OM HET ZOEKEN IN DEZE PLANTENDATABASE MAKKELIJK TE MAKEN
DRUK CTRL-F EN VUL IN HET KADERKE
HET GEWENSTE WOORD IN BV."HULST"
EN ALLE VERWANTE TEKSTEN MET HET WOORD "HULST" IN VERSCHIJNEN.
WEL BLIJVEN KLIKKEN TOT U HET GEWENSTE ARTIKEL GEVONDEN HEBT
------------------------------
HOE MEER REAKTIES ER KOMEN HOE MEER DE SITE WORD UITGEBREID
27-12-2009
Cobaea scandens
Cobaea scandens
Botanische naam:Cobaea scandens
Nederlandse naam :Klokwinde
Herkomst:Midden-Amerika
Bijzonderheden:vroeg zaaien!
Grondsoort:alle
Vochtbehoefte:normaal
Licht:half schaduw, zon
Wind:weinig gevoelig
Groep:1 jarig
Gebruik:klimplant/slingerplant
Hoogte:> 0.90 m
Bloeikleur/vorm:wit/créme, paars
Bloeitijd:september
Blad:groen
Standplaats:
De klokwinde wordt in België en Nederland vaak als eenjarige plant gehouden. De plant kan niet tegen vorst en kan als kuipplant overwinteren boven de 10 ºC
Kenmerken:
De klokwinde (Cobaea scandens) is een klimplant uit de vlambloemfamilie (Polemoniaceae). De plant is afkomstig uit tropisch Amerika op hoogtes rond de 2000 m. De soort wordt in België en Nederland veel als tuinplant toegepast.
Het is een grote, kruidachtige klimplant die 20 m lang kan worden. Per jaar kan de plant 38 m groeien. De verspreid staande bladeren zijn geveerd samengesteld met aan het einde een vertakte rank. De bladeren bestaan uit twee tot drie paar deelblaadjes. De deelblaadjes zijn toegespitst, 3,5-13 cm lang en 1,3-6 cm breed. Het onderste paar heeft geen steel. De andere paren hebben een tot 2 cm lange steel.
Bloemen :
De bloemen groeien solitair in de bladoksels. De kelk is 2,5-3,5 cm groot en paars gekleurd. De bloemkroon is 4,5-6,5 cm lang en groenachtig-wit. De stijl en de meeldraden zijn gekromd en steken naar buiten. De bloemen worden in hun oorspronggebied bestoven door vleermuizen. De doosvrucht is langwerpig, 5-9 cm lang en klapt volrijp driekleppig open.
Planten :
Bemesting Klokwinde
Klimplanten hebben een snelle en krachtige ontwikkeling, laten we verrijken de bodem, aan het einde van de winter of in de herfst, met mest of langzaam werkende meststof; in het voorjaar, een keer per maand, kunnen we geven een meststof voor groene of bloeiende planten, rijk aan stikstof en kalium aan het irrigatie water.
Eigenschappen:
Cobaea scandens is een klimplant die zich door middel van bladranken aan draden, takken en ander klimhulpen vasthoudt en zo tot grote hoogten kan klimmen.
Deze planten zijn struiken. Deze plant in de zomer gaat uit van een paarse kleur, het is van gemiddelde grootte en kan een hoogte van 5 meter bereiken . Hij houd zijn bladeren in de winter niet. De Klokwinde heeft een klimmersteun nodig.
Vermeerderen :
De plant kan vanaf februari achter glas worden gezaaid, waarna deze na IJsheiligen buiten kan worden gezet. De plant bloeit van juni tot september.
Soorten :
De cultivar Cobaea scandens 'Alba' heeft volledig witte bloemen.
Weetjes :
Watering Klokwinde
Deze plant heeft een klimmer ontwikkeling, soms zeer krachtig en daarom is het goed te bedenken dat de meer ontwikkelde planten meer water nodig hebben in vergelijking met de meer beperkte exemplaren. Laten we voorkomen dat het water de Klokwinde overspoelt, altijd de bodem droog houden ,een paar dagen tussen laten met het geven van water, dus laten we irrigeren de ondergrond diep elke 2-3 weken met 1-2 emmers water.
Het is een vrij gemakkelijke en eenvoudige kamerplant.
Deze vetplant dankt zijn Nederlandse naam aan de stam die de vorm van een fles aanneemt.
In de vroege zomer kunnen rode bloemen verschijnen die aan lange stengels staan.
Jatropha heeft mooie, gelobde, schild-vormige bladeren.
Bloemen :
De plant draagt felrode koraal-achtige bloemen het hele jaar. De plant bevat giftige curcin, waardoor het giftig.
Planten :
Het is heel gemakkelijk te verzorgen.
Ze eist niet veel water en een zonnige locatie in een pot of in de grond in vorstvrije gebieden.
Is beter met ten minste een paar uur zon.
In de winter zal het zijn grote, gelobde bladeren verliezen maar de koraal rode bloemen zal ze houden.
verminderen met het water geven in de winter
Zo zal ook de zaaddozen ontploffen, de lancering van de zaden een aantal meter ver.
Verzorging :
Water: Tamelijk droog houden. Alleen in de bloeiperiode (zomer) regelmatig wat water geven.
Laat de potgrond tussen twee gietbeurten in licht opdrogen.
In de winter minder behoefte aan water en bijna droog houden.
Eigenschappen:
De steel is gezwollen in botaniseertrommel aan de basis en gevuld met dunne sap.
Dit is een van de coolste planten die bijna overal kan groeien.
Jatropha podragrica wordt geteeld voor haar gezwollen buik. U ziet ook bloemen bijna het hele jaar door, meer in de warmere maanden van het jaar.
Vermeerderen :
Wanneer de zaaddozen open springen, kan men de zadengebruiken om te planten.
Ze kiemen bij een temperatuur van ongeveer 23-24°.
Vergeet niet dat ze giftig zijn
Soorten :
Jatropha bestaat uit ongeveer 175 soorten, de meeste in de tropen en subtropen van Amerika.
Weetjes :
Let op: Alle delen van de plant zijn giftig bij inname
Podagrica Jatropha is een plant bekend door verscheidene Engelse gemeenschappelijke namen, waaronder Boeddha buik planten, jicht plant, purgeren-moer, Guatemala rabarber.
Het is inheems in de tropische Amerika, maar het is gekweekt als sierplant in vele delen van de wereld.
Jatropha is afgeleid van het Griekse iatros = arts en trophe = voeding, wat resulteert in het geslacht "gemeenschappelijke naam, Physic moer. De term jicht plant, gebruikt voor deze specifieke soort, komt uit onderscheidend opgezwollen stengel van de plant.
Inheems in Midden-Amerika, heeft Jatropha podagrica op grote schaal verspreid in de hele tropische wereld, met name China en India. Niet anders dan andere leden van de familie Euphorbiaceae, is het giftig, met een enkel zaad genoeg om een ernstige vergiftiging te veroorzaken.
Bij aankoop als kamerplant zal u meestal een bloeiende plant worden aangeboden. Zet de plant op een plek waar hij zoveel mogelijk licht krijgt, in de zon of halfschaduw en bij een temperatuur van 18-22°C. Tegen zon hoeft u niet te schermen.
Algemeen de potkluit tijdens de groei- en bloeifase voldoende vochtig houden.
Giet met lauwwarm regenwater.
Zorg voor een voldoende hoge luchtvochtigheid in de kamer.
Van maart tot augustus wekelijks een voedingsoplossing geven aan een concentratie die maar half zo sterk is als op de verpakking staat.
Kenmerken:
Gloriosa moet geplant en gehouden worden in een goed doorlatende, licht humeuze grond. Leg onder in de pot een flinke hoeveelheid potscherven als drainage. Waar de plant absoluut aan kapot gaat, is gietwater dat te lang blijft staan. Door te lang vasthouden van water verrot de knol. Tijdens het groeiseizoen van de late lente tot het begin van de herfst: geef de plant wekelijks een beetje vloeibare mest met het gietwater mee. Gloriosa stelt geen eisen aan een bepaalde luchtvochtigheid, maar wel aan de temperatuur. Een minimumtemperatuur van 16 °C is nodig om een gezonde plant te houden. Te lage buiten- en grondtemperatuur veroorzaken bladluis.
Bloemen :
Gloriosa is te koop als snijbloem en als potplant. Het karakter van de bloemen is uniek. De eerste indruk is dat het hier om een plantaardig vurig vlammetje gaat. De bloembladen staan omhoog en zijn sterk gegolfd. De bijzondere combinatie van vorm en kleuren wekt heel sterk de indruk van omhoog likkende vlammen.
Planten :
In de herfst verkleurt het blad geel en sterven de planten af.
Geef duidelijk minder water nu.
Zet de planten op een plekje bij 10-12 ° C
Eigenschappen:
De Gloriosa als snijbloem is vrijwel enig in zijn soort. Er zijn immers nauwelijks snijbloemen in de vorm van bloeiende ranken. Dat maakt de Gloriosa bijzonder aantrekkelijk voor het ikebana, Een mooie Gloriosa-rank in een Oosters getint vaasje roept meteen het beeld van Aziatische distinctie op. Onwillekeurig doen de krullerige maar toch krachtige vormen daarbij ook aan Jugendstilmotieven denken.
Vermeerderen :
Door zaaien of delen van de knollen.
Bij zaaien zullen de planten pas na drie jaar bloeien.
Gloriosa is te vermeerderen door jonge uitlopers in het voorjaar los te snijden van de knol. Plant de uitloper(s) in een pot van vijftien centimeter doorsnede. Jonge planten hebben een aanlooptijd nodig om uitbundig te kunnen bloeien. Wie erin slaagt zaad te winnen, kan in het voorjaar zaaien bij een temperatuur van constant 24 °C. Beschut jonge planten tegen wind en bindt ze aan bamboestokken. Zet de bamboestokken in de pot in de vorm van een omgekeerde piramide, zodat scheuten de ruimte hebben om goed uit te groeien.
Weetjes :
Gloriosa superba ´Rothschildiana´ is de meest gebruikte cultivar. De plant heeft grotere bloemen dan Gloriosa superba. Ze zijn rozig rood zijn met prachtige geel gerande kroonbladen en golvende randen.
De naam is afkomstig van het Latijnse gloriosus, wat roemvol betekent. De Gloriosa is een heel bijzondere verschijning. Wij noemen hem klimmende lelie. Internationaal spreekt men ook van kruipende lelie. Anderen noemen hem vlammende lelie of glorielelie of erekroon. Hoe verschillend ook, het zijn allemaal namen die bij het zien van de Gloriosa heel toepasselijk lijken.
Aankoop van bollen
De langwerpige knollen worden tegenwoordig in de handel vlot aangeboden. Plant ze in mei loodrecht in een voldoende grote pot of kuip gepoot, die gevuld is met een grond mengsel van compost, gazonaarde, turf en zand. Geef ze voldoende mest.
Als potplant worden de ranken vanzelfsprekend aan een rekje of andere ondersteuning omhoog geleid.
Naast de toepassing van één rank in een vaas is de Gloriosa ook heel geschikt om in een boeket of in een andere schikking tussen andere bloemen door te slingeren. De exotische uitstraling van de Gloriosa, gecombineerd met donkerrode rozen, geeft het boeket een mystieke Oosterse uitstraling. Door een combinatie van roden is het ook zeer bruikbaar om het kerstfeest een actuele uitstraling te geven.
Ziekten en plagen
- na de herfst duidelijk minder water geven.
De planten moeten bij 18° C overwinteren.
Als de planten te koud staan kan er droogrot optreden.
Vraag & Antwoord :
Vraag De bladeren van de gloriosa zijn verdord, en nu moeten de knollen overwinteren. Mogen deze in de aarde blijven zitten, of moeten ze eruit gehaald worden? Omdat ze een minimuntemperatuur van 17 graden moeten hebben, blijven ze in de woonkamer staan.
Antwoord
In het najaar als de plant afsterft laat ik de pot opdrogen en zet deze vorstvrij in de garage. De knollen blijven dan gewoon goed!!! In maart/april kiep ik die pot om in de tuin, raap de knollen eruit en pot deze op in verse potgrond. Let op ze moeten andersom geplant worden dan dat je ze uit de grond haalt....
Hou de plant redelijk warm en zorg ervoor dat de aarde nooit uitdroogt. Stop met water geven wanneer de plant is uitgebloeid. Deze plant houdt van veel licht, maar vermijdt direct zonlicht. Voorkom ook tocht.
Kenmerken:
Het is een bossig groeiende plant, met veel onvertakte stengels.De donker- tot bruingroen gekleurde bladeren zijn ei tot lancetvormig en zacht behaard.De moderne variëteiten produceren een massa aan trompetvormige bloemen. Deze bevinden zich in de oksels van de bladeren en komen in verschillende kleuren voor: roze, karmijnroze, rood, blauw, paars, wit...
De stam van sommige soorten (cascade = waterval) achimenes zijn week, waardoor ze uitermate geschikt zijn als hangplanten.
Bloemen :
De vijftallige bloemen bestaan uit met elkaar vergroeide bloembladen die in een buis eindigen. De kleuren variëren van wit via roze tot paars, maar er bestaan ook gele soorten. Onder de grond zitten geschubde wortelstokken, die wit, roze of lila getint zijn.
Planten :
In het voorjaar worden de bolletjes ingelegd onder een laagje teelaarde van ongeveer 1 cm.Bij kamertemperatuur beginnen de plantjes reeds na één week te groeien.De planten worden ongeveer 25 tot 30 cm groot en bloeien heel de zomer lang.Ze zijn een pracht in uw living of veranda.
Eigenschappen:
Het zijn bladverliezende, overblijvende planten, rechtopgaand en meestal behaard. De groeiwijze is bossig met over het algemeen onvertakte stengels. De bladeren zijn ei- tot lancetvormig, gekarteld en donkergroen.
Vermeerderen : In de zomer door scheutstekken,deze bewortelen na 2 à 3 weken In april worden tijdens het verpotten de schubjes of rhizomen dan in nieuwe aarde gelegd en weer aan de groei gebracht. Het beste in een warme kas. De planten verlangen veel licht maar verdragen geen ongetemperde zon. De stengels zonodig steun geven.
Soorten :
Achimenes-soorten en -hybriden worden veel gebruikt als kasplant, kamerplant of (vooral in subtropische regio's) als tuin- of terrasplant. Er zijn een groot aantal hybriden ontwikkeld, vooral van de soorten Achimenes grandiflora en Achimenes longiflora, die grote bloemen hebben. Ook zijn Achimenes-soorten met soorten van andere geslachten (Smithiantha, Eucodonia ) gekruist.
Enkele soorten
Achimenes admirabilis
Achimenes antirrhina
Achimenes cettoana
Achimenes dulcis
Achimenes erecta
Achimenes grandiflora
Achimenes heterophylla
Achimenes longiflora
Achimenes mexicana
Achimenes patens
Achimenes pedunculata
Van dit plantje zijn er meer dan 1 200 soorten bekend.
Weetjes :
Deze bloemen komen nog steeds in het wild voor in de tropen en subtropen. Een opmerkelijke concentratie vinden we in Zuid en Midden-Amerika en in Mexico.
Achimenes is een geslacht van tropische bloeiende planten. De naam is afgeleid van het Griekse acheimenos. A houdt een ontkenning in en cheimon betekent storm of winterkoude. De planten hebben inderdaad een hekel aan koude.
De ca. 50 soorten komen voor in Midden-Amerika, het Caribisch gebied en Zuid-Amerika. Het grootste deel stamt uit Brazilië, Mexico en Guatemala.
Familie Gesneriaceae
Omschrijving De uit het Grieks afgeleide naam betekent: verdraagt geen koude.
Wanneer ik u daarbij nog vertel dat do plant dol is op vochtige lucht, dan begrijpt u wel dat dit eigenlijk een warme-kasplant is. In de zomer kan hij echter een hele tijd in de kamer bloeien, waarbij vrij veel water en voeding gewenst is.
Onderhoud
Na de bloei droger houden, tot al het blad afsterft. De Achimenes overwintert namelijk met zijn geschubde wortelstokken, die bij 12-16°C in praktisch droge turfmolm moeten worden bewaard.
Groeien De knolletjes 1 cm diep en luchtige, turfachtige grond steken. Iets vochtig houden, en warm en licht zetten. Pas meer gaan gieten als de planten bovenkomen.
Tips Ook hangend te kweken.
Opmerkingen In cultuur zijn vooral de Achimenes-hybriden, variërend in kleur van lichtroze tot paarsblauw. Liefhebbers kunnen nog allerlei botanische soorten kweken.
In de winter de temp. niet onder 12°C laten zakken.
In de zomer kan de plant naar buiten.
De Schefflera houdt van een temperatuur rond de 20-22 graden Celsius, en komt het best tot zijn recht als hij op een luchtige en lichte plek staat. Belangrijk is dat de plant niet op de tocht komt te staan.
De luchtvochtigheid dient matig tot hoog te zijn, zodat de plant zich goed thuis voelt.
Kenmerken:
Schefflera is een geslacht uit de klimopfamilie (Arialiaceae). Schefflera heeft een groot verspreidingsgebied, van de tropen tot in de warme gematigde gebieden van de hele wereld.
De planten zijn bomen, struiken of lianen. De lengtes kunnen variëren van 1-30 m. De stengels zijn houtig en dragen samengestelde, leerachtige bladeren. Er is geen hechte overeenstemming over de omschrijving van het geslacht: bij de ene auteur kan het veel groter zijn dan bij een andere.
Planten :
De verzorging van Schefflera is niet bijster moeilijk. Houd de temperatuur bij voorkeur constant op 16 tot 18° C. In de winter is 12° C het minimum, in de zomer 30° C het maximum. De plant kan ´s zomers kan ook naar buiten. Een zonnige plek heeft de voorkeur. Vermijd alleen de felste zomerzon. De potkluit mag nooit helemaal uitdrogen. Maar geef liever te weinig dan teveel water, op kamertemperatuur graag. Geef tijdens de groei eens per maand plantenvoedsel. Schefflera is ook een prima hydroplant. De planten groeien vrij snel. Een keer per jaar verpotten is daarom aan te bevelen. Geef de plant een steun in de vorm van een bamboe- of mosstok.
Water: De potkluit mag nooit helemaal uitdrogen. Geef liever te weinig dan teveel water. Laat de potgrond tussen twee gietbeurten in licht opdrogen.
Gebruik water op kamertemperatuur.
Eigenschappen:
Schefflera is familie van de klimop en groeit van nature in bergbossen met een gematigde temperatuur. In de tropische gebieden van Taiwan, Nieuw-Zeeland en Zuidoost-Azië komen ca. 150 verschillende soorten voor.
Vooral de bontbladige soorten worden aangeboden.
Geef de plant een mosstok of bamboestok als steun.
Vermeerderen :
Oude planten worden onderaan makkelijk kaal. Dit kan je verhelpen door de plant zo'n 50cm boven de grond af te snijden zodat zich nieuwe scheuten vormen.
Soorten :
Verscheidene soorten worden geteeld in potten als kamerplanten, het vaakst Schefflera actinophylla. Tal van cultivars zijn ontwikkeld, vaak met bont of paars gebladerte.
Weetjes :
behoort tot de familie van de Arialiaceae. De Schefflera heeft een groot verspreidingsgebied: van de tropen tot in de warme gematigde gebieden van de hele wereld.
De Schefflera Amate is in zijn geboorteland Australië een tot 40 meter hoge groenblijvende boom, maar zal in de huiskamer veel kleiner blijven. De plant heeft langgesteelde langwerpige bladeren die leerachtig aanvoelen.
Het geslacht is genoemd ter ere van Jacob Christian Scheffler, een negentiende-eeuwse Duitse plantkundige.
Schefflera is een natuurlijke luchtzuiveraar.
Tip: Regelmatig benevelen bij een kamertemperatuur van 18°C. Gebruik gedistilleerd water of regenwater.
De kerstster of poinsettia (Euphorbia pulcherrima), behoort tot de wolfsmelkfamilie (Euphorbiaceae) en wordt voornamelijk gekocht voor de kerst
Wordt vaak verkeerdelijk "kerstroos" genoemd. De latijnse naam: Euphorbia pulcherrima of Poinsettia pulcherrima.
Standplaats:
Om de plant voor de tweede keer in bloei te krijgen heeft de plant een kortedagbehandeling nodig. Hiervoor moet de plant eerst minstens 40 dagen gedurende 14 uur per dag in het absolute donker staan en 10 uur per dag in het licht. Ook moet de plant na de zomer niet meer bemest worden.
De kerstster is inheems in de vochtige bergstreken van Mexico en Midden-Amerika.
In onze kille Hollandse winter heeft hij dan ook speciale verzorging nodig. De temperatuur moet minimaal 15 °C zijn. De kerstster houdt van een lichte standplaats, maar verdraagt tijdens de bloei geen direct zonlicht. Zorg voor voldoende vocht. De droge lucht van de centrale verwarming is vaak de oorzaak van voortijdig bladverlies. Geef uw kerstster regelmatig lauwwarm water en één keer per week een beetje kamerplantenvoeding.
Kenmerken:
In tegenstelling tot de oorspronkelijke plant uit Mexico, zijn de planten die hier in potten gecultiveerd worden weinig giftig. Het sap van de planten is irriterend. Bij contact met de huid of met de ogen kan een locale irritatie of een allergische reactie ontstaan:
Bloemen :
Er zijn rassen met helderrode, donkerrode, zalmrode, witte en gele schutbladen (bracteeën), die stervormig gerangschikt zijn om de bloemknoppen.
De eigenlijke bloemen zijn klein en geel van kleur.
Werkzame bestanddelen:
Het sap van de kerstster zou giftig zijn en op de huid rode vlekken en bij opname door de mond vergiftigingsverschijnselen en spijsverteringsproblemen veroorzaken. Dit wordt tegenwoordig betwijfeld. In experimenteel onderzoek bij ratten is van giftigheid niets gebleken.
Een kind van 25 kilo zou meer dan een halve kilo van de bladeren moeten eten om doses te bereiken die hoger zijn dan de doses die bij ratten geen effect hadden.
Ook uit consulten van vergiftigingen-informatiecentra bleek nergens dat de kerstster ooit symptomen had veroorzaakt
Eigenschappen:
Op de huid: roodheid, uitslag of netelroos (urticaria)
In de ogen: bindvliesontsteking met roodheid en tranende ogen
Kinderen worden aangetrokken door de felle rode kleur en hebben de neiging van de blaadjes te proeven. Dit kan aanleiding geven tot irritatie van de mondslijmvliezen met misselijkheid, braken en diarree. Soms treden koorts en reacties ter hoogte van de huid op. Nochtans vertonen de meeste kinderen na inname van blaadjes geen enkel symptoom.
Bij katten en honden geeft het eten van de bladeren van de kerstster vaak meer ernstige symptomen. Dieren hebben de neiging grotere hoeveelheden te eten. Men ziet braken, diarree (soms bloederig), apathie en veralgemeend beven.
Na contact van plantensap met de huid of de ogen, moet u overvloedig spoelen. Als de irritatie van de huid of de ogen blijft duren, raadpleeg dan een arts.
Na inname van plantenmateriaal verwijdert u de resten uit de mond, eventueel met een nat washandje, en geeft u water te drinken. Na inname van grote hoeveelheden neemt u best contact op met het Antigifcentrum.
Vermeerderen :
De kerstster is een zgn. kortedagplant. Hij krijgt méér gekleurde bladeren en bloemknopjes naarmate de dagen korter worden. Uiteindelijk zullen de schutbladeren groen kleuren of afvallen. Als dat gebeurt, kunt u de scheuten tot de helft terugsnoeien en de plant iets koeler zetten 12 - 15 °C). In de zomer kan hij naar buiten, maar haalt u hem half september weer binnen. Om hem weer in bloei te krijgen, mag hij nu twee maanden lang maar 10 uur licht per dag hebben. De overige 14 uur moet de plant volkomen in het donker staan.
Soorten :
De bloemen van de kerstster zijn vrij onopvallend. Zijn populariteit dankt hij aan zijn gekleurde schutbladeren. Naast de bekende rode en witte variëteiten zijn er tegenwoordig ook kerststerren met geel, crème en roze schutblad. Ook qua vorm heeft u de keuze. Zo vindt u bij uw tuincentrum kerststerren op stam en mini-kerststerretjes, die u bijvoorbeeld in kerststukjes kunt verwerken.
Weetjes :
De soortaanduiding pulcherrima betekent in het Nederlands 'de schoonste'.
De Duitse plantkundige Willdenow heeft de botanische naam aan de plant gegeven vanwege de mooie kleur. De naam poinsettia is vernoemd naar de Amerikaanse ambassadeur Joel Poinsett in Mexico, die de plant in het begin van de 19e eeuw in de Verenigde Staten invoerde.
De schutbladen trekken insecten aan.
De echte bloempjes van de kerstster In het wild in Mexico en Midden-Amerika vormt de plant een struik die tot 4 m hoog kan worden. De plant bloeit daar van november tot januari/februari. In de zomer is de struik kaal.
De kerstster werd door de Azteken "Cuitla-xochitl" genoemd. Het was de lievelingsplant van Motecuhzoma II. In 1804 bracht natuuronderzoeker Alexander von Humboldt de plant voor het eerst naar Europa.
In de 14e, 15e en 16e eeuw werd het sap tegen de koorts gebruikt en werd van de schutbladen rode verf gemaakt.
Legende
Een Mexicaanse legende verklaart de verbintenis van de kerstster met Kerstmis.
Het arme kind Pepita, dat geen cadeau kon kopen om op kerstnacht aan Christus te geven plukte enkele onkruiden in de wegberm en maakte er een klein boeket van. Het kind was verteld dat een nederige, maar liefdevol gegeven gift aanvaardbaar was in de ogen van God. In de kerk begon het boeket te bloeien met rode en groene bloemen en de kerkelijke gemeente beschouwde dit als een kerstwonder. Vanaf dat moment werd de kerstster in Mexico 'Flores de Noche Buena' genoemd.
Algemeen
De populaire kerstster behoort tot de wolfsmelkachtigen en is verre familie van de cactus. De officiële naam (Euphórbia pulchérrima) is volgens de overlevering afkomstig van Euphorbos, de lijfarts van koning Juba II van Numidië. Die ontdekte de geneeskrachtige werking van planten uit het wolfsmelkgeslacht.
'Vraag: De Cissus in mijn woonkamer kreeg lichtgroene bijna witte bladeren die na korte tijd bovendien bruin werden en afvielen. Ik nam de plant mee naar mijn kantoor en daar groeit hij prachtig. Kunt u voor dit verschijnsel een verklaring geven?
Cissus geldt als uiterst gevoelig met betrekking tot allerlei chemicaliën. De verschijnselen zoals u beschrijft kunnen zeer goed veroorzaakt worden door dampen die afgegeven worden door verf of iets dergelijks. Probeer eens na te gaan of dit in uw huiskamer inderdaad het geval is.
De wortelkluit moet tijdens de groei (april tot oktober) goed vochtig worden gehouden. In de winter moet de watergift worden gehalveerd. Zet Vriesea in een goed gedraineerde pot. In de koker moet een beetje water staan, behalve in de winter, tenzij de plant in een warme ruimte staat. Gebruik bij voorkeur lauw en kalkvrij water.
Kenmerken:
Vriesea is zeer gevoelig voor droge lucht. Houd daarom steeds een luchtvochtigheid aan van meer dan 60 procent.
de plant vormt een rozet van drie tot zes scheuten met evenveel bloemen. Dat is bij Vriesea nog niet eerder vertoond. De plant oogt daardoor lekker losjes. Minder stijf, zou je ook kunnen zeggen. De bladeren krullen sierlijk om. De pijlvormige bloemen zijn zacht rood van kleur. Andere kleuren zijn nog in ontwikkeling. De houdbaarheid is prima: zeker vier maanden.
Bloemen :
Bloeiende planten gedijen ook in meer schaduwrijke omstandigheden.
Planten :
De plant wordt aangevoerd in een 12 cm pot met minimaal drie bloemen. De hoogte bedraagt 30 tot 35 cm. Vriesea 'Astrid' is vrijwel jaarrond verkrijgbaar.
In de handel is speciale Bromelia-pot-grond verkrijgbaar. Men kan ook een mengsel van naaldbosgrond, bladaarde en turfmolm gebruiken.
Geef de plant tijdens de groei om de veertien dagen een beetje voeding via het gietwater. Voeg ook aan het kokerwater een beetje voeding toe.
Eigenschappen:
Vriesea is niet winterhard. Men dient de plant warm te houden bij een temperatuur die 's nachts niet onder de 18 tot 20 graden Celsius daalt.
Weetjes : Verklaring van de naam Is genoemd naar W.H. de Vriesea (1807-1862). Een Amsterdamse bioloog. In Nederland wordt Vriesea ook wel 'zwaardbromelia' genoemd. Deze naam dankt de plant aan haar helderrode, zwaardvormige bloem. Deze naam is echter voornamelijk van toepassing op de cultivars 'Favoriet' en de 'Splenriet'.
De kangoeroepoot groeit ondergronds met lange weinig vertakte vlezige wortels die op zoek gaan naar vocht (grondwater).In droge tijden neemt de kangoeroepoot vocht op uit het wortelgestel.
De bloem van de kangoeroepoot bestaat uit een vruchtbeginsel (ovarium) aan de basis met daarop een bloembuis.
Bij het vruchtbeginsel bevindt zich ook de honingklier,waar de vogels op afkomen.
Aan het einde van de bloembuis staan de meeldraden omgekruld naar achteren.
Uit de buis steekt een betrekkelijk lange stijl met stamper
Bloemen :
Zeer lange bloei met bloemen in diverse kleuren: rood, geel, oranje,roze,...
De bloemen zijn rijk aan honing en trekken veel bijen en insecten aan. In Australië ook specifieke
vogels.
In het thuisland bloeien soorten kangoeroepoot voornamelijk in de maanden oktober tot en met
december. Sommige soorten bloeien tot wel zeven maanden lang.
Planten :
Planten in potten regelmatig water geven (vooral tijdens de bloeiperiode) maar zorgen dat overtollig
water steeds goed kan afvloeien.
Voor planten in potten moet je steeds gebruik maken van een kwalitatieve potgrond die goed doorlatend is, maar daarenboven toch voldoende het water kan vasthouden.
Gebruik :
De Anigozanthos die geschikt is voor gebruik in potten op het terras of in volle grond worden
Eigenschappen:
In Australië groeit de plant op uiteenlopende bodems die wel allemaal de eigenschap van goed doorlatend te zijn hebben.
De planten zijn niet winterhard maar verdragen wel lage temperaturen (+2°C). De Bloemkleur wordt dan intenser.
Licht is erg belangrijk voor een goede groei en bloei.
Anigozanthos verdraagt goed regen en wind.
Vermeerderen :
U kan de plant vermeerderen door ze te delen in het voorjaar of door zaaien.
Afgesneden stengels met bloemen kunnen een aantal weken op water worden gehouden.
Weetjes :
Anigozanthos is van oorsprong uit Australië.
De naam is afgeleid van de Griekse woorden 'anises', wat ongelijk betekent en 'anthos' wat bloem betekent.
De specifieke bloemen vertonen een zekere gelijkenismet de voet van een kangoeroe, vandaar ook de
Vooral in de snijbloementeelt was deze plant voorheen bekend.
Het blad kan wel aangetast worden door slakken!
Verzorging :Voorkom vooral teveel water.
Verzorging winter :Overwinteren op een lichte, koele plaats (+2°C).
Aangezien Anigozanthos van een stabiele vochtigheid in de gehele potkluit houdt, is een goed
potgrond mengsel van essentieel belang. Het moet voldoende doorlatend zijn, maar tegelijkertijd ook
wel wat water vast kunnen houden. Een goed voorbeeld mengsel is:
15 % Perlite nr. 3
30 % Baltisch Veenmosveen Fijn
30 % Brokken Fractie 1
25 % Ierse Coarse.
3,5 Kg dolokal per m3
0,5 Kg Pg mix 12-14-24
20 Kg Poederklei per m3
Ziekten en plagen
Specifieke ziekten en plagen in Anigozanthos:
· Zwarte vlekken ziekte; Het is een kenmerk van Anigozanthos dat celsterfte resulteert in zwarte
vlekken op het blad. Er zijn daarom diverse factoren die deze symptomen kunnen veroorzaken:
Aeschynanthus verlangt een nogal zure grond,vermoedelijk geeft u kraantjeswater waardoor de ph waarde van de potgrond gestegen is, een tweede reden kan zijn dat door het regelmatig bemesten het zoutgehalte gestegen is aan de oppervlakte van uw potgrond waardoor wortelverbranding ontstaat, of een kombinatie van beide, deze geven aanleiding tot verkleuren en afvallen van de bladeren.
Kenmerken:
Aeschynanthus kan in vochtige, tropische en subtropische klimaten probleemloos buiten groeien en prefereert een plek in de halfschaduw. De beste plaats is een hangmand. In koudere gebieden zijn het mooie kamerplanten die zich goed aan de omstandigheden binnenshuis aanpassen, al hebben ze veel licht nodig. Tijdens de groeiperiode royaal water geven.
Bloemen :
mei-augustus De rode bloemen zijn lang en tubulaire, en groeien in clusters.
Planten :
Normaal worden planten in het voorjaar verpot maar als de bladverkleuring ernstig is kan je misschien best nu reeds verpotten, dit gebeurt normaal in bromeliapotgrond, indien niet ter beschikking gebruik dan universele potgrond waar je extra turf aan toevoegt. Een ander tijdelijk hulpmiddel is uw potgrond flink doorspoelen met regenwater om de zoutkoncentratie weg te werken.Tijdens de winterperiode de potgrond bijna droog houden en geen plantenvoeding meer geven,plant in vochtige omgeving zetten.
Eigenschappen:
Aeschynanthus lobbianus is een kruipende soort, een epifyt uit het Indonesische regenwoud met vrij breed blad en felrode bloemen van bijna 10 cm lang in paren, die in de bladoksels verschijnen en waarvan de basis is omsloten door een lange, dofpaarse kelkbuis. Wordt vooral gekweekt om de fraai gevormde, rode bloemen. Deze staan in groepjes aan het eind van de stengel of in de bladoksels. Het meest aangeboden in bloemenwinkels.
Vermeerderen :
Topjes nemen van een 7 cm, alle bladeren verwijderen,enkel de blaadjes aan de top aanlaten,stekjes in potje met stekgrond planten, mogen er meerder in een pot zijn, licht bevochtigen, folie zakje erover, licht wegzetten op warme plaats.
Stekken is makkelijker, neem niet-verhoute delen van krachtige stengels en zet ze in een vochtige maar niet te natte omgeving in luchtige grond. Als je wilt kun je stekpoeder gebruiken maar het is niet echt nodig. Het kan even duren voor ze zichzelf redden want ze krijgen geen krachtige wortels. Controleer wel regelmatig op schimmelvorming.
Soorten :
Enkele soorten
Aeschynanthus hildebrandii
Aeschynanthus lobbianus
Aeschynanthus micranthus
Aeschynanthus radicans
Aeschynanthus speciosus
Weetjes :
Aeschynanthus is een geslacht van kruidachtige planten uit de familie Gesneriaceae. De naam komt van het Griekse aischyne, wat schaamte of schande betekent, en van anthos, dat voor bloem staat. Het geslacht wordt in het Nederlands ook wel schaamrood genoemd.
De soorten lijken veel op die van het verwante geslacht Columnea.
Deze epifyten, waarvan circa 185 soorten bekend zijn, komen van nature voor in de vochtige bossen van Azië, van de Himalaya tot Indonesië. Ze kunnen zeer rijk bloeien met scharlakenrode, oranje, gele of groenige bloemen, die eind- of okselstandig zijn. De kelk is ingekort, vijfdelig. De kroonbuis is verlengd, buikig of van boven uitlopend, vaak naar binnen gekromd. De kroonzoom is tweelippg en vaak scheef. De bovenlip heeft twee slippen en staat overeind of is naar achteren gekromd. De onderlip heeft drie slippen die uitstaan of waarvan de middelste teruggebogen is. De vier meeldraden steken bijna altijd naar buiten. De bladeren zijn tegenoverstaand, vlezig of leerachtig, groen of gemarmerd.
Sommige soorten worden gebruikt als kamerplant, waaronder
Aeschynanthus hildebrandii,
Aeschynanthus lobbianus en
Aeschynanthus radicans.
Aeschynanthus radicans moet veel licht, maar niet direct zonlicht.
Ze bloeien in de zomer warmte en temperaturen in de winter mag niet dalen onder de 60 graden. De compost moet bestaan uit 2 delen veenmos tot 1 deel zand.
Water en bevruchten de plant vaak tijdens het groeiseizoen en mist het regelmatig.
Het kan lichte droogte tolereren in tussen WATERINGS.
Water spaarzaam in de winter rusttijd
In de natuur worden deze bloemen bestoven door vogels, wil je zaden krijgen dan zul je het stuifmeel zelf van bloem op bloem moeten overbrengen, dat kan eventueel bij dezelfde plant. Eerst verschijnen de meeldraden buiten de bloem, na enkele dagen buigen ze weg en komt de stamper tevoorschijn. De meeste Aeschynanthus-soorten vormen voldoende stuifmeel maar er zijn ook soorten die maar weinig stuifmeel produceren, die zijn moeilijker te bevruchten. Let er bij het bevruchten op dat het stuifmeel op de onderkant van de stempel komt want daar is zij plakkerig. Ik gebruik zelf altijd mijn nagel om het stuifmeel over te brengen. Na enige tijd vormen zich lange, zeer smalle vruchten die vervolgens openbarsten, er komt dan heel pluizig zaad uit. De zaadjes zelf zijn heel klein en vaak nauwelijks met het blote oog te zien maar door de lange haren vallen ze toch op. In de natuur worden de zaden door de wind verspreid en kiemen ze hoog in de bomen op de takken. Je kunt dan ook het best een zaaimethode voor bromelia's (zoals Vriesea's of Tillandsia's) volgen. Zaai wel gelijk zodra de zaden vrijkomen want de kiemkracht loopt snel terug.
Indien het oudere bladeren zijn die verkleuren en de verse bladeren mooi groen blijven is dat normaal.
Hoge eisen aan grond en standplaats heeft hij niet alhoewel hij halfschaduw en vochtige grond het meest verkiest
De planten houden niet van extreme hitte of droogte.
Kenmerken:
De soorten komen van nature voor in Centraal-Azië, van Afghanistan tot China. De planten hebben een spiraalvormig geplaatst bladrozet met bladen van 6-35 cm lang en 4-15 cm breed. De roze bloemen groeien in een gevorkt bijscherm.
Het is een groenblijvende plant met een groot glanzend, groen blad. Een heel geschikte plant om in een flinke groep zowel in zon als halfschaduw een deel van de border te vullen.
Bloemen :
In de lente de lelijke bladeren uittrekken.
Bloei in de lente maar af en toe geef hij in de zomer nog eens een bloem.
De bloemen van de cordifolia zijn rozerood en bloeien al vanaf maart tot mei
Het leerachtig blad verkleurt naar rood van zodra de nachten kouder worden, en blijft dan de hele winter aan de plant. Na de bloei sterven de meeste oude bladeren af. Deze lelijke bladeren mag je van de stengel aftrekken. Deze bovengrondse stengels zijn in feite dikke wortelstokken die jaar na jaar hoger boven de grond komen uit te steken
Vermeerderen :
Vermeerderen door het afsplitsen van wortelstokken en deze elders te planten.
Het best haal je de planten dan ook na ongeveer vijf jaar uit de grond om ze via scheuren te verjongen. Als de planten uit de grond gehaald zijn kun je deze omspitten en verrijken met compost of ander goed verteerd organisch materiaal. De gedeelde stukken plant je zodat ze met de bladeren terug net boven de grond uitsteken. De kale stukken wortelstok kun je eventueel ook nog in de grond steken. Aangezien het wortelstokken zijn zullen er nieuwe scheuten op verschijnen.
Soorten :
Bergenia stracheyi 'Alba' wit
Bergenia cordifolia 'Eroica' 40 cm roze; bronskleurige bladeren in de winter
Bergenia 'Eden's Dark Margin' 50 cm, roze met donker blad
Bergenia 'Eden's Magic Giant' 45 cm, roze met zwartpaars blad
Bergenia cordifolia 'Purpurea' donkerviolet
Bergenia 'Abendglut' 25 cm, lilaroze
Bergenia 'Baby Doll' 30 cm, zachtroze
Bergenia 'Bressing Ruby' 30 cm, donker purper
Bergenia 'Bressing White' 30 cm, wit
Bergenia 'Herbstblüte' 40 cm, roze en bloeit nogmaals in oktober
Bergenia 'Morgenrote' 30 cm, helderroze
Bergenia 'Rosy Klose' 40 cm, paarslila
Bergenia 'Silberlicht' 30 cm, wit roze
Bergenia 'Wintermärchen' 30 cm, rood en smal blad
Weetjes :
Bergenia heeft fors groen blijvend blad
Bergenia, een Saxifragaceae, groeit op alle gronden, hoewel een humusrijke grond de mooiste planten oplevert. Het opvallendst aan deze plant is toch zeker het forse blad dat de hele zomer mooi glanst. De vele bladeren zorgen ervoor dat onkruiden verstikken. In principe is Bergenia een groenblijvende bodembedekker.
Bergenia cordifolia 'Purpurea', een beste bloeier
Het oude blad sterft pas af als de plant in bloei komt. Zelfs in de winter blijft het blad groen. Met zware vorst krult het blad zich om een teveel aan verdamping tegen te gaan.
De bladeren zitten aan wortelstokken die naarmate de plant ouder wordt zich meer van de bodem verheffen. Voor een goed resultaat en de vorming van een gesloten dek met bladeren moet Bergenia lang op dezelfde plaats in de border blijven staan.
Mooi te combineren bij Vinca, Liriope, Deschampsia, Symphytum.
Bergenia is genoemd naar de Duitse fysicus Karl von Bergen (1704 - 1760)
Op een zonnige plaats moet de bodem voldoende vochthoudend zijn.
Wintervocht en stagnerend vocht vermijden.
Kenmerken:
Een wintergroene, laagblijvende heester met groen blad.
Aucuba is een sterke heester die zelden last heeft van ziektes. Ze laten zich ook makkelijk snoeien.
Lange tijd vond men deze planten ouderwets maar deze soort is toch 'specialer' met zijn effen groen blad dat zich makkelijker laat combineren met andere planten.
Kan ook als solitair en als lage haag gebruikt worden.
Ook geschikt voor toepassing in potten en bakken.
Bloemen :
Purper, in trossen. Tweeslachtig (elke plant vormt dus bloemen),Helderrode bessen
Planten :
De struik is goed te gebruiken op plaatsen waar zelfs gras niet meer wil groeien. Onder linde, kastanje en beuk is de groei zelfs goed. Plant Aucuba bij voorkeur op een humusrijke of lichte kleigrond. In feite groeit de struik op alle gronden.
Eigenschappen:
Bij vorst gaan de bladeren hangen en krullen naar buiten om. Zelden bevriest Aucuba, zodat je gerust mag stellen dat de struik volkomen winterhard is.
Aucuba is tweehuizig: je moet een manlijke en vrouwelijke struik planten om vruchten te krijgen
De bessen zijn rood, wit of geel en verschijnen al in december.
Vermeerderen :
Vermeerderen door het nemen van stekken.
Soorten :
Van de japonica zijn veel variëteiten gekweekt:
Aucuba japonica 'Crotonifolia' kenmerkt zich door grotere bladeren dan de andere variëteiten, terwijl deze leerachtige bladeren ook nadrukkelijker getand zijn.
Aucuba japonica 'Dentata' heeft een donkergroen glanzend blad; de bladeren zijn aan het buiteneinde getand, de bessen zijn rood.
Aucuba japonica 'Fukurin' valt op door een gele (later witte) rand.
Aucuba japonica 'Grandis' heeft geheel groene, grote bladeren.
Aucuba japonica 'Hillieri' is gekweekt door de Engelse kweker Hillier te Winchester. Kenmerken zijn een glanzend groen blad en karmijnrode bessen.
Aucuba japonica 'Longifolia' heeft lange, smalle bladeren, de bessen zijn rood.
Aucuba japonica 'Picturata' heeft een grote gele vlek in het midden van het blad.
Aucuba japonica' Rozannie' is de enige tweeslachtige variëteit in het geslacht; van jongsaf aan draagt ze veel rode vruchten.
Aucuba japonica 'Variëgata' is de variëteit die wij het meest in Noordwest Europa aantreffen. De bladeren zijn fraai geel gevlekt. De soort groeit op vrijwel alle gronden en onder alle schaduwsituaties. Hoewel de plant vaak als kamer- of kuipplant gekweekt en aangeboden wordt, kan ze heel goed in heggen en tuinen gekweekt en overgehouden worden.
Weetjes :
Aucuba japonica is afkomstig uit Japan, en de enige soort die veel in West-Europa wordt aangeplant. De soort werd in 1856 door Philipp Franz von Siebold in Europa ingevoerd. Hoewel waarschijnlijk John Graeffer in 1783 de eerste struik invoerde, werd hij pas na von Siebolds actie populair. De bloeitijd is voor sommige variëteiten maart-april, voor andere variëteiten juli-augustus. Bij de vrouwelijke plant ontwikkelen zich uit de kleine purperen bloemetjes rode besjes. Een voorwaarde hiervoor is wel, dat er zich ten minste één mannelijke plant op korte afstand van het vrouwelijke exemplaar geplant staat. De hoogte kan iets meer dan twee meter zijn, hoewel de plant onder minder optimale omstandigheden gemakkelijk op 1 meter hoogte blijft steken. In het Belgisch-Nederlandse klimaat kan de plant als goed winterhard worden beschouwd.
In de tuin kan de Aucuba uitstekend gebruikt worden op schaduwrijke plaatsen, waar weinig anders wil groeien.
Humusrijke of lichte kleigrond is uitstekend, al groeit de plant ook op armere gronden: ze is absoluut niet kieskeurig.
Op schaduwrijke plaatsen is de bessenproductie zelfs beter dan in volle zon.
Door het mooie contrast tussen de groene, geelgevlekte bladeren en de rode besjes vormt de plant een welkome opvulling voor de schaduwplaatsen in elke tuin.
De plant zal niet gemakkelijk door vruchtvorming vermeerderen, meestal wordt ze gestekt. Het voorjaar is hiervoor de beste periode.
In de pot kan ze 's winters beter binnen worden gehaald. Bespuit haar af en toe om verdroging van de bladeren te voorkomen, en zet haar binnen op een koele maar bij voorkeur vorstvrije plaats. Tijdens de koele periode komt de plant met zeer weinig water toe; de grond mag echter niet helemaal droog zijn. Ga in maart weer meer water en ook mest geven. Knip dan ook alle verdroogd, zwak en ziek materiaal weg om aantasting van de plant te voorkomen.
Een zonnige of licht beschaduwde plek op een humusrijke maar goed doorlatende grond.
Neutraal tot zuur. Liefst op een beschutte plaats.
Kenmerken:
Een winterbloeiende, bladverliezende heester.
De twijgen en knoppen zijn viltig behaard.
Deze breed uitgroeiende heester wordt best als solitair aangeplant.
Traaggroeiend. Kies de locatie met zorg want hij houdt niet van verplanten.
Harig blad, eirond. Aan de onderzijde grijs behaard.
Mooie herfstkleur.
Bloemen :
De bloemen bestaan uit vier lijnvormige, gele kroonblaadjes en verschijnen in de winter aan de kale takken. Niet gekruld, geurende bloemen.
Bloeitijd :December- februari
Planten :
De grondsoort moet het liefste neutraal tot zuur zijn. Ze verdragen ook kalk als er maar genoeg humus in de grond zit.
Hamamelis heeft het op kleigrond gewoon niet naar zijn zin. En staat ook het liefste op een plaats in de zon, eventueel met lichte schaduw.
Dus beschikt u niet over voldoende ruimte en bestaat de grond van uw tuin uit vette klei, dan moet u gewoon niet aan de toverhazelaar beginnen
Gebruikte delen:
Van oudsher werden schors en bladeren onder vorm van een pleister toegepast bij pijnlijke kneuzingen en zwellingen.
Werkzame bestanddelen:
Net zoals andere looistofrijke kruiden kan de thee gebruikt worden als een ondersteunend middel bij bijvoorbeeld diarree, maar ook als gorgeldrankje bij ontstekingen van mond of keelholte. Een zalf op basis van een extract van de schors kan worden toegepast bij bloedende aambeien.
Bij alle problemen van de aderen, spataderen, aambeien, aderontsteking, couperose, bloeddoorlopen ogen, open benen, in - en uitwendige bloedingen. Sterk wondhelend, bloedstelpend, vaatvernauwend en desinfecterend.
Eigenschappen:
In feite is de struik het geschiktst om als solitair te worden geplant.
Er moet permanent veel ruimte rond de struik vrij zijn, wil de karakteristieke vorm zichtbaar worden.
Een toverhazelaar groeit breed vaasvormig met veel, bijna horizontaal groeiende takken.
Vermeerderen :
Stekken nemen.
Hamamelis wordt vooral vermeerderd door te enten op een onderstam van H. virginiana.
Soorten :
Enkele cultivars:
H.mollis 'Boskoop'
H.mollis 'Brevipetala'
H.mollis 'Coombe Wood'
H.mollis 'Goldcrest'
H.mollis 'James Wels'
H.mollis 'Pallida'
H.mollis 'Princeton Clone'
H.mollis 'Superba'
Snoeien :
De snoei moet beperkt blijven tot een minimum.
Snoeien na de bloei in maart.
Rechtopgroeiende takken vanuit de onderstam mogen altijd worden weggenomen.
Om een mooie compacte Hamamelis te vormen knip je de toppen van eenjarig hout af in de winter of na de bloei.De typische vertakkingen van de Hamamelis zijn Y-vormig, vandaar de vaasvormige groei, en de bijnaam Whitch Hazel die volgens sommigen verband houdt met de wichelroede-vorm van de vertakking!! Houdt er rekening mee dat toverhazelaars relatief traag groeien, en dus ook moeilijker en trager herstellen van zware snoei.
Weetjes :
Dit is een vrij zeldzame plant in de natuur.
Hij werd in het westen geïntroduceerd door Charles Maries in opdracht van de Veitch- kwekerij.
H.mollis is beter bestand tegen kalk dan H. japonica.
Door H. mollis en H. japonica te kruisen is de H. x intermedia ontstaan, waaruit een groot aantal cultivars werden ontwikkeld.
TIP:
Elk jaar kan u in het Arboretum van Kalmthout een schitterende en unieke collectie Hamamelis bewonderen tijdens de Hamamelis-feesten
Bloeien zonder blad
De naam 'toverhazelaar' (in het Engels witch hazel) is eigenlijk heel goed gekozen. Hamamelis schijnt namelijk in Japan, waar de toverhazelaar vandaan komt, gewoon in het voorjaar te bloeien; zelfs nadat het blad is verschenen. Buiten Japan en China echter bloeien H. japonica, mollis en H. intermedia al in de winter, zonder dat er een spoor te bekennen is van blad. En juist dat laatste aspect, bloemen die verschijnen, terwijl er op dat moment nog vrijwel niets te zien is, zorgt ervoor, dat deze heester populair is. Waarom dit zo gebeurt? Niemand weet het. En zo is Hamamelis ook een van de onopgeloste geheimen van de natuur.
Toverhazelaar wordt al lang gebruikt als wichelroede. De bast en de twijgen werden ook gebruikt als bescherming tegen kwade invloeden. Gedragen helpt het ook bij een gebroken hart en om de passie wat af te koelen.
Een plaatsje in de vol zon is aan te raden, maar ze doen het ook nog goed in de halfschaduw. Vraagt een ruime standplaats daar de stuiken veel ondergrondse uitlopers vormen
Kenmerken:
De rimpelroos (Rosa rugosa) is een roos die van oorsprong afkomstig is uit Noordoost-China, Japan, Korea en Zuidoost-Siberië, waar de soort langs de kusten groeit, veelal in de duinen. Ook in België en Nederland komt deze roos in de duinen voor. Ook elders komt hij verwilderd door aanplant voor.
Rosa rugosa is te herkennen aan de zeer stekelige stengels en de diepliggende nerven in het blad en wel zodanig dat het blad gerimpeld lijkt (rugosa betekent 'gerimpeld'). De hoogte van Rosa rugosa bedraagt circa 2.0 meter. De roze bloemen verschijnen medio mei en ruiken aangenaam. Na de bloei, maar vaak ook tijdens de bloei, verschijnen de helderrode bottels. De roos wordt in Nederland vooral gebruikt als vakbeplanting in bijvoorbeeld gemeentelijke plantstroken. De roos kan goed tegen zeewind en wordt om deze reden ook vaak aan kust gebruikt.
Bloemen :
Ideaal voor een heg, het zijn dichte, doornige struiken met geurende enkele of dubbele bloemen die de ganse zomer bloeien tot eind augustus en nadien krijg je de glanzende rode bottels die eerder op kleine appeltjes lijken .
Planten :
Botanische rozen worden gebruikt in parken en tuinen, vooral in windkeringen of voor versteviging van taluds en steile wanden. Het zijn uitstekende uitwijkplaatsen voor vogels, die er in de herfst een rijke voedingsbron (rozenbottels) aantreffen.
Ideaal voor aan de kust of taludbeplanting, ze verdragen veel wind
Gebruikte delen:
De zoet ruikende bloemen worden in Japan en China als potpourri gebruikt. De roos wordt in deze landen al duizenden jaren gekweekt.
De rozenbottel is de vlezige vrucht van een roos. Botanisch gezien is de bottel niet alleen opgebouwd uit het endocarp, het exocarp en het mesocarp, maar vormt de opgezwollen bloembodem, net zoals bij de appel, het vruchtvlees.
Afhankelijk van de soort en variëteit van de roos kan de kleur rood, oranje, purper of zwart zijn. De vorm varieert van rond of langwerpig tot flesvormig. Een rozenbottel bevat veel geelwitte, harde zaden.
Werkzame bestanddelen:
Van rozenbottels wordt onder andere jam bereid. Deze is rijk aan vitamine C en is onder meer afkomstig van de vrucht van de hondsroos (Rosa canina). Verder bevat een rozenbottel ook vitamine A, B1 en B2.
Eigenschappen:
Bottelroos is al lange tijd in zwang vanwege de heerlijke en gezonde jam of siroop, die ervan kan worden gemaakt.
Wat ook goed meegenomen is, ze hebben geen verzorging nodig
De rimpelroos wordt wereldwijd als sierplant gebruikt.
Vermeerderen :
Uit zaad of door het nemen van worteluitlopers
Soorten :
Rosa rugosa is een botanische roos. De meer dan honderdvijftig bekende soorten rozen bevolken al meer dan vijfendertig miljoen jaar de aardkorst. Al meer dan zevenentwintighonderd jaar zijn rozen in cultuur. Aanvankelijk voornamelijk als aanvulling op het menu, later meer voor de sier.
Variëteiten
Rosa rugosa 'Alba', bloeit wit, kroonbladen hebben een roze blos.
Rosa rugosa 'Blanc Double de Coubert', dubbele witte bloemen. Weinig bottels.
Rosa rugosa 'Dagmar Hastrup', met helderroze bloemen en dieproze bottels.
Rosa rugosa 'Roseraie de l'Hay', met karmijnroze bloemen, geurt geweldig. Oranjerode bottels.
Onderhoud
Een bottelroos heeft weinig onderhoud nodig.
Snoei in het najaar oude en zwak gegroeide scheuten weg. Eventueel lange uitschieters innemen. Soms komt zwarte luis in de struik voor. Dit is te bestrijden met Spruzit van ECOstyle of Decis van Bayer. Wees er tijdig bij.
Wie te lang wacht, zal zien dat struik en vruchten anders overdekt raken met eerst een kleverige stof (honingdauw), later gevolgd door een zwarte, roetachtige stof.
De rimpelroos laat zich vrij gemakkelijk met andere rozen kruisen. Kwekers waarderen deze soort vanwege haar goede weerstand tegen schimmels als sterroetsdauw.
Wilt u de planten in een groep toepassen dan kunt u als plantdichtheid circa 3 planten per m2 als richtlijn gebruiken.
Snoei- en onderhoudsadvies:
Rosa rugosa wordt, in openbare beplantingen, vaak machinaal gemaaid. De roos kan het beste in de periode februari-medio april gesnoeid worden. Ieder jaar de oude takken wegnemen is de beste garantie op een herhaalde bloei op het 1-jarige en nieuwe hout.
Voor dieren is de rozenbottel een goede vrucht om de winter mee door te komen. Zo zijn in de Maasheggen, rozenbottels het voornaamste voedsel voor vogels, zoals de koperwiek en de kramsvogel in de maanden december, januari en februari.
Rozenbottelsiroop
Je eigen bottelstebeste rozenbottelsiroop of -jam maken heeft niets dan voordelen.
Was de bottels en hak ze in een sterke mixer die dit zware werk aankan. Je kan de bottels ook stuksnijden, maar dat is niet van de poes. Vooral de kleine bottels zijn soms hard. De pitjes mogen bij het vruchtvlees blijven.
Overgiet alles met water tot de bottels vijf centimeter onder zitten.
Laat even tot aan het kookpunt komen.
Laat de bottels een nachtje staan.
Doe alles door een neteldoek.
Neem 1 liter vocht en doe er 0,5 kg suiker bij.
Laat alles nog even opkoken en giet je gespoelde glazen bokaaltjes dan boordevol met dit vocht. Een geut van deze siroop is reuze lekker bij een glas droge witte wijn.
Rozenbotteljam
Je kan ook gelei maken van het rozenbottelvocht. Doe daarvoor 1/ kg speciale geleisuiker bij een liter rozenbottel aftreksel (zie hierboven). Volg de instructies op de verpakking.
Je kan gedroogde rozenbottels in een natuurwinkel of apotheek kopen. Maar neem dan liefst bottels met pitten. Die zijn goedkoper en je jam wordt vlugger dik. Hoewel, je jam blijft aan de platte kant. Je kan er je lepel niet in rechtzetten. Maar dat hoeft ook niet. Deze jam is heerlijk in yoghurt, op ijs, pudding, in fruitsla, glühwein, vinaigrettes....
Een plaats in de volle zon geeft de beste resultaten.
De grondsoort doet weinig terzake.
Droogte wordt heel goed verdragen.
Kenmerken:
Inula's zijn dankbare probleemloze vaste planten.
Ze behoren tot de familie der Asteraceae.
Deze vaste plant bezit talloze grondstandige bladeren die wel 100 cm lang kunnen worden. Ze zijn gesteeld, breed elliptisch van vorm en onbehaard.
De kleur is donkergroen.
De bloemstengels kunnen 100 tot 150 cm hoog worden.
De bloemen zijn groot, wel tot 12 cm in doorsnede.
De kleur van het hart, bestaande uit bulsbloempjes is oranje, de smalle lintbloempjes zijn geel.
Bloemen :
Hun bloemen zijn steeds (oranje) geel van kleur.
De bloeitijd is juli-augustus
Planten :
De planten staan erom bekend dat ze heel lang op dezelfde plaats kunnen blijven staan en nauwelijks enige zorg nodig hebben.
Op winderige plaatsen zal enige steun onontbeerlijk zijn.
Eigenschappen:
Slijmoplossend, krampwerend, antiseptisch.
Gebruik Inwendig
Alant is voortreffelijk bij een droge hoest, chronische bronchitis, kroep en kinkhoest.
Het is ook goed bij neusverkoudheid.
Bij geringe eetlust, slechte spijsvertering, winderigheid, steken in de zij door indigestie, ziekte of ouderdom, algemene verzwakking, lusteloosheid.
Als spoelmiddel bij losse tanden en ontstoken tandvlees.
Gebruik Uitwendig
Plaatselijk bij korsten en puistjes.
Vermeerderen :
De alant kan door zaaien worden vermeerderd.
Scheuren behoort ook tot de mogelijkheden.
Soorten :
Het donderkruid (Inula conyzae) heeft bovenaan stengelbladen die hartvormig stengelomvattend zijn. De bloemhoofdjes zijn circa 1 cm breed en staan alleen of in kleine groepjes.
De Griekse alant (Inula helenium) heeft heeft meer dan 4 mm brede omwindselbladen.
De Engelse alant (Inula britannica) heeft niet glanzende, niet stijve stengelbladen, waarvan de onderste bij de voet steelachtig versmald zijn. De stengel is vaak maar niet altijd wollig behaard.
De wilgalant (Inula salicina) heeft stengelbladeren die wel stijf en glanzend zijn. De stengel is grotendeels kaal.
Inula crithmoides is een tot 1 m hoge overblijvende plant die in Europa en Azië voorkomt langs zoute moerassen en zeekliffen. De plant heeft smalle vlezige bladeren. De grote bloemhoofdjes hebben 6 schijnkroonbladen. De bloemen zijn hermafrodiet. Er kan zelfbevruchting optreden, maar bestuiving door bijen, kevers en vliegen is ook mogelijk. Jonge bladen kunnen gekookt en gegeten worden.
Geschikte buurplanten
Met name blauwbloeiende planten zoals Salvia nemorosa (Salie),
Veronica virginica (ereprijs),
Aconitum henryi 'Spark' (Monnikskap) zijn goede partners.
Weetjes :
Deze hoge plant heeft enorme bladeren en gele bloemen die lijken op dubbele, wat slordige zonnebloemen. Het helpt bij het herstel van ziekten en heeft een opwekkende werking.
Folklore
Alant wordt al heel lang toegepast. De Grieken en Romeinen kenden het al.
In 77 schreef Plinius dat Julia Augustus 'geen dag voorbij liet gaan zonder wat alantwortel te eten, ter bevordering van de spijsvertering en het humeur'.
Agelsaksische auteurs sloegen de plant hoog aan, vooral als middel tegen ziekten die veroorzaakt waren door boosaardige elfen.
De gesuikerde wortel werd op markten verkocht als snoep en middel tegen borstklachten. Op reis kauwde men erop tegen infecties.
In Rusland drinkt men wodka met alant tegen hoesten in de winter. In China gebruikt men om dezelfde reden alantbloemen (lnula japonica).
De standplaats van de plant is in de warme schaduw omdat bij felle zonneschijn de vooral jonge bladeren verbranden.
Kenmerken:
Lapageria heeft de naam een niet gemakkelijk te houden klimstruik te zijn. Toch blijkt dat mee te vallen. Als de grond uit bladhoudende grond bestaat en permanent vochtig wordt gehouden, groeit en bloeit de struik uitstekend.
De bloembladen hebben een wasachtig laagje over zich
De enige eis is dat de grond beslist niet droog mag worden.
Bloemen :
De bloemen blijven vrij lang aan de plant zitten
augustus - september
Planten :
De plant heeft matig water nodig en slechts om de maand mest wanneer U de plant in goede grond hebt staan. De plant wordt in een mengsel van goede kuipplantengrond, zure grond en bosgrond opgepot.
Eigenschappen:
Helaas is de struik niet winterhard en moet daarom binnen overwinteren. Aan de overwinteringstemperatuur wordt geen onmogelijke eis gesteld: minimaal 10° C., zodat de struik bij iedereen de winter kan doorkomen. De struik is een slingerende klimplant.
Vermeerderen :
planten vermeerderde via zaad en afleggen. Het afleggen doen als volgt: Een half verharde stengel word voor de helft ingesneden en met stekpoeder behandeld. Deze aflegger word met een dik stuk draad onder de grond bij de moederplant gehouden.
Snoeien :
kan na de bloei worden gesnoeid. Alleen fatsoeneren is dan aan de orde. Bij een dichte klimstruik worden drie tot vijf opgaande stengels aangehouden; de rest kan worden weggesnoeid. Wanneer er maar één stengel is, dan deze met de helft van de lengte inkorten om zijscheuten te laten ontwikkelen. Zwakke scheuten altijd als eerste verwijderen. Sterke snoei is de ondergang van deze klimstruik.
Weetjes :
Eén van de botanici van keizerin Joséphine (1763 - 1814), vrouw van keizer Napoleon, bracht de struik uit Chili voor haar mee. De keizerin was een groot liefhebster van exotische planten.
De struik had nog geen naam en gaf zij er haar eigen meisjesnaam aan:
Tascher de la Pagerie. In het Latijn werd de struik Lapageria gedoopt.
Zonnig en in elke normale tuingrond die voldoende vochtig is maar goed doorlatend.
Natuurlijke habitat: rivieroevers, natte weiden, onder vochtig kreupelhout.
Kenmerken:
De scharnierbloem heet in het Engels "obedient plant" (= gehoorzame plant).
De steeltjes van de bloemetjes van deze plant zijn namelijk te verbuigen en blijven dan in de nieuwestand staan!
De scharnierbloem is een winterharde vaste plant.
Bloemen :
Lange schijnaren, rozeGoede snijbloem.
De bloemsteeltjes zijn buigbaar waardoor ze in een andere stand kunnen worden gedraaid
(vandaar ook de Nederlandse naam: scharnierbloem).
Gebruikte delen:
De scharnierplant is inheems in Amerika en komt in ons land het meest tot zijn recht in grote groepen. Uitgebloeide bloemen regelmatig verwijderen om een langere bloei te bevorderen
Eigenschappen:
De bloem kan om z'n as worden rondgedraaid en veert daarna heel langzaam weer terug in de uitgangsstand. Duw je de bloem zijdelings, dan blijft die zo staan en komt niet meer terug in de oorspronkelijke stand. Vandaar de naam scharnierplant.
Vermeerderen :
Physostegia virginiana heeft geen bijzondere zorg nodig.
De scharnierplant kan in de voorzomer worden gestekt.
Aan het einde van de herfst worden de uitgebloeide stengels afgeknipt.
Vermeerderen door scheuren,na drie jaar de plant scheuren en opnieuw uitplanten
Wel even opletten dat de planten door hun wortelstokken niet teveel gaan woekeren.
geeft de voorkeur aan vochtige, zure bodem met organisch materiaal ,volle zon of gedeeltelijke schaduw .
Clethra´s houden van een voldoende vochtige grond op een licht beschaduwde plek met voldoende licht. Kies een licht beschutte plek. Houden van zure grond, dus niet kalken!
Kenmerken:
Het is een breed opgaande struik die zelden hoger wordt dan 2 m. De twijgen zijn eerst grijsviltig behaard, later geheel kaal. De omgekeerd eivormige tot elliptische bladeren zijn kort gesteeld en donkergroen.
Bloemen :
Verschijnen overvloedig in witte langwerpige trossen van ongeveer 6 tot 10 centimeter aan de struiken. Sommige cultivars en soorten hebben in de knop een roze zweem, maar bloeien later naar wituit. Restanten van de bloei blijven vaak de hele winter aan de struik. De geur die de bloemen verspreiden is heerlijk. Het is dan ook niet verwonderlijk, dat ook vlinders en andere insecten deze heester in de tuin zeer weten te waarderen.
Ze bloeit van juli tot en met september met geurende eindstandige, crèmewitte, opstaande trossen van 5 tot 15 cm lang. De geur doet denken aan Lelietjes-van-dalen. In de herfst verkleuren de bladeren geel en bruin en vallen de uitgebloeide bloemtrossen extra op.
Planten :
Sweet Pepperbush wordt meestal gebruikt als een struik voor natuurlijke tuinen, of wordt geplaatst naast een beek of vijver om erosie vertraging. Verschillende cultivars zijn geselecteerd voor tuin gebruik, waaronder 'die Ruby Spice' met sterk roze gekleurde bloemen, en 'September Beauty' bloemen in september.
Eigenschappen:
Het is een bladverliezende struik tot 2-4 m hoog. De bladeren zijn omgekeerd eivormig tot langwerpig, 4-10 cm lang en 2-4 cm breed, met een getande marge, ze zijn groen-geel gouden tijdens de herfst. De bloemen zijn wit of zeer licht roze, 5-10 mm diameter, en hebben een zoete, ietwat walgelijk geur, ze zijn geproduceerd in trossen tot 15 cm lang en 2 cm breed van juli tot september.
Vermeerderen :
Door zaaien, stekken of afleggen
Clethra alnifolia (Sweet Pepperbush, Anne Bidwell of Summersweet) is een plant uit het geslacht Clethra en komt van nature voor in oostelijk Noord-Amerika uit het zuiden van Nova Scotia en Maine zuiden naar het noorden van Florida en het westen naar het oosten van Texas.
Soorten :
Clethra alnifolia is bij ons de meest voorkomende soort.
Weetjes :
De zaden lijken wel op gedroogde zwarte peperkorrels. De Amerikanen noemen deze struik dan ook wel Sweet Pepperbush of Summer Sweet vanwege de geurende bloemen.
Het natuurlijk verspreidingsgebied loopt van Zuid-Maine en verder zuidelijk tot Florida langs de kust en tot het oosten van Texas in het binnenland, in moerassen en vochtige bossen.
De winterhardheid in Nederland en België is zeer goed en een extra pluspunt is dat de plant zout tolerant is en dus goed bestand tegen zeewind.
In de naam zien we een dubbele verwijzing naar de els: alnifolia betekent met het blad van een els.
Nederlandse naam : Japans bloedgras Familie : grasachtigen (Poaceae) Bloeimaand : juli, augustus Bladkleur : groen, rood Hoogte : 40 - 50 cm Wintergroen : Bladverliezend Winterhardheid : Matig winterhard Standplaats : Zon, halfschaduw Soort gewas : Siergras Speciale kenmerken: Opvallende rode bladeren
Standplaats:
Wenst een droge, goed doorlatende standplaats en winterbescherming is gewenst het eerste jaar na aanplanten of bij stenge winters.
Heeft een humusrijke zonnige groeiplaats nodig.
Hoe zonniger de plant staat, des te meer roodverkleuring.
Kenmerken:
Imperata cylindrica 'Red Baron' of Japans bloedgras is met zijn rode kleur een zeer opvallend siergras.
Het is een grassoort met kruipende rhizomen of wortelstokken waarmee de plant zich vrij gemakkelijk uitbreidt indien ze op een goede standplaats groeit.
Smalle en scherp opgemerkt groene bladeren; groen en rood op de basis van buik naar tip
Imperata cylindrica 'Red Baron' of Japans bloedgras is met zijn rode kleur een zeer opvallend siergras. In het vroege voorjaar kleuren de grashalmen voornamelijk groen, maar naarmate het seizoen vordert kleuren ze steeds roder om tegen de herfst volledig bloedrood te zijn.
Bloemen :
Zilverwitte spike-achtige bloem clusters in de late zomer
Eigenschappen:
siergrassen worden gewaardeerd voor het scherpe contrast van gewoonte en textuur van andere vaste planten.
Zeer lage onderhoud en aanpasbaar aan een groot aantal locaties al zijn de meeste volle zon verkiezen.
Ze behouden hun waarde in de tuin gedurende de winterperiode.
Vermeerderen :
In maart snij je best de oude, verdorde grashalmen van het jaar ervoor af en kan je de plant ook delen of scheuren
Weetjes :
--Mooi te combineren met rood bloeiende vaste planten zoals Penstemon, Alchemilla, Sedum of met andere siergrassen.
--Japans bloedgras (Imperata cylindrica) is een overjarige tropische grassoort die bekend staat als van de hardnekkigste onkruiden ter wereld. Er zijn schattingen dat ongeveer 500 miljoen hectare bedekt zijn met Imperata velden, waarvan 200 miljoen hectare zich bevinden in Zuidoost-Azië. De Indonesische naam voor dit grasachtige onkruid is alang-alang en de Maleisische naam is lalang.
Een warme, zonnige plek in min of meer vochthoudende maar goed doorlatende grond.
Het is een typisch bolgewas dat prima geschikt is voor verwildering.
Hoe langer ze op een plaats staan, des te mooier worden ze.
Standplaats lichtbehoefte: zon
geschikt voor gebruik in de vasteplanten border
geschikt voor gebruik in de rotstuin
geschikt voor gebruik in wilde tuinen of natuurtuinen
zijn min of meer veilig voor konijnenvraat
deze plant vraagt of gedijt goed op vochthoudende gronden
Kenmerken:
De herfsttijloos lijkt erg op een krokus, maar behoort tot een andere familie. Ze bloeit bovendien in de herfst.
Herfsttijloos leent zich uitstekend om op grote schaal te worden geplant.
De bloemen worden voller en groter in omvang. Heel goed doet Colchicum het ook in de huiskamer. Het is een droogbloeier. Zonder water te geven, zonder grond en voedsel komt de plant tot bloei. De bollen worden in augustus tegen elkaar in een pot of bak gezet. Een niet te zonnige, maar lichte plaats is uitstekend om de bollen tot bloei te laten komen. De hoofdbloei valt tussen september tot en met november. Pas in april en mei vormt Colchicum toefen met glanzend groene bladeren.
Bloemen :
De fel oranjegeel gekleurde meeldraden steken mooi af tegen de lichtpurperen kelkbladen.
De planten bloeien vanaf het derde levensjaar.
Planten :
Augustus-september
In de tuin worden de bollen op 15 cm onderlinge afstand uitgeplant.
De plantdiepte bedraagt ongeveer 10 cm.
De bloeistengel wordt ongeveer 15 cm hoog.
Werkzame bestanddelen:
De gehele plant bevat een gifstof die ook na drogen werkzaam blijft. Deze stof is een stof die irriterend werkt op de huid en tevens remt hij de celdeling. Als vergiftigingsverschijnselen kunnen voorkomen: overvloedig speekselen, slikmoeilijkheden, darmkrampen, slijmerige diarree en hevige dorst. Als het gif eenmaal in het bloed doorgedrongen is leidt het tot circulatiestoornissen: verzwakte pols, overmatig zweten, onregelmatige hartslag, bloederige diarree en bloederige urine. Tenslotte leidt het tot uitvalsverschijnselen als flauwvallen, bewusteloosheid, en dood door ademhalingsverlamming of onvoldoende bloedcirculatie.
Paarden zullen de plant niet snel eten maar in het hooi is hij ook schadelijk dus let goed op dat je hem niet per ongeluk maait in je weiland waardoor hij in het hooi terechtkomt.
Eigenschappen:
De herfsttijloos is een plantje dat wel wat van een krokus wegheeft. Zoals de krokus de lente aankondigt, zo kondigt de herfsttijloos de herfst aan. Hij is lichtpaars tot paars en heeft oranje meeldraden. Hij kan 8-25 cm hoog worden. Je ziet hem meestal in parken en tuinen.
Vermeerderen :
Vermeerderen door knollen en of zaden
Bevruchting vindt plaats door allerlei soorten insecten zoals vliegen, zweefvliegen en bijen. De soort kan zich echter ook zelf bestuiven.
het begin van de maand augustus geschikt om herfstbloeiende bloembolletjes, zoals Colchicum autumnale (herfsttijloos)te scheuren en te planten
Doe dit op tijd, want als de bolletjes uitgelopen zijn, is het moeilijk ze zonder schade te planten.
Soorten :
De meest gekweekte herfsttijloos is de oosterse soort Colchicum byzantinum, die veel meer en grotere bloemen heeft.
Van de herfsttijloos zijn cultuurvariëteiten verkrijgbaar, die een verschillende kleur hebben.
Zo is er een wit bloeiende variëteit 'Albiflorum',
een donker purperkleurige 'Purpureum' en
een paarse met dubbele bloemen, 'Plenum'.
Een heel fraaie soort is de Colchicum bysanthinum.
De soort vormt verscheidene bloemen op één bol.
Hiervan zijn zeer veel hybriden in diverse kleuren te koop.
Weetjes :
--In de volksgeneeskunde werd de plant gebruikt tegen geelzucht. In de Middeleeuwen werd de plant gezien als een toverkruid. Het dragen van de knol zou bescherming bieden tegen tandpijn en de pest
--De bloembol kan verward worden met een ui, de bladeren met die van daslook (Allium ursinum). De plant komt niet erg vaak voor, maar is uiterst giftig. Een halve gram zaad kan een kind doden, drie bladeren een volwassene. De giftige stof, colchicine, tast de haarvaten aan en remt de celdeling. Daardoor kan ze heel veel verschillende symptomen veroorzaken, afhankelijk van hoeveel werd ingenomen. Meestal begint het na enkele uren met een branderig gevoel in mond en keel. Bij ook maar de kleinste inname moet je zo snel mogelijk naar het ziekenhuis.
--Colchicum autumnale is de Latijnse naam voor deze najaarspracht.
Van oorsprong is het bolgewas afkomstig uit het gebied Kolchis, een landschap aan de oostkust bij de Zwarte Zee. De Grieken noemden de plant Kolchicon en naar aangenomen wordt zijn zij de vinders van de plant.
De gifmengster Medea woonde in het gebied Kolchis. Misschien bediende ook zij zich van het gif dat in Colchicum voorkomt
--De herfsttijloos, Colchicum autumnale (Syn. Colchicum multiflorum Brot.), is een plant uit de herfsttijloosfamilie (Colchicaceae). De soort stamt oorspronkelijk uit West-Azië en het Middellandse Zeegebied, maar komt nu met uitzondering van het Noorden, in geheel Europa voor. De plant komt vooral voor in bossen, langs duinpaden en in vochtige weilanden. In Nederland is de soort zeldzaam in het wild en gaat achteruit: de soort staat op de Nederlandse Rode lijst en is in Nederland ook wettelijk beschermd.
De Nederlandse naam zou slaan op het nog geen bladeren hebben bij de bloei. De plant is zeer giftig en mag dan ook niet door dieren gegeten worden. Het is een bolgewas dat lijkt op krokussen. De plant bloeit in de herfst, maar de bladeren en vruchten komen pas in het voorjaar tevoorschijn. Het is een zogenaamde droogbloeier. Dat wil zeggen dat de bol geen water opneemt en geen wortels en bladeren vormt tijdens de bloei.
De bloem heeft drie stijlen en zes meeldraden en onderscheidt zich op deze wijze van de krokus. De stempels zijn gebogen en lopen af op de stijlen. Drie meeldraden zijn hoger geplaatst dan de drie andere
--In allerlei plantsoenen en op rotondes wordt regelmatig de Droogbloeier (Colchicum byzantinum) aangeplant. Deze bloeit ook in de herfst, maar is toch duidelijk verschillend van de inheemse Herfsttijloos. Op de eerste plaats valt het enorme aantal bloemen op, bij de inheemse soort is dit een tot drie per knol, maar bij de Droogbloeier kan het van vijf oplopen tot twintig. Ook heeft Herfsttijloos stempels met paarse knoppen, terwijl deze bij de Droogbloeier helder paarsrood zijn. De bladeren van Droogbloeier zijn bovendien anders, ze zijn breed en meermaals gevouwen, terwijl de bladeren van Herfsttijloos smaller en ongevouwen zijn.
Een bijzonderheid is dat er geen zaden van Droogbloeier bekend zijn. Waarschijnlijk zijn alle exemplaren afkomstig van een kloon. Ze zouden afstammen van enkele knollen die in 1588 naar twee dames in Wenen werden gestuurd vanuit Constantinopel. Clusius, de beroemde botanicus uit Leiden en stichter van de Hortus in Leiden, ontving in 1601 enkele van deze bollen toen hij in Wenen verbleef. Hij gaf de soort ook zijn wetenschappelijke naam. Met de genusnaam byzantinum wilde hij aan de herkomst van de plant herinneren.
Overwintering:temperatuur 4- 8 ø, temperatuur 8-12 ø, licht, donker
Standplaats:
Deze plant kan echter ook in de volle grond staan, liefst beschut tegen regen en wind.
Kenmerken:
De Brugmansia is een langlevende houtachtige struik met groot vaak fluwelig behaard blad. De plant groeit eerst recht omhoog, vertakt zich en bloeit vanaf de vertakking. Door snoeien is een verdere vertakking te verkrijgen met als resultaat een bossigere groei. Brugmansia's hebben een brede variatie aan blad- enbloemvormen, qua afmetingen en kleur.
Datura's zijn eenjarig of vorstgevoelige meerjarige planten, die 's winters tot de grond toe afsterven.
Bloemen :
De bloemkleur kan namelijk afhangen van grondsoort, verzorging leeftijd en andere factoren. Bloemen zijn er in wit, wittig, geel en rood gekleurd. Voor zover bekend zijn er geen paarse en blauwe soorten. Brugmansia zaden van paarse soorten zijn altijd Datura's!
De bloemen zijn trompetvormig en hangend of knikkend. Er zijn enkelvoudige, dubbele, drie- en viervoudige bloemvormen.
Vermeerderen :
plant kan gestekt worden.
Deze planten, bloeien op nieuw hout, moeten vorstvrij overwinteren, en ze moeten elk jaar verpot
Worden
Zaden worden maar zeer beperkt gevormd. Vermeerdering gaat goed door te stekken.
De zaaddozen hebben diverse vormen maar zijn glad en gaan niet uit zichzelf open.
Brugmansias komen niet soort-echt terug uit zaad.
Vermeerderen kan door stekken, suaveolens, insignis en versicolor zijn bijzonder makkelijk te stekken.
Sanguinea, x flava, vulcanicola, arborea, aurea, versicolor hybride flore plena, x candida zijn veel moeilijker of helemaal niet te stekken.
Een aantal Brugmansia's is dus vrij makkelijk uit stek op te kweken, van snoeihout kun je zelfs nieuwe planten te kweken.
Stekken kan in de zomer of in de herfst als er bij het op maat snoeien van de planten veel takken beschikbaar zijn.
Neem daarvoor een ontbladerde (op een paar jonge blaadjes na), 15 - 25cm lange verhoute (rijpe) tak uit de bloeizone, als er stekken genomen worden van jonge niet bloeiende delen van de plant zal het lang duren voordat er bloemen komen. Vaak zijn er al aanzetten van wortels op de takken in de vorm van kleine bobbels
Zet ze vervolgens in een pot met vochtige stek- of potgrond.
Dek dan de pot met plastic af en zet hem op een warme en lichte plaats. Houd ze vochtig en warm.
Als de stek geworteld is, pot je hem in een grotere pot en je geeft veel water en voedsel.
Een andere methode is om een langere tak horizontaal op de grond te plaatsen, verwijder het grote blad en druk de tak zo ver in de grond dat het kleine blad nog boven de grond uitkomt. Warm en vochtig houden.
Stekken op water kan ook, plaats de stekken in een glas met water zorg dat het water niet de koud of warm wordt en ververs het regelmatig. Oppotten kan als de eerste knobbels verschijnen, of als er al duidelijk wortels gevormd zijn
Soorten :
Er bestaan 6 soorten Brugmansia verdeelt in twee groepen. Binnen een groep kruisen de soorten makkelijk, tussen de groepen onderling lukt dat niet of zeer moeilijk.
aurea groep:
- aurea
- versicolor
- suaveolens
- x candida
- x insignis
arborea groep:
- arborea
- sanguinea
- vulcanicola
Meer bijzonderheden :
Veel aangeboden soorten zijn Datura metel en Datura meteloides.
Vroeger werden Datura en Brugmansia tot 1 soort gerekend. Op basis van de verschillen is de groep opgesplitst.
Brugmansia is afkomstig uit tropische gebieden in Zuid-Afrika en Zuid-Amerika. Ook komt de plant in grote delen van Azië verwildert voor. In knopvorm zijn de bloemen van Datura omhooggericht, terwijl ze bij Brugmansia knikken of hangen.
Nog even voor alle duidelijkheid de verschillen tussen de Datura en Brugmansia op een rij:
- Datura: Kortlevende plant met relatief kleine ( t.o.v. Brugmansia ) bloem, die recht overeind staan. Bloemkleuren zijn variaties van wit, geel en licht tot donker paars. Er zijn geen rode Datura's. Datura's worden vaak als eenjarige gehouden, maar is eigenlijk een kortlevende vaste plant, een plant van 3-4 jaar is oud. Datura's vormen rijkelijk zaad dat makkelijk kiemt en binnen enkele weken uitgroeit tot een bloeiende plant. De zaaddozen zijn ovaal en stekelig en openen vanzelf. Datura's komen soort-echt terug uit zaad. Let wel, alle delen van deze plant zijn giftig!
De struik- en boomvormigen zijn leden van de Brugmansia-familie geworden.
Wanneer je nu van die typische Doornappel zaaddozen ziet (stekelig, zaden zijn giftig), dan heb je geen Datura suaveolens maar de naar Brugmansia suaveolens omgedoopte plant.
De namen van beide planten worden nogal eens door elkaar gegooid. Op zich is de verzorging van beide soorten ongeveer gelijk, met dat verschil dat de echte Datura meestal als eenjarige gehouden wordt.
Brugmansia is een giftig plant vol toxische alkaloïden. Let goed op bij het snoeien of stekken van deze plant. Draag handschoenen of was je handen erg goed na aanraking; eventjes in je ogen wrijven kan al opgezwollen ogen tot gevolg hebben. Alleen in grote hoeveelheiden kan brugmansia aanleiding geven tot hallucinaties, hartritmestoornissen, bewusteloosheid...
Overwinteren Datura:
Meerjarige Datura overwinter je door de wortelstok vorstvrij en tamelijk droog te houden. Alle oude uitlopers kunnen worden weggesnoeid, omdat de sterkste nieuwe scheuten uit de wortelstok komen. Op uiterst beschutte plaatsen zou hij buiten kunnen blijven, mits de grond goed afwatert en hij nog voor de eerste vorst een dikke mulchlaag krijgt van droge bladeren, stro of rietmat, maar Datura's zijn zo gemakkelijk uit zaad te kweken dat overwinteren alleen de moeite is bij een heel bijzondere varieteit.
Verzorging Brugmansia
overwinteren:
- De takken én wortels ,evenredig gelijk,van de plant worden na de eerste lichte vorst aan de grond sterk ingesnoeid.
- Als er meteen matige vorst wordt verwacht, haal dan de planten naarbinnen.
- De planten die in volle grond staan, zet je in een grote pot.
- Zet de plant in een vorstvrije, maar niet te warme plaats (min 15°C) om te overwinteren. Licht is niet nodig want de plant
zal in 't voorjaar weer helemaal opnieuw uitlopen
- WEINIG water geven tijdens de rutstperiode, Om de 2 à 3 weken, afhankelijk van het aantal bladeren eenbeetje.
- Tijdens de overwinteringsperiode krijgt de plant weinig water maar hij mag uiteraard niet uitdrogen. Pas ook goed op de
temperatuur, als die boven de15°C komt wordt de plant gevoelig voor schimmels en ziekten.
- Eind maart is het tijd om de plant nieuwe aarde en een nieuwe pot te geven en hem weer op een warme, lichte plaats te
zetten. Zet de Brugmansia liever in een te grote pot dan een te kleine. Steeds met nieuwe potgrond aanvullen en mest
geven (gedroogde koemestkorrels = beste methode) Of je zet de plant opnieuw in de volle grond.
Tot half mei nog voorzichtig zijn met direct zonlicht op de jonge bladeren daarna mag ie weer definitief buiten staan.
Nu geef je alle dagen water en één keer per week voedsel.
Zorg wel voor een goede afwatering, en zorg ervoor dat de grond weer droogt tussen het gieten, er moet regelmatig lucht bij de wortels komen. Bemesten kan ook door in het voorjaar voedingspillen bij de plant te stoppen, die de meststoffen langzaam afgeven. Als de groei er echt goed inzit alsnog bijmesten, voor deze plant geld dat er niet vlug teveel bemesting gegeven wordt.
In augustus ga je dan weer minder mest geven en naar de winter toe helemaal afbouwen.
Snoeien
Doe je in de herfst, in de zomer mag je alleen wat vorm snoeien. Als de plant te groot is om binnen te zetten, wees dan niet bang om in te korten. hij groeit echt weer netjes uit.
Van de afgeknipte takken kun je gemakkelijk stekken maken
ze geven de voorkeur aan licht droge en doorlatende grond
Kenmerken:
Phlox vormen zoden van stervormige bloemen in donkerroze, violette of witte tinten, vaak met een wit hartje. De planten breiden zich in hoog tempo uit en hebben nauwelijks verzorging nodig.
Bloemen :
Phlox Subulata groep bloeit in april en mei met 1-1.5 cm grote bloemen.
Planten :
Koop jonge planten en plant deze zo spoedig mogelijk. Na het uitlopen geeft u de planten zuinig water en maar weinig mest. Zo worden ze minder gemakkelijk aangetast door schimmelziekten.
Dikwijls groeit er gras tussen de pollen , dat voedsel aan de planten onttrekt. Wied het gras.
Eigenschappen:
snij de planten na de bloei tot de helft terug . In veel gevallen bloeien ze dan in het najaar nog een tweede keer. Geef bij langdurige droogte regelmatig water.
In een strenge winter verdient het aanbeveling om de planten met een dikke laag bladeren of dennetakken af te dekken.
Vermeerderen :
Phlox kunt u gemakkelijk vermeerderen. deel een pol in twee of meer stukken en plant de afzonderlijke delen direct.
Soorten :
'Atropurpurea': rood
'Bavaria': wit met lila hart
'Candy Stripes': roze met wit
'Calvides White': wit
'Emerald Cushion Blue': violetblauw
'G.F. Wilson': blauw
'Maischnee': zuiver wit
'Moerheimii': roze
'Purple Beauty': lila
'Scarlet Flame': rood
'Schöne von Ronsdorf': roze
'White Delight': wit
'Zwergenteppich': roze met rood oog.
Ziekten :
Stengelaaltjes zijn een gevaar voor lage en hoge soorten phlox. de 1 - 1.5 mm grote aaltjes dringen in de stengels, wat tot verkorte of verdikte scheuten en gekroesde of gedraaide bladeren leidt. aangetaste planten moet u uitgraven en direct vernietigen.
Dit plantje verlangt veel vochtige warmte en u zult het dus in een kamerserre moeten kweken. In de kamer gaat het ook wel, maar dan zult u de diepe bord methode moeten toepassen. Een diep bord met water vullen, daarin komt een omgekeerd ondertasje en wel zo dat de bodem juist boven het water uitkomt. Daar kunt u de pot op zetten, plaatselijk is de atmosfeer dan veel vochtiger.
Kenmerken:
Episcia is een allerliefst, uit Columbia afkomstig plantje, met fraai gekleurde blaadjes.
Bloemen :
Episcia dianthiflora met witte gefranjerde bloemen is ook een mooie kamerplant.
Planten :
Het plantje kan maar weinig zon verdragen en u zult het vanaf half maart tot half oktober tegen de zon moeten beschermen. Omdat de plant veel voedsel verlangt, zult u om de twee weken een weinig opgelost kamerplantenmest kunnen geven. Vooral geen vloeimest op de zachte blaadjes morsen.
Eigenschappen:
Het plantje kan een groot aantal uitlopers vormen en dat bepaalt met de fraaie, rode bloemen de schoonheid. De plant moet dus in de normaal verwarmde kamer gekweekt worden en de zacht behaarde blaadjes zult u regelmatig met lauw water moeten besproeien. Doe dat echter zo dat het blad tegen de avond is opgedroogd.
Vermeerderen :
Voortkweken is vrij eenvoudig. Als het plantje dus goed groeit, zullen zich vele jonge scheuten vormen. Die kunt u afnemen en afzonderlijk verder kweken. U zult dan voor de bekende bloemistengrond moeten zorgen, maar omdat ze van een zeer luchtige grond houden, er extra wat turfmolm doorheen moeten doen. Vergeet niet, dat onder in de pot een scherf moet komen. De potgrond moogt u daarom ook vooral niet te vast aandrukken. Luchtige grond drukt u niet te vast aan.
Weetjes
De Episcia groeit erg snel. De plant heeft de neiging om het gehele oppervlak van het mengsel koloniseren
De plant waardeert een goed licht om zijn prachtige kleuren behouden. Enkele uren zon per dag zijn van harte welkom mits zij niet bloot staat aan de brandende stralen .
De Episcia reageert zeer goed op kunstlicht.
We kunnen hem geven 14 uur licht per dag.
De bladeren worden echter aangetast wanneer er te veel zon opstaat.
Het voornaamste doel van de Episcia zijn een genoeg licht , goede luchtvochtigheid en temperatuur aangepast.
Dit is niet een plant voor beginners, omdat zij veel zorgvereisen en een goede kennis van hun fundamentele behoeften en symptomen
Het onderhoud van deze plant is meestal eenvoudig, dode takken verwijderen
Temperatuur overdag moet tussen de 16 en 29 ° C gedurende het hele jaar, waardoor een goede marge en vormt geen enkel probleem.
Maar idealiter is een lager de temperatuur van 3 tot 5 ° C 's nachts, in vergelijking met die van de dag.
Bovendien is de Episcia behoefte aan een uitstekende vocht de hele tijd. Dit is al een beetje meer delicaat.
Het mengsel moet zeer natte zomer gehouden, met warm water en niet-kalkhoudende. Maar laat geen water staan in de schotel, met uitzondering van E. 'Cygnet', die meer water dan andere soorten vereist.
In de winter, minder vaak gieten, alleen om te voorkomen dat het grond volledig uitdroogd.
Zorg voor het hele jaar door een grote luchtvochtigheid.
Als op enig moment de temperaturen dalen onder de 16 °, water aanzienlijk verminderen tijdens deze periode.
kunstmest om de twee weken en het hele jaar.
De Episcia te verpotten in maart-april in potten groot en ondiep.
Gebruik een bodem mix van heide, veen en zand.
Een mengsel van turf en perliet of vermiculiet moet worden ook.
Drainage moet uitstekend zijn
U kunt de plant verpotten in dezelfde pot, na het snijden van de onderste derde van de kluit.
Ziekten en fouten cultuur
Vlekken op bladeren kan het gevolg zijn kletsnat met water te koud.
Vermijd nat het loof van deze plant met warm water in aanraking komt
Vergeling bladeren worden vaak veroorzaakt door overmatige bemesting met mineralen die zich ophopen in de pot. In dit geval, verwijder de schotel, strooi gul en zonder kunstmest gedurende enkele weken met zeer warm water te verdunnen de zouten en maken hen uit stroming van de pot.
Parasieten
De jonge bladeren zijn gevoelig voor aantasting door bladluizen.
Deze Senecio verlangt het hele jaar een lichte standplaats: ook felle zon wordt goed verdragen. Wat de plant niet alleen verdraagt, maar zelfs nodig heeft, is droge lucht. Matig, maar regelmatig gieten gedurende de groeiperiode is belangrijk. Water dat lang in de pot of op de schotel blijft staan kan dodelijk zijn. Gedurende de rustperiode, na de bladval dus, wordt nauwelijks gegoten.
Kenmerken:
Het is één van de vele soorten die het geslacht Senecio rijk is.
Vroeger werd hij ook wel Kleinia Neriifolia genoemd.
De soortsaanduiding wijst op de bladeren die wat op die van de Oleander (nerium) lijken.
Het is een zgn. stamsucculent die thuishoort op de Canarische Eilanden.
Bloemen :
s Zomers krijgt deze Senecio kleine, geelwitte bloempjes die in trossen bij elkaar zitten. Indien na de bloei ernstige bladval optreedt, behoef je je geen zorgen te maken: de rusttijd begint. Indien er bladeren op andere tijdstippen afvallen, dan is de standplaats niet goed of er mankeert wat aan de verzorging.
Planten :
In de winter, zo rond de jaarwisseling, wanneer de nieuwe groei begint, kan overgepot worden. Gebruik daarvoor zandige potaarde en ondiepe potten. Vaak zal je zien dat de plant zich na het verpotten vertakt. Daarna weer meer gieten, en wanneer er blad gevormd wordt, om de 14 dagen wat cactusmest geven.
Eigenschappen:
Een enkele keer komen we hem tegen in de cactus- en vetplanten afdeling in de bloemenwinkel. (Het gaat dan meestal om jonge planten.)
Ze vormen een succulente stam aan het eind waarvan zich een 'kuip' van 10 cm lange, smalle bladeren bevindt.
Vaak zijn deze blaadjes wat rood aangelopen.
Vermeerderen :
Een Senecio kleinia, zoals deze plant heet, verliest altijd wel blad aan de onderzijde. Soms zelfs veel tegelijk, zodat er een palmachtig boompje onstaat. Je kunt de plant heel goed terugsnoeien; hij loopt dan weer prima uit op de plek waar je hem terugknipte. De stekken kun je na een paar dagen drogen in zandige potgrond laten bewortelen.
Weetjes :
Water dat lang in de pot of op de schotel blijft staan kan dodelijk zijn.
Gedurende de rustperiode, na de bladafval dus, wordt nauwelijks gegoten.
De plant heeft een sterke voorkeur voor zure grond.
Hoewel de plant 'overal' groeit, komen ze in de natuur vooral op vochtige, zure en voedselarme gronden voor.
Pijpestrootje houdt van zon, enige schaduw wordt echter goed verdragen.
Kenmerken:
Pijpestrootje is een mooi, nietwoekerend siergras dat fraaie herfstkleuren vertoont.
Pijpestrootje is nogal variabel; soms is de bloempluim kaarsrecht, maar dikwijls meer uitgespreid. De kleur is bruin, soms paars aangelopen.
Een dichte pollenvormende grassoort dat vooral bij de vijver of rotstuin past.
Het blad is blauwgroen en de smalle bloempluimen grijsblauw tot paarsachtig.
Bloemen :
De bloemstengels zijn alleen aan het onderste deel geleed. De bloeiaren steken een flink eind boven de bladmassa uit.
Tijdens de bloei, die in augustus-september plaats vindt, kan de plant een hoogte bereiken van wel 70 à 90 cm.
Planten :
De planten vragen geen bijzondere aandacht.
Prima plant voor heidetuinen en wilde tuinen in bosgebieden.
Toch ook mooi in de normale vaste-plantenborder ter accentuering van de verticale lijnen.
Eigenschappen:
Tengevolge van zure regen ontwikkelen ze zich In heidevelden heel sterk, dit ten koste van Erica en Calluna.
Het pijpenstrootje is een waardplant voor de rupsen van de kleine hageheld, rietvink, bont dikkopje, groot dikkopje, bont zandoogje, koevinkje, boserebia, blauwoogvlinder en witstipgrasuil.
De naam heeft te maken met de holle stengel, die gebruikt werd om de steel van een pijp schoon te blazen.
Gebruik :
De wortels van het Pijpenstrootje werden tot ongeveer 1950 toegepast voor het maken van bezems. Daartoe werden de pollen pijpenstrootje uitgestoken
Vermeerderen :
De soort kan gezaaid worden, maar de cultivars (die het meest in cultuur zijn) worden gescheurd, bij voorkeur in het voorjaar.
Soorten :
Er is een flink aantal cultivars dat nog betere eigenschappen heeft dan de wilde soort.
Groei Pijpestrootje vormt dichte pollen, bestaande uit smalle bladeren.
Het is een plant voor in de volle zon of lichte schaduw en uitstekend geschikt voor op een droge plek.
Kenmerken:
Mooie borderplant en dan vooral toegepast als buffer tussen fellere kleuren.
Deze plant is ook geschikt voor grote rotstuinen, zelfs voor heidetuinen, waar ook wat niet-heideachtigen een plaatsje krijgen.
Een enkele keer worden de bloempjes wel gesneden en gedroogd.
Ze kunnen verwerkt worden als (kort) droogbloemetje.
Bloemen :
Anaphalis triplinervis heeft stroachtige bloemen met witte, afstaande omwindselbladen, die de schijn geven van een straalbloem te zijn. In het midden staan de gele schijfbloemen dicht opeen en steken parmantig boven de omwindselbladen uit. De bladeren zijn langwerpig eirond en aan de onderkant wollig behaard. De bovenkant van het blad is donkergroen, maar ook hier ligt er een grijzige, bedauwde gloed over.
De soort Anaphalis margaritacea heeft meer lancetvormig blad en woekert nogal.
Planten :
Anaphalis stelt geen bijzondere eisen aan de verzorging.
Gebruikte delen:
Om bloemen te drogen moeten ze snel na het opengaan worden geplukt en op een luchtige, lichte plek ondersteboven worden gehangen.
Eigenschappen:
is een duurzame vaste plant met opvallend veel grijstint aan boven- en onderzijde van het blad.
De bladeren zijn wollig behaard.
Het is een lang bloeiende plant en goed te gebruiken in een droogboeket.
Van nature groeit de plant in grote delen van Azië, Noord-Amerika en Europa. De gekweekte vorm groeit meer gedrongen dan al die wilde soorten.
Vermeerderen :
Hoewel zaaien goed mogelijk is, worden nieuwe planten meestal door scheuren verkregen.
Dat oprooien en delen van de planten gebeurt veelal in het vroege voorjaar (maart-april).
Wordt de plant te groot, dan is scheuren of delen in het voorjaar het beste tijdstip om kleinere pollen te maken. Andere manieren om de plant te vermeerderen zijn: zaaien in een pot in een koude bak in het voorjaar. Of door middel van kopstekken aan het begin van de zomer.
Geschikte buurplanten
Met name andere soorten die goed op droge arme grondsoorten groeien, zoals:
Wat is het verschil tussen een Zantedeschia en een Calla Lily?
Calla Lily is de engelse benaming voor Zantedeschia. De naam Calla Lily wordt in het normale gebruik vaak afgekort als Calla. Dit is eigenlijk niet correct, omdat calla de benaming is voor een andere plant uit dezelfde familie.
Echter de naam Calla is wereldwijd al zo sterk ingeburgerd voor de Zantedeschia dat het bijna niet meer mogelijk is om dit terug te draaien.
Er wordt onderscheid gemaakt tussen de grootbloemige Zantedeschia aethiopica en de kleinbloemige soorten die als Zantedeschia overig worden verhandeld.
De aanvoer van Zantedeschia is jaarrond, maar in de winter is het aanbod beperkt.
De aanvoerpiek van Zantedeschia aethiopica loopt van februari tot juni. De kleur van de bloemen uit deze productgroep is vooral wit.
Belangrijkste cultivars zijn Highwood en Colombe de la Paix; afwijkend van kleur is de deels groene Green Goddess.
Het hoogseizoen van 'Zantedeschia overig' (kleurtjes) loopt van april tot en met september. De Nederlandse aanvoer vindt plaats van april tot december. In de rest van het jaar bestaat de aanvoer uit import.
Verzorgingstips:
De bloem in een schone vaas met schoon leidingwater zetten. Vazen en andere houders van tevoren grondig reinigen.
Het vaaswater om de drie dagen verversen. Gebruik hiervoor koud water. Vervuild water doet de stelen verslijmen.
Voorkom het omkrullen van de stelen door een stukje plakband of tape om de steeluiteinden te plakken of door een ondoorzichtige vaas te gebruiken. In het laatste geval wordt fotosynthese aan de buitenkant van de steeluiteinden voorkomen.
Snij ook regelmatig een stukje van de steel af. Voeg eventueel een chloorpil aan het vaaswater toe.
Gebruik liever geen snijbloemenvoedsel. Van chloor of gewoon snijbloemenvoedsel gaan de stelen eerder verslijmen. Bolbloemenvoedsel kan wel helpen.
Houd de bloem uit de buurt van direct zonlicht en andere warmtebronnen.
Omdat callas goed droog te bewaren zijn, zijn ze zeer geschikt als corsage. Ook laat de bloemsteel zich makkelijk vlechten, als men deze langer droog laat liggen.
Verzorgingstips Snijbloem: Een schepje gewone suiker per vaas met hierin een beetje chloor (javel). Zet de Calla niet in teveel water, de bloemsteel heeft snel de neiging te rotten in het vaaswater. Gebruik best vaaswater op kraanwater temperatuur. Verzorgingstips Plant: De knollen in de winter droog houden bij een temperatuur van om en bij de 10 tot 15 graden celsius. Wees matig met de watergift. Wel regelmatig sproeien maar niet op de bloem! De Calla verdraagt matig tot veel licht In de groeiperiode is het aan te raden om 1x per 2 weken bij te mesten. De optimale temperatuur tijdens de groei bedraagt 14 tot 21°C.
Verklaring van de naam Zantedeschia werd oorspronkelijk Arum aethiopicum of Ethiopische aronskelk genoemd.
In die tijd (18e eeuw) was Afrika in het westen grotendeels onbekend en diende Ethiopië als representant voor bijna heel Afrika.
Andere namen die de plant toebedeeld kreeg:
Calla aethiopica, waarbij 'Calla' in het Grieks 'mooi' betekent.
Verder werd ook de naam 'Richardia africana' gebruikt, naar de Franse botanicus Richard. Uiteindelijk hield men het op Zantedeschia, naar de Italiaanse arts en plantkundige
G. Zantedeschi (1773-1846).
Aethiopica is Grieks voor 'groeiend in het Morenland' of 'door de zon geblakerd'. Zantedeschia wordt in volksmond Calla of Aronskelk genoemd.
Symboliek Omdat wit oorspronkelijk de kleur van de dood is (in veel Aziatische landen geldt dat nog steeds) werd grootbloemige calla van oorsprong veel in rouwwerk gebruikt. Tegenwoordig wordt de bloem ook veel in monobossen of gemengde boeketten gebruikt en als solitair in een vaas. In o.a. het Verenigd Koninkrijk wordt Zantedeschia ook in huwelijksboeketten gebruikt.
Aanvullende informatie Al in 1725 werden de eerste exemplaren van de Zantedeschia door de gouverneur van de Kaapprovincie richting Europa gestuurd. Nieuw-Zeelandse kwekers voerden aan het begin van deze eeuw tal van zaden en planten in uit alle delen van de wereld. Zantedeschia voelde zich bijzonder goed thuis in het Nieuw-Zeelandse klimaat (ze worden daar dan ook veel buiten gekweekt). In Nederland is het nog een relatief jong gewas. Rond 1980 brachten bollenhandelaren het product onder de aandacht van kwekers. De knollen werden voornamelijk door broeiers in eigen land afgenomen. Weefselkweek en veredeling werden rond 1990 actueel. Het een jaar lang buiten doortelen van eenjarige knollen van weefselkweekplanten volgde daarna. Nu is de teelt redelijk volwassen. Gezonde partijen en eenmalig gebruik van bollen zijn momenteel gebruikelijk.
Vragen en antwoorden over Calla
http://home.kabelfoon.nl/~tmschie/vraagenantwoord.htm Antwoord op een vraag van een fervente aanhangster van calla of je ze kunt opkweken uit zaad ???
De zaden van de Calla
Elk van die "kernen" bevat ten minste een of twee zaden, en tot vier of vijf zaden elk lijkt op een miniatuur knol, ongeveer 2 mm groot.
Het oogsten van de zaden is een beetje rommelig, maar neem de zaadkegel, plaats deze op een bord, en verwijder zachtjes de individuele zaden.
De hele kegel kan gemakkelijk netto 50 zaden of meer bevatten
Wil je vlug zaad oogsten, plaats de zaadconus ergens warm en droog, en uiteindelijk hebje een lelijke, verdroogd donkerbruine kegel met ongeveer de stevigheid van een stukje gedroogde abrikoos.
De zaden nooit echt compleet laten uitdrogen, ze zijn beschermd in het vlees van elke kern.
Wanneer u klaar bent, plant de zaden niet meer dan 1 cm diep, en als je kunt ongeveer
2 cm uit elkaar.
Maak je geen zorgen als u niet al deze kleverige zaden kunt scheiden.
Gewoon ,houd ze warm, zonnig en vochtig.
De overblijvende zaailingen zijn vrij hard, en kunnen later worden gescheiden nadat ze opgegroeid zijn tot op twee of drie bladeren.
Kiemtijd kan variëren . Ik heb een aantal potten van zaden die binnen vier of vijf dagen opkomen, en andere potten een maand of meer.
Maar deze zaden zijn zeer levensvatbaar, en zij zullen uiteindelijk toch kiemen.
Behandel de zaailingen meestal op de manier waarop je de volwassenen planten behandeld.
Hou ze warme, vochtig, niet klef, en veel zon, vermijden van de heetste middagzon indien mogelijk.
Verpotten als nodig is voor de grootte en de ruimte.
Als u de kleurrijke gecultiveerde soorten Callas ziet groeien, hebben ze geen behoefte aan een rustperiode hun eerste jaar, of tot de knollen gegroeid zijn tot ongeveer 1 tot 2 cm in grootte, waarna u kunt ze behandelen als volwassenen planten.
Onder optimale teeltomstandigheden, zou je een bloem hebben in hun tweede jaar, anders is het in hun derde jaar.
En tenslotte ,het opwindenste over voortplanting met behulp van zaden is dat je er nooit echt zeker bent van wat je krijgt als resultaat.
Verder is de Portulaca een plant met vrijwel geen onderhoud.
De bloemen komen steeds opnieuw met een enorme variëteit aan kleuren.
Zo nu en dan een beetje bemesting toevoegen en u zult een zonnige zomer lang veel plezier van deze planten hebben.
Kenmerken:
Portulaca is een mooie eenjarige die wat uit de mode is geraakt.
Het lijkt wat op middagbloempjes (mesembryanthemum) die inderdaad enkel open gaan in de zon.
Dit kleine geslacht van éénjarige zomerbloeiers komt van oorsprong uit Brazilië.
Samen met andere zomerbloeiers als de Bidens, de Lotus, de Sanvitalia, de Felicia en de
Esambryanthemum is de Portulaca een bloeier die van heel veel zon houdt.
bloemen :
Zo kleurig als het carnaval in Rio is, zo veel kleuren kent ook deze Portulaca.
Planten :
Deze zomerbloeier kan zelfs extreme hitte en een flinke droogteperiode moeiteloos doorstaan.
De bloei zakt dan tijdelijk iets terug, maar deze zal, nadat er weer voldoende vocht in de potgrond is, in volle omvang terug komen.
De Portulaca is vanwege zijn droogtebestendigheid een plant die bij uitstek geschikt is voor grote
hangmanden of potten in de volle zon. De potgrond in de manden of potten dient wel goed
waterdoorlatend te zijn. Potgronden met kokosvezel of andere toevoegingen om het water vast te
houden, zijn voor deze planten iets minder geschikt. Eventueel kunt u de potgrond iets
verschralen met grof zand.
Eigenschappen:
Helaas is de plant niet over te houden. Bij de eerste vorst wordt het een vieze smurrie.
Net als de Mesambryanthemum (ijsbloemen) en de Gazania sluiten de bloemen van de Portulaca zich als het donker wordt of als de lucht zwaar bewolkt is.
Vermeerderen :
Zaad nemen! Dit is niet moeilijk want hij vormt er miljoenen. Envelopje bij de hand dus, en schudden. Volgend voorjaar voorzaaien op warmte in maart (binnenshuis; vochtig en licht houden). In april de zaailingen naar buiten op een beschutte plaats. In mei in volle grond uitplanten.
Deze bladbegonia's reageren direct op een slechte behandeling, zoals teveel zon of 'natte voeten': blad rand en verdrogen of de plant verrot en gaat dood.
Bladbegonia's houden van warmte en een enigszins beschaduwde standplaats.
Kenmerken:
Wij noemen ze doodgewoon bladbegonias, maar eigenlijk moeten we van 'koningbegonia's
spreken, want dat is de letterlijke vertaling van de wetenschappelijke naam. Dat komt ook meer overeen met het uiterlijk van juist deze groep yan begonia's:
fluweelachtig behaarde bladeren, waarin de rode kleur overheerst met daarop schitterende tekeningen in diverse kleurnuances van wit tot donkergroen en paars.
Bloemen :
In het voorjaar - april is daarvoor de beste tijd - worden de planten in verse grond gezet (normale potgrond waaraan wat turfmolm is toegevoegd) en dan zullen ze spoedig weer uitlopen.
Geen water op de bladeren
Planten:
Tocht en fel zonlicht is uit den den boze en regelmatig ververplaatsen bekomt ze slecht.
In de winter. maken de planten een soort rustperiode door.
Ze mogen iets koeler staan (15- 18 °C) en krijgen minder water.
Toch mag de aarde nooit uitdrogen!
Verzorging :
Het blad wordt in deze tijd lelijk en er vormen zich geen nieuwe scheuten.
Bladbegonia's hebben ruimte nodig, zodat de fraaie bladeren zich goed kunnen ontwikkelen.
's Zomers hebben ze vrij veel water nodig en bovendien moet u regelmatig mest geven. De pot- grond mag nooit uitdrogen, maar u moet ook oppassen dat de aarde niet te nat blijft.
In het laatste geval zullen de wortels verrotten en dat betekent het einde van de plant.
Plastic potten verdienen de voorkeur, omdat daarin de aarde minder snel uitdroogt.
Hoewel deze begonia's niet van droge lucht houden, moet u ze nooit op de bladeren besproeien.
Dat heeft nare vlekken tot gevolg, soms zelfs meeldauw of grauwschimmel.
Bijzonder decoratief is een schaal waarin verschillende bladkleuren worden gecombineerd.
Vermeerderen :
Vermeerderen door bladstek
In de zomer neemt u een gezond en volwassen blad. Met een mes maakt u hier en daar dwars over de nerven sneden en legt het blad met de onderzijde op een mengsel van potgrond en scherp zand. Om te voorkomen dat het blad losraakt, kan het vastgezet worden met enkele pennen, of met kiezelstenen worden verzwaard.
Afdekken met glas, bij een temperatuur van ongeveer 20 °C zetten en na enkele weken ontwikkelen zich op de snijwonden wortels en jonge blaadjes.
Soorten :
In feite hebben alle hybriden namen,
zoals 'Silver Queen' (groen rood met zilver- wit),
'Fairy' (zilverwit met don- kere nerven) of
'Cardoza Gar- dens' (een combinatie van rood, zilverkleurig en groen).
Deze namen zult u echter vrijwel nergens aantreffen: ze worden simpelweg aangeboden als 'bladbegonias
Weetjes
Onder het begrip 'bladbegonia's' kunnen we tegenwoordig een zeer uitgebreid sortiment samenvat- ten, waarbij de bladvormen kleur belangrijker is dan de bloemen.
Wij beperken ons tot de B.-Rex-hybriden, een groep planten waarvan de meeste rassen al stammen van vóór. 1940.
De eerste hybriden ontstonden omstreeks 1850 in de kwekerij van Van Houtte in Gent.
Naast Begonia rex zijn Begonia diadema en B. masoniana voor de kruisingen gebruikt, soorten die vooral in Indonesië inheems zijn.
Ook deze varen groeit uitstekend op beschaduwde plaatsen. De bodem moet voldoende vochtig zijn en humus bevatten. Op zeer vochtige plaatsen, min of meer half in het water, wordt zelfs een zonnige standplaats goed verdragen.
Bolletjesvaren groeit daar vooral in vochtige weiden en bossen en gedraagt zich als een onkruid.
Kenmerken:
Het blad is mooi lichtgroen van kleur. de steriele bladeren kunnen vrijwel 70 cm hoog worden.
De bolletjesvaren is een overblijvende, kruidachtige plant. Uit een dunne, kruipende wortelstok ontspringen willekeurig verspreide bladen. Er is een duidelijk verschil tussen de steriele en de fertiele bladen.
Planten :
De steriele bladeren van deze tot 70 cm hoge varen zijn langgesteeld. ovaal tot driehoekig en eenmaal geveerd. maar elk blaadje is weer tot de helft ingesneden. De fertiele bladeren worden slechts 25 à 50 cm hoog. groeien stijf rechtóp en bezitten parelsnoerachljge blaadjes (bolletjesvaren!) die in de winter groen blijven.
Eigenschappen:
Onoclea bezit krachtig groeiende wortelstokken die sterk vertakken. Dat betekent dat er snel grote oppervlakten kunnen worden ingenomen. Vaak moet dan ook regulerend worden opgetreden. Merkwaardig is dat de steriele bladeren heel erg gevoelig zijn voor nachtvorst (senslbills = ge- voelig!). In feite is daar weinig aan te doen, alleen enkele individuele planten kunnen beschermd worden.
Vermeerderen :
Het delen van de wortelstokken levert geen problemen op. Op de kwekerij worden de planten door middel van sporen vermeerderd.
Toepassing
Mooie varen om grote oppervlakten te laten begroeien, met name onder en in de buurt van heesters.
Geschikte buurplanten Hoge vaste planten zoals geltebaard (Aruncus diolcus), allerlei blad- verliezende heesters en vooral rhododendrons.
Soorten :
Cultivars geen.
Weetjes :
Varen die in Noord-Amerika en Oost-Azië in het wild voorkomt.
De botanische naam Onoclea komt van het Griekse 'onos' (= vat) en 'kleiein' (= sluiten), wat verwijst naar de manier waarop de sporenhoopjes wordt afgesloten. De soortaanduiding sensibilis betekent 'gevoelig' en slaat op de gevoeligheid van de varen voor vorst.
De Nederlandse naam 'bolletjesvaren' slaat eveneens op de vorm van de sporenhoopjes.
De steriele bladen zijn geelgroen tot lichtgroen, tot 50 cm lang, breed driehoekig van vorm en veerdelig of eenmaal geveerd. In het laatste geval is de bladspil naar de top toe gevleugeld. De acht tot veertien zijblaadjes aan iedere kant zijn lancetvormig. De bladrand is gaaf, gegolfd of gekarteld. De bladsteel is een tot anderhalf maal zo lang als de bladschijf, donker gekleurd, onderaan afgeplat en niet beschubd.
De fertiele bladen ontstaan later (of soms zelfs niet) en lijken helemaal niet op de steriele bladen. Ze zijn langwerpig van vorm en tweevoudig geveerd. De bladsteel is in verhouding langer dan die van de steriele bladen, en het blad staat rechtop. De bladslipjes zijn lijnvormig, enkele millimeters breed en de zijblaadjes daarvan vouwen zich elk als een handje rond de sporenhoopjes. Het geheel doet denken aan een pluim met parelsnoeren, vandaar ook de naam bolletjesvaren. De jonge fertiele bladen zijn groen, maar worden later bruin tot zwart.
De steriele bladen zijn fragiel en verdwijnen bij de eerste vorst. De fertiele bladen zijn winterhard en laten de sporen pas vrij in de volgende lente.
Sporenhoopjes
De ronde sporenhoopjes zitten op de onderzijde van de fertiele bladen, volledig bedekt door de bladslipjes. Er is geen dekvliesje. De sporen overwinteren en komen vrij in de lente.
Habitat
De bolletjesvaren is een terrestrische plant die vochtige, matig voedselrijke tot voedselrijke, zure grond verkiest. De varen komt in natuurlijke omstandigheden voornamelijk voor in moerassen, laagveen en vochtige bossen, in de zon of de schaduw.
In de Benelux is de soort vooral te vinden op de plaatsen waar hij is aangeplant, zoals in tuinen, kasteeltuinen, parken en dergelijke. Daarbuiten komt de plant meestal voor op voldoende vochtige plaatsen waar tuinafval gestort wordt.
Op geschikte plaatsen heeft de bolletjesvaren de neiging om te gaan woekeren en andere planten te verdringen.
Bladeren:
De onvruchtbare bladeren staan niet in bundels, maar verspreid in onregelmatige groepjes op de wortelstok. De bladschijf is veerdelig en breed driehoekig tot eirond. De deelblaadjes zijn lancetvormig, spits en gegolfd gelobd of ze hebben een bijna gave rand. Ze staan met 6 tot 10 paar langs de bladspil.
Vruchten: De vruchtbare bladeren zijn langer gesteeld en dubbel geveerd. De deelblaadjes zijn niet gesteeld. Ze zijn diep gelobd, sterk ingerold en bolvormig. Ze omvatten de sporendoosjes helemaal. Later scheuren deze open.
De grondsoort speelt geen rol van betekenis. ook op voedselarme zandgrond is de groei nog goed.
Hoewel van nature op droge plaatsen groeiend, wordt een vochtige standplaats goed verdragen.
Kenmerken:
Pampasgras is zondermeer de meest indrukwekkende onder de siergrassen.
Dat komt niet alleen door zijn aanzienlijke grootte. maar vooral ook door de laat verschijnende, vaak zilverwitte. pluimen.
Groei Tot 3 à 4 meter hoge grassoort die op den duur grote pollen vormt.
Het smalle blad is uitermate stug en heeft scherpe randen waaraan men zich gemakkelijk kan verwonden.
Bloemen :
De bloempluimen, grijsachtig, zilverwit of enigszins rozerood van kleur verschijnen pas in september-oktober en blijven lang in goede conditie.
Planten :
Als solitair in het gazon of bij een (grote) vijver.
Geschikte buurpIanten Veelal als solitair toegepast.
Eventueel tussen heesterbeplantIng.
Eigenschappen:
Pampasgras houden als kuipplant is een goed alternatief.
Vermeerderen :
Pampasgras is een tweehuizige plant er zijn dus zowel mannelijke als vrouwelijke planten.
Laatstgenoemde hebben mooie zilverachtige pluimen en genieten de voorkeur.
Er bestaan verschillende fraaie klonen van vrouwelijke planten die door scheuren worden vermeerderd.
In partijen uit zaad opgekweekt, komen uiteraard zowel vrouwelijke als mannelijke planten voor en de laatste zijn minder fraai.
Bij voorkeur door delen in het voorjaar. Herplant altijd met een kluit. Snoei daarbij de planten terug tot 30 cm. Ook zaaien behoort tot de mogelijkheden.
Soorten :
Cortaderia selloana 'Rosea' 175/90cm, roze Cortaderia selloana 'Pumila' 90 tot 150 cm hoge stengels en zilvergrijze bladeren. Een dwergpampasgras dat ideaal is om aan te planten in stadstuintjes en kleinere tuinen. Cortaderia selloana 'Gold Band' 250 cm met geel gestreepte bladeren Cortaderia selloana 'Sunningdale Silver' 175 cm hoge stengels met zilver, zilver
Verzorging :
Gedurende de eerste levensjaren is pampasgras gevoelig voor vorst.
Bescherming van de planten aan de voet met stro of riet verdient dan ook aanbeveling.
Oudere planten hebben zelden last van normale wintertemperaturen.
Weetjes :
Het hoge grasachtig blad van de Cortaderia selloana kan makkelijk drie meter lang worden, maar het is vrij slap en buigt sierlijk over. De smalle bladeren hebben zeer scherp snijdende randen. Als je aan deze planten werkt is het dan ook aan te raden van lange mouwen en goede handschoenen te dragen om geen venijnige, diepe snijwondes op te lopen. De geslachtsnaam verwijst naar het Spaanse woord voor snijden = cortar of naar snijder = cortador. Pampasgras is inheems in Zuid-Amerika (Brazilië, Argentinië, Uruguay).
Het woord pampas verwijst dan ook naar de grasvlaktes waarin ze in hun bakermat groeien.
Winterbescherming:
In de winter de bladeren samenbinden en met matten/bladeren afdekken. Let vooral op dat geen nat (regen) die tot diep in het middendeel van de kluit kan doordringen
Eind november-december halen we de plant dan binnen om te bewaren op een vorstvrije plaats.
Blad:wintergroen,naaldvormig blad, donkergroen, zonder nerf, toegespitst
Vermeerdering:stekken
Voedingsbehoeft:om de week
Overwintering:temperatuur 4- 8 °, temperatuur 8-12 °, licht
Standplaats:
Standplaats lichtbehoefte: zon
deze plant is wintergroen (groenblijvend)
geschikt voor een solitaire positie in een beplantingsschema
deze plant vraagt of gedijt goed op vochthoudende gronden
Leptospermum verlangt een zonnige standplaats. Op de vensterbank lukt het met deze plant niet goed. Daarvoor hebben ze in het voorjaar en de zomer te veel behoefte aan volle zon, veel frisse lucht en een hoge luchtvochtigheid. Wordt in de handel aangeboden als een bossige struik of als een kroonboompje.
Kenmerken:
Kuip- en terrasplanten
Leptospermum scoparium - zuidzee mirte, theeplant
deze plant bevat geurende plantendelen
ook geschikt voor gebruik in potten, bakken of terraskuipen
bloemen :
Bloeitijd: mei-augustus
Bloemkleur: wit met rose tinten
Planten:
Belangrijk voor deze cuiltivair is een zonnige beschute standplaats, en in periode van droogte kunt u hem regenwater geven. Winterhard tot ongeveer-14°C
Omdat je Leptospermum op en lichte en koele standplaats moet overwinteren, is gedurende de koude maanden een licht verwarmde serre een ideale omgeving voor deze plant. Overwinteren bij 4-10 ° C.
Manuka
Latijnse naam :Leptospermum scoparium
Gebruikt deel :blad
Normaal Gebruik : Bad, Massage,
Inname :Verstuiven
Beschrijving :
Manuka wordt ook wel de Nieuw-Zeelandse Tea Tree genoemd. De plant behoort evenals de Tea Tree tot de Myrtaceeën en komt voor in Nieuw-Zeeland en Australië. De olie wordt gewonnen door waterdamp distillatie van de bladeren en heeft veel Tea Tree eigenschappen maar een heel andere geur.
Gebruik Manuka o.a. bij; nervositeit, verkoudheid, sinusitis, spierpijn, reumatische klachten.
Hier enige toepassingen van Manuka:
bij rugpijn; 15 druppels Manuka en 10 druppels Marjolein mengen met 50 ml. St. Janskruid-olie en hiermee de pijnlijke spieren dagelijks masseren.
bij gewrichtsreuma (artritis); meng 10 druppels Manuka in een eetlepel notenolie en masseer hiermee 1-2 per dag de pijnlijke gewrichten.
bij spier- en gewrichtspijn; meng 8 druppels Manuka met 1 eetlepel basis olie en masseer hiermee dagelijks de pijnlijke plaatsen.
bij winter- voeten, handen, tenen; meng 10 druppels Manuka met een eetlepel Amandel-olie en smeer de voeten, handen of tenen hier 2x per dag mee in. In ernstige gevallen pure olie gebruiken.
bij keelpijn; 15 druppels Manuka in een glas gekookt, afgekoeld water mengen en hiermee dagelijks 1à 2 keer gorgelen.
De meeste etherische oliën kunnen niet zonder risico ingenomen worden. Gebruik etherische oliën uitsluitend inwendig als u voldoende kennis heeft of raadpleeg een (homeopatische) arts. Over het algemeen is echter de werking bij uitwendig gebruik sterker dan bij inwendig gebruik
Werkingsveld : Fungicide
Klachten en Aandoeningen : Acne, Huidverzorging - algemeen ,Ontsteking
Manuka wordt ook wel de Nieuw Zeelandse teatree genoemd. De plant komt voor in Australië en Nieuw Zeeland. Traditioneel was het een heilige boom van de Maori s. De originele inheemse kennis van de medicinale planten werd beheerd door de tohunga, de Maori dokter. De kennis van de tohunga werd levendig gehouden en doorgegeven door de oudere vrouwen van de stam. De bladeren werden door hen tegen vele kwalen gebruikt, infecties aan de luchtwegen, reumatische aandoeningen, spierpijn, wondhelingen, enz. Jonge scheuten werden gekauwd en gegeten tegen dysenterie. Een afkooksel of brouwsel werd gedronken bij klachten aan de urinewegen en tegen koorts. De stoom van gekookte bladeren werd ingeademd bij verkoudheden, sinusitis, enz. Een afkooksel van bladeren en schors werd als een papje op pijnlijke spieren en gewrichten gesmeerd. Kauwen op de schors zou ontspannend werken en slaap opwekken. De vertaling van het Maoris Manuka of manukanuka is nervositeit.
Men beweert dat kapitein Cook 1769 de naam teatree heeft gegeven aan de manuka bladeren. Zij gebruikten die als thee, vooral om scheurbuik tegen te gaan.
De olie van de oost kust heeft de sterkste antibacteriële werking.
Het is een van de meest antiseptische en schimmeldodende oliën en werkt wat dit betreft beter en zachter dan de Australische tea tree, Melaleuca alternifolia. De olie heeft een heel goed effect op de huid en bij slecht helende en geïnfecteerde wonden; doorliggen, open benen, enz. Het is een nuttige olie bij infecties van de luchtwegen, bij astma. Het bestrijdt koorts, virussen, en helpt bij virale diarree. De olie is werkzaam bij verkrampte spieren en pezen, artritis, reuma en gewrichtspijnen. Bij piercingen gaat het infecties tegen en bevordert de genezing.
Het kan tevens gebruikt worden als antisepticum in de was; een theelepel toevoegen. Verder wordt manuka gebruikt in mondwaters.
De verse bladeren geven een uitstekende thee van hoge kwaliteit. De stam scheidt soms een zoet manna af door beschadiging van insecten. Volgens Tony Burfield scheiden de bladeren een zoete manna af die d-mannitol bevat (Cambie & Seelye 1959). Er wordt een discussie gevoerd over het feit of de afscheiding natuurlijk is of wordt veroorzaakt door insecten (Booker et al. 1991).
Van de manuka bloemen wordt een geelgroene verf geproduceerd en een groen-zwarte verf van de bloemen, takken en bladeren (Grae 1974). Daniels 1997 geeft aandat van de tannine rijke vegetatie van de manuka die samen met de bladeren van de Phormiun tenax worden gekookt een zwarte verf wordt gemaakt die wordt gebruikt door de Maori mandenmakers en -vlechters
Geestelijk:
Goed tegen stress betreffende overgevoeligheid, angst, onrust. Het is een beschermende olie en brengt terug op aarde. Geeft rust en standvastigheid bij onevenwichtigheid en gevoelsschommelingen. Het is een aardende olie, zwaar en de geur niet bij iedereen geliefd.
Inwendig:
1-3 maal daags 1 druppel.
Tegen: astma, bronchitis, candida, catarre, colitis, cystitis, enteritis, hoest, infecties van de urinewegen, influenza, keelinfecties en pijn, laryngitis, longinfecties, longontsteking, sinusitis, stress, tonsillitis, vaginitis, verkoudheid, vertigo.
Contra indicatie:
kan individueel lichte huidirritaties geven, indien boven de aangegeven dosering gebruikt. Verse olie gebruiken op de huid. Niet voor zwangere, vanwege de spasmolitische activiteiten van de olie. Niet voor kinderen onder 8 jaar; ook moeten ze van de geur houden.
Bij te hoge dosering acute vergiftiging. Verder geen bekend.
Toepassingen:
*rugpijn: 15 druppels Manuka en 15 druppels marjolein mengen met 50 ml. St. Janskruid olie en de pijnlijke plekken masseren.
*spier- en gewrichtspijnen: 8 druppels Manuka mengen met 1 eetlepel basisolie en de pijnlijke plekken masseren.
*keelpijn: 10 druppels in een glas afgekoeld gekookt water en gorgelen
*winter- voeten, handen, tenen: 10 druppels Manuka in een eetlepel basisolie en hiermee de delen insmeren 2 x per dag.
*artritis: 10 druppels Manuka in een eetlepel notenolie en de pijnlijke gewrichten 1-2 x per dag masseren.
*candida: sandelhout 5 dr. Manuka 5 dr. R. kamille 5 dr. mengen met yoghurt
een tampon in dit mengsel dopen en inbrengen in de vagina, 3-4 maal daags.
*Verdampen: als men niet van de geur zou houden, mengen met citrussen.
Botanische naam: Pontederia cordata Nederlandse naam :Snoekkruid
Herkomst:Amerika Bijzonderheden:drachtplant, diep i.v.m. vorstschade Grondsoort:alle, humeus Licht:half schaduw, zon Gebruik:solitair, kleine vijvers Hoogte:0.50-1.00 m Vorm:overig Bloeikleur/vorm:blauw, opvallend Bloeitijd:juni, juli, augustus Waterstand:0.15-0.40 m Winterbeeld:afstervend/overblijvend
Standplaats:
De moerashyacint (Pontederia cordata) is een waterplant die behoort tot de pontederiafamilie (Pontederiaceae). De plant komt van nature voor in Noord-, Midden- en Zuid-Amerika.
De moerashyacint wordt veel gebruikt in vijvers. De plant komt voor in sloten en vijvers met voedselrijk water.
Snoekkruid kan alleenstaand toegepast worden, als solitair. Zeker groot snoekkruid, dat bijna een kubieke meter ruim kan worden verdient een ereplaats als blikvanger. Pure schoonheid in structuur, glans en kleur. In kleine groepen kan ook. Van woekeren is in onze streken zeker geen sprake. Een zonnige standplaats is aangewezen. Halfschaduw kan maar dan zullen de planten beduidend minder bloeien.
Kenmerken:
De Pontederiafamilie (Pontederiaceae) is een familie van eenzaadlobbige planten. Het gaat om kruidachtige water- en moerasplanten. De familie komt van nature voor in warmere gematigde streken en in de tropen, met name in de nieuwe wereld. De bekendste vertegenwoordiger is de waterhyacint (Eichhornia crassipes), die op veel plaatsen een plaag vormt. De moerashyacint (Pontederia cordata) komt ook veel voor in Europa.
De moerashyacint (Pontederia cordata) is een waterplant die behoort tot de pontederiafamilie (Pontederiaceae). De plant komt van nature voor in Noord-, Midden- en Zuid-Amerika.
De moerashyacint wordt veel gebruikt in vijvers. De plant komt voor in sloten en vijvers met voedselrijk water.
De plant wordt 30-100 cm hoog en heeft een stengel, die bovenaan bezet is met klierharen. De bladeren hebben een lange bladsteel, die aan de voet schedeachtig is. Het blad is langwerpig eirond met aan de voet hart- of pijlvormige, afgeronde zijslippen.
De moerashyacint bloeit van juli tot september met blauwe bloemen. De middelste slip van de bloem heeft een gele vlek. Er komen ook planten voor met witte bloemen. De bloemen zitten in een aarvormige bloeiwijze.
De vrucht is een nootje.
Bloemen :
De moerashyacint bloeit van juli tot september met blauwe bloemen. De middelste slip van de bloem heeft een gele vlek. Er komen ook planten voor met witte bloemen. De bloemen zitten in een aarvormige bloeiwijze.
De vrucht is een nootje.
In augustus is het hoogtepunt van de bloei; in juli verschijnen de eerste bloemen, eind september is het met de bloei gedaan. De bloemen staan op lange, bladloze stelen, in aren. De bovenste kelkslippen zijn naar boven gericht en de onderste naar beneden. De bloemen hebben wat weg van een orchidee en lijken zeker op de minder fijne bloemen van een hyacint.
Planten :
De plant wordt 30-100 cm hoog en heeft een stengel, die bovenaan bezet is met klierharen. De bladeren hebben een lange bladsteel, die aan de voet schedeachtig is. Het blad is langwerpig eirond met aan de voet hart- of pijlvormige, afgeronde zijslippen.
Eigenschappen:
De Pontederia Cordata is een zeer dankbare waterplant. Al snel vormt ze een grote groep.
De speervormige, groene bladeren zorgen voor een mooi contrast met de paarse bloemen.
De bloemen worden soms gebruikt in ruikers en bloeien in de lente tot de herfst.
Snoekkruid is een plant die de overgang tussen land en water markeert. Op 'droog' land en in het water voelt het zich niet thuis. Juist daar tussenin, in een moerasachtige situatie: des te beter. De bakermat van deze schitterend bloeiende moerasbewoner ligt in Centraal-, Midden- en Noord-Amerika.
Pontederia cordata groeit op de overgang van droog naar nat en bloeit met diepblauwe bloemen
Vermeerderen :
Snoekkruid breidt zich uit door middel van worteluitlopers. Na ongeveer twee jaar zijn de planten volwassen en bloeien op hun best. Daarna wordt de bloei minder en blijft ook het blad kleiner in omvang. Daaraan is wel wat te doen: de planten moeten worden uitgegraven en gescheurd en opnieuw worden uitgeplant. Dit omdat er na verloop van tijd veel wortels zijn gevormd, die dicht bij elkaar zitten.
Vermeerderen gebeurt voornamelijk vegetatief door delen van de wortelstokken. Scheuren gebeurt best in het late voorjaar. Zorg dat de toppen, die men van de wortelstok snijdt, niet te klein zijn en al eigen wortels hebben. Klei of leem wordt erg gewaardeerd.
Soorten :
Pontederia is het enige geslacht van de familie van de Pontederiaceae. Er bestaan twee soorten van dit geslacht.
Behalve dat de oorspronkelijke, blauw bloeiende soort van Pontederia cordata zijn er nu ook witte cultuurvariëteiten (schaars) verkrijgbaar:
Pontederia cordata 'Alba' en Pontederia cordata 'White Pike'.
Deze soorten worden ongeveer 50 cm hoog. Het zijn goede aanvullingen op de bestaande soort. Plant ze in de vijver niet dieper dan 10 - 20 cm onder water.
Een bijzondere soort is Pontederia lanceolata.
Helaas (nog) nauwelijks verkrijgbaar. De plant groeit en bloeit forser dan P. cordata, terwijl het blad meer lancetvormig is toegespitst
Weetjes :
De genusnaam werd in 1737 gegeven door Linnaeus ter ere van zijn tijdgenoot Guilio Pontedera (1688-1757), professor in de botanie te Padua. Cordata betekent hartvormig, duidend op de hartvorm van de bladeren.
Volgens sommigen zou de officiële Nederlandse eigenlijk moerashyacint zijn maar de handel en de meeste vijverboeken gebruiken de naam snoekkruid. Zijn Engelse namen zijn pickerel weed en wampee. In het Duits luistert de plant naar de naam Herzblättriges Hechtkraut terwijl de Fransen hem benoemen met pontédérie à feuille en coeur.
De fraaie bloemen worden door insecten bestoven en vertonen opvallende honingmerken op de bloemdeksegmenten. Snoekkruid wordt in zijn natuurlijke habitat onder meer bestoven door de sulitair levende bijensoort Dufourea novae-angliae, die geen enkele andere plant bezoekt en haar levenscyclus afstemt op de bloei van snoekkruid. Naast bijen bezoeken hommels en vlinders de blauwe bloemen in aren. Voor diegenen die niet genoeg hebben aan kijken alleen maar de sappiggroene planten ook met de tong willen proeven volgt een smakelijke tip: jonge bladstelen kunnen als groente worden gegeten en de zaden als nootjes.
Groei en bloei
Vooral wie een grote vijver heeft met een brede moerasrand daarlangs, zou snoekkruid kunnen planten. Langs kleine vijvers wordt de plant al gauw te groot in verhouding tot het wateroppervlak. Is snoekkruid eenmaal geplant, dan groeien de wortels ook in de richting van het water en zelfs duiken de wortels de vijverbodem in. Daaraan kan niet zonder meer de conclusie worden verbonden dat snoekkruid het ook wel goed in de vijver doet. Snoekkruid in een flinke mand in de vijver kan, maar de plant gaat dan korter mee. Beneden een waterdiepte van 40 cm groeit de plant niet meer.
Op de overgang water - land is sprake van relatief veel verandering: wisselende hoogte in waterpeil, lichte golfslag, perioden van extreem nat afgewisseld met die van maar net vochtig. In zo'n situatie voelt snoekkruid zich op z'n plaats; een situatie met lichte dynamiek in het eulitorale systeem.
Snoekkruid (synoniem: moerashyacint) kan wel 50 - 80 cm hoog worden als de bodem uit een luchtig, lemig mengsel met zand en veen bestaat. De bladeren worden op zich al 20 - 25 cm groot en staan op stengels. Het blad is spits hartvormig en glimmend groen.
Snoekkruid staat wellicht bovenaan op de lijst van de meest gewaardeerde oeverplanten. Hij dankt dit aan zijn schuine habitus, aan zijn gezondgroene glanzende bladeren en aan zijn hemelsblauwe bloemen die lang, heel lang pronken in vulle zomer. Alles is uiteraard relatief. In de rijstvelden van Zuid-Amerika is snoekkruid een lastig onkruid, dat moeilijk te bestrijden is. Voor ons is het een prachtige vijverplant die elke waterpartij een exotisch cachet geeft.
Een exotisch uiterlijk
Snoekkruid valt door zijn wat exotisch uiterlijk en schuine habitus echt op in de vijver.Het kruipende rhizoom drijft gesteelde, hartvormige tot lepelvormige bladeren boven de waterspiegel. De bladeren zijn mooi glanzend, tot 20 cm lang en tot 15 cm breed en staan op gladde ronde stengels zon 60 cm hoog. Snoekkruid bloeit van juli tot september. De zachtblauwe bloemaren van 8-15 cm bekoren ons dus van de zomer tot in de herfst. Het is dan ook een onmisbare plant om kleur te brengen in de vijver op een moment dat groot deel van de oeverplanten al uitgebloeid zijn. De hyacinthblauwe bloemen zijn tweeslachtig. Na de bloei vertoont de bloemas een benedenwaartse kromming en de vruchten rijpen onder water.
Vormen
Er bestaat een witte cultuurvorm 'Alba' maar deze is vaak moeilijk te vinden. Hij groeit iets minder goed, blijft beduidend kleiner en geeft een kleinere, eigenlijk veel minder opvallende bloeiwijze. Niet echt de moeite dus, tenzij voor de verzamelaar van rariteiten. Eigenlijk zijn er minstens twee witte snoekkruidvormen. De tweede vorm heeft langere witte bloemaren en de plant zelf is ook langer. Het is vooral de Amerikaan Johan Harder die zich met de selectie en veredeling van snoekkruiden bezig houdt..
Groot snoekkruid of reuzensnoekkruid, Pontederia cordata var. lanceulata, vindt men in de handel onder de naam Pontederia lanceulata en ook wel onder zijn oude naam Pontederia angustifulia. Zijn bladeren zijn groter en langer en missen daardoor de hartvorm. Het is echt een monumentale plant, met een hoogte van 1 à 1,2 m. In warmere streken kan hij zelfs tot 2 m hoog groeien. Er wordt wel eens beweerd dat reuzensnoekkruid minder sterk zou zijn dan het gewone snoekkruid. Zelf heb ik daar nog niets van ondervonden tijdens de zowat vijftien jaar dat ik deze plant verzorg. Volgens mij is dit de allermooiste moerasplant.
Er zijn enkele andere door Johan Harder geselecteerde cultuurvariëteiten van het lanceulata-type met o.a. lavendelblauwe bloemen en lilakleurige bloemen. Er bestaat ook een kleiner blijvende cultuurvorm met smallere lancetvormige bladeren. Ze zijn nog niet in de handel te vinden in onze streken.
In de vijver
Snoekkruid is in ieder geval een plant die tot de allermooiste moerasbewoners behoort en in de meeste boeken veel te weinig aandacht krijgt. Eigenlijk zou hij in geen enkele waterpartij mogen ontbreken. Weken aan een stuk kunnen de bloemaren bloeien en dat midden in de zomer. Samen met kattenstaart vormt de plant een prachtige kleurschakering. Snoekkruid houdt van een zonnige, warme plek en prefereert dan ook niet te diepe vijvers die snel opwarmen. In het moeras, in echt ondiep water (bijvoorbeeld 2 cm) worden de planten best afgedekt met loof tegen de winter als bescherming tegen beschadigingen door vorst. Eigenlijk is een standplaats in het vlakke water meer aanbevulen. Snoekkruid staat daar best 20-40 cm diep in goede, lemige, modderige grond.
Zelf gebruik ik een ander systeem. Om de planten zoveel mogelijk te laten genieten van de warmte van de bovenste waterlagen plaats ik hen in grote manden met slechts 5 à 10 cm water boven hun kroon in de zomerperiode. Dit wordt beloond met een werkelijk uitbundige groei en bloei. In de herfst plaats ik ze dan een trap dieper in de vijver. Zo zijn zij goed beschermd tegen het winterijs. Vaak lopen de planten te vroeg uit in de lente. Bij strenge vorst in het voorjaar worden de boven water uitstekende bladeren nogal eens beschadigd. Daarom breng ik de manden met snoekkruid dan ook niet te vroeg in het voorjaar naar een hoger niveau. Meestal doe ik dat pas na half mei, dus na de ijsheiligen. Echt nodig is het niet want ik heb ook planten die ondiep de winter overleven met nauwelijks water boven hun kroon.
De laurier is familie van de Lauraceae ( zoals Lindera, Sassafras, Cinnamonium, enz.) De familie van de laurierachtigen bestaat vooral uit tropische planten. Laurus nobilis komt vooral voor in het Middellands zeegebied. In België is dit een oranjerieplant. De plant kan gemakkelijk meer dan 100 jaar worden.
Standplaats:
Overwinteren
Plaats de planten op een koele, vorstvrije plaats. Kan ook in het donker staan (kelder), dit als de plant in rust is. Geen bemesting, niet teveel water MAAR DE POT NIET LATEN UITDROGEN.
Tijdens de zomer staan de laurierboompjes die meestal in kuipen gekweekt worden best op een zonnige standplaats. Sommige exemplaren (meestal oudere) gedijen in volle grond hoewel laurier eigenlijk niet volledig winterhard is. Vooral in de kuststreek en in stadstuinen (mits voldoende beschutting) kunnen ze temperaturen tot -5°C verdragen. Toch laat men ze best binnen in kuipen overwinteren.
Zolang het niet gaat vriezen, mag hij buiten blijven staan, wil u echter geen risico nemen, plaats hem dan op een koele, vorstvrije plaats (veel licht hoeft niet), geef om de 5 weken wat water en zorg er vooral voor dat de potkluit niet uitdroogt.
Kenmerken:
Laurieren zijn struiken of bomen, die een hoogte kunnen bereiken van 7 tot 9 m. De plant verdraagt een temperatuur tot - 5°C.
De bladeren zijn gegolfd met een korte bladsteel en zijn donkergroen leerachtig glanzend.
De plant is tweehuizig ( voor de teelt worden voornamelijk mannelijke planten gebruikt). De bloemen zijn geelgroen van kleur. De vruchten zijn bessen, paarszwart als ze rijp zijn. Welriekend en bitter.
Hier wordt hij vooral geteeld als terrasplant. Op feestelijke gelegenheden als huwelijk en recepties en beurzen wordt de laurier gebruikt als verwelkoming.
Het is een altijd groene plant met uitstraling en status die ook bij de plantenliefhebber zijn plaatsje heeft (aan de deur , op de trap, in de tuin, )
bloemen
De laurier is een houtachtige en groenblijvende struik die tweehuizig is: de mannelijke en vrouwelijke bloemen staan op afzonderlijke planten.
Planten
Water geven
In de zomer zorgen dat de potkluit voldoende vochtig blijft en eventueel bladvoeding meegeven. In de winter slechts af en toe net voldoende zodat de potkluit nooit uitdroogt.
Verpotten
Een gewone potgrond met klei volstaat. Verpotten in maart of augustus en kies voor een pot die 4 à 5 cm groter is. Bij een pot 16-25 cm om de 2 jaar, bij een 25-35 cm pot kan men gerust 3 à 4 jaar wachten met verpotten.
Bemesting
Een laurier heeft net als elke andere plant voedsel nodig en zal hierop dankbaar reageren. Geen bemesting in de winter. Bij verpotten kan men reeds een langzaam werkende meststof meegeven. In de zomer regelmatig voeding bijgeven, zowel vloeibaar als een strooimeststof. Afbouwen naar het einde van het groeiseizoen.
In mei mag men hem gerust buiten zetten, laat hem echter langzaam wennen aan het zonlicht indien hij uit een donkere overwinteringplaats komt (tegen verbranding).
Als het warm is dagelijks water geven, niet teveel = even slecht als te weinig !
Grond: goed organisch bemeste potgrond die een pH heeft van 6,5 - 7 en wat klei bevat. Zorg voor goede drainage in de pot.
Bemesting : traag werkende organische meststoffen die weinig zouten bevatten en die het best in het voorjaar toegediend worden. Ook traag werkende osmocote-pillen zijn een goed alternatief.
Laurier verpotten: gebeurt op het einde van de rustperiode (febmaart). Gebruik hier degelijke potgrond met klei. Deze grond spoelt door de aanwezigheid van klei minder vlug uit, houdt het water langer vast,geeft vooral steun aan de wortels en verhoogt het gewicht in de pot zodat hij beter bestand is tegen wind. Laurier in grote potten hoeft maar om de 5 jaar verpot te worden, zorg er bij het verpotten voor dat de wortels zo weinig mogelijk beschadigd worden en verpot nooit in een te grote pot.
Gebruikte delen:
Keukenprinsessen of -prinsen weten ook dat het laurierblad onmisbaar is in een Bouquet Garni. De laurier is warm en digestief (humorale leer). Gebruik in soepen, marinades, wortelen, vis en vlees wordt door kruiden liefhebbers toegepast.
Oudere planten geven zwarte bessen met slechts één zaadje. De bladeren die lederachtig en glanzend aanvoelen geven bij het wrijven de typische aromatische geur af. Behalve voor het gebruik in de keuken wordt de plant gebruikt als versiering (kegel bolvorm, gedraaide stammen ) en worden de bladerenverwerkt in kransen, guirlandes, bladapplicaties en zelfs als een bestanddeel van potpourri.
Gebruik in de keuken
Laurier is een echte smaakmaker, in geen overdreven grote hoeveelheden, maar subtiel gebruikt geeft hij smaak aan wortel- en andere stampotten, zuurkool, stoofpotjes (Vlaamse karbonaden, konijn, ragout), ook in groentesoepen en rijstschotels is laurier niet weg te denken. Ook met visgerechten vormt hij een perfect geheel.
Laurier maakt ook deel uit van het bouquet garni (kruidentuiltje) = 2 takjes peterselie ,1 takje tijm en 1 laurierblad). Een laurierblad meekoken in melk als extra smaakmaker in cake en rijstpudding.
Laurierblaadjes kunnen zowel vers als gedroogd gebruikt worden. Gedroogde bladeren smaken minder bitter dan verse, verse zijn wel aromatischer. Ze mogen meekoken, hoe langer de blaadjes meekoken des te kruidiger de smaak.
Werkzame bestanddelen:
De laurier heeft een heilzame werking op de spijsvertering. Het werkt spijsvertering bevorderend mits men natuurlijk niet overdrijft, 1 blaadje is meestal voldoende. En als je dan nog vers kunt plukken is de binding met de natuur een stukje dichterbij.
Eigenschappen:
In de geneeskunde is de laurier ook een bekend middel. Alles opnoemen zou teveel zijn, doch een beperkt lijstje : bactericide, evenwichtsherstellend, luchtwegenaandoeningen, pijnstillend, slijmoplossend, aften, artritis, griep, poliartritis, tandpijn, zweetafdrijvend, enz .
Geneeskrachtige eigenschappen
Laurier werkt antiseptisch op de luchtwegen. Helpt bij griep, tandpijn en aften. Is vochtafdrijvend. Wekt de eetlust op en bevordert de spijsvertering. Geeft kracht en is opwekkend en mede daardoor een natuurlijk antidepressivum. Ook bij sinusitis, keelpijn, bronchitis brengt laurier verlichting,
Futloos en vet haar spoelen met water -waarin men enkele blaadjes laurier aan de kook heeft gebracht- is een prima natuurlijk schoonheidsmiddel.
De olie uit laurier gewonnen kan in de aromatherapie gebruikt worden bij de behandeling van spierpijn, zenuwpijn en verrekking.
Vermeerderen :
De meest gebruikte vermeerderingswijze is het nemen van stekken. Dit gebeurt in september (we spreken hier van zomerstekken) door kruidachtige kopstekken van +10 cm te nemen. We steken de stekken in een mengsel van turf en rijnzand (3/2) en zetten het gedurende de inwortelperiode onder dubbel plastiek of gaatjesplastiek met eventuele bodemverwarming. Na het inwortelen worden de stekken in een voedzame, doorlaatbare en humusrijke grond opgepot. Dit laatste is niet zo eenvoudig enhet resultaat kansoms tegenvallen.
Een andere methode met meer slaagkans bestaat uit het wegsnijden van wortelscheuten met wortels aan, die menoppot en verder opkweekt. Meestal kan dit enkel met oudere exemplaren.
Snoeien
Voor een vormplant, jaarlijks een strakke vormsnoei toepassen, op deze manier blijft de plant een gevuld uitzicht behouden. Piramide : de topscheut jaarlijks inkorten, waarbij de bestgeplaatste behouden blijft tot een 10 à 15 cm. Zijscheuten insnoeien tot aan de kegelmantel, de scheuten die niet ver genoeg reiken gerust laten. In de zomer een onderhoudssnoei toepassen, de scheuten die buiten de kegelmantel komen insnoeien. Struik en bol op stam : dezelfde regels als bij een piramide, toppen op een 3 à 4 bladeren.
Laurier snoeien: Laurier snoeien gebeurt vooral om de planten in een passende vorm te knippen. Het snoeien gebeurt tijdens de rustperiode (november - maart). Zorg bij het insnoeien dat men de bladeren niet insnoeit maar wel de takken ertussen. Van het snoeihout kan men de blaadjes gebruiken vers of droog- in allerhande gerechten.
Ziekten :
Een te warme overwintering werkt schildluisaantasting in de hand. De schildluizen produceren bij het aantasten van de planten de kleverige en zoete honingdauw, deze wordt op zijn beurt aangetast door de roetdauwschimmel die de bladeren zwaar bevuilt. Om de schildluizen en het vuil te verwijderen kan men de bladeren een voor een bovenaan maar vooral onderaan afborstelen met water en detergent. Na de behandeling de plant flink afsproeien.
Insecten
De voornaamste zijn schildluis en bladvlo, die kan men met een penseeltje of mesje weghalen. Soms kan een chemische behandeling nodig zijn, doch dit zouden wij doen in afspraak met mensen die hiervan kennis hebben. Niet vergeten dat U dan moeten oppassen met gebruik van blaadjes in de keuken. Lees voor gebruik steeds de gebruiksaanwijzing van het product!
Laurier is een sterke plant die zelden aangetast wordt door ziekten of insecten.
Wetenswaardigheden over de plant
Laurier is afkomstig uit het Midden Oosten rondom het gebied van de Eufraat en de Tigris (momenteel Iran en Irak).
De Grieken brachten het, tijdens hun veroveringstochten, van het Perzische rijk naar het Griekse vaste land mee. De laurier was voor hen het symbool van wijsheid en glorie. Tijdens hun olympische spelen kregen de winnaars een krans gemaakt van lauriertakken als geschenk en teken van hun overwinning (lauwerenkrans)
Later werd de laurier verspreid via de landen rond de Middellandse Zee en ten tijde van het Romeinse keizerrijk werden keizers en zegevierende veldheren gekroond met een laurierkrans.
In de 17°eeuw heeft de laurier hier zijn intrede gedaan en rondom de 19°eeuw begon men in de streek van Brugge met de teelt van deze plant, momenteel zijn er daarnog veel laurierbedrijven.
De laurier wordt soms wel eens verward met de groenblijvende en giftige haagplant Prunus laurocerasus (laurierkers, paplaurier) diegroter is van blad maar geen verwantschap heeft metlaurier.
Met laurier kunnen we vele kanten uit, het lijkt me ook een speciaal geschenk : een prachtige laurierkrans of een grootse guirlande, het kan met een gerust hart geschonken worden, als de gelukkige ontvanger het niet weet te waarderen als versiering kan hij of zij het alsnog gebruiken in een of ander stoofpotje !
Kan laurier helpen om vieze geuren in huis te verdrijven?
Als er een nare tabaksgeur in huis hangt, kan je die weg krijgen door laurierblaadjes op een schoteltje te verbranden. De lucht is in een mum van tijd weer fris.
De witte waterlelie groeit in stilstaand en zwak stromend water met een diepte van maximaal 3 m.
De plant houdt van zon en bloeit meestal in de maanden juni tot augustus.
Kenmerken:
De witte waterlelie (Nymphaea alba) is een algemeen voorkomende waterplant met drijvende bladeren. Tegen watervervuiling is de plant redelijk goed bestand.
De bladeren zijn min of meer rond en drijven op het wateroppervlak. Ze hebben een hartvormige voet. De bladsteel is rond en heeft grote luchtkanalen die lucht naar de wortelstok geleiden
De vrucht, die onder water rijpt, heeft meestal de vorm van een fles, maar is soms bolvormig. De zaden worden door het water verspreid
bloemen :
Witte waterlelies hebben geurige, witte bloemen met een doorsnede van 10-20 cm die op het wateroppervlak drijven. De alleenstaande bloemen staan alleen op cilindrische bloemstelen. Er zijn twintig tot vijfentwintig puntige kroonbladeren en vier kelkbladeren. De zittende stempels vormen een oranjegele knop met acht tot vierentwintig stempelstralen.
Planten :
Deze waterlelie groeit in vrij diep stilstaand en zwak stromend, min of meer voedselrijk, helder water, liefst in de zon.
Doordat deze plant in de bodem wortelt is er kans op woekeren maar in een mand aangeplant ben je ervan verzekerd dat de plant in toom te houden is.
Houd er altijd rekening mee dat je een lelie niet ineens in diep water kan zetten. Dit moet altijd in fases gebeuren.
Een waterlelie heeft minstens 5 uur zonlicht per dag nodig voor goede groei en uitbundige bloei.
Gebruikte delen:
In de geneeskunde is de waterlelie gekend als een waardevol harttonicum maar ook heeft het de eigenschap om de sensuele opwinding in te dijken, eertijds was het de wortelstok die tegen de zogenaamde zinnelijkheid werd aangewend. De slachtoffers ervan noemden de plant niet ten onrechte "plezierbederver»).
Eigenschappen:
Als harttonicum gebruik je de wortelstok die eveneens goed is om heelwat typische vrouwen- kwalen te verhelpen, zoals witte vloed. onregelmatige menstruatie, te pijnlijke maandstonden enz... Ook hier geen dosering of voorschrift. De waterlelie is een totaal beschermde plant in ons land. En de wet voorziet sankties als je je daaraan vergrijpt.
Vermeerderen :
Door middel van delen is de simpelste manier. Als de plant eenmaal te groot voor de vijver dreigt te worden dan haal je pot of mand op de kant en deelt de wortelkluit. Dan laat je hem voorzichtig weer in het water zakken.
Niet meteen te diep zetten, het is waarschijnlijk verstandiger hem steeds wat dieper te laten zakken met tijd ertussen om de plant te laten wennen.
De plant zaait zich normaal gesproken zelf onder water uit.
Soorten :
Het Waterlelie geslacht kent meer dan 50 soorten, winterharde en minder winterharde overblijvende bloeiende en soms heerlijk geurende waterplanten met een groot zelfreinigend vermogen. Er zijn soorten die geuren, er zijn er die 's nachts bloeien, soorten die tijdens de bloei van kleur veranderen maar de meeste bloemen gaan 's morgens open en 's avonds weer dicht. Veel tropische soorten moeten uiteraard in onze streken binnen overwinteren bij een temperatuur van boven de 10 graden. Een waterlelie wordt ook wel Lotus genoemd.
Weetjes :
-Ze groeien altijd in een modderige bodem en prefereren allemaal een rustig wateropppervlak, helder water en zon.
-Ze zien er ondanks de modder zelf altijd maagdelijk schoon uit.
-Een klein aantal wordt gecultiveerd met als doel steeds kleinere soorten te krijgen, die geschikt zijn voor vijvers. Hierdoor zijn inmiddels vele dwergvormen ontstaan.
-Mensen worden al eeuwenlang geboeid door de buitengewone schoonheid van bloeiende Waterlelies in de kleuren: wit, geel, roze, rood, blauw, paars en zelfs koperkleurig.
-In de meeste Europese landen komt de Waterlelie steeds minder in het wild voor vanwege de toenemende watervervuiling.
-In een aantal landen heeft men de Waterlelie beschermd verklaard.
-De Witte Waterlelie is redelijk bestand tegen watervervuiling en laat zich net als de meeste anderen goed combineren met bv. Gele Plomp.
-Wel trekt een waterlelie altijd veel vliegen, bijen en andere insecten aan die helaas de bloem vaak aanvreten.
-Ook kan een waterlelie behoorlijk gaan woekeren. Bij aankoop van Waterlelie is het dan ook erg belangrijk op te letten of de soort werkelijk geschikt is voor de maat van uw vijver.
Mooi:
Een vijver bij 'n stralende zomerdag vol met waterlelies tussen de vettig uitziende bladeren die rusten op de stille waterspiegel, alleen het drukke nerveuze volkje van libellen, waterjuffers en andere insekten (is er om die roerloosheid te 'onderstrepen. Het moet reeds een kikker zijn die dat verstilde beeld kan doorbreken en waterringen nalaat na zijn duik in het nat. Hoeveel dichters en dromers zijn niet ontroerd geweest bij een zulke aanblik.
Het meest feestelijke kader is wel een poel of vijver die niet omgeven is door een park totaal gerealizeerd door de mens, neen, ergens verloren in de wilde natuur een waterpartij aan zijn lot overgelaten.
De blanke waterlelie blijft nog steeds de mooiste vorm. De gele, roze, paarse en andere varianten doen me steeds denken aan kunstmatig gekleurde kuikens rond Pasen, die meer als blikvanger dienen dan als nieuw leven. Dit wil niet zeggen dat je ze uit uw tuinvijvertje moet halen. Andere kleurvormen zijn váak ook de pygmeewaterlelies. die juist in een klein en ondiep vijvertje kunnen gedijen, de andere zou gewoon aan plaatsgebrek ten onder gaan.
Wanneer je een bloèm bekijkt dan zie je een biezonder verschijnsel, namelijk: de stuifmeeldraden gaan stilàan over in kroonbladeren en dit heel geleidelijk.
Héél centraal zijn ze gaaf en niet misvormd, maar meer naar de buitenzijde toe van de bloem zullen de steeltjes breder worden en witter.
Stilaan komt, als je de bloem nog meer naar de buitenzijde toe bekijkt, het kroonbladmodel onder gele helmknop vandaan, om dan verder te gaan overheersen, tot een geel streepje op het kroonblad verraad wat meer centraal overheerste, tot slot zuiver witte bloembladen.
Men noemt dit zeldzaam verschijnsel: metamorfose.
Heel biezonder is ook de plaats van de huidmondjes op het blad: die staan aan de bovenzijde in plaats van onderaan. Logisch in feite want hoe zou deze plant anders het overtollige water kunnen doen verdampen!
Ze gedijen goed in bosrijke streken, verlangen een voedzame, doorlatende, niet te zware grond
zonnig, halfschaduw .Lichte grond, rotstuin. Ook in potten en bloembakken.
Voorkeur voor kalkrijke grond.
Kenmerken:
De vaste planten vormen een tapijt van frisgroene blaadjes, de bloemen staan op hoge stelen en bloeien in april/mei.
Ze vormen dichte zoden en als de pollen in het midden lelijk worden moeten ze gescheurd en verplant worden, het lelijk geworden deel mag dan weg.
bloemen :
Bloemen op lange, soms roodbruin gekleurde stengels .Witte bloemen
Planten :
Zoals voor de meeste vaste planten vormt maart voor Saxifraga's een ideale plantperiode. Houd tussen twee plantjes een afstand van 15 tot 20 cm. Wilt u speciale kleureffecten, dan kunt u stroken gele bloeiers afwisselen met rode en witte. Of stroken in verschillende rode tinten (karmijnrood, roze, steenrood, purper...). Wees niet ontgoocheld als het resultaat het eerste jaar nog niet is wat u ervan had verwacht. De meeste steenbreeksoorten worden mooier met de jaren en groeien aaneen tot een dicht tapijt. Na twee of drie jaar kunt u de plantjes trouwens scheuren om er gratis nieuwe te winnen.
Eigenschappen:
Ondankbare of lelijke plekken in de tuin kunt u misschien niet met de mantel der liefde bedekken maar wel perfect camoufleren met een laag tapijt van steenbreek (Saxifraga).
Vermeerderen :
Delen of splitsen van september tot december
Soorten :
Saxifraga sect. Ciliatae
Saxifraga sect. Cotylea
Saxifraga sect. Cymbalaria
Saxifraga sect. Gymnopera ('London Pride saxifrages')
Saxifraga sect. Heterisia
Saxifraga sect. Irregulares
Saxifraga sect. Ligulatae ('Silver saxifrages')
Saxifraga sect. Merkianae
Saxifraga sect. Mesogyne
Saxifraga sect. Micranthes
Saxifraga sect. Odontophyllae
Saxifraga sect. Porphyrion
Saxifraga sect. Saxifraga ('Mossy saxifrages')
Saxifraga sect. Trachyphyllum
Saxifraga sect. Xanthizoon
Weetjes :
Steenbreek (Saxifraga) is een geslacht met ongeveer 440 bekende soorten overblijvende planten. Het is daarmee het grootste geslacht in de steenbreekfamilie (Saxifragaceae), die naar dit geslacht genoemd is.
De botanische naam Saxifraga is afgeleid van de Latijnse woorden 'saxum' = 'steen' en 'frangere' = 'breken'. De Nederlandse naam is daarmee een letterlijke vertaling van de botanische naam. De naam van het geslacht gaat terug op Plinius de Oudere (quia saxa frangit = omdat hij de stenen breekt - iets wat niet juist is).
De meeste soorten Saxifraga worden gewoonlijk gerangschikt bij de rotsplanten, maar u hoeft helemaal geen rotstuin te hebben om maximaal voordeel uit deze weinig eisende bloeiers te halen. Ons interesseert hier de groep van de Saxifraga arendsii, ook wel mossteenbreek genoemd. In deze groep kunt u kiezen uit een groot aantal variëteiten met mooie bloemkleuren. Aanraders zijn zeker de steenrode Peter Pan, de karmijnrode Purple Robe, de gele Schwefelblüte en de witte Schneeteppich.
Deze Saxifraga's zijn vaste plantjes die niet hoger worden dan 20 cm. Uit een dicht rozet van frisgroene blaadjes groeien bloemstengels. Hun bloei start tegen het einde van april en duurt gemakkelijk tot in de zomer. De vrij dikke blaadjes hebben de vorm van een nier en lijken op vetplantjes. Ze blijven ook mooi wanneer de bloemen zijn verwelkt. Ze vormen dan een soort van mos-tapijt, dat in de winter bovendien gedeeltelijk groen blijft.
Ook als bodembedekker
Meiden voor alle werk en cache misères, zo zou je onze Saxifraga's arendsii nog kunnen noemen. Ze hebben zelfs geen moeite met de armste zandgrond of met beschaduwde plaatsen. Daarom kunt u ze goed gebruiken op lelijke of ondankbare plekken in de tuin. Bijvoorbeeld op schaduwplaatsen op het noorden, rond vuilnisbakken of rond een composthoop. Ze kunnen een stuk grond camoufleren waaronder keien of bouwafval zijn weggestoken. Of kleine perkjes vullen waar de begroeiing laag moet blijven.
Vaak worden de plantjes gebruikt om looppaden en borders af te bakenen, maar u moet zeker geen schrik hebben van grotere vlakken. Op taluds bijvoorbeeld, waar gras schraal blijft, zullen zij wel aanslaan. En bent u het beu dat mos altijd weer welig gaat tieren op een beschaduwd uiteinde van het gazon, dan kunt u dit stuk beter omspitten en vervangen door een tapijt van mossteenbreek. Om dezelfde reden kunnen onze plantjes dienen als bodembedekkers tussen struiken en bomen. In vochtige en beschaduwde grond zullen ze zelfs nog beter gedijen.
De wilde soort, die trouwens een beschermde plant is , de knolsteenbreek of saxifraga granulata L.
Heeft geneeskrachtige eigenschappen als eetlust-opwekkend, galdrijvend, samentrekkend,urinedrijvend.
Deze plant apprecieert een enigszins vochtige grond, die af en toe mag uitdrogen.
Kenmerken:
Salvia nemorosa behoort tot de familie van de lipbloemigen (Labiatae). Het is een keurig in pollen groeiende plant. De plant kan wel tot een meter hoog en een halve meter breed worden.
Een dankbare plant, al meer dan 100 jaar in cultuur. Zoals de tweede naam aangeeft, komt de plant uit de bossen en wel uit het zuidoosten van Europa en heel Klein-Azië.
bloemen :
De bloemen zijn tot 1 centimeter groot en bezitten kleine schutbladen onder de bloemkransen. Deze schutbladen zijn breed, hartvormig en hebben meestal dezelfde kleur als de bloem. De bloemen staan in lange schijnaren, maar eigenlijk zijn het bloemtrossen. De stengels zijn kort behaard en daaraan zitten de lange, smalle en kortgesteelde bladen. De eirond-lancetvormige bladen hebben een fijne karteling langs het blad.
De bloeiperiode is van juni tot en met juli.
Planten :
Salvia nemorosa, de bossalie, valt op door een gedrongen, bossige groeiwijze. De bloemen verschijnen in juni en juli. Hij kan ook in perken worden gebruikt. De diverse rassen zijn waardevolle vaste planten.
Eigenschappen:
Het is een volkomen vorstbestendige, overblijvende vaste plant.
geschikt voor gebruik in de vasteplanten border
geschikt voor groepsbeplantingen
deze plant is aantrekkelijk voor bijen (lokt bijen)
deze plant verlangt een kalkhoudende bodem (pH 6,5 of hoger)
deze plant vraagt of gedijt goed op vochthoudende gronden
Vermeerderen :
Na de bloei kunnen de uitgebloeide bloemtrossen worden uitgeknipt. In het najaar kunnen pollen worden gescheurd. Plant deze salie op een humusrijke, goed water doorlatende grond.
Nà de bloei de uitgebloeide stengels uitknippen om nieuwe bloei aan te moedigen.
Op en goede standplaats in de zon, kunnen de bollen jarenlang blijven staan.
Kenmerken:
Een fraai bloeiende soort die jammer genoeg lelijk blad heeft, waardoor hij best in combinatie met andere gewassen wordt geplant. Geschikt voor de border, rots- en heidetuin en voor verwildering.
Bloemen :
De lilaroze-rozeviolette bolvormige bloeiwijzen kunnen tot 15 cm in doorsnede bereiken op 1,20 tot 1,50 m lange stelen.
Planten :
Planten op een lichte, zandige plaats in het najaar.
Opgelet voor te natte gronden = rotting.
Planttijd :Najaar: eind september- eind november.
Als plantdiepte neem je twee keer de hoogte van de bol.
Plantdiepte: 15-20 cm
Hou rekening met de grootte van de bloemen en zet daarom de planten niet te dicht bij elkaar.
Gebruikte delen:
Een zeer forse sierui, de grootste van dit geslacht.
Heel mooi en imposant bolgewas voor bloemperken en boeketten
Eigenschappen:
De opvallende uiegeur die vrijkomt bij het afsnijden van de bloemstengel verdwijnt nadat de bloem enige tijd in het water heeft gestaan
Vermeerderen :
Vermeerderen door makkelijk door zaaien of broedbollen te nemen of door zaaien in oktober
Qua standplaats groeit deze op een zonnige of half beschaduwde plaats en stelt weinig eisen aan de bodem zodat bijna iedere tuingrond geschikt is.
Kenmerken:
Dit is een eenvoudige, bijna onopvallende bladverliezende sierstruik, doch heeft deze zoals iedere plant iets aparts in petto. De paarse tot lila roze bessen verschijnen onder de vorm van trossen, van september tot december. Dit geeft aan deze doorlevende plant een bijzonder aspect. De overvloedige bessen gaan pas echt opvallen nadat de bladval plaats heeft gehad.
Planten :
Méér planten bijeen geven meer bessen
Callicarpa is vrij sterk en winterhard en kan aangewend worden in de tuin als solitairplant of tussen natuurlijke schermaanplanting. Heeft een matige groei en kan gerekend worden tot de half grote heesters die kan uitgroeien tot meer dan 2 meter hoog. Opgepast: jonge planten kunnen bij zware vorst schade oplopen.
Gebruikte delen:
De bestakken voldoen zeer goed in een vaas (zonder water behouden ze hun kleur tot het voorjaar )
Eigenschappen:
Het blad is eivormig gepunt tot langwerpig en lichtgroen van kleur. In de herfst heeft deze een mooie herfstkleur en na de bladval manifesteert deze zich tot een attractie van veelvuldige bessen die nog lang aan de plant blijven zitten.
Snoeien beperkt zich tot het wegsnijden van oude takken, doch bevordert nieuwe takken en besvorming.
Vermeerderen :
Zaaien of zomerhielstek van éénjarige twijgen bij 18°C bodemtemperatuur
Bijzonderheden:dieprood, grote bloem, beste rode vorm
Grondsoort:alle, humeus, kalkrijk
Licht:half schaduw, zon
Groep:(sier)heesters
Gebruik:groepen/vakken, randen/hagen, tuinen
Hoogte:1.00-2.00 m
Vorm:opgaand
Bloeikleur/vorm:rood/bruin
Bloeitijd:mei, juni
Blad :bladverliezend
Standplaats:
Plant hem op een beschutte zonnige tot half beschaduwde plek, liefst op doorlatende vochtige grond
Kenmerken:
Weigela bloeit met opvallende, klokvormige bloemen. In mei - juni bloeien de meeste soorten en variëteiten van dit geslacht. Een enkele hybride bloeit tot ver in de nazomer. Deze sierheester neemt elke grondsoort voor lief. Het is daarom niet voor niets, dat er ontzettend veel hybriden van te koop zijn.
Weigela hybr. 'Abel Carrière' bloeit met grote bloemen
De soorten van het geslacht Weigela komen van oorsprong uit Korea, Japan en het noorden van China. Het geslacht behoort tot de kamperfoelieachtigen (Caprifoliaceae ) De struik zelf wordt, afhankelijk van de soort, zestig centimeter tot drie meter hoog. Weigela is bladverliezend en geheel winterhard.
bloemen :
Bloemen zijn er in de kleuren rood, roze en wit. Ze zijn klein- of grootbloemig.
De bloemen van Weigela geuren niet.
Planten :
Alle soorten en variëteiten van Weigela lenen zich om in een groep te worden geplant: in de border als achtergrond voor vaste planten, als randbeplanting en om er een losgroeiende haag mee te maken.
Snoeien :
Snoeien gebeurt vlak na de bloei. Knip de uitgebloeide takken weg tot op een gezonde knop of een uitloper. Bij oudere planten knipt men ook enkele van de oudste takken tot op de basis weg om nieuwe grondscheuten te stimuleren.
Weigela bloeit op hout van het voorgaande jaar. Ze reageren goed op snoeien. Direct nadat de struik is uitgebloeid, mag er worden gesnoeid. De uitgebloeide scheuten worden ingekort tot op een zijscheut, die doorgaans al onder de uitgebloeide bloemen is gegroeid. Om de struik jong te houden worden één of meer oudere scheuten bij de basis afgesnoeid. Zorg voor een evenwicht tussen jonge scheuten en bloeirijpe scheuten. Te lange jonge scheuten worden met de helft van hun lengte ingekort, ze zouden de vorm van de struik kunnen bederven.
Vermeerderen : Door hielstek in Juni-juli
Eigenschappen:
Weigelias zijn bladverliezend en kunnen oud worden.
Verder heeft de weigelia weinig onderhoud nodig en is zeker een aanwinst in elke tuin klein of groot.
Soorten :
Weigela florida 'Follis Purpureis' roze Groeit gedrongen. Tot 1,75 meter hoog. Blad purperkleurig.
Weigela florida 'Nana Variegata' lichtroze Blad heldergeel gerand. Tot 1,25 meter hoog.
Variëteiten met geel- of paarsachtig blad moeten anders worden gesnoeid. Van deze struiken wordt driekwart van alle scheuten weggeknipt, terwijl alle overige scheuten met driekwart van hun lengte worden ingekort. Wanneer de noodzaak aanwezig is om Weigela te verjongen (terug lopen van de bloei of omdat de struik te zeer is verwilderd), dan worden alle scheuten in het voorjaar voor de bloei bij de grond af weggesnoeid. Midden zomer wordt het aantal nieuwe scheuten gereduceerd, zodanig dat de struik een open vorm heeft. Staat Weigela u in de weg of is eens een andere plaats voor deze struik in de tuin aantrekkelijk, dan laat hij zich in het najaar gemakkelijk verplanten.
De verzorging is niet ingewikkeld. De plant heeft graag vijf tot zeven uur per dag zon.
In het voorjaar, in maart, wordt het afgestorven loof verwijderd en de grond rondom de plant losgemaakt. Daarbij kan de plant meteen worden bemest, bijvoorbeeld met gedroogde koemest. De plant heeft geen speciale eisen ten aanzien van de grondsoort maar heeft graag een voedselrijke bodem. Wanneer de plant na de bloei nog eens mest krijgt, zal dat de groei voor het seizoen daarna ten goede komen.
Kenmerken:
De Hemerocallis heet ook wel daglelie, omdat elke bloem slechts één dag bloeit. In de ochtend gaat de bloem open en de volgende dag is zij verwelkt. Gelukkig geeft een plant vele bloemen zodat je toch wekenlang plezier hebt van een daglelie
Bloemen verschijnen op kale stengels (scapes), die meestal tot 39" hoog boven een groep van structuur, lineair, mes-achtige bladeren.. Individuele bloemen open voor een dag
bloemen :
Hoewel de naam anders doet vermoeden, is de daglelie helemaal niet verwant aan de lelie. Je hoeft dan ook niet bang te zijn, dat het leliehaantje toeslaat.
Er zijn vroege, middelvroege en late bloeiers. De vroege Hemerocallis bloeit in juni, de middelvroege in juli en de late in augustus. Door slim aan te planten, kun je de hele zomer bloeiende daglelies hebben.
Het ziet er mooi uit, als je dagelijks de uitgebloeide bloemen verwijdert, maar noodzakelijk is dat niet. De bloeitijd wordt er in dit geval niet door verlengd.
Gebruikte delen:
De plant zou ook in de groentetuin mogen staan. De bloemen zijn namelijk eetbaar. Vooral de lichtgekleurde bloemen zijn fris en knapperig, als een pittige ice-bergsla. De donkerste bloemen zijn misschien iets te pittig. Wim Willemsen, de nationale collectiehouder van de Hemerocallis in Nederland, vult de bloemen met een mousse of puree die uitstekend samengaat met de smaak van de bloem, zoals een zalmmousse.
Eigenschappen:
Er bestaan duizenden cultivars van de Hemerocallis, in vele kleuren en met verschillende kleurencombinaties binnen één bloem. In vrijwel elke tuin en border kan de plant succesvol worden toegepast. De bonte bloemen vloeken niet met elkaar maar leveren een vrolijk geheel op. Ze laten zich dus goed met elkaar combineren!
Ziekten :
Het is in veel opzichten een ideale plant. Ziekten komen eigenlijk niet voor en de plant hoeft niet gesteund te worden. De enige belager is de Hemerocallis-galmug (contarinia quinquenotata), die eitjes legt in de bloemknop. Dit kun je zien, doordat de knop daardoor opzwelt. De aangetaste knop verwijder je en daardoor voorkom je dat de mug zich vermeerdert. Gooi de aangetaste bloemknoppen liever niet op de composthoop maar breng ze naar de GFT-bak om uitbreiding te voorkomen.
Sleutelbloem (Primula) is een geslacht van meer dan 500 soorten laaggroeiende planten uit de sleutelbloemfamilie (Primulaceae). Sommige soorten worden gekweekt vanwege hun decoratieve bloemen.
Overblijvende soorten bloeien in het voorjaar. De kleur van de bloemen varieert van paars, geel, rood en roze tot wit. De planten geven meestal de voorkeur aan gefilterd of gedempt zonlicht.
De botanische naam Primula is afgeleid van het woord primus (eerste), en geeft aan dat het als een van de eerste bloeiers in het voorjaar werd gezien.
In Nederland beheert Diergaarde Blijdorp namens de Stichting Nationale Plantencollectie een Primula-collectie.
Standplaats:
Het blad van deze primula is vlezig, felgroen met ietwat omgekrulde randen. Het zijn laagblijvende planten. Ze worden niet meer dan 15 centimeter hoog. Plant deze primula op een humusrijke of kleiige en kalkrijke grond, in de volle zon of halfschaduw.
Het is beslist geen plant voor een natte of blijvend vochtige grond, maar geef bij droogte veel water. Verwijder uitgebloeide bloemen regelmatig om ongewenst uitzaaien te voorkomen. Of laat zaaddozen ontstaan om het zaad te kunnen verzamelen. Hoewel ze bestand zijn tegen strenge vorst, is een lichte afdekking met blad aan te bevelen. In het najaar kan de plant worden gescheurd of gedeeld.
Larven van de taxuskever kunnen de wortels aanvreten, vooral bij planten in potten.
Kenmerken:
De naam Primula betekent niet voor niets eersteling. Vooral soorten van de groep polyanthus bloeien al heel vroeg. Wat in het voorjaar in stalletjes aan primula's wordt aangeboden, is de laag groeiende Primula polyanthus. Ze zijn er in wit, roze, Bordeauxrood, felgeel, licht- en donkerblauw. Aan een uitstalling van al die felle kleuren kun je eigenlijk niet voorbijgaan. De meeste mensen kopen zo'n primula voor in de vensterbank. Het geeft het frisse voorjaarsgevoel aan je woonkamer.
Zaaien :
zaaiperiode: half april tot en met juli
zaaiplaats: koude kas
zaaitemperatuur: 15 °C
Boven de 20°C wordt de kiemkracht afgeremd.
Zaden niet afdekken met grond (lichtkiemer), enkel lichtjes aandrukken.
VERSPENEN: periode: 5 - 6 weken na het zaaien
plaats: koude kas
in perspot (3 x 3cm)
ZORGEN: goed schermen, lage temperatuur, hoge luchtvochtigheid
Gebruikte delen:
De gewone sleutelbloem (Primula veris), de stengelloze sleutelbloem (Primula vulgaris) en de slanke sleutelbloem (Primula vulgaris) kunnen gebruikt worden in slaatjes, in pannenkoeken- en cakebeslag en in jam. Hiervoor zijn alle bovengrondse delen van de plant geschikt. De bloempjes hebben een anijsachtige smaak. Vroeger werd dit veel op de Veluwe gedaan en in Vlaanderen, vandaar de oude Vlaamse namen koekenbloem, pannenkoekenbloem en bakbloem voor deze plant. Deze drie soorten zijn in Nederland echter wettelijk beschermd en staan in Vlaanderen op de rode lijst, waardoor planten voor dit doel niet uit het wild mogen worden gehaald.
Werkzame bestanddelen:
Primula's bevatten primine. Vooral wilde vormen van Primula obconica produceren in de harige bladeren zoveel primine, dat zelfs mensen die de plant niet aanraken maar in dezelfde ruimte aanwezig zijn, al irritatieverschijnselen kunnen vertonen. Er zijn echter cultivars van deze soort ontwikkeld, die minder primine bevatten.
Sleutelbloemcake en -brood
Sleutelbloemen kan je onder het deeg van je cake of je brood roeren. De bloemen hebben geen uitgesproken smaak, maar het deeg ziet er mooier uit.
Sleutelbloemsla
Binnenin het rozet van de groene blaadjes vind je een paar hele zachte. Die smaken heerlijk in de lentesla. Als die allemaal opgebruikt zijn, kan je ook de grotere blaadjes in de sla snipperen, samen met andere eetbare kruiden.
Sleutelbloemjam
Pluk sleutelbloemen (gewone sleutelbloem) in je tuin. Overgiet ze met kokend water en laat ze een nachtje staan. Doe de bloemen door een neteldoek en knijp ze goed uit. Aan elke liter vocht voeg je een 0,5 kg geleersuiker toe. Je kan best de instructies op de verpakking volgen.
Volgens Plinius de Oudere is de naam Euphorbia afgeleid van Euphorbos, een geneesheer van koning Juba II van Mauritanië. De Nederlandse naam wolfsmelk wijst op het melksap dat een belangrijk kenmerk van dit geslacht is. Het sap is vaak giftig, gevaarlijk voor huid en ogen, en de 'wolf' in de betekenis van 'duivel' werd gezien als de veroorzaker. De Engelse naam spurge geeft de reinigende (to purge - "louteren") werking aan van een aantal soorten, zoals kruisbladige wolfsmelk.
Standplaats:
De hoge en bossige Euphorbia characias ssp. wulfenii heeft bijna net zo'n lange naam als de duur van zijn bloei.
Euphorbia characiassubspecies wulfenii
De bladeren zijn afhangend smal lijnvormig en staan gekransd rondom de stengel. Het is wat je noemt een 'architectonische plant'. Elke stengel met bladeren en bloemen staat apart. Aan de tweejarige stengels komen het ene jaar grijsgroene bladeren en het jaar daarop komen daarbij de bloemen. Deze wolfsmelk wordt wel anderhalve meter hoog en één meter breed. Op een humusrijke grond groeit te plant het beste. Mooie combinaties zijn te maken met Ligularia, Epimedium en hoog groeiende Hosta-soorten.
In het najaar verkleuren het blad en de bloemen naar roestbruin-geel. Ook dan is deze wolfsmelk bijzonder
Kenmerken:
Naast het melksap is de bloeiwijze typerend voor het geslacht. De planten hebben schijnbloemen, cyathia genaamd (enkelvoud cyathium), die omgeven zijn door schutbladen (involucrum). Een cyathium bestaat uit een kopjesvormige bodem, gevormd door twee kelkbladen. Daarbinnen bevindt zich één vrouwelijke bloem, omringd door meerdere mannelijke bloemen die gereduceerd zijn tot één meeldraad. Een aantal honingklieren (gewoonlijk 4-5) omgeeft dit geheel. De vruchten zijn explosieve driekluizige kluisvruchten met één zaad per kluis.
Bloemen
Vanaf mei tot ver in oktober zijn de bloemen zichtbaar. Vroeg in de zomer staat deze wolfsmelk op z'n hoogtepunt van bloei. De lichtgele bloemen zitten geborgen in ronde kleine groene tuilen
Gebruikte delen:
Veel leden van het geslacht worden als sierplant gebruikt, zoals de kerstster of poinsettia. Sommige soorten worden als plaag gezien, bijvoorbeeld heksenmelk, die vanuit Europa geïntroduceerd is op de prairies van de Verenigde Staten. Ook worden actieve ingrediënten gebruikt voor medische doeleinden, zoals braak- en purgeermiddelen
Werkzame bestanddelen:
Giftigheid: zaden en melksap van alle delen bij inname, melksap bij aanraking
Vergiftigingsverschijnselen: braken, maag- en darmstoornissen, buikloop, stuipen bij inname en geëtste huid, blaren, oogbeschadiging bij aanraking
Soorten
In Nederland en België komen de volgende soorten voor:
Amandelwolfsmelk (Euphorbia amygdaloides)
Brede wolfsmelk (Euphorbia platyphyllos)
Cipreswolfsmelk (Euphorbia cyparissias)
Heksenmelk (Euphorbia esula)
Kleine wolfsmelk (Euphorbia exigua)
Kroontjeskruid (Euphorbia helioscopia)
Kruisbladige wolfsmelk (Euphorbia lathyris)
Moeraswolfsmelk (Euphorbia palustris)
Stijve wolfsmelk (Euphorbia stricta)
Tuinwolfsmelk (Euphorbia peplus)
Zandwolfsmelk (Euphorbia seguieriana)
Zeewolfsmelk (Euphorbia paralias)
Zoete wolfsmelk (Euphorbia dulcis - enkel in België)
In halfschaduw en schaduw groeit longkruid het beste. In de zon geplant, blijft het wortelblad klein en kwijnt de plant op den duur weg.
Kenmerken:
Longkruid heeft witte vlekken op het blad, die een extra dimensie aan de plant geven.
Het wordt ook wel vlekkenkruid of onzevrouwespin genoemd.
Het zijn uitstekende bodembedekkers, die zich langzaam uitbreiden door middel van wortelstokken.
bloemen :
Vroegbloeiend en rijkbloeiende planten, maart-mei afhankelijk van de soort .
Buisvormige bloemen. De bloemen zijn niet steeds kleurvast en kunnen verkleuren.
Longkruid bloeit in maart tot en met april met blauwe bloemen. De bloemen staan in eindstandige trossen op korte stelen. Aan de stelen zitten kleinere bladen dan aan het wortelrozet ontspringen. De bloemen verbloeien naar roze. Na de bloei worden de wortelbladeren groter en langer. * Knip de planten zo nodig na de bloei terug, zodat er nieuw blad ontstaat. En scheur ze om de drie tot vijf jaar om mooie gezonde planten te houden
Planten :
Als u vochtige grond in uw tuin hebt, dan zult u lang plezier hebben van deze plant. Op droge gronden kun je hem dus maar beter niet planten.
Werkzame bestanddelen:
Je zou door de naam vermoeden dat longkruid (Pulmonaria officinalis) een geneeskrachtige werking heeft. Dat is niet bewezen. Wel bevat het blad silica, dat de longen (Latijn: pulmo = long) meer elasticiteit geeft. Blad van longkruid vermengd met Lavas en smalbladige weegbree zou helpen tegen inwendige verslijmingen.
Eigenschappen:
Het blad krijgt z'n diepgroene kleur door weinig zonlicht en ook zijn de witte vlekken dan krachtiger van tint. De bladeren zijn zacht tot ruw behaard. Naarmate er meer zonlicht op de plant kan schijnen en hoe droger de groeiplaats, des te meer is de plant gevoelig voor meeldauw.
Algemeen :
Zeer decoratieve, rijkbloeiende planten die heel goed te
gebruiken zijn in de schaduw of aan de basis van
grote heesters. Ook als bodembedekker of als randplant
in een border in de halfschaduw of schaduw.
De planten zijn min of meer bladhoudend en zijn
daardoor jaarrond decoratief.
Als de planten last hebben van meeldauw kan u ze na
de bloei tot bij de grond afknippen. Ze zullen snel weer
nieuw blad aanmaken.
Er zijn veel hybriden ontwikkeld waarvan het bij
sommigen moeilijk te achterhalen is wie de ouders zijn.
Veel soorten lijken op elkaar.
De Nederlandse naam 'longkruid' dankt de plant aan het
feit dat men vroeger vond dat de bladeren op de
longen leken, waardoor men in de 'signatuurleer' hieruit
opmaakte dat deze plant ook kon helpen bij long-
ziektes. Dit is echter niet het geval.
Oude volksverhalen beweren dat de vlekken op de
bladeren veroorzaakt werden door de tranen van de
maagd Maria.
Het blad kan soms last hebben van meeldauw.
Dit kan je voorkomen door na de bloei de bloeistengels
en het aangetaste blad weg te knippen.
Soorten
Pulmonaria angustifolia (P.azurea) vormt met de
kruipende wortelstok makkelijk een tapijt. Ongevlekt
Voorjaarszonnebloem (Doronicum) is een geslacht uit de composietenfamilie (Asteraceae). In deze familie zijn bloemen sterk gereduceerd en klein en staan dicht bij elkaar in een bloemhoofdje. Dat bloemhoofdje wordt door velen aangezien voor een bloem, maar is feitelijk een hele verzameling kleine bloemetjes.
Standplaats:
-volle zon tot Halfschaduw.
-Groeit op vrijwel elke tuingrond.
-Voorzie 10-12 planten/m2
Voor een goede groei en vooral blijvend mooi groen blad zijn een licht beschaduwde plaats en voldoende vocht een absolute voorwaarde
Als de grond droog is en de lucht vochtig, kan het blad worden aangetast door echte meeldauw. Giet daarom niet op het blad tijdens het water geven.
Kenmerken:
De voorjaarszonnehoed, ook wel voorjaarszonnebloem of hartbladzonnebloem genoemd, wordt vooral aangeplant om zijn fraaie, heldergele straalbloemen
bloemen :
Gele bloemhoofdjes op een met klierharen bezette stengel.
Planten
Plant de voorjaarszonnehoed in een goed losgemaakte, humusrijke grond. Voeg daaraan een kleine hoeveelheid kalk toe.
Plant voorjaarszonnehoed op een onderlinge afstand van 30 centimeter.
Gebruikte delen:
-Alle delen van de plant zijn giftig.
-Als snijbloem op vaas is de plant maar kort houdbaar
Eigenschappen:
Doronicum pardalianches wordt zestig centimeter tot één meter hoog. Van eind april tot half juli is het hoogtepunt van de bloei. In de zomer komt er nog een enkele bloem tot bloei. Na de bloei worden de uitgebloeide bloemstengels afgeknipt. Voorjaarszonnehoed wordt vermeerderd door scheuren. Uitplanten kan direct na de bloei gebeuren of anders aan het einde van de zomer. Alleen Doronicum pardalianches leent zich voor verwildering.
Soorten :
Van de voorjaarszonnehoed (Doronicum) zijn drie soorten te koop:
In het Middellandse-Zeegebied is de granaatappel een kleine boom of grote struik en wordt daar tot vijf meter hoog. In ons klimaat wordt het een struik tot tweeëneenhalve meter hoog. De granaatappel is bij ons een kuipplant en moet in de late herfst in een koele kas of oranjerie overwinteren. Een granaatappel groeit langzaam en bloeit pas zes tot acht jaar na het planten.
Kenmerken:
De granaatappel is een van de lekkerste vruchten uit het oostelijke deel van het Middellandse-Zeegebied. Het is ook een van de oudst bekende vruchten. Koning Salomo zou een boomgaard bij zijn paleis hebben gehad vol met granaatappelbomen. Veel later noemden de Fransen hun vinding, de granaat, naar deze vrucht.
Bloemen :
Hoewel de vruchten in ons klimaat niet tot volle rijpheid zullen komen, is de struik meer dan de moeite waard. Al is het alleen maar om de decoratieve felrode bloemen, die in de zomer ontluiken. Daarna ontwikkelt zich de vrucht en ook die is het bekijken meer dan de moeite waard. De onderzijde van de bijna ronde vrucht wordt bekroond met een zeslippig kroontje
Vermeerderen :
De zaden kunnen in het voorjaar worden gezaaid. De bodemtemperatuur moet dan wel constant op een temperatuur van 15° - 20° C. worden gehouden. Een stek met hieltje kan in het najaar worden genomen, ook bij vegetatieve vermenigvuldiging moet een warme bodemtemperatuur worden aangehouden.
Planten :
Plant een granaatappel in een diepe kuip. De grond moet goed water doorlatend zijn. Vanaf de vroege lente tot aan het begin van de winter moet de struik één keer per twee weken vloeibare kamerplantenmest krijgen. Tijdens de rustperiode in de winter mag er geen vloeibare mest meer worden gegeven en wordt het watergeven beperkt tot één keer per maand. Een granaatappel groeit in de volle zon op een beschutte plaats.
Gebruikte delen:
De vrucht van de granaatappel is saprijk en bevat veel vitamine C. De smaak is zacht zoetzuur. Door indikken van het sap wordt grenadinesiroop verkregen. Een prima basis voor limonade of als dressing voor een toetje. De vrucht bevat heel veel bruinzwarte zaden en dat staat mensen nog wel eens tegen om de vrucht te consumeren.
Soorten :
Naast de gewone granaatappel (Punica granatum) is de variëteit Punica granatum 'Wonderful' in cultuur. Deze variëteit bloeit met oranjerode bloemen. Voor wie de gewone soort te groot wordt, is het dwergtype Punica granatum var. nana goed te gebruiken. Deze variant wordt 60 tot 90 centimeter hoog.
Werkzame bestanddelen:
Granaatappels zijn een bron van kalium en vitamine C, maar vooral van polyfenolen. Wetenschappelijk onderzoek toont aan dat het 3 à 4 maal meer polyfenolen bevat dan rode wijn, druivensap of groene thee
Mythologie en Bijbel
Een van de oude semitische symbolen betreft de granaatappel. Een granaatappel stond toen voor een leven in overvloed. In het Babylonische rijk werd de vrucht opgediend bij huwelijksfeesten en stond symbolisch voor liefde en vruchtbaarheid. Later zou de profeet Mohammed zijn zegen aan de vrucht hebben gegeven door te stellen, dat het eten van de vrucht haat en ijverzucht uitbant. Ook bij de Moren was de vrucht bekend. Wel tien variëteiten stonden te boek. Nog steeds is de granaatappel
Een granaatappel vormt een sierlijke vrucht met een mooie blos
het stadsembleem van Granada (Spanje). Door de eigenschap, dat - als een rijpe vrucht op de grond valt - de vele zaden alle kanten opschieten, noemden de Fransen de handgranaat naar deze vrucht. Ook het regiment, dat voor het eerst met dit dodelijke wapen werd uitgerust, werd naar de vrucht genoemd: de grenadiers.
Granaatappels staan symbool voor vruchtbaarheid vanwege hun vele zaden, maar ook voor de dood vanwege de rode kleur van het binnenste van de vrucht.
De Griekse godin Persephone werd gedwongen elk half jaar naar de Hades terug te keren omdat zij zes granaatappelzaden had gegeten.
In de Bijbel (Tenach of Oude Testament) wordt de granaatappel vaak genoemd. In het Hooglied worden bijvoorbeeld de wangen van de vrouw vergeleken met een granaatappel.
Geopende granaatappelDe eerste afbeeldingen van de granaatappelboom zijn gevonden op grafschilderingen van de Egyptenaren van 2500 voor Christus. De boom wordt al sinds de oudheid geprezen om zijn gezonde invloed en koninklijke uitstraling. Hij staat voor de vernieuwing van de natuur en is een symbolische weergave van de diversiteit en eenheid van het leven.
Toetanchamon kreeg in zijn graftombe granaatappels mee om de wedergeboorte te bevorderen.
De Egyptenaren dachten zelfs dat granaatappelsap een levenselixer was dat onsterfelijk maakte! In China is het een van de drie gezegende vruchten van het boeddhisme. De granaatappel wordt daar gezien als een vrucht met geconcentreerde levenskracht.
Als teken van rijkdom en vruchtbaarheid wordt de granaatappel ook gebruikt in de aankleding van de eerste tempel van Koning Salomo. Beide pilaren bij de ingang zouden zijn getooid met 2 rijen van granaatappels.
Ook verleiding is onlosmakelijk verbonden met deze vrucht. Er wordt zelfs gezegd dat de boom van de granaatappels dezelfde is als de boom des levens in het paradijs van Adam en Eva. Het zou de granaatappel zijn die tot de verbanning van Adam en Eva uit het paradijs heeft geleid.
Stokesia laevis is afkomstig uit Noord-Amerika en groeit met rozetten van smalle, ingesneden wortelbladeren. De op korenbloemen lijkende bloemen kunnen varieren in kleur van lilablauw tot witblauw. De bloemhoofdjes zijn opvallend en 8 tot 12 cm groot en lijken een beetje op asters en korenbloemen. Ze staan aan stengels die bovenaan iets behaard zijn.
Hoogte
35cm
Blad
Eirond tot langwerpig, gaafrandig
Bloei
lilablauwe lintbloemen en opvallende donkergroene omwindselbladeren.
Bloeitijd:
augustus-oktober
Standplaats
Volle zon - Goed doorlatende grond. Liefst kalkrijke grond Wintervocht vermijden. Bij strenge winters bescherming geven.
In de volle zon of halfschaduw op een vruchtbare en goed doorlatende bodem. Tijdens de zomerperioden voldoende water geven. Te natte voeten in de winter zijn funest.
Deze planten vragen een kalkrijke bodem en een warme standplaats (op het zuiden). Ideaal is om rondom de planten wat stenen of keitjes te leggen en in te graven om de zonnewarmte te absorberen.
Vermeerderen
in het voorjaar door zaaien (indien zaadvast), door scheuren of in het najaar door het nemen van wortelstekken
Soorten
'Alba': witte bloemen
'Klaus Jelitto': lavendelkleurige bloemen
'Purple Parasols': lilapaars
Combineren: Prima in de border te combineren met andere vaste planten zoals Anaphalis, Veronica incana en Calamintha.
Deze plant werd gevonden in de tweede helft van de achttiende eeuw, tijdens een expeditie waarover Louis Antoine de Bougainville, een beroemde Franse zeevaarder, de leiding had.
Herkomst.
We kennen rond de 15 soorten, afkomstig uit de tropen en subtropen van Zuid-Amerika, vooral uit Brazilië. Ze zijn in de eerste helft van de negentiende eeuw in Europa ingevoerd. Vooraf in de landen rond de Middellandse Zee tieren ze welig.
Beschrijving.
Heester- of kruitachtige, groenblijvend of bladverliezend, meest klimmend. In de vrije natuur tot 4 meter hoog. Bedoornde twijgen. Onaanzienlijke bloempjes, omgeven door opvallend gekleurde papierachtige schutbladen, die lang aan de plant blijven zitten.
Standplaats.
Geef ze 's zomers veel zon, licht en lucht, of ze nu in de kamer staan of buiten. Voor de winter geldt hetzelfde, met dien verstande dat u hem op een koele plaats zet, wat de bloei bevordert.
Verzorging.
De plant moet zijn rust doorbrengen bit 8 tot 10 gr. Bloemen worden op overjarig hout gevormd, vandaar dat u alleen direct na de bloei de plant in mag snoeien.
Water.
In de zomer rijkelijk gieten. In de winter, wanneer de plant vaak veel van zijn blad verliest, spaarzaam gieten. Past u wel op dat de potkluit niet geheel uitdroogt. Sproei vaak om bladval en indrogen van het hout te voorkomen. Er is nog een periode waarin u niet vaak mag gieten: als in de lente de nieuwe scheuten zo'n 30 cm lang zijn. Als u dan veel giet en voedt, houdt u de bloei tegen.
Voeding.
In de zomer wekelijks bijmesten met een oplossing van normale concentratie.
Verpotten.
Als de plant jong is ieder jaar, later om de twee tot drie jaar.
Vermeerdering.
Door stekken, wat jammer genoeg niet gemakkelijk is. Er is namelijk een zeer hoge bodem- temperatuur nodig, 30-35 °C. Gebruik stekpoeder en probeer dit klusje in het voorjaar rond te krijgen.
Ziekten.
Bladluis, spint, thrips en wolluis. Bladvergeling is het gevolg van ijzer- of stikstofgebrek.
Soorten .
Bougainvillea x buttiána
Hybride van Bougainvillea glábra en Bougainvillea peruviána. 'Mrs. Butt' met scharlaken schutbladen is het bekendst.
Bougainvillea glábra
Krachtige klimmer met bedoornde takken. Bloeit 's zomers met rozerode 'bloemen'. 'Sanderiana' groeit zwakker, bloeit al op jonge leeftijd zeer rijk. Bij 'Alexandra' is het schutblad helderder purperviolet, 'Variegata' heeft bont blad.
Bougainvillea spectábilis
Deze bedoornde klimmer groeit het sterkst. Donkergroen ellipsvormig blad. De wit tot crème buisvormige bloempjes worden ingesloten door 3 rood paarse schutbladen. Ook rassen in wit, geel-oranje, roze en rood, zoals de afgebeelde 'Orange Oueen'.
Begonia is een geslacht uit de begoniafamilie (Begoniaceae). Er zijn meer dan duizend soorten en Begonia is daarmee een van de omvangrijkste geslachten uit de plantenwereld.
Nederlandse naam :
Knolbegonia
Herkomst :
Van oorsprong komen begonia's uit vochtige, warme gebieden in een bosrijke omgeving. Er bestaan zowel eenjarige als overblijvende soorten, groenblijvende en bladverliezende soorten. Er zijn zelfs klimmende varianten.
Standplaats:
De meeste soorten gedijen het beste op een half beschaduwde plaats en een matig vochtige grond. De grond moet goed doorlatend zijn.Voor veel soorten werkt een zure of zandgrond positief.
Plant ze op een goed beschutte plaats in april in de volle grond.
Bijzonderheden :
Begonia's hebben vrouwelijke en mannelijke bloemen. De vrouwelijke bloemen zijn herkenbaar aan de driehoekige verdikking onder de bloemen (het vruchtbeginsel).
Grondsoort :
Denk er aan dat Begonia's een humusrijke, voedzame en vochthoudende grond wensen. Ze zijn minder geschikt voor winderige plaatsen, dit door de broze takken die te vlug breken
Bloeikleur/vorm:
De knolbegonia heeft een asymmetrische bladvorm, één bladkant is langer dan de andere. Bloemen van 7 tot 12 cm diameter ontstaan uit de bladoksels en de bloemstengels dragen mannelijke en vrouwelijke bloemen. Deze bloem is ideaal voor schaduwplaatsen waar andere gewassen niet goed tot hun recht komen.
Bloeitijd :
mei, juli, augustus, september, oktober
Hoogte:
25 30 cm
Vermeerderen:
De begonia is een knol die je zelf kunt overwinteren en in de lente opnieuw kunt planten. De bloeiperiode is bovendien erg lang. De bloei duurt de hele zomer tot het optreden van de eerste nachtvorst. Voor strenge vorst optreedt, moet je de knollen uit de grond halen. Bewaar ze vorstvrij op een droge plaats tot in de lente en plant ze dan opnieuw.
Planten:
Gewenste plantenafstand: 25-30 centimeter
In het voorjaar (februari-maart). Je plant de bollen met hun holle kant (ingedeukte kant) naar boven in potten of bakken op 15 à 20 cm van elkaar en bedekt ze met een dun laagje potgrond. Je houdt de bakken in een normaal verwarmde kamer/ruimte (16 à 18°C). Zodra er blaadjes zichtbaar zijn, plaats je de bakken in het licht. Een vensterbank is een uitstekende plaats. Vermijd in het begin echter te fel zonlicht. Als alle vorstgevaar geweken is, mag je de bakken buiten zetten op hun definitieve plaats.
Bemesten:
Begonia's verdragen direct zonlicht maar moeten op een zonnige standplaats zeer regelmatig gegoten worden. De beste standplaats bevindt zich in de halfschaduw buiten de wind. Begonia's verdragen geen droge grond en floreren het best indien je ze elke veertien dagen wat bijmest. Voeg hiervoor mestkorrels of vloeibare meststof toe aan het gietwater. Verwijder ook regelmatig de verwelkte bloemen; dat bevordert de vorming van nieuwe bloemen. Begonia's laten zich niet ontmoedigen door slecht weer. Ze bloeien bij elk weertype.
De naam
werd gegeven ter ere van Michel Bégon, een voormalig gouverneur van de Franse kolonie Haiti.
Deze begonia is afkomstig van Zuid-Amerika. De Begonia x tuberhybrida (of knolbegonia) is uit tal van kruisingen ontstaan in verschillende hybriden van hangbegonia (pendula), grootbloemige knolbegonia (grandiflora), kleinbloemige (multiflora) en de middelgrote (maxima multiflora). Hij is doorlevend maar niet volledig winterhard.
Onderhoud
De opkweek gebeurt uit `slapende knollen' die in maanden maart - april voorbereid worden voor planting. Dit gebeurd in huis (of serre) op een temperatuur van 16-18 °C. De knollen worden op een vochtige turf gezet met de holle kant naar boven, daar verschijnen de scheuten. Er wordt water gegeven volgens de ontwikkeling.
Als de ogen goed uitlopen en blad vormen; kan de begoniaknol worden geplant in openlucht in de maand mei.
Op het einde van het seizoen, na de eerste koude of vorst moeten de knollen uit de grond gehaald worden. Het blad van de begonia is dan gekraakt en sterft af. Droog de knullen op een vorstvrije (15°C) luchtige plaats (bvb turf) tot maart-april. Geef de planten in de zomer veelvuldig water.
Tips
Een rijke keuze in kleuren en vormen: wit, crème, roomgeel, geel, licht- roze, zalm, donkerroze, brons, zalmrood, oranje, koper, schariaken, vermiljoen, kers, karmijn, donkerrood, fuchsiaroze, en tweekleurige: wit en roze keel, abrikoos en witte keel, enz. Het vakmanschap van de begoniakwekers heeft geleid tot vele bloemvormen: cristata (gekamd), crispa (gekarteld), striata (gestreept), maculata en marmorata (gevlekt, gemarmerd), pendula flore pleno (hangbegonia met dubbele bloemen).
Als de planten in bloembakken (of potten) staan, kan men de 2 enkele bloemen die links en rechts van de grote gevulde bloem staan afnijpen. Hierdoor zal de plant meer sappen naar de grote bloem brengen.
Bij een zware grond kan je voor het planten deze best mengen met turf en wat oude verteerde stalmest.
Zorg er steeds voor dat de begonias tijdens de warmste middaguren niet in de volle zon staan. Volle zon kan op de bladeren branding veroorzaken! Net als het gieten in volle zon hetzelfde effect als zal hebben.
Druppels kunnen zelfs door de bladeren branden.
De bloemperkgrond kan je, bij wijze van wortelbescherming, na het planten met turf afdekken.
Als u begonias in een perk gaat planten, houdt dan de bladkant in uw richting, zo ziet een bloemperk er het mooist uit, ook tijdens de bloei.
Probeer knolbegonia's ook in huis (in een pot) op een héél lichte plaats te zetten. Ze zullen hoger worden en de nodige ondersteuning nodig hebben.
In een bloembak kan je best humusrijke grond voorzien: bijvoorbeeld een mengsel van bladgrond of standaardpotgrond, compost en turf (in een verhouding van 2/2/1).
Giet knolbegonias in een pot of bak 2 maal per maand met plantenmest.
Planten die verrottingsverschijnselen vertonen moeten weggeworpen worden.
SOORTEN BEGONIA'S
1. De rechtopstaande soorten: deze kunnen zowel gebruikt worden in de tuin, in borders, in bloempotten als in bakken.
We onderscheiden: A.de dubbelbloemige begonia's -Grandiflora's: ook grootbloemige begonia's genoemd. Ze hebben dikgevulde dubbele bloemen en zijn verkrijgbaar in wit, geel, roze, zalm, oranje, scharlaken en donkerrood. -De Fimbiata's: deze lijken erg op anjers en hebben een gebekte (gefriseerde) rand; -De Picotee: soorten met twee verschillende kleuren per bloem.
B. de kleinbloemige begonia's -Multiflora: ze hebben kleine bloemen die bijzonder talrijk zijn. De bloemen zijn enkelvoudig of gevuld. -Multiflora maxima: veelbloemige planten geschikt als bodembedekker. -Non-stop: deze worden gekenmerkt door een uitbundige en langdurige bloei. C.de enkelbloemige begonia's. -Crispa marginata: Die hebben bloemblaadjes met een golvende en gekroesde rand die contrasteert met de rest van de bloem. De planten zijn erg compact en de planten zijn enkelbloemig. -Bertini compacta: kortere plantjes met veel enkele bloei in drie opvallende kleuren: oranje, geel of wit.
2. De hangende soorten: deze zijn ideaal om in hangpotten of vazen te zetten en om vensterbanken te decoreren. men noemt ze ook de Pendula. Hierin onderscheiden we: A. De grootbloemige hangende begonia's (Pendula- Cascade): dit zijn hangbegonia's met grote afhangende bladeren en bloemen. Ze zijn ideaal voor hanging baskets. B. De gewone kleinbloemige Pendula : deze hebben dunnere stengels en zeer veel bloemen, ze zijn bovendien prijsvriendelijk.
Knolbegonia's vermeerderen
-Zaaien door kwekers -Ook door stekken of door scheuren van de knollen als er jonge scheuten zijn -In april stengelstek nemen in turfmolm en zand 1:1, bij 18-21 °C Na beworteling oppotten
-Tijdens het oppotten -De grote knollen scheuren,elk stuk met minstens één scheut -De wond doppen in houtskool of fungicidepoeder -In humusrijke grond plaatsen bij 18-21 °C -Niet te diep plaatsen -Regelmatig bemesten
-Bij de eerste vorst --de knollen uit de grond halen, --de scheuten afsnijden --de knollen zonder aarde bij 10-12 °C in droge turf voor de winter opslaan
Schade : -Bladaaltjes -Lapsnuitkever ( in knollen en wortels) -Mijten (begoniamijten)
Ziekten : -Grauwe schimmel -Meeldauw -Virusziekten (kringvlekken,ziekte op bladeren) -Voetrot
Deze plant is zeer geschikt voor tuinen met bomen en heesters. Verlangt een plekje in de zon of halfschaduw en een humusrijke bodem met weinig boomwortels in haar nabijheid. Zal het prima doen bij gefilterd licht door haar in de schaduw van bomen of heesters te plaatsen, maar ook op een zonnige plaats voldoet zij prima! Door haar opvallende glanzende bladeren is de plant tevens zeer geschikt als lage beplanting in een plantenbak. De geadviseerde plantafstand is 6 -10 planten per m2. Door het vormen van ondergrondse uitlopers, is de Pachysandra niet geschikt om te planten in folie of antiworteldoek.Verdraagt een temperatuur tot -30 gr. C
Onderhoud
De Pachysandra Green Sheen vraagt zeer weinig onderhoud, door haar compacte groeivorm.Wanneer de planten na een aantal jaren toch wat te lang worden, kunnen ze na de bloei tot ongeveer 5 cm boven de grond worden teruggesnoeid. Ook kan het noodzakelijk zijn om de randen van de beplanting met een spade af te steken.
Planten
Plant Pachysandra op een onderlinge afstand van tien tot vijftien centimeter. Na aanplant ervan is het nog een kale boel, maar na een jaar zijn de heesters zo vertakt dat sluiting van de beplanting zichtbaarEen egaal tapijt met Pachysandra en solitaire planten heeft de charme van eenvoud
begint te worden. Pachysandra onderdrukt na verloop van tijd onkruidgroei.
Bijkomstig, maar niet onbelangrijk is dat de grond eronder vrijwel niet uitdroogt
Bijzonderheden
ideaal voor dichte vakbeplanting en goed te combineren als bos(rand)plant met varens en hosta's. Wordt zo'n 20 cm breed.
Standplaats
zonnig halfschaduw schaduw
Grondsoort
normaal
Vochtbehoefte
droog,normaal
Gebruik
bodembedekker,groep,grote groep,onderbeplanting
Bloeikleur/vorm
wit, klein bloemen in eindstandige tuilen
Bloeitijd
maart-mei
Blad
leerachtig, eirond blad met gezaagde toppen, dat samengroept aan de toppen van korte stengels
Hoogte
10 - 15 cm
Vermeerderen
Pachysandra is goed te stekken. Snij er een stengel vanaf, doop die in groeistof en pot op. Na drie tot vier weken is de stengel beworteld en kan worden uitgeplant.
Bemesten
Standaard bemesting voor heesters en vaste planten voldoet over het algemeen prima! Volg de aanwijzingen op de verpakking.
Ziekten
De Pachysandra is vrijwel ongevoelig voor zieken en plagen.
cultivars
P. terminalis 'Green Carpet' heeft een glimmend groen blad, dat laag bij de grond blijft (10 cm). Ideaal voor grootschalige beplantingen.
De cultivar 'Variegata' heeft bonte bladeren met roomwit, grijsgroen en groen, en is erg decoratief in kleinere groepen, zo'n 10 tot 15 planten per m².
Pachysandra terminalis: hevig groeiende bodembedekker met donkere bladeren
Pachysandra 'Variegata': heeft witbonte bladeren, groeit minder sterk en is minder geschikt voor diepe schaduw.
Pachysandra 'Green Carpet': kleiner blad, blijft met zijn 10 cm ook lager en kan beter tegen de zon
Pachysandra 'Green Sheen': blinkend blad dat groener blijft op een zonnige standplaats.
Pachysandra terminalis 'Tundra': donkergroene en lage, bossige variëteit.
Pachysandra terminalis 'Variegata': de bladeren zijn voorzien van een witte rand.
hoi ik heb een vraag voor je hoop dat hier iets meer over weet ,mijn man was in de tuin aan het werken en daar hebben we een yucca flaccida palmlelie staan ,hij heeft zich geprikt aan het blad en meteen kreeg hij een tinteling door zijn vinger heen en zijn vinger is nu dik ,heb al van alles gezocht over deze plant maar kan niks verder vinden
Zowel op zwaar beschaduwde plaatsen als in de volle zon voelt maagdenpalm zich thuis. De krachtige bodembedekkende groeiwijze maakt dat er struiken en hooggroeiende andere planten in het tapijt kunnen worden geplant.
Maagdenpalm doet het op bijna elke tuingrond zolang die maar niet te droog is. Ze gedijen eveneens zowel in de schaduw, halfschaduw als in de volle zon. Hoe meer ze in de zon staan, hoe meer bloei je mag verwachten.
Kenmerken:
prima bodembedekker, groenblijvend
bloemen
Maagdenpalm bloeit met fel blauwachtige of witte bloemen, heeft een rijke en langdurige bloei - vanaf januari tot half mei.
Planten
Plant maagdenpalm op een onderlinge afstand van vijfendertig centimeter. De plant is geschikt voor humeuze en kleiige grond.
Gebruikte delen:
Alleen de bloemen van de maagdenpalm mag je gebruiken. De groene blaadjes bevatten te veel alkaloïden en zijn niet geschikt voor consumptie.
Maagdenpalm is er met groot en klein blad en dito bloem.
In België komt de plant algemeen voor. De bakermat van de twee soorten van maagdenpalm ligt in mediterrane streken. Als tuinplant is het een prima bodembedekkende plant met de eigenschappen van een woekeraar.
Maagdenpalm (Vinca) is groenblijvend. Wie een kleine tuin heeft en een keuze moet maken voor een bodembedekkende plant, kan beter voor maagdenpalm kiezen dan voor een klimopsoort (Hedera). Maagdenpalm is ook niet zo agressief voor struiken, bomen of andere planten als klimop.
Het blad van Vinca minor is driemaal zo klein als dat van Vinca major. De bloem van Vinca major is tweemaal zo groot als die van minor. Vinca major groeit met lange uitlopers, tot wel anderhalve meter lang, minor groeit bescheidener met uitlopers tot een halve meter.
Vinca major is er met klein en met groot blad
Maagdenpalm behoort als enige tot het geslacht van de maagdenpalmachtigen (Apocynaceae). Hoewel de plant meestal uitgestald wordt tussen vaste planten is het een heester.
Vinca major is een snel groeiende bodembedekker met grote bloemen
Inkorten van uitlopers wordt door maagdenpalm goed verdragen. Uitlopers wortelen zelf. Dit is de manier om aan nieuwe planten te komen.
Planten en struiken die goed in combinatie met Vinca kunnen groeien, zijn onder meer narcis, keizerskroon, Iris sibirica, Hosta, karmozijnbes, veldbies, kijkblad, salomonszegel, Primula vialii, Aucuba, Callicarpa, specerijstruik, hazelaar, Altheastruik, hortensia en Viburnum bodnantense.
Zorg ervoor dat rond solitairen of groepen planten bijtijds de grond wordt vrijgemaakt van maagdenpalm. Ook deze planten hebben water en voedingsstoffen nodig om te groeien en moeten daarin niet al te zeer worden gehinderd.
Variëteiten
Botanische naam Bijzonderheden
Vinca major Blad glimmend donkergroen
Vinca major 'Reticulata' Blad geelachtig geaderd
Vinca major 'Variegata' Blad roomwit gevlekt en gerand
Vinca major subspecies hirsuta Blad donkergroen. Opgaande groeiwijze. Bloem lichtviolet
Vinca minor Klein blad. Zeer winterhard
Vinca minor 'Argenteovariegata' Met geelwitte randen langs het blad. Lichtviolette bloem
Vinca minor 'Atropurpurea' Als de soort. Met donker purperviolette bloemen
Vinca minor 'Aureomarginata' Als de soort. Met goudgele rand langs het blad
Vinca minor 'Gertude Jekyll' Heldergroen blad. Bloemkleur wit
in Midden- en ZAlid- Europa, in koele, schaduwrijke bossen, heggen en struikgewas; tot 2000 m hoogte. Veel gekweekt.
Kenmerken: 1 tot 1.5 m. Struik;takkenzonderdorens, grijze, bij oude stronken aan reepjes gescheurde bast; grote, verspreid staande bladeren, van onderen zacht behaard, handvormig gelobd met 3-5 gezaagde lobben, gesteeld, 's winters afvallend;
bloemen geelgroen (april, mei), in hangende trossen, tweeslachtig, kelk groenachtig of bruinrood, twee maal zo groot als de kroon;
bessen in trossen, klein, rood, glanzend, met talrijke zaden; wortelstok met uitlopers. Geur zwak; smaak zurig.
Gebruikte delen: de bessen (juli-augustus).
Werkzame bestanddelen: appelzuur, citroenzuur, wijnsteenzuur, slijm, suikers, vitamine C.
Deze kleine struik zonder dorens en met zijn zachte grijze bast houdt van koele bossen, vooral in het Europese binnenland; hij komt ook in Zuid-Limburg wild voor. De rode besjes worden eind juni rijp, omstreeks de dag van de heilige Johannes, reden waarom men ze in Duitsland lohannisbeere noemt.
De geneeskrachtige eigenschappen, bekend sinds de 16de eeuw, zijn talrijk. De bessen zijn bloedzuiverend en afkoelend en mogen doorgaans wel worden gebruikt door diabetici, die geen vruchten met een hoog suikergehalte mogen eten.
In een stoof gedroogd zijn ze goed houdbaar en kunnen zo in de winter dienen als grondstof voor een lekkere thee die de spijsvertering bevordert.
Een minder gangbaar maar heerlijk gerecht dat dezelfde kwaliteiten heeft als het verse sap, is een gelei van de rauwe bessen. Men kan deze als volgt maken: de bessen met een vork afritsen en met zachte hand fijnstampen, want de pitjes moeten heel blijven; dan afzeven, het sap mengen met het dubbele gewicht aan suiker en in een pot doen. Na een dag sluit men deze hermetisch af; de gelei moet wel vrij snel worden opgemaakt, daar ze anders bederft.
De rode bes behoort tot de aalbes (Ribes rubrum). De witte bes behoort ook tot de aalbes, zodat er -behoudens de kleur van de bessen- eigenlijk geen verschil bestaat tussen rode en witte bessen.
Voor vervroeging worden rode bessen geteeld in kassen en in plastic tunnels. Hierdoor kan de aanvoer 3 tot 4 weken vervroegd worden ten opzichte van de vollegrondsteelt. De bessen van de vollegrondsteelt kunnen onder speciale geconditioneerde omstandigheden tot vier maanden lang bewaard worden, waardoor de afzet meer gespreid plaatsvindt.
De rijptijd in de volle grond is, afhankelijk van het ras, van eind juni tot eind augustus.
Losse struik en snoeien
Bessen houden van zon, maar zeker niet van een winderige of tochtplek. Halfschaduw kan nog net alhoewel de oogst dan wel minder wordt. Er gaat niets boven in de zon gerijpte vruchten. Aalbes kan worden geplant als los staande struik of op rij. De plantafstand tussen struiken bedraagt 1,5 m. Een- of tweejarig materiaal met 4 tot 6 scheuten is een goede uitgangspositie. Planten kan tot half maart, de voorkeur heeft half november.
Na het planten worden in de winter (behalve bij matige tot strenge vorst) de scheuten ingenomen tot een lengte van 25 cm. Snoei op een buitenoog. Aan het einde van het eerste jaar worden in de winter de scheuten gehalveerd. De volgende jaren is snoeien tot op een gewenste hoogte
Aalbes bloeit op sporen of tuiltjes
nodig. De bloemtrosjes en bessen groeien aan de zijscheutjes en gevormde tuiltjes. Aan de tuiltjes komen de meeste bessen. Tuiltjes of het vormen van sporen krijg je door eenjarige scheuten dicht bij het meerjarige hout af te snoeien. Dichtbij betekent hier: daar waar dicht bij het overjarige hout een concentratie van verscheidene knoppen bij elkaar staat. Knip de jonge scheut iets boven deze concentratie met knoppen af. Een stompje jong hout met knoppen aan het overjarige hout is dan het resultaat. Behalve dat uit de knoppen van het tuiltje het volgende jaar bloemen komen, groeit er ook weer een nieuwe scheut uit. Aan het einde van het seizoen wordt deze jonge scheut weer net zo behandeld: snoei gericht op de vorming van tuiltjes = sporen.
Op stam
Ook dat kan. Het is een leuk gezicht om aalbes(sen) in kuip te houden. Het is handig voor wie een balkon heeft of wie z'n siertuin wil verfraaien met los geplaatste kuipen. Je kunt aalbes op stam gekweekt kopen of zelf op leiden. Op stam gezette aalbes wordt geënt of gegriffeld op een onderstam van Ribes aureum of Ribes odoratum. Wil je het zelf proberen, dan moet een scheut aan een stok worden aangebonden. Heeft deze een hoogte van ca 1 m bereikt, snoei dan de top. De scheuten die vlak onder de top groeien, worden aangehouden; 4 - 5 stuks is genoeg. Alle zijscheuten op de stam worden 's zomers consequent op vier bladeren gesnoeid. In de winter wordt alles aan de stam weggesnoeid. De manier van snoeien van de topscheuten is verder gelijk aan die van een struik.
Snoeien en opbrengst
Snoeien beïnvloed de hoeveelheid bessen, de grootte van de bes(sen) en de regelmatigheid van oogsten. Bessen in haagvorm of in snoeren zijn niets anders dan struiken in een platte vorm. Let er bij wintersnoei op dat enkele nieuwe grondscheuten worden behouden. Die moeten later (oud) hout vervangen.
Ziekten en plagen Amerikaanse kruisbessenmeeldauw (Sphaerotheca mors-uvae). Op jonge scheuten en bessen een witte schimmellaag. Groei wordt geremd. Bij geringe aantasting toppen van de scheuten afknippen en verbranden. Te bestrijden met: Sulphon, Daconil 500 vloeibaar.
Bladluizen. Op aalbes komt met name bessenbloedblaarluis (Cryptomyzus ribes) voor. Ze veroorzaken rode, blaarachtige aantastingen op het blad. Honingdauw treedt op. Te bestrijden met: Primicarb, Fleur bladluis, AA Fleur vloeibaar, Spruzit.
Bladvalziekte (Drepanopeziza ribes). Ziekte wordt aangekondigd door bruine plekken op het blad gevolgd door voortijdige bladval. Gele bladeren. Te bestrijden met: Eupareen.
Bessenglasvlinder (Synanthedon tipuliformis). Bladeren verschrompelen, takken sterven af. Oorzaak: witte rupsen in het merg. Te bestrijden door: aangetaste takken weg te snoeien en te verbranden.
Bonte bessenvlinder (Abraxas glossulariata). Vraat door witte spanrupsen met zwarte vierkante vlekken, aan bladeren en knoppen. Aantasting voornamelijk in het voorjaar. Te bestrijden met: Bromofos, Fleur Rupsin, Spruzit.
Grauwe schimmel (Botrytis cinerea). Schimmelgroei op blad of vruchten. Langdurig vochtig zijn is de oorzaak. Te bestrijden met: Eupareen, Daconil 500 vloeibaar, Vital.
Groene appelwants (Ligus pabulinus). Grote en kleine gaten in groeitoppen. Te bestrijden met: Bromofos.
Kleine bessenluis (Aphis varians). Blad aan de toppen van de struik kroezen en de scheuten gaan krom groeien. Honingdauw.
Botanische naam : Erythrina crista-galli Nederlandse naam : Koraalstruik Herkomst : Argentinié Bijzonderheden : Vochtbehoefte : 's zomers rijkelijk Licht : zon Bloeikleur/vorm : rood/bruin Blad : halfwintergroen Vermeerdering : stekken Voedingsbehoeft : elke week Overwintering : temperatuur 4- 8 ø, donke
Standplaats: Een zandig-lemige grond die humeus is Hoewel de koraalstruik uit de tropen stamt, voldoet hij in ons klimaat uitstekend en dat niet alleen binnenshuis. Het beste is om de plant vanaf half mei tot eind september buiten te zetten. Hij verlangt een zonnige, beschutte en zo warm mogelijke Een balkon of beschut terras op het zuiden is ideaal. Van oktober tot april maakt de plant een echte rustperiode door: de bladeren vallen af en ook de meeste stengels verwelken geheel. Aangezien de rust volledig is, kan de koraalstruik 's winters vrijwel in het donker staan en het mag ook koel zijn: 5_10° C, vorst is echter dodelijk. Omdat de plant van nature zeer laat uitloopt moet u hem al vanaf maart warmer zetten.
Kenmerken: Karmijnrode, hanekamvormige bloemen die in lange trossen op het nieuwe hout bloeien. Mooie, lichtgroene, 3-tallige bladeren met puntige doornen Hou ouder de planten worden, hoe mooier ze zijn en hoe meer hij ook zal bloeien. Verbazend want hij vormt in een heel korte periode lange takken. De koraalstruik heeft daarom nogal wat ruimte nodig. Aan het eind van die takken zitten de opvallende koraalbloemen in trossen. Door het gewicht van de bloemen gaan de takken vlug doorhangen. Steunen is dan noodzakelijk.
Bloemen : In juli - augustus is het hoogtepunt van de bloei. De bloemen zijn wasachtig en fel koraalrood. De bloemen zijn rijk aan nectar en worden bezocht door insecten die meestal onder de carina kruipen en zo de bloemen bestuiven. De vrucht is een peulvrucht met kastanje-bruine en cilindrische zaden
Planten : Deze soort groeit voornamelijk in galerijbossen langs waterlopen en in moerassen en waterrijke gebieden. In stedelijke omgevingen wordt hij vaak aangeplant in parken omwille van zijn heldere rode bloemen Plant je hem in de volle grond dan moet dat tegen een heel warme muur. Bescherming van de wortelvoet tegen vorst is zeker geen overbodige luxe.
Gebruik : geschikt voor gebruik in potten, bakken of terraskuipen
Snoeien : Tijdens de bloeiperiode (in de zomermaanden) wordt er niet gesnoeid. Snoeien doen we wij het binnenhalen van de planten, net voor de vorst. Dit is eind oktober-begin november. De bladeren zullen dan verwelken, het moment om de snoeischaar erin te zetten. We snijden de plant dan terug tot tegen de grond. Na het binnenhalen en de snoeibeurt plaatsen we de koraalstruik met een opgedroogde potkluit op een koele en donkere overwinteringsplaats.
Eigenschappen: Erythrina crista-galli is een kleine boom, de omtrek van de stam gaat ongeveer tot 50 cm. Normaal gesproken groeit hij 5-8 m hoog De boom bloeit in de zomer, van oktober tot april in Zuid-Amerika en van april tot oktober in het noordelijk halfrond.
Vermeerderen : ze laat zich uit zaad of door stek vermeerderen; neem daarvoor in het voorjaar ongeveer 10 cm lange jonge scheuten met een hieltje en laat deze bij een bodemtemperatuur van ca. 25 graden wortelen. De koraalstruik kan uit zaad worden opgekweekt. Het nadeel van deze vermeerderingsmethode is dat zaad nauwelijks verkrijgbaar is, dat het jaren duurt voordat de planten bloeien en dat de bloei van zaailingen niet geweldig is. Beter is het om te stekken en dat doet u in april/mei wanneer zich jonge scheuten vormen. Onder plastic of glas zal kopstek bij een temperatuur van 20-25° C na ongeveer 14 dagen wortels vormen.
Stekken gaat uitstekend. De beworteling verloopt gemakkelijk, vooral wanneer u de jonge scheut van de stam scheurt
Door zaaien, stekken van half-rijp hout of nieuwe groei.
Zaaien:
week de zaden 24h
zaai in lichte zaaimix, eventueel gemengd met perliet en zand, op 2 cm diepte
bevochtig en verpak in een plastieken zak om verdamping tegen te gaan
plaats op een warme, zonnige plek tot de zaden kiemen
verpot de zaailingen wanneer ze groot genoeg zijn om ze te hanteren
Stekken van nieuwe groei:
neem zacht hout of houtstekken in het voorjaar door juist onder een bladknop te snijden, de stek moet 10-15 cm lang zijn
verwijder de onderste bladeren en plant de stek in steriele compost of vermiculiet
verpak de pot in een plastieken zak om verdamping tegen te gaan
maak een paar gaatjes in de zak voor luchtcirculatie
zet de pot op een lichte plaats tot nieuwe groei zichtbaar is
Stekken van half-rijp hout:
snij stekken van half-rijpe houtachtige takken tijdens de late zomer of vroege herfst, net onder een bladknop, met een lengte van 4-6 cm
verwijder de onderste bladeren, laat 4 bladeren staan
plant de stekken in steriele potgrond vermengd met 50% perliet of scherp zand voor de drainage
plaats de potten op een warme, lichte plek
houd de compost gelijkmatig vochtig
Soorten : Erythrina crista-galli var. hasskarlii Erythrina crista-galli var. Leucochlora
Ongeveer 15O soorten, meestal grote bomen, soms struiken, komen in de tropen en subtropen voor. De vuurrode E. caifra, de kaffirboom, groeit algemeen in Z.-Afrika. Uit Z.-Amerika stamt de hier beschreven en meest bekende soort: E. crista-galli die in 1633 via Italië in Europa in cultuur is gekomen.
Weetjes :
Erythrina crista-galli is een soort koraalboom (Erythrina), een bloeiende plant uit de vlinderbloemenfamilie (Fabaceae). Erythrina crista-galli komt van nature voor in Argentinië, Uruguay, Brazilië en Paraguay. De soort wordt op grote schaal aangeplant als straat- en tuinboom in Californië (V.S.). Hij staat onder diverse namen bekend in Zuid-Amerika, zoals ceibo, seibo (Spaans), corticeira (Portugees) en bucaré. In het Engels wordt de boom de cockspur coral tree genoemd.
De bloem van de boom is de nationale bloem van Argentinië (sinds 23 december 1942) en Uruguay
Afkomstig uit Brazilië waar de plant wordt bestoven door kolibries.
Al reeds in 1633 werd hij in Italië als kuipplant gehouden. 100 Jaar later kwam hij ook in België, Nederland en Duitsland terecht. Het is één van de prachtigste kuipplanten die ook qua verzorging geen problemen oplevert
De koraalstruik is een zeer fraaie, typische kuipplant en nog redelijk gemakkelijk te verzorgen ook. Toch wordt deze uit de tropen stammende heester veel minder aan-
geboden dan de veel lastigere oleander. In ons klimaat kan de struik tot ongeveer 150 cm hoog worden en bij een goede verzorging kunt u er vele jaren plezier van hebben. Oude struiken vormen op den duur een dikke, korte stam waaruit zich ieder voorjaar talloze nieuwe scheuten ontwikkelen. Jonge planten zien er de eerste jaren wat spichtig uit met naar verhouding lange twijgen.
Ziekten Omdat de koraalstruik ieder jaar weer opnieuw uitloopt, doen zich weinig problemen voor. Bloeit de plant niet, dan kan dit veroorzaakt worden door o.a. een slechte zomer, te weinig voeding e.d. Aantasting door bladluis en witte vlieg kan bovendien worden voorkomen door afspuiten met een flinke waterstraal (enkele malen herhalen!). Gewasbeschermingsprodukten werken ook goed.
De koraalstruik behoort tot de vlinderbloemenfamilie (Leguminosae, tegenwoordig Fabaceae).
Verzorging Gedurende de gehele zomer, wanneer de struik groeit en bloeit, moet u vrij veel en ook regelmatig water geven. Op zeer warme dagen en zeker wanneer de plant op een tegel/stenen terras staat, zal twee maal dagelijks gieten nodig zijn. Wekelijks bemesten is zeker gewenst, maar u stopt daar begin augustus mee. Tegen de herfst geeft u steeds minder water en vanaf oktober laat u de potgrond geheel uitdrogen. Pas wanneer de planten in het voorjaar op een warme plaats staan (15° C) en beginnen uit te lopen, mag u weer water geven. Maar voordien is de plant in nieuwe grond gezet: jonge planten jaarlijks, oudere planten om de drie jaar. U komt dan tot de ontdekking dat zich knollen aan de wortels hebben gevormd.
Voorzichtig dus tijdens het verpotten, maar het is ook mogelijk de plant te scheuren.
Normale potgrond gebruiken, aangevuld met bladgrond of oude mest en 1/3 klei of leem.
Wanneer u uitgebloeide scheuten afknipt, komt dit niet alleen de bloei maar ook de ontwikkeling van de plant ten goede. Planten die tegen de winter worden 'op-geborgen', worden ongeveer 10 cm boven de grond afgeknipt.
Tip Het is nauwelijks te geloven, maar een koraalstruik kan vele jaren oud worden. En naarmate de plant ouder wordt, zal hij rijker bloeien. Uiteraard moet de verzorging optimaal zijn: mest, water en tijdig verpotten.