planten :
Als u vochtige grond in uw tuin hebt, dan zult u lang plezier hebben van deze plant. Op droge gronden kun je hem dus maar beter niet planten.
Werkzame bestanddelen:
Je zou door de naam vermoeden dat longkruid (Pulmonaria officinalis) een geneeskrachtige werking heeft. Dat is niet bewezen. Wel bevat het blad silica, dat de longen (Latijn: pulmo = long) meer elasticiteit geeft. Blad van longkruid vermengd met Lavas en smalbladige weegbree zou helpen tegen inwendige verslijmingen.
Eigenschappen:
Het blad krijgt z'n diepgroene kleur door weinig zonlicht en ook zijn de witte vlekken dan krachtiger van tint. De bladeren zijn zacht tot ruw behaard. Naarmate er meer zonlicht op de plant kan schijnen en hoe droger de groeiplaats, des te meer is de plant gevoelig voor meeldauw.
Algemeen :
Zeer decoratieve, rijkbloeiende planten die heel goed te
gebruiken zijn in de schaduw of aan de basis van
grote heesters. Ook als bodembedekker of als randplant
in een border in de halfschaduw of schaduw.
De planten zijn min of meer bladhoudend en zijn
daardoor jaarrond decoratief.
Als de planten last hebben van meeldauw kan u ze na
de bloei tot bij de grond afknippen. Ze zullen snel weer
nieuw blad aanmaken.
Er zijn veel hybriden ontwikkeld waarvan het bij
sommigen moeilijk te achterhalen is wie de ouders zijn.
Veel soorten lijken op elkaar.
De Nederlandse naam 'longkruid' dankt de plant aan het
feit dat men vroeger vond dat de bladeren op de
longen leken, waardoor men in de 'signatuurleer' hieruit
opmaakte dat deze plant ook kon helpen bij long-
ziektes. Dit is echter niet het geval.
Oude volksverhalen beweren dat de vlekken op de
bladeren veroorzaakt werden door de tranen van de
maagd Maria.
Het blad kan soms last hebben van meeldauw.
Dit kan je voorkomen door na de bloei de bloeistengels
en het aangetaste blad weg te knippen.
Soorten
Pulmonaria angustifolia (P.azurea) vormt met de
kruipende wortelstok makkelijk een tapijt. Ongevlekt
Voorjaarszonnebloem (Doronicum) is een geslacht uit de composietenfamilie (Asteraceae). In deze familie zijn bloemen sterk gereduceerd en klein en staan dicht bij elkaar in een bloemhoofdje. Dat bloemhoofdje wordt door velen aangezien voor een bloem, maar is feitelijk een hele verzameling kleine bloemetjes.
Standplaats:
-volle zon tot Halfschaduw.
-Groeit op vrijwel elke tuingrond.
-Voorzie 10-12 planten/m2
Voor een goede groei en vooral blijvend mooi groen blad zijn een licht beschaduwde plaats en voldoende vocht een absolute voorwaarde
Als de grond droog is en de lucht vochtig, kan het blad worden aangetast door echte meeldauw. Giet daarom niet op het blad tijdens het water geven.
Kenmerken:
De voorjaarszonnehoed, ook wel voorjaarszonnebloem of hartbladzonnebloem genoemd, wordt vooral aangeplant om zijn fraaie, heldergele straalbloemen
bloemen :
Gele bloemhoofdjes op een met klierharen bezette stengel.
Planten
Plant de voorjaarszonnehoed in een goed losgemaakte, humusrijke grond. Voeg daaraan een kleine hoeveelheid kalk toe.
Plant voorjaarszonnehoed op een onderlinge afstand van 30 centimeter.
Gebruikte delen:
-Alle delen van de plant zijn giftig.
-Als snijbloem op vaas is de plant maar kort houdbaar
Eigenschappen:
Doronicum pardalianches wordt zestig centimeter tot één meter hoog. Van eind april tot half juli is het hoogtepunt van de bloei. In de zomer komt er nog een enkele bloem tot bloei. Na de bloei worden de uitgebloeide bloemstengels afgeknipt. Voorjaarszonnehoed wordt vermeerderd door scheuren. Uitplanten kan direct na de bloei gebeuren of anders aan het einde van de zomer. Alleen Doronicum pardalianches leent zich voor verwildering.
Soorten :
Van de voorjaarszonnehoed (Doronicum) zijn drie soorten te koop:
In het Middellandse-Zeegebied is de granaatappel een kleine boom of grote struik en wordt daar tot vijf meter hoog. In ons klimaat wordt het een struik tot tweeëneenhalve meter hoog. De granaatappel is bij ons een kuipplant en moet in de late herfst in een koele kas of oranjerie overwinteren. Een granaatappel groeit langzaam en bloeit pas zes tot acht jaar na het planten.
Kenmerken:
De granaatappel is een van de lekkerste vruchten uit het oostelijke deel van het Middellandse-Zeegebied. Het is ook een van de oudst bekende vruchten. Koning Salomo zou een boomgaard bij zijn paleis hebben gehad vol met granaatappelbomen. Veel later noemden de Fransen hun vinding, de granaat, naar deze vrucht.
Bloemen :
Hoewel de vruchten in ons klimaat niet tot volle rijpheid zullen komen, is de struik meer dan de moeite waard. Al is het alleen maar om de decoratieve felrode bloemen, die in de zomer ontluiken. Daarna ontwikkelt zich de vrucht en ook die is het bekijken meer dan de moeite waard. De onderzijde van de bijna ronde vrucht wordt bekroond met een zeslippig kroontje
Vermeerderen :
De zaden kunnen in het voorjaar worden gezaaid. De bodemtemperatuur moet dan wel constant op een temperatuur van 15° - 20° C. worden gehouden. Een stek met hieltje kan in het najaar worden genomen, ook bij vegetatieve vermenigvuldiging moet een warme bodemtemperatuur worden aangehouden.
Planten :
Plant een granaatappel in een diepe kuip. De grond moet goed water doorlatend zijn. Vanaf de vroege lente tot aan het begin van de winter moet de struik één keer per twee weken vloeibare kamerplantenmest krijgen. Tijdens de rustperiode in de winter mag er geen vloeibare mest meer worden gegeven en wordt het watergeven beperkt tot één keer per maand. Een granaatappel groeit in de volle zon op een beschutte plaats.
Gebruikte delen:
De vrucht van de granaatappel is saprijk en bevat veel vitamine C. De smaak is zacht zoetzuur. Door indikken van het sap wordt grenadinesiroop verkregen. Een prima basis voor limonade of als dressing voor een toetje. De vrucht bevat heel veel bruinzwarte zaden en dat staat mensen nog wel eens tegen om de vrucht te consumeren.
Soorten :
Naast de gewone granaatappel (Punica granatum) is de variëteit Punica granatum 'Wonderful' in cultuur. Deze variëteit bloeit met oranjerode bloemen. Voor wie de gewone soort te groot wordt, is het dwergtype Punica granatum var. nana goed te gebruiken. Deze variant wordt 60 tot 90 centimeter hoog.
Werkzame bestanddelen:
Granaatappels zijn een bron van kalium en vitamine C, maar vooral van polyfenolen. Wetenschappelijk onderzoek toont aan dat het 3 à 4 maal meer polyfenolen bevat dan rode wijn, druivensap of groene thee
Mythologie en Bijbel
Een van de oude semitische symbolen betreft de granaatappel. Een granaatappel stond toen voor een leven in overvloed. In het Babylonische rijk werd de vrucht opgediend bij huwelijksfeesten en stond symbolisch voor liefde en vruchtbaarheid. Later zou de profeet Mohammed zijn zegen aan de vrucht hebben gegeven door te stellen, dat het eten van de vrucht haat en ijverzucht uitbant. Ook bij de Moren was de vrucht bekend. Wel tien variëteiten stonden te boek. Nog steeds is de granaatappel
Een granaatappel vormt een sierlijke vrucht met een mooie blos
het stadsembleem van Granada (Spanje). Door de eigenschap, dat - als een rijpe vrucht op de grond valt - de vele zaden alle kanten opschieten, noemden de Fransen de handgranaat naar deze vrucht. Ook het regiment, dat voor het eerst met dit dodelijke wapen werd uitgerust, werd naar de vrucht genoemd: de grenadiers.
Granaatappels staan symbool voor vruchtbaarheid vanwege hun vele zaden, maar ook voor de dood vanwege de rode kleur van het binnenste van de vrucht.
De Griekse godin Persephone werd gedwongen elk half jaar naar de Hades terug te keren omdat zij zes granaatappelzaden had gegeten.
In de Bijbel (Tenach of Oude Testament) wordt de granaatappel vaak genoemd. In het Hooglied worden bijvoorbeeld de wangen van de vrouw vergeleken met een granaatappel.
Geopende granaatappelDe eerste afbeeldingen van de granaatappelboom zijn gevonden op grafschilderingen van de Egyptenaren van 2500 voor Christus. De boom wordt al sinds de oudheid geprezen om zijn gezonde invloed en koninklijke uitstraling. Hij staat voor de vernieuwing van de natuur en is een symbolische weergave van de diversiteit en eenheid van het leven.
Toetanchamon kreeg in zijn graftombe granaatappels mee om de wedergeboorte te bevorderen.
De Egyptenaren dachten zelfs dat granaatappelsap een levenselixer was dat onsterfelijk maakte! In China is het een van de drie gezegende vruchten van het boeddhisme. De granaatappel wordt daar gezien als een vrucht met geconcentreerde levenskracht.
Als teken van rijkdom en vruchtbaarheid wordt de granaatappel ook gebruikt in de aankleding van de eerste tempel van Koning Salomo. Beide pilaren bij de ingang zouden zijn getooid met 2 rijen van granaatappels.
Ook verleiding is onlosmakelijk verbonden met deze vrucht. Er wordt zelfs gezegd dat de boom van de granaatappels dezelfde is als de boom des levens in het paradijs van Adam en Eva. Het zou de granaatappel zijn die tot de verbanning van Adam en Eva uit het paradijs heeft geleid.