OM HET ZOEKEN IN DEZE PLANTENDATABASE MAKKELIJK TE MAKEN
DRUK CTRL-F EN VUL IN HET KADERKE
HET GEWENSTE WOORD IN BV."HULST"
EN ALLE VERWANTE TEKSTEN MET HET WOORD "HULST" IN VERSCHIJNEN.
WEL BLIJVEN KLIKKEN TOT U HET GEWENSTE ARTIKEL GEVONDEN HEBT
------------------------------
HOE MEER REAKTIES ER KOMEN HOE MEER DE SITE WORD UITGEBREID
15-02-2011
Rosa 'Frau Astrid '
Rosa 'Frau Astrid
Botanische naam : Rosa 'Frau Astrid Spth' Nederlandse naam : Trosroos (Floribunda) Herkomst : Bijzonderheden : zuiver karmijnroze Grondsoort : alle, humeus, lichte klei Vochtbehoefte : normaal Licht : zon Wind : weinig gevoelig Groep : trosrozen Gebruik : groepen/vakken, randen/hagen, tuinen Hoogte : 0.50-1.00 m Vorm : opgaand Bloeikleur/vorm : roze
Middelgrote halfgevulde bloemen met een doorsnee van 5-7 cm. Matige groei. Blijft laag maar groeit wel breed. Compact en dicht vertakt.
Botanische naam : Periploca graeca Nederlandse naam : Melkwingerd Herkomst : Oostelijk Middellands zeegebied Bijzonderheden : bloem 2-kleurig, sap giftig Grondsoort : alle, humeus Licht : zon Gebruik : solitair, tuinen en parken Hoogte : 5.00-10.00 m Vorm : slingerend Bloeikleur/vorm : geurend, geel, paars, onopvallend Bloeitijd : juli, augustus Blad : bladverliezend
Standplaats: Deze bijzondere klimplant stelt geen specifieke eisen aan de grond. Elke grond is goed, mits ze maar vochtig is. Verder verlangt zij een plaats is de zon of halfschaduw en is in Nederland en België voldoende winterhard.
Kenmerken: Deze klimplant heeft zeer mooie, glanzend groene, eivormige bladeren. Deze zijn tegenoverstaand en 6 tot 9 cm lang en 3 tot 4.5 cm breed met een spitse top en afgeronde bladvoet. Aan de onderzijde zijn de bladeren lichter groen dan aan de bovenzijde.
Bloemen : Bloeit van juni tot begin augustus met okselstandige- of eindstandige langgesteelde schermen. De bloemen zijn 2 tot 2.5 cm in diameter, geurend, met vlakstaande, zeer smalle kroonbladen die aan de buitenzijde geelgroen zijn. De binnenzijde (de bovenkant die je ziet) is bruinrood. De bloemen zijn tweeslachtig en vijftallig, als een ster. De meeldraden zijn onderling en met de stijl vergroeid. De helmhokjes zitten aan de stempel vastgehecht.
Na de bloei verschijnen er bruin getinte kokervruchten, deze zijn tot 12 cm lang. Ze bevatten gewoonlijk platte, eironde of langwerpige zaden met lange, zijdeachtige haren.
Planten : Je kunt haar gebruiken voor het klimmen in een paal, een rek of in een boom. Behalve een verdwaalde luis heeft deze plant geen last van ziekten of plagen.
Eigenschappen: Algemeen gemakkelijke klimmers die een pergola of schuttingen snel met hun blad kunnen bedekken. Geen vormsnoei nodig, alleen om jonge scheuten in de goede richting te leiden. Volgroeide planten begin voorjaar snoeien. Alleen snoeien om zwakke groei te verwijderen of plant binnen de perken te houden. Bijknippen met snoeischaar of heggenschaar.
Vermeerderen : In het voorjaar kan de plant gesnoeid worden. De vermeerdering geschiedt door zaad of zomerstek.
Weetjes : Deze rijkbloeiende klimplant behoort tot de zijdeplant familie (Asclepiadaceae) en is dus nauw verwant aan de zijdeplant (Asclepias), wasbloem (Hoya) en de bruidsbloem (Stephanotis). Hoewel de orchideeachtige bloemen niet opvallend groot zijn en niet zo´n sprekende kleur hebben, vallen ze toch wel in het oog. Op de koop toe geurt ze nog ook. Helaas wordt ze niet zoveel aangeboden.
Het natuurlijk verspreidingsgebied is in het oostelijk deel van het Middellandse Zee gebied en het westen van Azië.
De geslachtsnaam periploca is een Latijnse transcriptie van het Griekse periplŏkê, van peri (rondom) en plekein (draaien), dus een windende plant. De soortnaam gracaeca is niets meer dan de Latijnse naam voor Griekenland.
Botanische naam : Pseudofumaria lutea Nederlandse naam : Gele helmbloem Herkomst : Oorspronkelijk uit het zuiden v/d Alpen Bijzonderheden : ook voor muren, wettelijk beschermd Grondsoort : alle Vochtbehoefte : normaal, vochtig Licht : half schaduw, zon Groep : vast,kruiden Gebruik : pionier Hoogte : 0.10-0.30 Vorm : pol Bloeikleur/vorm : geel Bloeitijd : mei, juni, juli, augustus, september Vermeerdering : zaaien Concurrentiekra : matig
Standplaats: De plant heeft voorkeur voor een plek in de halfschaduw op licht zure, humusrijke grond.
Kenmerken: Bloemen goudgeel. Bladstelen van boven vlak, zonder duidelijk afgescheiden vleugelranden. Zaden glanzig, zeer fijn korrelig-rimpelig, met afstaand, getand aanhangsel.
Bloemen : De 15-30 cm hoge plant bloeit van mei tot september, maar bij een gunstig voorjaar kan de bloeiperiode al in april inzetten. De langwerpige bloemen zijn 3 mm breed en 15-20 mm lang. De bloemetjes zijn gegroepeerd in dichte trosjes. De kleine kelk valt aan het begin van de bloei af. Het zaad heeft een mierenbroodje, waardoor het door mieren verspreid wordt.
Planten : Groeiplaatsen: Oude muren (van gebouwen, tuinmuren, kerkhofmuren en langs beken, kasteelgrachten en kaden), in spleten van bestrating, spoorwegterreinen, rotswanden, puinhellingen, stadswallen en aan de voet van stalmuren
Eigenschappen: De gele helmbloem (Pseudofumaria lutea, synoniem: Corydalis lutea) is een vaste plant uit de papaverfamilie (Papaveraceae). Uit de bijna massieve knol ontspruiten stengels met tweevoudig tot drievoudig geveerde bladeren.
De plant wordt in België en Nederland veel in tuinen aangeplant, waar hij geregeld beteugeld moet worden om te voorkomen dat hij zich te sterk uitbreid. In Nederland is de plant in het wild beschermd.
Onder de oppervlakte heeft de helmbloem een vrijwel geheel massieve knol. In het voorjaar ontspruiten uit deze knol stengels met dubbel tot drievoudig geveerde bladeren.
Weetjes :
De Pseudofumaria lutea wordt ook wel Corydalis lutea genoemd en behoort tot de familie Papaveraceae. De Nederlandstalige naam van deze Pseudofumaria is Gele helmbloem. De Pseudofumaria lutea heeft een groen blad en een geel kleurige bloem. Deze vaste plant bloeit in mei, april, juni, juli en augustus en wordt ongeveer 30 cm hoog.
De Pseudofumaria lutea heeft vochthoudend matig voedselrijk grond nodig. De beste plek voor deze vaste plant is: licht schaduw.
Onderhoud Pseudofumaria lutea Een hele gemakkelijke plant, die zich sterk uitzaait. Het dichte gewas geeft onkruid geen kans. Houd de plant binnen de perken door jong plantjes uit te trekken. De plant kan ook worden gescheurd.
Botanische naam : Salix babylonica 'Tortuosa' Nederlandse naam : Kronkelwilg, Slangewilg Herkomst : Frankrijk Bijzonderheden : gekruld blad Grondsoort : alle, humeus Vochtbehoefte : normaal Gebruik : parken, tuinen, solitair Hoogte : 8.00-15.00 m Vorm : bol Kroon : half open Bloeikleur/vorm : onopvallend, katjes Bloeitijd : april Blad : bladverliezend, geel Twijg/stam : gedraaid
Standplaats: lichtbehoefte zon ,groeit graag op een vochtige grond, maar stellen verder weinig eisen. Zowel in volle zon als halfschaduw
Kenmerken: een kleine, maar snelgroeiende boom, met sterk gekrulde takken. Het blad is onderaan blauwgroen gekleurd. Een kronkelwilg wordt tot wel twaalf meter hoog. De uiterlijke verschijningsvorm is opgaand breed vaasvormig. De bladen zijn lijnvormig tot lancetvormig en worden vijf tot zes centimeter lang. Ook de bladen vertonen een lichte spiraalvormige draaiing. De bovenzijde van het blad is sappig groen en de onderzijde geelgroen van kleur
Bloemen : Bloemkleur: Geel, Groen Bloeimaand: April
Planten : Bij voorkeur planten in de volle zon. Door te weinig zon maken ze te slappe twijgen en bladeren.
Gebruikte delen: Wilgenhout wordt net als het hout van populieren gebruikt voor het maken van klompen en papier. De rem, de vang, bij windmolens bestaat uit blokken wilg. Eénjarige scheuten worden gebruikt voor vlechtwerk. De houtskool van de wilg wordt gebruikt in buskruit; het heeft een veel hogere verbrandingssnelheid dan bijvoorbeeld barbecue-houtskool. 'Pine charcoal' (houtskool van grenenhout) wordt in bepaalde composities voor vuurwerk gebruikt. Gemengd met de juiste stoffen wordt een effect bereikt, dat bestaat uit donkere vonken die lang blijven hangen
Werkzame bestanddelen: het is een inheemse plant, nektar- en stuifmeelproductie.
Eigenschappen: - de plant heeft mooie herfsttinten - geschikt voor een solitaire positie in een beplantingsschema - deze plant vraagt of gedijt goed op vochthoudende gronden - plant heeft opvallende takken, twijgen of schors
Vermeerderen : - door het nemen van winterstekken - takken in water Een kronkelwilg kan worden gestekt. Een jonge, korte scheut leent zich daar het beste voor. Plaats de takken in heel vochtig zand. Laat de stek daarin een halfjaar of meer staan. Daarna is het jonge struikje te verplanten
Weetjes : Wilg (Salix) is een geslacht van tweehuizige bomen en struiken uit de wilgenfamilie (Salicaceae). Wilgen zijn bladverliezende bomen met verspreide bladstand. De knop heeft één knopschub. De bloem van de wilg heeft de vorm van een katje en groeit uit de zijknoppen van een éénjarige twijg. De wilgenkatjes zitten of staan, dit in tegenstelling tot populieren die hangende katjes hebben.
De pluizige zaden worden door de wind verspreid maar zijn slechts korte tijd kiemkrachtig. De meeste soorten zijn te vermenigvuldigen door middel van stekken.
Wilgen zijn pioniersoorten met een grote lichtbehoefte. Wilgen komen in Nederland en Vlaanderen veel voor langs sloten en plassen. Wilgen houden namelijk over het algemeen van een vochtige bodem en groeien zeer snel.
Deze Salix babylonica ´Tortuosa´ wordt nog vaak als Salix matsudana ´Tortuosa´ aangeduid. Hij is de laatste jaren vooral bekend geraakt door het gebruikt als decoratieve (en versierde) paastakken. De takken zijn dan ook gemakkelijk en lang op water te houden. Menig tuinliefhebber plantte nietsvermoedend na Pasen zijn paastakken in de tuin. Verwondering alom nadien, want de krulwilg groeit stevig door, en kan tot 10 meter hoog worden. Gelukkig laat de krulwilg zich ook gemakkelijk sterk snoeien.
Kronkelwilgen houden wel van vocht. Op drogere gronden groeien ze ook, maar laten veel (geel) blad vallen tijdens droogteperiodes. Ook komen dan meer droge takken voor.
Opvallend zijn de gedraaide, vaalbruine twijgen die lijken op kurketrekkers. De lijn- tot lancetvormige bladeren zijn eveneens gedraaid en 5 tot 10 cm lang. Ze verkleuren in de herfst van helgroen naar geel. Omdat de krulwilg zo'n decoratief karakter heeft wordt hij vaak aangeplant. Ze bloeien in april maar dit stelt weinig voor.
Krulwilgen zullen na enige tijd veel droge takken bezitten die het uiterlijk ontsieren. Jaarlijks de dode twijgen wegsnoeien lijkt aangewezen. Ze groeien vrij spontaan met meerdere harttakken uit tot een meerstammige boom. Maar het mooist is toch de plant op te kweken met 1 centrale harttak.
Salix matsudana of krulwilg - ook bekend als Chinese wilg - werd genoemd naar de Japanse botanist Sadahisa Matsudo. De soort staat erom bekend zich zeer gemakkelijk te laten stekken. Het volstaat een tak van 1-3 cm in diameter tussen november en april - wanneer het blad van de boom is - in voldoende water te steken om wortelgroei te verkrijgen. Ook later heeft de boom, die zeer groot en breed uitgroeit, veel water nodig. De takken zijn populair voor het versieren van bloemstukken.
Volgens het bijgeloof zou de wilg een sterke magische lading hebben. Bij de Germanen was de boom een symbool van de dood. Heksen zouden in de kruinen van de wilgen rusten. Vroeger maakte men daarom fluitjes uit wilgenhout om heksen en duivels te verjagen.
Een gebruik bij voodoo-praktijken is een knoop leggen in een wilgentak. Daarmee zou men van op afstand iemand anders in het nauw kunnen drijven.
SNOEIEN EN VERPOTTEN: -Grote planten die te vol zijn doorgeworteld verpotten en langzaam wat meer water geven. -Snoeien: FUSCHIA'S--GERANIUMS--STRUIKMARGRIET-- -Verpotten:--KERSTCACTUS--SMITHIANTHIA--EUCOMIS--ACHIMENES--
TIPS : -Clivia heeft vermoedelijk een bloeistengel gemaakt.De plant komt dan op een lichte plek en krijgt meer water. -Een leuke klimmer is SUZANNE MET DE MOOIE OGEN die eind deze maand kan gezaaid worden.
-LATHYRUS kunnen we nu ook inzaaien waarna het begin juli bloeit.
-IPOMOEA (Pronkwinde):vanaf midden februari in potten van 10 tot 14 cm,per potje neemt men 5 tot 10 zaden die ongeveer een halve cm diep in vochtige zaaigrond gelegd worden.
-ALYSSUM : febr. -maart binnenshuis bij een temperatuur van 20 fC. De kiemtijd is ongeveer 14 dagen waarna de plantjes in potjes worden verspeend om ze in mei uit te planten.
-SALVIA :of VUURSALIE (de eenjarige) worden al vroeg in kistjes gezaaid, broesen of vochtig houden tot bij de opkomst is noodzakelijk. Als de plantjes vier echte blaadjes hebben kunnen we gaan verspenen.
PLANTEN: -Nog niet te oude maar op de verkeerde plaats staande struiken en bomen bij vorstvrij weer verplanten. -Tijdens vorstvrije periodes kunnen rozen en bladverliezende heesters worden uitgeplant. -Sierstruiken en bomen met vallend blad kunnen worden geplant. -In een vochtig turfbed vormen volgende knollen en bollen al zijscheuten; KNOLBEGONIA - -ACHDfENES- -DHALIA --GLOXINIA - -SININGIA ' S-- -KNOLBEGONIA :
SNOEIEN: -Te groot geworden en overhangende sierstruiken die in de zomer of het late voorjaar bloeien. -MEIDOORN- -KARDINAALSMUTS--DEUTZIA ' S--RANONKELSTRUIK - -GANZERIK --HYPERICUM- -LAVENDEL-- VLINDERSTRUIK - -SPIREA --
Snoeien na de bloei: --CHINEES KLOKJE--SPIRAEA ARGUTA--BLOEIENDE JASMIJN--PRlJNlJS TRILOBE-- --TOVERHAZELAAR--RIBES--TAMARISK--CLEMATIS--SERING--BRUIDSLUIER--CALLICARPA TROMPETBLOEMEN
-Van de tuinhortensia's wordt alleen de PLUIMHORTENSIA-(hydrangea panicu- lata) sterk teruggesneden. -Snoeien van besdragende en bladheesters. -Februari is de beste periode voor het snijden aan DRUIVELAARS .Als men het vroeger doet ,is er kans dat de ranken(ogen) invriezen en als men later ver- wondt, gaan de planten veel sap verliezen. -Van bladhoudende planten en naaldgewassen (koniferen) blijven we zeker nog een maand met de snoeituigen af. -Oude PELARGONIUMplanten (Geranium)worden nu tot op een hoogte van 15 tot 20 cm ingekort. Steeds afsnijden juist boven een stengelknoop. Na deze in- greep moeten de planten worden verpot. Daarbij alle aarde van de wortels schudden en vervangen door nieuwe voedzame potgrond. De bloempot zelf zo klein mogelijk kiezen. VERMEERDEREN: -Als u nu de sterke parkrozen stekt kunt u uw eigen rozen kweken.
Winterstekken kunt u best nu snijden. Nadat de snijwonden opgedroogd zijn ,de busseltjes voor 2/3 ingraven langs de noordzijde van een muur. Goed aanduwen.
-WORTELSTEK: kan in volle grond of onder glas plaats vinden.De stukjes wor- tel zijn afgesneden op 5 - 8 cm lengte. --ARABIA ELATA (hemelboom) --BUDDLEIA ALTERNIFOLIA--CHAEHAMELIS--HIBISCUS- - RHUS TYPHINA ( fluweelboom) - -FRAMBOOS -- -Chrysanten kunnen we nu stekken en aan de groei brengen op een lichte koele plaats bij 12°C,de stekken hebben een lengte van 8 cm.
-WATERSTEKKEN: stekken in water gevulde potjes of flesjes enz. --BEGONIA--FUSCHIA--IHPATIENS (vlijtig liesje)--
GAZON: -Het is nu de tijd om een grondmonster te nemen en te laten onderzoeken. -U kunt nog altijd wat kalk strooien. -Als de grond bevroren is het gazon zo weinig mogelijk betreden.
TIPS: -Uiterlijk aan het eind van deze maand de nestkastjes schoonmaken en repareren.De minimale ophanghoogte vanaf de grond is 2 meter. Zorg voor voldoende onderlinge afstand. -Bij sneeuwval de coniferen voorzichtig door schudden om ze van de sneeuw- last te bevrijden. -In deze maand kunt u al zomerbollen voor de tuin aanschaffen en op een wanne plaats voortrekken. -Tegen schimmelziekten de grond nu al met gier van heennoes of boerenwonn- kruid besproeien. -Bij mooi weer kan in de bloemperken alvast wat mest ingewerkt worden. -In de fruittuin kunnen we bij een zonnige vorstvrije dag gebruik maken om een 6% oplossing van vruchtboomcarbolium te spuiten. Zorg ervoor dat alle delen goed geraakt worden, ook de twijguiteinden.Alleen de perzikbomen ver- dragen deze behandeling niet.
-FRUITBOMEN-EN STRUIKEN 1/ Snoeien 2/ In de eerste helft van de maand besproeien met Carbozil of een ander carbolineum voor fruitbomen (deze behandeling doodt bladluize- eitjes,parasieten,wieren en korstmossen) 3/ Rondom en tussen de bomen of struiken een dikke laag compost leggen. -BORDERS:Strooi wat kunstmest tussen de planten en spit het voorzichtig zo een 10 cm diep in de grond.
-Wil u voorkomen dat MUNT straks alles overwoekert dan moet u nu de onder- gronds wortelende uitlopers zo veel mogelijk opgraven en wegsnoeien.
ZIEKTEN EN PLAGEN: -GROENE SPARRELUIS:Zijn bladluizen die de naalden uitzuigen zodat deze dan geel worden en afvallen. Aangeraden Pirimor of Plantschoon.Zie maart.,.'",,-
WEERSPREUK: -Geeft februari klaverblad, Pasen dekt met sneeuw het pad
PLANTEN: -In bak of serre:--KROPSLA--BLOEMKOOL-- -In volle grond :--SJALOT--LOOK--PLANTAJUINTJES--
VERMEERDEREN: -Stekken van bessestruiken:Van het lichtgekleurde eenjarige snoeihout van bessen zijn goede stekken te maken.Stukjes tak van 20 cm worden op een be- schutte plaats voor ongeveer de helft in de grond gestoken.In het najaar zijn de takjes beworteld en kunnen ze uitgeplant worden. -Tegen het eind van de maand woorden bij de zwarte bessen en de kruisbessen de topjes van de takken verwijderd als preventieve maatregel tegen de Amerikaanse kruisbessenmeeldauw.
SNOEIEN: -Op vorstvrije dagen kunnen nog altijd vrijwel alle fruitsoorten worden gesnoeid.Alleen steenvruchten zoals bv.KERS--PERZIK--PRUIM-kunnen beter in de zomer onmiddellijk na de oogst worden gesnoeid. -Niet langer wachten met het snoeien van druiven en kiwi 's,de kans dat de snoeiwonden gaan bloeden wordt steeds groter.
TIPS : -De lijmbanden kunnen worden verwijderd en verbrand. -Stammen van bomen beschermen door ze in te smeren met witte boompap. -Vroege aardappels worden voorgekiemd op een koele plaats waar volop licht is bij een temperatuur van ca.10'C. -Perzikbomen die buiten staan worden met zwavel behandeld tegen de krulziekte zodra de knoppen beginnen te schuiven.
Botanische naam : Rhipsalidopsis rosea Nederlandse naam : paascactus Bloeitijd : april Bloemkleur : rozerood Hoogte min-max : 0.5-0.5 Bladeren : kantige twijgen
Standplaats: De bloeitijd is door temperatuur en daglengte te regelen. Belangrijk is de rustperiode: wordt deze niet gegeven dan komen er helemaal geen bloemen. Zet ze op de vensterbank, maar niet te zonnig en 's zomers op het balkon. In de zomer royaal gieten en tot augustus af en toe spaarzaam bemest worden. Na de bloei kan de plant verpot worden en daarna wordt hij vaak op een beschutte, beschaduwde plek in de tuin gezet. In de herfst de planten binnenhalen vóór de eerste vorst naar een koele overwinteringsplaats.
Kenmerken: Rhipsalidopsis rosea groeit meer rechtop met leden van 2 tot 5 cm lang.
Bloemen : Bloemen rozerood, geurend. In tegenstelling tot de kerstcactus bloeit deze paascactus in het voorjaar. Hij bloeit in de lente gedurende 2 tot 3 weken. Als de bloemknoppen verschijnen de plant niet meer draaien om knopval te vermijden. Geef weer meer water als de bloemen verschijnen
Planten : Rhipsalidopsis verlangen een zwakzurig substraat (pH 5). Kalk dient men beslist te vermijden! De grond moet steeds vochtig blijven. De lucht mag nooit te droog zijn, anders vallen de leden snel af.
Eigenschappen: In de winter moeten ze licht en koel staan bij 10-15°C. Een temperatuurschok kunnen ze niet verdragen. Het beste voelen ze zich als ze een vaste standplaats hebben, waarbij ze niet worden gedraaid. Bij 17-20°C moet de daglengte beslist onder de 12 uur liggen. Spaarzaam gieten net zoveel dat de plantenleden niet schrompelen.
Vermeerderen : Wordt ook meestal geënt omdat de plant dan beter groeit. Kan het eenvoudigst door afleggen. Kan ook door stekken in mei topjes van de stengel af te snijden. Vervolgens een dag laten drogen en stekken bij 20-25°C. Rhipsalidópsis gaértneri kan ook worden gezaaid. Als de plant goed aan het groeien is, is het moment gekomen om stekjes te nemen. Neem geen oude leden want die bewortelen niet goed! De stekjes moeten volledig gaaf zijn om te kunnen bewortelen. Kerstcactus en Paascactus worden op dezelfde manier vermeerderd. In een flesje water of vochtige grond bewortelen de stekjes na enkele dagen
Ziekten en plagen Knopval ontstaat door het draaien van de pot. In de tuin kunnen slakken de planten belagen. Spint en wolluis komen een enkele keer voor
Weetjes :
Na de bloei mag de paascactus verpot worden in gewone potgrond. Blijven water geven tot oktober. Dan minderen met water geven. De bloei, die mag verwacht worden in de lente, volgt na een droogteprikkel.
De paascactus doet zo op het eerste gezicht veel aan een lidcactus denken, maar de bloempjes zijn helder rood en deze soort bloeit meer in het voorjaar. Er bestaat grote verwarring omtrent de juiste benaming, soms komt ze ook voor als Epiphyllopsis gaertneri. Ze groeit hoog in de bomen en is dus een soort die de gewone cactusgrond niet kan verdragen. U zult gewone bloemistengrond moeten gebruiken en daardoorheen een beetje turfmolm doen.
De plant wordt ook dikwijls geënt, wat u op de onderstam van de Pereskia of de echte bladcactus kunt doen.
De plant dient u in het najaar en in de winter aan de groei te houden, pas half februari mag ze een beetje rust hebben. dan minder water geven en niet meer bemesten.
Zodra de rode bloemknopjes tevoorschijn komen, zult u meer water mogen geven en is ook dagelijks besproeien heel nuttig. De plant, als ze eenmaal bloemknoppen heeft, zo min mogelijk verplaatsen en ook niet draaien ten opzichte van het zonlicht en tegen de felle zon beschermen.
Ze zou 's zomers ook met pot en al op een licht schaduwplekje in de tuin kunnen worden ingegraven.
Tegen begin oktober moet ze weer naar binnen, in een matig verwarmde kamer.
Als ze verpot moet worden, kan dat best direct na de bloei.
Botanische naam : Dracaena draco Nederlandse naam : Drakenbloedboom Herkomst : Canarische Eilanden Bijzonderheden : Vochtbehoefte : licht vochtig houden Licht : half schaduw, zon Blad : wintergroen Hoogte : tot 3 m Bloeitijd : vroeg i/d zomer,zelden in de kamer Vermeerdering : stekken, zaaien Voedingsbehoeft : om de week Overwintering : temperatuur 4- 8 ø, temperatuur 8-12 ø, licht
Standplaats: lichtbehoefte: zon, halfschaduw. Beschutten voor direkte zon
Kenmerken: De tot 12 m hoge plant wordt gekarakteriseerd door een of meerdere stammen met een dichte, parapluvormige kroon met dikke bladeren. Het is een langzaam groeiende plant, die er tien jaar over doet om een hoogte van 1 m te bereiken. Omdat de plant een eenzaadlobbige is, heeft deze geen jaarringen. De leeftijd van de plant kan alleen geschat worden aan de hand van het aantal vertakkingen. Van de planten wordt aangenomen, dat ze duizenden jaren oud kunnen worden. Het oudste, bekende exemplaar groeit in Icod de los Vinos op het noordwesten van Tenerife.
Planten : Matig plantenvoeding geven. Kan buiten als kuipplant in de zomer. Kan eeuwen oud worden. Besproeien mag, maar is niet noodzakelijk.
Gebruikte delen: Uit de hars van de bast wordt een rood plantensap gewonnen, dat onder de naam ´drakebloed´ in de cosmetica wordt verwerkt. In het verleden werd hieruit ook een rode verfstof bereid die door vele meesters van de oud Vlaamse schilderschool in doeken werd verwerkt.
Werkzame bestanddelen: Drakenbloed werd nog recentelijk gebruikt voor medicinale en cosmetische doeleinden, en verder als kleur- of verfstof. Italiaanse vioolbouwers, bijvoorbeeld, voegden het toe aan de lak van door hen gebouwde instrumenten.
Eigenschappen: deze plant is vorstgevoelig deze plant is wintergroen (groenblijvend) geschikt voor een solitaire positie in een beplantingsschema
Vermeerderen : Zaaien,stekken,marcotteren of stamstekken
De drakenbloedboom (Dracaena draco) is een plant die van nature voorkomt op de Canarische Eilanden, Kaapverdië en Madeira.
Momenteel is de plant vrijwel niet meer in wilde staat te vinden.
Als de bast wordt ingesneden of de bladeren worden gekneusd, scheidt de plant een roodachtig hars uit, dat bekend staat als drakenbloed. Dit werd gebruikt door de Romeinen en Middeleeuwse alchemisten. De mensen geloofden dat het bloed was van Europese draken.
Op de Canarische eilanden speelde de drakenbloedboom een belangrijke rol in het religieuze leven van de oorspronkelijke bewoners, de Guanches. Daarnaast gebruikten zij het sap van de boom als helend smeersel en om hun doden te balsemen. In de Middeleeuwen bracht men het sap in verband met hekserij omdat het, aan de lucht blootgesteld, oranjerood kleurt. Vandaar de naam drakenbloed.
Mythologie De drakenbloedboom (dracaena draco) is ontstaan uit het bloed van de honderdkoppige draak, Landon, die door Hercules (of Herakles) werd gedood. Landon bewaakte drie gouden appels in de tuin van de Hesperiden, dit waren huwelijkskado's van Gaia aan Hera.
Uit een van Hera's echtgenoot Zeus' buitenechtelijke relaties werd Hercules geboren.
Nadat Hercules was getrouwd, maakte Hera hem gek, waarop hij zijn eigen vrouw en kinderen doodde. Hercules vond dat hij hiervoor moest boeten en raadpleegde het orakel van Delfi, dat hem beveelde twaalf jaar in dienst van zijn neef koning Eurystheus te treden. Gedurende deze periode gaf Eurystheus hem twaalf taken: de 'werken van Hercules'. Het elfde werk van Herakles was het veroveren van de gouden appels. Hera plaatste de draak na zijn dood als sterrenbeeld aan de hemel.
Geschiedenis Oeroud, nu van nature nog op de Canarische eilanden. De oorspronkelijke bevolking van de Canarische eilanden, de Guanches, gebruikte het drakenbloed voor huid versieringen, wondheling en als middel tegen ernstige buikloop. De Spanjaarden namen graag drakenbloed mee naar Europa, waar het o.a. gebruikt werd als houtafwerking. Stradivarius lakte er zijn violen mee.
Verzorging --De drakenbloedboom is een boompje, waar je levenslang plezier van hebt. --Geef haar geregeld water, aarde niet uit laten drogen. --Zij houdt van zon, maar verdraagt schaduw. --Om de 1 a 2 jaar verpotten in gewone onbemeste potgrond. --Gebruik een iets grotere pot met een gat, zodat de wortels niet in water komen te staan.
Dracaena draco groeit in de natuur in een droge omgeving.
Wetenschap In 2004 zijn er stoffen geisoleerd uit de Dracaena draco, die werken als cytostatica bij een type leukemie. Met name icogenine werkt celdodend bij myeloide leukemie. Ook andere stoffen uit de dracaena draco worden onderzocht op hun mogelijke gunstige werking tegen kanker.
Sneeuwklokjes, de aankondigers van de lente. Als ze verschijnen, weten we dat de vogeltjes binnenkort weer beginnen fluiten en dat de zon langer zal. schijnen. En dan duurt het niet zo heel lang meer vooraleer we onze rokjes en picknickmanden weer uit de kast mogen halen. Bloei vanaf tien graden
WANNEER Afhankelijk van de plaats en de temperatuur kunnen sneeuwklokjes bloeien in de periode tussen januari en maart. Hoe kouder het is, hoe langer de bloei.
HOE Sneeuwklokjes hebben meestal maar één bloemstengel en twee (of soms drie) bladeren. Elke bloem telt zes bloembladen, waarvan de binnenste drie een groene vlek hebben. De bloemen openen zich pas als het tien graden is.
VERSPREIDING Na de bloei verschijnt een bes waarin het zaad zit. De bes wordt steeds zwaarder en op het moment dat ze rijp is, raakt ze de grond en springt ze open. Mieren kunnen dan met de zaden gaan lopen en zorgen zo voor de verspreiding.
Mooi in groepjes Het mooiste effect krijg je door sneeuwklokjes in groepjes aan te planten. Je kan ze echter ook combineren met: Cyclamen ; coum, .winterakonieten helleborus, Primula ,viooltjes' ,Pulmonaria, Krokus, scilla, chionodoxa, vroegbloeIende narcissen, enzovoort.
Opgepast giftig In de bollen van sneeuwklokjes zitten alkaloïden. Dat zijn organische verbindingen die giftig tot zeer giftig zijn. Tot de alkaloïden behoren onder meer cocaïne, morfine, strychnine en kinine. Let op met het water waarin een boeketje sneeuwklokjes heeft gestaan. Als een kind er toch van zou drinken, kunnen er vergiftigingsverschijnselen optreden.
Melkwitte voorjaarsbloeier
FAMILIE Sneeuwklokjes behoren tot de familie van de Amaryllidaceae. Het is een bolgewas.
SOORTEN De beste en meest toegepaste soorten voor de tuin zijn -Galanthus nivalis, die zo'n twaalf centimeter hoog wordt, en -Galanthus elwesii. Die laatste is het Turkse sneeuwklokje: de soort wordt iets hoger, heeft een breder blad en bloeit vroeger. De bloempjes verschijnen al in december. Galanthus nivolis is de beste soort om te laten verwilderen. Galanthus nivalis 'Flore Pleno' is een soort met mooie dubbele bloemen.
NAAM De naam 'Galanthus' verwijst naar de melkwitte bloemen. Gala is Grieks voor melk en anthos bètekent bloem. Nivalis betekent sneeuw.
Planten in halfschaduw
WANNEER? Plant de bloembollen in september of oktober in volle grond op een diepte van zes tot acht centi- : meter. Plant de bloembollen zo snel mogelijk nadat je ze gekocht hebt, want ze zijn gevoelig voor uitdroging. Als je geen bloembollen geplant hebt, kun je in tuincentra in pot geteelde plantjes kopen.
WAAR? Sneeuwklokjes verkiezen een vruchtbare, vochtige maar goed doorlatende, grond van zand, klei of veen. De bodem mag vooral in de zomer niet uitdrogen Lichte zandgrond moet je verbeteren met compost, bladaarde of bodemstructuurverbeterende middelen. Zware kleigrond of te vochtige grond kun je bijvoorbeeld met Japans split mengen. De plantjes staan liefst in schaduw of halfschaduw. Je kunt sneeuwklokjes ook in het gazon aanplanten op voorwaarde dat je het gras niet maait voor het loof is afgestorven.
VERMEERDEREN Flinke bollen kun je na drie jaar op graven, splitsen en verder uit elkaar planten. Sneeuwklokjes vermeerder je best als zij nog in blad staan. Graaf ze tegen het einde of na de bloei. Op en verdeel ze in klompjes van een vijftal bolletjes en plant ze opnieuw uit
IN POT Sneeuwklokjes laten zich ook goed opkweken". in potten. Hiervoor kun je in augustus of september enkele bolletjes in potjes planten , de bollen bedekken met een laagje grond van twee tot drie centimeter en ze op een koelplek (tussen de twee en zes graden) zetten.
Zuiderse oorsprong
ZUID-EUROPEES De oorspronkelijke groeiplaats van sneeuwklokjes zijn de bosachtige streken in Zuid- Europa en Turkije.
BIJ ONS In onze streken werden ze vooral in kloostertuinen en op kerkhoven aangeplant. Nonnen zagen ze als symbool van zuiverheid en gebruikten ze om de kerk te versieren op Maria-Lichtmis.
STINZENPLANT Sneeuwklokjes worden als 'stinzenplanten' beschouwd. Dat zijn goed inge- burgerde, maar niet inheemse planten. Een 'stins' is een stenen huis van een adellijke persoon of iemand anders van aanzien, dat na 1400 in Friesland werd gebouwd als een soort vluchttoren. Na 1600 raakten de stinzen hun verdedigende functie kwijt. Vanuit de tuinen van die huizen hebben de stinzenplanten zich dan verder verspreid.
Botanische naam : Begonia sutherlandii Nederlandse naam : Afrikaanse knolbegonia Herkomst : Bijzonderheden : diverse kleuren Grondsoort : alle,doorlatend Vochtbehoefte : normaal Licht : half schaduw Wind : gevoelig Groep : knol Gebruik : borders, kuipen/potten, vakken Hoogte : 0.15-0.30 m Bloeikleur/vorm : oranje Bloeitijd : juni, juli, augustus, september Plantdiepte : 0.05-0.10 m
Kenmerken: In de tuin best onder een struik of boom plaatsen, of uit de wind en de regen. De plantjes zijn zeer tenger en breken snel af, daarom opletten bij het uitplanten ! Planten vanaf februari - maart (met risico). Na de ijsheiligen van 15 mei is het meeste vorstgevaar geweken. Zet de planten onderling 30 cm uitéén, om een goede groei te bewerkstelligen. Voorzie ook een goeie portie kompost, deze houdt goed het water vast.
Bloemen : Door het kleine, lichtgroene blad en de vele kleine oranje bloemen, is deze hangbegonia minder opzichtig dan zijn soortgenoten met de grote, felgekleurde bloemen
Planten : De knollen worden in februari - maart in huis of in de serre in potten geplant. Vanaf half mei, als alle vorstgevaar geweken is, kunnen de planten in de tuin of in bloembakken worden geplant op een beschutte en schaduwrijke plaats. Voeg regelmatig een beetje mest toe aan het gietwater of gebruik traag werkende organische meststoffen.
Eigenschappen: Verwijder regelmatig de verwelkte bloemen; dit bevordert de bloei. De knolbegonia bestaat in veel soorten en kleuren.
Vermeerderen : Knolbegonia's worden door zaad vermeerderd. Dit wordt door telers gedaan die deze planten het eerste jaar verzorgen. Dit zaad is zeer klein. Bij bepaalde soorten kan dit makkelijk oplopen tot 20 000 zaadjes en meer in één gram.
Ook planten kunnen spreken. De kunst is echter ze te verstaan. Hun taal is de onze niet, het IS een gebarentaal waarmee ze de aandachtige liefhebber meedelen of ze het goed of slecht hebben. Net
zoals je mensen hebt die aanleg hebben voor vreemde spreektalen zijn er die aanleg hebben om deze gebarentaal te verstaan.
Maar je kunt het ook Ieren, neen, niet met een Assimil-methode, gewoonweg : door observeren: kijken en luisteren.
Een voorbeeld, als het ware uit de eerste les:
planten laten hun bladeren en twijgen hangen wanneer ze een groot tekort aan water hebben.
De planten laten een zeer duidelijk teken zien. Toch wil dat nu ook weer niet zeggen dat elke plant met treurende bladeren onmiddellijk water nodig heeft.
Het kan ook zijn dat ze water teveel heeft en gewoon aan het rotten gaat.
Het spreekt voor zichzelf dat men eerst nagaat of de grond niet te nat is alvorens bijgegoten wordt. Ook in onze spreektaal kan hetzelfde woord meerdere betekenissen hebben, het hangt ervan af in welke context het staat.
Water
Laat ons eens de cursus plantentaal openslaan.
-Een plant vertoont slapte, donker kleurende, uiteindelijk rottende twijgen., geen verdroogde maar wel afvallende bladeren. Wat bedoelt de plant hiermee?
---Er staat teveel water in mijn pot, ik heb koude voeten!
Wat moet er nu gedaan worden? , De plant moet onmiddellijk verpot worden in nieuwe grond en je moet er goed voor zorgen dat zoveel mogelijk oude grond van de wortels verwijderd wordt.
Tijdens het verpotten worden eventueel de twijgen gesnoeid, vooral deze die geen blad meer hebben zodat er vele nieuwe jonge twijgjes kunnen gevormd worden.
Doe je dat niet dan zullen de oude twijgen verder groeien en op het nieuwe gedeelte bladeren krijgen , echter niet meer op het oude vlak zodat de plant onderaan kaal zal blijven.
Een andere zin:
de plant maakt kleinere blaadjes, ook groeiende twijgen; de bladpluimen zijn bruin...
De plant heeft water tekort. Je zult vaker moeten gieten.
Meststof !
--Andermaal te kleine blaadjes en te zwakke groei maar geen bruine bladpunten: De groei stopt zelfs helemaal.
Dit duidt op een meststofgebrek. Geen regelmatig meststof, vloeibaar of korrels.
Is uiteraard enkel aIs de plant in haar groeiperiode verkeert, anders niet.
In rusttijd mag ze niet groeien en moet er juist een groeistilstand zijn
--Er worden overvloedige twijgen gevormd met veel blad, teveel van het goede.
De plant gaat volop haar gang maar... bloeit niet.
Dit betekent teveel meststof. Stop een poosje met voedsel geven en doe het nadien rustiger aan.
Standplaats
Een ander hoofdstuk is de standplaats.
--De plant legt lange twijgen aan, echter met weinig blad, klein en bleek van kleur, met grote tussenruimten tussen de bladeren.
Wat is er gaande? Juist. De plant staat te donker. Ze moet meer licht krijgen
De bladeren vertonen scherp afgelijnde vlekken, de bladeren rollen op... de plant staat te warm, het rechtstreeks zonnelicht doet de bladeren verbranden (ze vertonen brandvlekken) of ze staat te dicht bij de centrale verwarming. Ze moet verzet worden. 's Zomers beslist het zuidvenster vermijden, ofwel schennen tegen het felle zonlicht.
--De bladeren vergelen, de groei valt plat, er is bladluisaantasting.
Dit duidt ook op een te warme standplaats en een te droge lucht. De plant wenst een koelere stand- plaats en meer vocht in de lucht.
--Plotseling vallen de twijgen om en rotten.
De plant kreeg een 'koude schok, Dit gebeurt nogal eens in de winter wanneer een buitendeur te lang heeft opengestaan of wanneer een plant een koude nacht tussen venster en gordijn heeft doorgebracht.
Het beschadigde deel moe' onmiddellijk worden weggenomen. De plant moet tegen de koude wor- den beschermd.
--Witte of grauwkleurige vlekken op de bladeren
wijzen op het feit dat het gietwater dat in drup- pels op de bladeren terecht is gekomen te koud is of teveel kalk bevat.
Het gietwater moet onthard worden en op kamertemperatuur worden gebracht alvorens te gebruiken.
***
Tot zover deze taalcursus.. Wie de les goed kent kan met de meeste kamerplanten omgaan. Je zult ze verstaan. Uiteraard spreekt elke plantensoort haar eigen dialect. Luister goed, de plant vertelt het je wel wanneer je iets verkeerds
Botanische naam : Rosa 'Meitoifar' ('Auguste Renoir') Nederlandse naam : Fleur romantica roos Herkomst : Bijzonderheden : Grondsoort : alle, humeus, lichte klei Vochtbehoefte : normaal Licht : zon Wind : weinig gevoelig Groep : fleur romantica rozen Gebruik : groepen/vakken, tuinen Hoogte : 0.50-1.00 m Vorm : opgaand Bloeikleur/vorm : geurend, roze Bloeitijd : juni, juli, augustus, september Blad : bladverliezend Twijg/stam : doorns/stekels
Roos met grote bloemen, Auguste Renoir ® 'Meitoifar.
Sterke geur voor een zeer grote bloem van een bengaals op vaste dichte gebladerte.
Pierre-Auguste Renoir (1841-1919) Franse kunstschilder en beeldhouwerDe Franse kunstschilder en beeldhouwer Pierre-Auguste Renoir werd in 1841 geboren in Limoges. Hij groeide op in een arm gezin. Rond 1845 verhuisde de familie Renoir naar Parijs. Als kind toonde Pierre aanleg voor muziek. Hij zong in het koor van Saint-Eustache. Renoir kreeg les van de beroemde componist Charles Gounod. Om in zijn levensonderhoud te voorzien beschilderde Renoir porselein, waaiers en gordijnen
-Het is nu de ideale periode om rustig allerlei zaadcatalogi door te kijken en een lijstje te maken van allerlei soorten die je wilt kopen om over enkele maanden te zaaien. -Mocht je grootse plannen voor de tuin hebben, dan kun je deze wijzigingen nu op je gemak op papier uitwerken. -Reinigen grasmaaier en andere machines.
VERMEERDERING:
Stekken kunnen we nemen van de volgende planten. Op een vorstvrije plek in scherp zand zetten en in maart in de grond steken. Alleen als het niet vriest en met een scherp maar zuiver mes. Snij van het eenjarige hout van de moederstruik rechte twijgjes af.Verwijder de top en het onderste deel (de top is doorgaans te week en het uiteinde vaak te houterig),zodat u stekjes van 10 15 cm overhoudt. Inkuilen in een koude bak. In maart kunnen de stekjes dan de volle grond in
-STEKKEN VAN CHRYSANTEN: Een gesneden kop stek van ca.5 cm hoog,de een tegen de ander in een grote pot,de helft gevuld met een grondmengsel van 2 delen turf + 1 deel zand. Zet de pot zo kort mogelijk tegen het glas bij een temperatuur van 20'. Zet de stekken 2 cm diep in de pot of plantkist die we afdekken met kaasdoek om de lucht vochtig te houden. We verpotten binnenshuis 3 maal,in 7 cm , in 12-15 cm , in 20-22 cm.
VERMEERDEREN-: -Door tegen het eind van de maand stekken te nemen van; -Bladstek :--GERANIUMS--BEGONIA REX-- -Kopstek :--FICUS-- -Stengelstek :--DRACAENA--DIEFFENBACHIA-- -Zijscheut :--GUZMANIA--
SNOEIEN: -Zodra het niet meer vriest kunt u snoeien. -De meest bekende en meest voorkomende boomsoorten die u boven het hoofd dreigen te groeien,kunt u deze maand in model brengen. Snoeien moet niet maar kan deze maand,bij volgende gewassen komt de sapstroom vroeg op gang en bij te late snoei zullen ze veel te veel sappen verliezen,het zogenaamde bloeden.
Snoei heeft als voordeel dat de plant ruim in volume zal toenemen.Alle jonge hout dat tijdens het voorbije jaar werdt gevormd,en dat niet onontbeerlijk is voor de goede vorm van de plant, wordt op zowat 7 cm weggesnoeid.
-De nieuwe scheuten van appel- en perebomen mag u kordaat bijsnoeien. -Het oude hout van bladverliezende BERBERIS kunt u tot op de grond wegknippen. -FORSYTHIA of TOVERHAZELAAR snoeien is gemakkelijk: u knipt gewoon oordeelkundig wat takken weg voor in de vaas!! -Als u een grote tak weghaalt van een boom,zaagt u de tak eerst een eindje van de stam af.Daarna pas zaagt u de overblijvende stomp af (eerst onderaan,dan bovenaan), zo voorkomt u dat de bast van de boom lelijk inscheurt. -De zogenaamde waterloten bij de APPELBOOM snoeien we onmiddelijk weg, ook scheurende takken worden verwijderd. -FUSCHIA zowel op stam als onder struikvorm kunnen nu een snoeibeurt hebben. De struiken worden flink ingesnoeid terwijl alle zijscheuten op de stam worden ingekort tot op 2 of 3 ogen. -KLIMPLANTEN worden best wat ingekort.Op deze wijze voorkomt u dat harde wind ravages in het gewas zou aanrichten.Wat op dergelijke wijze afwaait en meestal gebroken wordt is verder toch waardeloos en dient achteraf te worden weggehaalt terwijl de win d geen enkele keuze maakt tussen wat het uiterlijke schendt en wat weg zou kunnen. -Worteluitlopers wegsnoeien van kultuurvarieteiten die veredeld zijn op een wilde onderstam,o.a. -SERINGROZEN--RANONKELSTRUIK
Bloembollen en -knollen: --Controleer de vorstgevoelige bollen, knollen in de winterberging regelmatig op ziekten. Haal aangetaste en beschimmelde of rottende bollen weg. --Hyacinten, krokusjes, narcissen en tulpen kunt u in bloei trekken door ze op te potten en koel weg te zetten. Zet ze pas warmer als de bloemknoppen zichtbaar zijn.
Moestuin: --Als je een groentetuin hebt, kun je nu ook mooi de indeling voor het komende groeiseizoen uitdokteren. --Controleer de kiemkracht van uw resterende zaden. Doe wat zaad op een vochtig doekje, doe er een plastiek over (serre nabootsen) en plaats dit op de vensterbank. Als de helft van de zaden kiemen, is het zaad nog bruikbaar. --Zet de composthoop nog een keer om zodat deze in het voorjaar goed verteerd is.
Kuipplanten: --Kijk de opgeslagen kuipplanten regelmatig na. Vooral de bladhoudende soorten mogen niet uitdrogen. Geef geregeld een weinig water en zorg voor voldoende bescherming tegen de vorst. --Lucht de kuipplanten in de winterberging regelmatig, door bij vorstvrij weer het raam open te zetten. --Geraniums (Pelargonium) kunnen nu gestekt worden. Neem stekjes van ca. 5 cm en zet ze in aparte potjes met stekgrond. Zorg dat ze niet uitdrogen.
Kamerplanten: --Besproei kamerplanten ook in de winter regelmatig met de plantenspuit. Planten met grote bladeren kan u met een vochtige doek afnemen. --Winterbloeiende kamerplanten op een lichte, koele plek uit het directe zonlicht plaatsen.
Vijver: --Zolang de watertemperatuur lager is dan 10°C mag je beslist de vissen niet voeren. Bij aanhoudende hevige vorst kan de ijslaag zo dik worden dat er geen uitwisseling meer is van zuurstof waardoor vissen en ander vijverleven in gevaar komt. Daarenboven zorgt het uitzetten van het ijs voor scheuren en barsten in de vijverwand. Met een ijsvrijhouder of een bussel lange twijgen voorkom je dat de vijver dicht kan vriezen en voorkom je bovenstaande problemen
Botanische naam : Phytolacca americana Nederlandse naam : Karmozijnbes Herkomst : Noordoost-Amerika Bijzonderheden : rose verbloeiend, bes giftig,zaait uit Grondsoort : alle, humeus Vochtbehoefte : normaal Licht : half schaduw, zon Gebruik : solitair, borders, giftig, waterkant Hoogte : > 1.20 m Bloeikleur/vorm : wit/créme, aar Bloeitijd : juni, juli, augustus, september Blad : groen Vrucht : zwart, rood/bruin
Standplaats: Het is een plant voor voedselrijke, vochtige grond.
Kenmerken: De karmozijnbes is een vrij grote plant die al vrij snel tot anderhalve meter hoog kan worden. In juli en augustus verschijnen dan de opvallende witte bloemen en na de bloei verschijnen er decoratieve, zwarte vruchten die tot in de herfst aan de planten blijven zitten. Bij de Phytolacca americana gaan de twijgen met de bessen na verloop van tijd doorhangen.
Bloemen : De westerse karmozijnbes bloeit van juli tot september met witachtige bloemen. De vruchtdragende trossen gaan later overhangen, in tegenstelling tot die bij de oosterse karmozijnbes (Phytolacca esculenta). De tien vruchtbeginsels zijn met elkaar vergroeid, ook dit in tegenstelling tot die van de oosterse karmozijnbes.
Planten : Karmozijnbes is een solitair. Het is een gezond ogende plant die nauwelijks wordt aangevreten. Een plekje op de hoek van een border of voor een rand met heesters is het meest geëigende gebruik van deze plant. Halfschaduw en schaduw worden op prijs gesteld. Op een voedselrijke bodem (humus of klei) kan de plant één tot drie meter hoog worden met een breedte van één tot anderhalve meter. Op wat minder vochthoudende gronden wordt de hoogte niet meer dan een meter.
Gebruikte delen: Karmozijnbesproducten zijn extracten van alle onderdelen van de plant: bladeren, wortel en bessen. Karmozijnbes bevat chemische stoffen die bekende toxinen zijn, maar verschillende van zijn andere bestanddelen vertoonden een biologische werkzaamheid in laboratoriumproeven.
Werkzame bestanddelen: De karmozijnbes is een meerjarige plant met dikke hoofdwortel. De stengels die ieder jaar afsterven zijn rood met om-en-om groeiende lancetvormige bladeren. De bloemen groeien in enkelvoudige trossen en hebben witte vijflobbige bloemdekken. De wortel, in de winter gerooid en bij een temperatuur van 40 graden gedroogd, is het deel van de plant dat het meest wordt gebruikt.
De drogerij bevat saponinen, zetmeel, gom en hemicellulose.
Van oudsher wordt Karmozijnbes gebruikt ter bestrijding van reuma, astma, dysenterie of aambeien. De bessen zouden stoffen bevatten die van invloed zijn op het celdelingsproces. Ze zouden zelfs chromosomen beschadigen en daarmee het ontstaan van kanker kunnen bevorderen.
Eigenschappen: De karmozijnbes heeft zeer dikke penwortels met enorme reserves die aan bieten doen denken. Als je ze uittrekt en je hebt maar een stukje van de wortel mee, dan zullen het volgende jaar meerdere stengels uit de resterende wortel opschieten. Wil je de planten definitief verwijderen uit de tuin, dan kun je ze het best met de spade volledig uitgraven zodat er geen stuk wortel achter blijft.
Bij de eerste vorst zullen de planten bovengronds volledig afsterven en in het voorjaar lopen ze net als alle andere vaste planten terug netjes uit.
De wortels en de zaden zijn zeer giftig voor mens en vee.
Vermeerderen : Door scheuren en zaaien Zaaien in maart onder glas. Uitplanten eind april in de volle grond.
De vruchten van de karmozijnbes worden zeer graag door de vogels gegeten. De giftige zaden ervan worden niet verteerd in de maag en zodoende worden ze in de ruime omgeving van de moederplant via de vogelontlasting in vele Nederlandse en Belgische tuinen uitgezaaid waar het vaste gasten worden.
Ze verspreiden zich zoals de Amerikaanse vogelpest en de vlierstruik.
De naam is afgeleid van het Griekse 'phyto', of plant en anderzijds het Latijnse 'lacca' wat je kan vertalen naar lak of verf. Dat verwijst naar het een donkerrood pigment dat de Indianen vroeger uit het sap van de rijpe bessen haalden om er hun wol (kledij), sierraden, gebruiksvoorwerpen mee te kleuren. De kleurstof werd later ook gebruikt als rode inkt en evenzeer om er vale rode wijn en port mee bij te kleuren zodat deze donkerder van kleur werd. Dit heeft echter negatieve neveneffecten op de spijsvertering van de wijndrinkers. In Frankrijk werd het gebruik ervan dan ook verboden en wie toch betrapt werd kreeg toendertijd de doodstraf.
De benaming van 'karmozijnbes' verwijst trouwens eveneens naar de kleurstof die men uit het bessensap kon winnen.
Karmozijnbes wordt al eeuwenlang gebruikt vanwege de kleureigenschap. Musea in de Verenigde Staten liggen vol met documenten die de eerste Europese immigranten beschreven hebben met Karmozijnbes-inkt. Indianen waren van oudsher gewoon om gebruiksvoorwerpen, kleding én hun eigen huid te beschilderen met deze rode verfstof.
Bij deze uitgesproken kleurrijke eigenschappen is het lastig om een associatie met zeep en wassen te krijgen. De grijswitte penwortel blijkt echter een uitstekend wasmiddel te zijn! De wortels zitten namelijk vol met saponinen, zeepstoffen. Fijngesneden wortelstukjes meekoken in het vuile waswater en u krijgt een helderwitte schone was als eindresultaat.
Botanische naam : Omphalodes verna Nederlandse naam : Amerikaans vergeet-mij-nietje Herkomst : Centraal-Europa Bijzonderheden : woekert Grondsoort : alle, humeus, veen Vochtbehoefte : normaal Licht : schaduw, half schaduw Gebruik : bodembedekker, verwildering, bostuinen Hoogte : 0.10-0.20 m Bloeikleur/vorm : blauw Bloeitijd : april, mei Blad : groen
Standplaats: Op voedselrijke ,Humusrijke ,goed gedraineerde grond op een Halfschaduw tot Schaduwrijke plaats
Kenmerken: Omphalodes is een vaste plant voor in de half schaduw tot schaduw. Met zijn kleine blauwe of witte bloemetjes die erg veel lijken op de bekende Vergeet-mij-nietje is hij een schitterende bodembedekker voor onder heesters en bomen. Ook als verwilderingsplant kan hij goed toegepast worden. De hoogte bedraagt 15 cm en in april/mei bloeit deze mooie voorjaarsbloeier. Als onderbeplanting is hij mooi te combineren met diverse voorjaarsbloembollen. Grote groepen aanplanten is aanbevolen om de mooie effecn nog groter te maken.
Bloemen : Deze 15 cm hoge Omphalodes verna bloeit blauw met een wit oogje van april-mei.
Planten : te gebruiken in : Vaste planten border,Vakbeplanting,Rotstuin,Onderbeplanting,Heester border ,Bostuin,Bodembedekker
Gebruik : Wanneer Omphalodes verna als een bodembedekker wordt gebruikt dan kunt u hier allerlei bollen zoals hyacinthen, tulpen en narcissen tussen planten. Het resultaat is een prachtig en kleurrijk
Eigenschappen: Plant met kruipende, in bladrozetten en bloeistengels eindigende uitlopers. Rozetbladen lang gesteeld, eirond met spitse top en afgeronde of hartvormige voet; stengelbladen meestal veel kleiner, kort gesteeld of zittend, eirond tot elliptisch. Bloeiwijzen armbloemig. Bloemkroon 8-15 mm in doorsnede, hemelsblauw.
Vermeerderen : Omphalodes verna vraagt weinig onderhoud. Kale plekken in de bodembedekking kunnen opgevuld worden door de planten op te nemen, te scheuren en opnieuw te verdelen. De planten kunnen het beste tegen strenge vorst beschermd worden door afdekking met een laag bladafval of sparrentakken.
Soorten : Van het Vroeg vergeet-mij-nietje bestaan ook verschillende cultivars zoals een witbloeiende en een blauwwit bloeiende.
Weetjes :
De lichtblauwe bloempjes met witte rand zijn in een groepje van een 10-tal plantjes per m² van begin april tot een stuk in mei een verademing in de schaduw. In feite is het een rotsplantje m.a.w. het voelt zich prima in steenrijke ondergrond, in muurspleetjes, in een alpien tuintje met zonloze koele grond.
De uitgebloeide bloemen en het verdorde blad worden beste verwijderd.
Als naam zet het plantje ons wat op het verkeerde been want het is inheems in Georgië en Noordoost Turkije, westelijk tot Ordu aan de Zwarte zee.
Botanische naam : Eucalyptus niphophila Nederlandse naam : Eucalyptus,koortsboom Herkomst : Australié Bijzonderheden : Vochtbehoefte : 's zomers rijkelijk Licht : half schaduw, zon Blad : wintergroen Vermeerdering : stekken, zaaien Voedingsbehoeft : elke maand Overwintering : temperatuur 4- 8 ø, temperatuur 8-12 ø, licht
Standplaats: De in de hoogte schietende boom moet goed vastgebonden worden aan een stevige paal ( b.v. met een oude nylonkous) omdat hij zeer gevoelig is voor harde wind. Dus het liefst staat hij op een beschutte plaats. Hij doet het eigenlijk op alle grondsoorten, is wel wat minder winterhard op veengrond omdat daar de groei wat later in het jaar stopt dan op zandgrond.
Kenmerken: De boom is vaak gebruikt om moerasgebieden droog te leggen en daarmee de malariamug te verdrijven. Het grote wijd uiteen groeiende wortelstelsel vormt een soort spons en neemt dus grote hoeveelheden vocht op. In Australië worden ze tot 90 meter hoog. Het zijn zelfs de snelst groeiende subtropische bomen!
--alle soorten verlangen volle zon (dat is dus de hele dag!); --jonge zaailingen slaan het best aan; --eenmaal aangeslagen, kan een eucalyptus meestal niet meer ongestraft verplant worden; --sommige soorten verdragen tijdelijk "natte voeten", maar weer andere soorten kunnen daar juist niet tegen; --spaarzaam bemesten met wat beendermeel is genoeg.
Bloemen : Hij bloeit vanaf ongeveer vijf jaar oud en ook deze bloemen zijn créme kleurig.
Planten : Eucalyptus houdt helemaal niet van ons schommelende klimaat in de winter. Zo kan het gebeuren dat door de wisseling van kou en mildere fasen de groei stagneert, de boom verpietert en misschien, hopelijk als struik terugkomt omdat in het onderste gedeelte van de stam uitlopers ontwikkeld worden. Eucalyptus nicholii komt gemakkelijker terug als struik dan andere soorten.
Gebruikte delen: De bladeren zijn oliehoudend, verteren moeilijk en bevatten looizuur, waardoor onderbegroeiing onmogelijk is. Afgevallen bladeren kunt u dus beter weghalen, als u onderbegroeiing wenst. De oliehoudende bladeren verspreiden wel een "heerlijke" geur, waar muggen niet zo dol op zijn. De stelling dat muggen je terras-met-Eucalyptus op een mooie zomeravond niet komen bezoeken, moet helaas naar het rijk der fabelen worden verwezen.
Werkzame bestanddelen: De gedroogde bladeren worden gebruikt als Eucalyptusolie in de geneeskunde: tegen astma, chronische bronchitis, enz. De stof Eucalyptol (cineol) wordt gebruikt in hoestbonbons, siroop, inhalatiemiddel en tandpasta. Als u zelf bladeren wilt verzamelen, moet dit s zomers gebeuren. De bladeren moeten worden gedroogd en in een stopfles worden bewaard.
Eigenschappen: De boom kan verder zijn bladeren optimaal naar de zon draaien. Als er teveel zon is draait hij zijn bladeren een halve slag, het licht valt er langsop. Als de lichtcondities slechter zijn draait hij zijn blad optimaal naar het licht toe.
Vermeerderen : Zaaien
Weetjes :
E. niphophila ("Snowgum") is bestand tegen vorst van 20 graden. De bast van de laatste schilfert schitterend af als de boom ouder wordt. De kleurvariaties op de schors zijn groen, grijs en crème. Hij heeft ook in het jeugdstadium grijze langwerpige bladeren. De bladstelen zijn rood gekleurd.
Hij is niet de snelst groeiende van de Eucalyptussen, maar op den duur kan de boom in een goed jaar toch een meter in de lengte groeien.
De winter van 1996-1997 met zn felle koude oostenwind heeft ook nog vele niphophilas het leven gekost.
De naam koortsboom duidt op het vroegere geloof dat men met eucalyptus koorts kon bestrijden. Tegenwoordig worden allerlei soorten eucalyptuspreparaten vervaardigd die helpen tegen: verkoudheden, aandoeningen van de luchtwegen, bronchitis. De gedroogde bladeren worden gebruikt als eucalyptusolie.
Eucalyptuspreparaten mogen niet gebruikt worden bij zwangerschap en ontstekingen in maag, darm, gal en lever.
Ook zijn ze gevoelig voor het scheuren van de bast door ijsvorming in de stam; een natte standplaats tijdens de winter is dus riskant (zoals voor heel veel bomen en heesters). Op droge zandgrond kunnen bomen het loodje leggen door extreem droge omstandigheden, vooral tijdens zeer strenge vorst en Oostenwind. Op dergelijke plaatsen is enige windbeschutting van dennen of sparren aan te raden.
Botanische naam : Ranunculus lingua Nederlandse naam : Grote boterbloem Herkomst : Bijzonderheden : Grondsoort : alle Licht : half schaduw, zon Gebruik : solitair, groepen, verwildering Hoogte : 0.50-1.00 m Vorm : overig Bloeikleur/vorm : geel Bloeitijd : juni, juli, augustus, september Waterstand : 0.00-0.15 m Winterbeeld : afstervend/overblijvend
Standplaats: Zonnige, zelden licht beschaduwde plaatsen op natte, matig voedselrijke tot voedselrijke, vaak wat kalkhoudende grond of in ondiep, stilstaand of zwak stromend water (laagveen, leem, zand en rivierklei). Vaak op kwelplekken. Zoutmijdend.
Kenmerken: Grote boterbloem is een hoge, overblijvende plant die een lengte kan bereiken van 150 cm. De hulle, gearticuleerde wortelstok heeft talrijke onderaardse uitlopers. De in een rozet staande lancetvormige, ietwat gezaagde, grondbladeren zijn tot 40 cm lang en spits. De stengelbladeren zijn tot 15 cm lang. De bladeren zijn stug. De stengel is alleen bovenaan vertakt. De gesteelde bloemen zijn tot 4 cm breed en hebben 5 bijna ronde goudgele kroonbladeren
Bloemen : Bloeimaanden: Juni t/m augustus. De helder glanzend gele bloemen zijn 2 tot 4, soms tot 5 cm groot. Ze staan op lange, vertakte stelen. De kroonbladen staan vlak uitgespreid. Vruchten: De vruchten zijn 2½ tot 3 mm groot en met een vrij dikke, aan de top iets gekromde snavel.
Planten : Rietlanden, moerassen, waterkanten en soms in ontzilte duinvalleien en moerasbossen.
Gebruik : De plant is het best geschikt voor grote wateroppervlakten. Hij is goed te combineren met Lythrum, Scirpus, Sparganium, Typha, Mentha en Mimulus (allemaal robuuste planten!). Tijdens de bloei vallen de grote gele bloemen echt op.
Eigenschappen: Onder water vormt de plant kleine, eivormige tot tongvormige bladeren, die wanneer de plant diep genoeg onder water staat, groen blijven tijdens de winter. Deze bladeren worden tot 20 x 8 cm groot. Ze zijn niet alleen mooi maar ook nuttig: zuurstofproductie, zelfs onder een helder ijsdek. Deze onderwatervorm treft men vooral in najaar en voorjaar aan. Terwijl in de zomer de bovenwatervorm gevormd wordt.
Vermeerderen : Vermeerdering van grote boterbloemen gebeurt door het nemen van zijscheuten. Zorg ervoor dat de nieuwe scheut voldoende wortels heeft. Grote boterbloemen groeien voorspoedig maar zwarte luizen kunnen de planten wel eens aantasten.
Soorten : Er bestaat een cultuurvariëteit met grotere bloemen, Ranunculus lingua Grandiflora. Hij verschilt voor het overige niet van de wildvorm, ook niet wat betreft het woekerende vermogen.
Weetjes :
De gehele plant is giftig en het sap kan blaasjes veroorzaken op de huid van gevoelige personen. De wetenschappelijke naam Ranunculus komt van rana = kikker, omdat veel ranonkels in of aan water voorkomen, het levensmilieu van de kikker. Lingua betekent tong, wegens de bladvorm onder water.
Het snoeien van waterplanten bestaat voornamelijk uit delen van de planten ( scheuren ). Een waterplant die 2 a 3 jaar in een mandje staat moet worden verjongd of in een grotere mand gezet worden.
Verjongen doen we als volgt: we halen de gehele plant uit het mandje, en halen de oude plantdelen eraf. De jonge plantdelen planten we terug in het mandje. Hierdoor houden we de plant jong en dus sterk.Het snoeien van de plant zelf door het jaar heen is eigenlijk niet echt nodig. Knip alleen bruin blad af zodat dit niet in het water terecht komt, en snoei planten die erg wild groeien wat terug. In de herfst / winter sterven de meeste waterplanten af. Knip deze dan ook direct af zodat ook deze niet in het water terecht komen.
Groenblijvende waterplanten hoeven niet gesnoeid te worden, maar je mag ze gerust in vorm knippen.
Grote boterbloem is een tot meer dan een meter hoge plant met gele bloemen, twee tot vier centimeter in diameter. Zijn bladeren zijn lancetvormig en oevers daar houdt hij van. Het is vooral opletten geblazen in de herfst. Dan verkleden grote boterbloemen zich. Als kleine plantjes, net onder het wateroppervlak groeiend maar verbonden met onderwaterstengels proberen ze zoveel mogelijk vierkante meters vijver in te palmen. Wanneer men ze in de herfst niet tegenhoudt zal er volgend jaar misschien helemaal geen vrij wateroppervlak meer over zijn. Ook de cultuurvariëteit met grotere bloemen Ranunculus lingua Grandiflora woekert hevig.
Standplaats: De plant houdt van een droge kalkrijke bodem. De Rode spoorbloem vraagt een zonnige en droge standplaats (warmteminnend). Ideaal is een arme, goed gedraineerde, bij voorkeur kalkrijke bodem. Op vochtige gronden is de plant gevoelig voor wortelrot.
Kenmerken: Stengel vertakt, kaal, evenals de bladen blauwgroen berijpt. Bladen eirond of lancetvormig, gaafrandig of iets getand. Bloemen in pluimvormig gerangschikte bijschermen. Spoor dubbel zo lang als het vruchtbeginsel. Bloemkroon rood, soms wit.
Bloemen : De spoorbloem bloeit lang, van juni tot ver in augustus. De bloemen staan in tuilen en hebben een klein spoor aan de onderzijde. De bloemkroon is rood, maar soms komen ook planten voor met een witte. Kan als snijbloem gebruikt worden.
Planten : Op muren en stenige plaatsen. De plantdichtheid voor de rode spoorplant is: 5-9 planten/m². Groeit van nature graag op oude muren, rotsen, hellingen en tussen betegeling (terrassen). Met uitzondering van de witte vorm, een eerder moeilijk te combineren borderplant; nog het best met grijsbladigen (bv. Artemisia, Stachys, enz.) en met paarse tinten.
Gebruikte delen: Zowel de bladeren als de wortels zijn eetbaar. De bladeren kunnen als salade, maar ook kort gekookt gegeten worden. De wortels kunnen in soep gebruikt worden.
Eigenschappen: De spoorbloem (Centranthus ruber) of rode spoorbloem, vroeger wel "Rode valeriaan" genoemd, is een plant uit de kamperfoeliefamilie (Caprifoliaceae). De plant komt oorspronkelijk uit Zuid-Europa en is in Nederland op enkele plaatsen verwilderd
Vermeerderen : Om lang plezier te hebben van een spoorbloem is het raadzaam de planten om de drie jaar te scheuren en opnieuw uit te planten. zaait zich gemakkelijk uit
Soorten :
;cv. Albus, met crèmewitte bloe men; goede borderplant.
cv. Coccineus, met dieprode bloemen; mooier dan de soort en algemeen in cultuur.
In België komt de rode spoorbloem bijna uitsluitend in de Condroz en de Famenne voor.
De stengel is evenals de bladeren blauwgroen berijpt. De plant groeit het liefst op kalkrijke grond. De spoorbloem trekt veel vlinders, zoals de kolibrievlinder
Is een vaste plant, winterhard. In het najaar snoei ik hem bijna volledig tot beneden. Dan sterft hij in de winter volledig af. En in de lente staat ie er weer!
Centranthus komt van Grieks kent- ron = spoor en anthos = bloem; verwijst naar de gespoorde bloemen, een typisch kenmerk van deze plant.
Geschikt voor tuinen aan de kust.
Bladeren verspreiden bij kneuzing een eerder onaangename geur.
Is eetbaar: de bladeren rauw in salades of gekookt als groente, de wortels in soep.
Tot dit geslacht behoren een 12-tal soorten, die evenwel niet in cultuur zijn.
Botanische naam : Geranium sylvaticum 'Mayflower' Nederlandse naam : Ooievaarsbek Herkomst : Bijzonderheden : diep violetblauw Grondsoort : alle, zand Vochtbehoefte : droog, normaal Licht : half schaduw, zon Wind : weinig gevoelig, zeewind bestendig Gebruik : groepen/vakken, borders, kust/zeewind Hoogte : 0.40-0.60 m Bloeikleur/vorm : paars, blauw Bloeitijd : juni, juli, augustus Blad : groen
Standplaats: Zonnige tot licht beschaduwde plaatsen op matig voedselrijke, matig droge tot vochtige, kalkrijke, soms stenige grond.
Kenmerken: De bosooievaarsbek (Geranium sylvaticum) is een vaste plant die behoort tot de ooievaarsbekfamilie (Geraniaceae). De plant komt van nature voor in Midden-Europa en Noord-Azië en wordt in de siertuin gebruikt. Voor de siertuin zijn er verschillende cultivars. In Nederland komen ook verwilderde exemplaren voor.
Bloemen : De roodpaarse, lichtroze of blauwachtige, 2,2 tot 3 cm grote bloemen hebben vaak een wit centrum. De helmdraden zijn lancetvormig. De bosooievaarsbek bloeit in juni en juli/aug met meestal roodpaarsachtige, maar soms witte, 2,2- 2,6 cm grote bloemen. De kroonbladen hebben een witte voet. De steel van de bloem staat altijd rechtop. Half augustus kan nog een tweede bloei optreden. De vrucht is een vijfdelige kluisvrucht.
Eigenschappen: De plant wordt 30-70 cm hoog en vormt stevige, kruipende wortelstokken. De stengel en bloeiwijze zijn dicht bezet met lange klierharen. De bladeren zijn veerlobbig.
Vermeerderen : Door scheuren van de pollen in het voorjaar