OM HET ZOEKEN IN DEZE PLANTENDATABASE MAKKELIJK TE MAKEN
DRUK CTRL-F EN VUL IN HET KADERKE
HET GEWENSTE WOORD IN BV."HULST"
EN ALLE VERWANTE TEKSTEN MET HET WOORD "HULST" IN VERSCHIJNEN.
WEL BLIJVEN KLIKKEN TOT U HET GEWENSTE ARTIKEL GEVONDEN HEBT
------------------------------
HOE MEER REAKTIES ER KOMEN HOE MEER DE SITE WORD UITGEBREID
Botanische
naam : Ixiolirion tataricum Nederlandse
naam :
Bergamaryllis Herkomst
: Centraal-Azie, Kaukasus Bijzonderheden
: tussen bodembedekkers, kromme steel Grondsoort
: alle, humeus Vochtbehoefte
: normaal Licht
: zon Wind
: gevoelig Groep
: bol Gebruik
: verwildering, snijbloem Hoogte
: 0.30-0.60 m Bloeikleur/vorm
: geurend, blauw Bloeitijd
: juni Plantdiepte
: 0.05-0.10 m
Standplaats:
Ixiolirion
is een mooie plant voor in de rotstuin. Hij houdt van zon en warmte
en een doorlatende, zandige grond. Men plant de bollen in de herfst
op een diepte van 10-15 cm, het liefst in kleine groepen. De bollen
moet men tegen vorst beschermen met een 10 cm dikke bladlaag. Bij een
zware grond of bij zeer natte zomers moet men de bollen na het
verwelken van de bladeren uitgraven en tot de herfst op een droge
plaats bewaren.
De
bloembollen gedijen het beste wanneer u ze op een zonnige en
beschutte plek plant. Zo beschermt u ze tegen regen en wind. Plant de
Ixiolirion bijvoorbeeld in de buurt van een muurtje. Hark in de
winter wat blad bij elkaar, op de plaatsen waar de Ixiolirion staat,
als extra bescherming tegen de vorst.
Kenmerken: Ixiolirion
is een weinig bekend, sierlijk exotisch aandoend bolgewas uit de
narcissenfamilie. Zijn natuurlijke verspreidingsgebied strekt zich
uit van Afghanistan via Iran tot in Turkije. De bollen zijn ongeveer
3 cm lang en hebben een lange hals. De bladeren zijn smal en
grasachtig. De donker- tot bleekblauwe, trechterbloemen zijn tot 4 cm
lang en zitten in schermachtige bloeiwijzen. Ze bloeien in mei en
juni.
Bloemen
: Tijdens
de lente verschijnen er prachtige blauwe bloemen aan de lange hals
van de Ixiolirion tataricum. De exotische trechtervormige bloemen
hebben een lengte van 4 - 5 cm, de mooie smalle bladeren hebben wat
weg van gras. De bloeiwijze is schermachtig en lijkt op de bloemen
van een Lelie. Een volwassen Ixiolirion kan 40-50 cm hoog worden.
Planten
: De
beste tijd om de Ixiolirion bollen te planten is tijdens de
herfstmaanden, vanaf eind september. Plant de bloembollen op een
diepte van 10 - 15 cm., het liefst in kleine groepen bij elkaar.
Houdt hierbij ongeveer een plantafstand van 10 cm.
Gebruik
: De
Ixiolirion tataricum heeft weinig verzorging nodig en verwildert
gemakkelijk. Dat betekent dat u de bloembollen na de bloei gewoon in
de grond kunt laten zitten. Ze zullen zichzelf vermeerderen en het
volgende jaar rijker bloeien. Om de plant eventueel een handje te
helpen met deze verwildering, kunt u het rijpe zaad verzamelen en
uitstrooien. Na verloop van tijd zullen ook op die plekken de
prachtige blauwe bloemen verschijnen.
Eigenschappen:
Standplaats
lichtbehoefte: zon deze
plant is vorstgevoelig geschikt
voor gebruik in de vasteplanten border geschikt
voor groepsbeplantingen deze
plant vraagt of gedijt goed op droge gronden
Vermeerderen
: Vermeerdering
is mogelijk door broedbollen en door zaaien. De bolletjes worden in
de herfst afgenomen. Het zaad verzamelen je meteen wanneer het rijp
is. Ixiolirion zaait zich soms ook zelf uit.
Weetjes
:
Het
natuurlijk verspreidingsgebied van de Ixiolirion strekt zicht uit van
Afghanistan via Iran tot in Turkije, waar ze in droge en koude
steppen groeit. Het is een exotisch aandoend bolgewasje uit de
narcissenfamilie (Amaryllidaceae). Het wordt ook wel Bergamaryllis
genoemd.
Ixiolirion
Tataricum heeft blauwe trechterbloemen en grasachtig blad.
Niet
volledig winterhard moet dit plantje in de winter beschermd worden
met een dikke bladlaag.
Staan
ze op natte grond is het beter om ze uit de grond te halen en
vorstvrij droog te bewaren.
Standplaats: -
Veel zon en warmte -
Een goed doorlatend substraat -
Weinig water geven Op
een zonnig plekje kan hij dan de hele zomer blijven staan. De
Plumeria vraagt zeer weinig aandacht. Zolang de grond goed
doorlaatbaar is en er weinig water wordt gegeven.
Bloemen
: De
bloemschermen zijn terminaal, 2- of 3-takkig, hangend. De
schutbladeren zijn meestal groot en vallen af voor de bloei. De
bloemen zijn geurend en wasachtig. De geur wordt s nachts
afgescheiden om nachtvlinders aan te trekken die instaan voor de
bestuiving. De kelk is klein en zonder klieren: hoewel de bloem een
parfum afscheidt heeft ze geen nectar. De corolla is wit, gelig,
roze, rood, roze of paars, smal buisvormig en behaard aan de
binnenkant. De bloembladeren overlappen mekaar naar links. De
meeldraden bevinden zich op of dicht bij de basis van de bloemkroon,
De
vrucht is langwerpig, tot 30 cm lang, en giftig! De zaden zijn
talrijk, vlak met een vliezige vleugel.
Planten
: Goed
gedraineerde teelaarde. De pot moet vrij groot zijn omwille van het
omvangrijk wortelsysteem
Werkzame
bestanddelen: Het
zijn ook rubberplanten die een wit, melkachtig en irriterend sap
afscheiden. Dit sap is sterk irriterend voor de ogen en de huid, let
dus goed op bij het manipuleren van de plant en wees voorzichtig met
kinderen en kleine huisdieren.
Eigenschappen:
De
plant gaat in het najaar in zijn rustperiode en verliest zijn blad.
Nu kan de plant naar binnen en op een koel plekje overwinteren (dit
mag ook een donker plekje zijn). Als
het maar vorstvrij is. Het
belangrijkste is dat de Plumeria in de winter heel weinig water
krijgt. Net genoeg water, om de kluit niet geheel te laten uitdrogen.
Vermeerderen
: Zaai
en stek De
zaailingen van Plumeria hebben nooit dezelfde eigenschappen als de
moederplant. Er
zijn daarom ook honderden variëteiten bekend over de hele wereld. Wanneer
je een zaailing opkweekt, heb je eigenlijk al een nieuwe soort.
Stekhandleiding: in
april neem
stekken van 15-20 cm, onder een knop ontdoe
de stekken van de onderste bladeren stop
het uitlopen van het sap door de wonde van de stekken in koud water
te dompelen laat
de stekken een paar dagen uitdrogen dompel
de stekken in stekhormoon (facultatief maar versnelt de beworteling) plant
in kleine potten gevuld met een vochtig mengsel van turf en zand verpak
de pot in een plastieken zak of plaats hem in een miniserre en sluit
af om verdamping tegen te gaan plaats
in halfschaduw 21-27
°C wanneer
de groei herneemt, verlucht progressief het
eerste jaar zijn de stekken kwetsbaar: verpot ze niet
Soorten
: Volgens
de Flora of China bestaat het geslacht uit zeven soorten die
voorkomen in tropisch Amerika. Een
aantal soorten worden toegepast als sierplant. Ze staan ook wel
bekend als 'frangipani'.
Weetjes
:
Plumeria
(Frangipani, Klanghout) is vernoemd naar de 17e eeuwse Franse
botanicus: Charles Plumier Het
is een boom, behorende tot de familie van de Apocynaceae die veel
voorkomt in Tropische gebieden, zoals Zuid-Amerika, Hawaii, Azië,
Afrika en Australië.
In
deze landen wordt de plant gehouden voor zijn zoet ruikende bloemen,
maar ook voor de schoonheid van de bloemen; de lei in Hawaii. Hij
groeit in deze warme gebieden ook uit tot een forse boom.
De
zaden van Plumeria Groeien en rijpen als een soort peulen aan de
moederplant. Als
deze zaden rijp zijn, springt de peul open en worden de meeste zaden
door de wind verspreid. De
zaden vallen draaiend ("helikopter") Met het zwaarste deel
naar beneden. Een
aantal zaden zal met de zwaarste kant met de punt in de grond terecht
komen. Als
de omstandigheden nu juist zijn zal het zaad ontkiemen.
De
zaden van de Plumeria rijpen eigenlijk alleen in warme gebieden. Er
is veel zon voor nodig om de zaden te ontwikkelen en de zaadhoes te
laten "drogen" Als
de zaadhoes rijp is zal hij openspringen om de zaden te verspreiden.
Water: Geef
overvloedig water tijdens het groeiseizoen maar laat het substraat
uitdrogen tussen twee gietbeurten. Geef spaarzaam water in de winter. De
plant verdraagt droogte maar verliest dan tijdelijk zijn bladeren.
Hij verdraagt geen stagnerend water onderaan in de pot, breng dan ook
liefst een drainagelaag aan.
Mest: Bemest
met een mest die rijk is aan fosfor (P), bvb. een tomatenmeststof.
Elke 2 weken in de lente, maandelijks in de zomer en niets in de
winter.
Temperatuur: Overwinter
de plant bij minimum 10 °C.
In
de Pacifische eilanden worden de bloemen gebruikt voor het maken van
lei of bloemenhalssnoeren, in de modernen Polynesische cultuur wordt
de bloem door vrouwen aan het linkeroor gedragen om aan te toen dat
zij reeds in een relatie zijn en over het rechteroor om te tonen dat
zij beschikbaar zijn. In verschillende Aziatische culturen is de boom
of bloem verweven met traditie en bijgeloof.
Botanische
naam : Phuopsis stylosa Nederlandse
naam : Perzische
kruisjesplant Herkomst
: Kaukasus, Iran Bijzonderheden
: snel groeiend Grondsoort
: alle, humeus Vochtbehoefte
: normaal Licht
: half schaduw, zon Gebruik
: bodembedekker, borders Hoogte
: 0.20-0.40 m Bloeikleur/vorm
: roze Bloeitijd
: juni, juli, augustus, september Blad
: groen
Standplaats:
licht
: zon half schaduw bodem
: neutraal Phuopsis
stylosa bloeit in de periode juni-augustus en staat graag op een
zonnige plaats. De bodem dient goed waterdoorlatend te zijn. De
hoogte van Phuopsis stylosa bedraagt ongeveer 20-30 cm.
Kenmerken: Sterke
planten die het goed doen op muurtjes, tussen stenen ... waar het
voldoende nat en schaduwrijk is. Is
licht woekerend en verdraagt geen andere planten in zijn nabijheid. Phuopsis
stylosa of Perzische kruisjesplant, kan uitstekend als bodembedekker
gebruikt worden. Ook is de Perzische kruisjesplant geschikt om in de
voorrand van een border of langs het pad toegepast te worden.
Bloemen
: De
bloemen bloeien roze van juni tot september en worden 30cm hoog. Bloeitijd:juni,
juli, augustus
Planten
: In
de zon op een doorlatende kalkhoudende of normale tuingrond, niet te
rijk aan voedsel. Mits voldoende zon gedijt deze plant ook onder
bomen en struiken. De
geadviseerde plantafstand is 30 cm. (8-11 st. per m2.)
Snoeien:
In
het voorjaar kunt de Phuopsis stylosa het beste diep terugknippen ten
behoeve van een rijke bloei.
Eigenschappen:
Deze
plant verspreidt zich vlug op de grond, maar is niet wintergroen. Phuopsis
is een snelgroeiende bodembedekker met roze geurende bloempjes. Ze
lijken een beetje op lievevrouwbedstro maar dan in het roze. De
liggende stengels kunnen grote matten vormen. De kleine roospaarse
bloemen in bolvormige bloeiwijze , verschijnen de hele zomer door. De
vlinders zijn gek op deze leuke en langbloeiende tuinplant.
Hij
is door zijn wekenlange bloei met geurende bloemen een waardevolle
plant voor de voorzijde van een zonnige border
De
nederlandse naam is Perzische kruisjesplant, familie van de
Rubiaceae. De bloemkleur is roze en de bloeitijd is van ca. juni tot
en met augustus. De bladeren zijn groen en ongeveer 10 cm. hoog. De
volwassen hoogte van deze vaste plant is ca. 20 cm. Verdraagt een
temperatuur tot -20 gr. C. en blijft de gehele winter groen. Is
ruim verkrijgbaar.
Deze
plant is zeer geschikt voor vrij open tuinen met slechts een enkele
volwassen boom of heester. Verlangt een vrij zonnige plek met af en
toe wat schaduw van bomen of heesters. Bodemwensen heeft ze
nauwelijks. Ze doet het zelfs goed in voedselarme, vrij droge bodems,
waarin ook nog eens veel boomwortels voorkomen. Groeit bodembedekkend
en laat zich moeilijk combineren met andere planten.
Kenmerken
: In
China en Korea, landen waar Lagerstroemia algemeen in het wild
voorkomt en ook als sierplant wordt toegepast, noemt men de plant
'sering uit bet zuiden'. Een
Nederlandse naam is er helaas niet en dat is wel begrijpelijk, want
het is door zijn eigenschappen geen algemeen ingeburgerde plant. Lagerstroemia
is ongeveer 200 jaar geleden in West-Europa ingevoerd, maar tot nu
toe alleen maar bekend geweest in kwekerijen en op landgoederen e.d.
De laatste jaren wordt de plant meer als kamer-en balkonplant
gepropageerd. Kies
bij voorkeur de rode, oorspronkelijke soort, deze is sterk en bloeit
rijker dan de roze en witte vormen.
Standplaats
: Voor
een rijke bloei heeft Lagerstroemia veel licht, zelfs volop zon,
nodig en in de zomer een warme en beschutte plaats. Een betegeld
terras tegen een zuidmuur of een soortgelijke plaats op balkon of
dakterras is ideaal.
De
zomer kan hoogstens roet in het eten gooien. Merkwaardig genoeg
verdraagt de plant in de winter veel koude, zelfs enkele graden onder
nul. Dat betekent dat Lagerstroemia pas bij het begin van de
nachtvorst naar binnen verhuist. De struik laat alle bladeren vallen
en het grote voordeel daarvan is, dat u hem op een donkere plaats
kunt overwinteren. Het moet er koel zijn, bij temperaturen rond 5°
C. Aangezien
de plant voor de winterrust flink wordt gesnoeid, heeft hij ook niet
veel ruimte nodig. Vanaf
april warmer zetten en volop in het licht, zodat dejonge scheuten
zich goed kunnen ontwikkelen:
afharden!
Planten
:
1.Maak
een plantgat van 50 bij 50 cm . 2.Verrijk
de grond desnoods met wat zand en compost of turf. 3.Voeg
wat organische mest of bloemaarde toe. 4.Dompel
de wortelkluit van de Lagerstroemia 10 minuten onder in water. 5.Haal
de plant uit zijn pot. 6.Plaats
de Lagerstroemia in het plantgat en maak een heuveltje rond de stam.
Zo blijft het water niet staan rond de stam. Een steunpaal naast de
stam houdt de plant mooi recht. 7.Giet
de Lagerstroemia goed aan met 10 tot 20 liter water. 8.In
de eerste weken na aanplanting regelmatig water geven.
Soorten
: In
Duitsland wordt Lagerstroemia 'crêpe-mirte' genoemd en dat is wel
begrijpelijk, want de plant heeft iets van een mirte of granaatappel
met crêpepapier bloemen. Helaas, is het geen familie van een van
beide planten.
Wij
moeten de verwantschap zoeken bij het luciferplantjeen de
kattestaart, hij behoort namelijk tot de kattestaartfamilie
(Lythraceae). Ongeveer 30 soorten zijn inheems in de tropen en
subtropen in Azië, vooral in China en Korea. Als kuip- en kamerplant
wordt uitsluitend Lagerstroemia indica gekweekt.
De
rijkelijk bloeiende soorten Lagerstroemia Indica zijn goed op weg om
de harten van alle vaste plantenliefhebbers te veroveren. Nieuw
geënte soorten van de Lagerstroemia Indica groeien en bloeien
uitstekend in ons klimaat. Een lagerstroemia in volle zon biedt uw
tuin een blikvanger van formaat.
Lagerstroemia
'Hopi' | roze | decoratieve schors | tot 3 meter hoog |
ziekteresistent | winterhard | hybride
Lagerstroemia
'Acoma' | wit | tot 3,5 meter hoog | ziekteresistent | winterhard |
hybride
Lagerstroemia
'Tonto' | magenta rood | tot 3 meter hoog | ziekteresistent |
winterhard | hybride
Lagerstroemia
'Victoria' | rood |
Lagerstroemia
'Petit Red' | rood|
Lagerstroemia
'Houston' | watermeloen rood | hanger in hangpot
Lagerstroemia
'Cordon Blue' | mauve |
Verzorging
: Tijdens
bet overwinteren geeft u heel weinig water, maar uitdrogen moet u
voorkomen. Zodra de plant in het voorjaar warmer staat en gaat
uitlopen, moet de potgrond matig vochtig zijn en 's zomers zal soms
veel gieten nodig zijn. Vanaf
april tot september geeft u wekelijks mest. Iedere
twee jaar wordt Lagerstroemia in bet voorjaar in verse potgrond
gezet: normale potgrond, aangevuld met 20% klei of leem, eventueel
oude mest of gedroogde mest.
Vermeerderen
: --Zaaien
is mogelijk, maar geeft problemen. In de eerste plaats is er moeilijk
aan zaad te komen, in de tweede plaats moet spoedig na de oogst
gezaaid worden en tenslotte verloopt de kieming (bij 20-25° C)
traag.
--Veel
eenvoudiger is het om te stekken in voorjaar en zomer. Kopstek
wordt in een turf-zand-mengsel gestoken en afgedekt met glas of
plastic zodat de luchtvochtigheid hoog blijft. Bij een temperatuur
van ca. 22° C kunnen de stekken na twee weken beworteld zijn.
Ziekten
: --Soms
krijgt Lagerstroemia last van bladluis. Deze kunt u onder de douche
afspoelen of bij een grote plant met een flinke straal uit de
tuinslang, hoewel het koude water voor de plant minder goed is.
--Meeldauw
kan echt een probleem vormen; onder de soms vochtige
zomeromstandigheden kan deze schimmel massaal optreden. Zodra u de
witte schimmeluitslag bemerkt, is een behandeling gewenst. Door
meeldauw aangetaste bloemknoppen komen niet meer tot bloei. Daarom
direkt de nodige maatregelen treffen.
--Wanneer
de bloemknoppen tegen de herfst nog steeds niet open gaan, is dat
meestal het gevolg van een koele zomer, respectievelijk standplaats.
In een serre of kas heeft u dan meer succes!
In
het voorjaar de planten goed afharden alvorens ze buiten te zetten.
Tip
: --Wanneer
Lagerstroemia in het voorjaar begint uit te lopen, moet u voorzichtig
met de plant omgaan. Dejonge scheuten zijn erg breekbaar. --De
Lagerstroemia maakt van tuinieren een waar plezier. Vele mensen
kregen al groene vingers door het verbazend positieve resultaat dat
ze met de Lagerstroemia mochten ervaren. Het zijn gegeerde planten
die op veel waardering van de liefhebber kunnen rekenen. --Kies
de cultivar die bij u past, voor in de tuin of voor op het terras. --Zorg
voor droge voeten in de winter. --Zet
hem op het warmste en zonnige plekje van uw tuin of terras. --Snoeien
na de strengste vorst.
De
plant lijkt wel wat op een palmboompje (Buxus), maar de stengels zijn
slapper, de blaadjes groter en glanzend donkergroen. En de grote
verrassing is in de zomer de oranjekleurige, urnvormige bloemen die
in de bladoksels verschijnen. De bloei is niet altijd rijk, maar ook
zonder bloemen is het een fraaie plant.
Standplaats
Hypocyrta
is een plant voor een zeer lichte tot zonnige plaats. Tegen felle
middagzon in de zomer moet echter geschermd worden. Daarnaast doet de
plant het in de schaduw ook nog aardig goed, maar enige bloei van
betekenis moet u dan niet verwachten. Op een donkere plaats is het
een (overigens ook aardige) bladplant. Vanaf
begin juni kan Hypocyrta ook op een warme en beschutte plaats buiten
staan. Wilt
u de plant overhouden, dan moet u hem 's winters een rustperiode
geven bij een vrij lage temperatuur. Van
december tot februari zorgt u voor een temperatuur van 10-14° C,
maar tegelijkertijd wel volop in het licht zetten. Alleen dan is
opnieuw bloei te verwachten.
De
luchtvochtigheid hoeft niet hoog te zijn. Wel is het gunstig om 's
zomers op warme dagen de plant regelmatig te besproeien en dat geldt
ook voor het geval de atmosfeer 's winters te droog is. Tocht
wordt zeer slecht verdragen.
Vermeerderen
Hypocyrta
kan gezaaid worden maar zaad bemachtigen zal niet eenvoudig zijn. Zaaien
bij 20-25 C. Grote
oude exemplaren kunnen ook gedeeld worden, maar stekken is de meest
gebruikelijke vorm van vermeerderen. Dit kan de gehele zomer. U neemt
hiervoor kopstekjes van 6 tot 8 cm lengte die bij 20-25° C
gemakkelijk bewortelen. Wanneer
u enkele stekjes bij elkaar zet, ontstaat
snel een fraaie plant.
Soorten
Het
is nauwelijks te geloven, maar Hypocyrta behoort tot de
gloxiniafamilie (Gesneriaceae) en is dus nauw verwant aan Gloxinia,
Sinningia en het Kaaps viooltje (Saintpaulia). De
verwantschap met Aeschynanthus en Columnea is al wat duidelijker.
--Hypocyrta
glabra moet inmiddels Nematanthus gregarius genoemd worden. We
gebruiken hier echter nog de oude naam omdat deze ingeburgerd is en
nog niemand de nieuwe naam kent. 'Hypo'
betekent onder en 'kryptos' is krom hetgeen te maken heeft met de
vorm van de bloem; 'glabra' betekent glad en duidt op de glanzende
bladeren.
Verzorging
Voor
een goede verzorging is het belangrijk dat de potgrond de juiste
vochtigheid heeft. De aarde moet 's zomers steeds matig vochtig zijn.
In de wintermaanden wanneer de plant koeler staat, geeft u minder
water, maar de grond mag niet uitdrogen. Belangrijk
is ook dat u nooit koud water gebruikt, maar altijd giet met water op
kamertemperatuur. Tijdens de groei periode, ongeveer van april tot
eind augustus, geeft u iedere veertien dagen Gebruik
een algemene meststof tijdens de lente en de zomer. Verpotten
na de bloei.
kamerplantenvoeding.
leder
voorjaar wordt de plant direct na de rustperiode verpot. Gebruik
normale potgrond of geef liever nog wat extra turf en compost. Zorg
voor een goede
Tip Hypocyrta
vormt bloemknoppen na een koele rustperiode. Daarom is het niet
onmogelijk dat de plant na een koele zomer in de herfst voor een
tweede keer bloeit.
Ziekten
--Wanneer
de bladeren plotseling gele vlekken vertonen, heeft u waarschijnlijk
met te koud water gegoten of gesproeid. --Ook
te felle zon kan blad vlekken veroorzaken. Wanneer er onachtzaam met
water wordt omgesprongen, ontstaan er ook problemen: --Te
vochtige grond kan snel leiden tot wortelrot en uitdrogen van de
grond heeft direct tot gevolg dat de bladeren afvallen. --Wil
de plant niet bloeien, dan staat hij te donker en/of heeft u niet
voor een koele rustperiode gezorgd. --Soms
heeft deze fraaie plant last van bladluis.
Botanische naam : Allium aflatunense Nederlandse naam : Sierui Herkomst : Centraal-Azié Bijzonderheden : Grondsoort : alle, humeus, zand Vochtbehoefte : normaal Licht : zon Groep : bol Gebruik : borders, solitair, snijbloem Hoogte : 0.60-1.00 m Bloeikleur/vorm : roze, paars Bloeitijd : mei, juni Plantdiepte : > 0.15 m
Standplaats: Zet ze op een zonnige plek. Goed doorlatende grond. Wintervocht vermijden. Het mooiste effect bekom je door ze in groepjes aan te planten. Plant ze zo'n 25 cm uit elkaar. Het eerste jaar hebben de bloembollen nog niet echt behoefte aan meststoffen. Bloembollen die in de grond worden gelaten voor meerjaren bloei zullen beter groeien door koeienmest
Kenmerken: kleine bloempjes. Zeer mooi in combinatie met vaste planten zoals : Astrantia, Knautia macedonica, verbena bonariensis, hosta's of met grassen zoals Stipa tenuifolia. Kan ook in combinatie met bodembedekkers zoals Hedera, Vinca minor. De stengels hebben steun nodig, daarom best tussen andere planten zetten. Goede snijbloem. Ook na de bloei nog mooie zaaddozen.
Planttijd Najaar. Eind september tot eind november. Als plantdiepte neem je tweemaal de hoogte van de bol. Hou bij het planten rekening met de grootte van de bloemen en plant daarom de bollen niet te dicht bij elkaar.
Botanische naam : Cosmos bipinnatus Nederlandse naam : Cosmea Herkomst : Mexico Bijzonderheden : Grondsoort : alle Vochtbehoefte : normaal Licht : zon Wind : gevoelig Groep : 1 jarig Gebruik : borders, kuipen/potten, snijbloem, balkon, perkplant Hoogte : > 0.90 m Bloeikleur/vorm : wit/crme, rood/bruin, roze, opvallend, kleurenmengsel Bloeitijd : juli, augustus, september Blad : groen
Standplaats: Ze verlangen een zonnige plaats en een goed drainerende grond
Kenmerken: Cosmea, gewoonlijk de tuin cosmos of Mexicaanse aster genoemd, is een middelgrote bloeiende kruidachtige plant inheems aan Mexico. De soort en haar variëteiten en cultivars zijn populair als sierplant in gematigde klimaat tuinen. Het kan ook worden gevonden in natuurlijke gebieden in grote delen van Noord-Amerika, waar het een tuin ontsnapping
Bloemen : De gekweekte variëteiten verschijnen in de kleuren roze en paars en wit. De bloemen van Cosmea trekken vogels en vlinders Ze bloeien van juli tot oktober.
Eigenschappen: Ontkieming duurt 7 tot 10 dagen bij de optimale temperatuur van 75 graden Fahrenheit (24 ° C); bloei begint tussen 60 en 90 dagen na het ontkiemen Het geeft de voorkeur aan een bodem- pH tussen 6.0 en 8.5, als gevolg van zijn oorspronkelijke habitat in de alkalische regio van Centraal-Amerika Bloei is het beste in de volle zon, maar gedeeltelijke schaduw wordt getolereerd
Vermeerderen : Zaaien onder glas: april Zaaien in volle grond: mei Om vroege bloeiers te hebben, kunnen ze al in februari in een broeikas gezaaid worden bij een temperatuur van circa 16°C, waarna ze in mei buiten uitgeplant kunnen worden.
Soorten : Van de cosmea zijn er meerdere cultivars. De cultivars kunnen 6090 centimeter hoog worden
Cosmos bipinnatus 'Orange ruffels', die tot 1 meter hoog kan worden en vrij kleine, gegolfde oranje bloemen heeft.
Cosmos bipinnatus 'Sensation Gloria'
Weetjes :
Zware regen kan breuk veroorzaken.
Cosmea kan hitte tolereren zolang voldoende vocht wordt verstrekt, echter is het niet verwerken droogte, harde wind of koude temperaturen.
Slakken, naaktslakken en bladluizen hebben een smaak voor Cosmea.
Botanische naam : Convallaria majalis Nederlandse naam : Lelietje der dalen Herkomst : Noord-Amerika Bijzonderheden : woekert Grondsoort : alle, humeus Vochtbehoefte : droog Licht : schaduw, half schaduw Gebruik : bodembedekker, verwildering, snijbloem, giftig, rotstuinen
Standplaats: Lelietjes van dalen zijn geschikt voor beschaduwde plaatsen in uw tuin. Ze groeien snel en breiden zich spoedig uit. Binnen enkele jaren hebben ze de ruimte tussen de oorspronkelijk geplante wortelstokken opgevuld. Als snelgroeiende bodembedekker in een bosachtige tuin of onder struiken en bomen zijn lelietjes van dalen in hun element. Op vochtige, humusrijke aarde gedijen ze bijzonder goed.
Kenmerken: Karakteristiek voor lelietjes van dalen zijn de trossen van wasachtige, klokjesvormige, witte en soms roze bloemen. De bladeren zijn breed-elliptisch, gesteeld en onbehaard. Ze staan met z'n tweeën bijeen. Onder aan de plant bevindt zich een schede van papierachtige bladen
Bloemen : Door veel lelietjes van dalen te planten, krijgt u een heerlijk geurend bloementapijt. De planten bloeien in het voorjaar. De bloemen hangen aan stengels, die 10 tot 15 cm hoog zijn. Na de bloei, in juni of juli, ontstaan er kleine, lichtoranje tot rode bessen, die evenals de rest van de plant zeer giftig zijn. Van vroeg in het voorjaar tot diep in de zomer vormen de donkergroene bladeren van de tere bloemen van 'Rosea'.
Planten : Plant de wortelstokken bij voorkeur niet onder bomen met ondiepe wortelstelsels. Lelietjes van dalen en bomen concurreren met elkaar om water en voedsel.
Gebruikte delen: De bloemen en wortels worden door de farmaceutische industrie verwerkt, omdat deze de hartwerking kunnen beïnvloeden. In oude geschriften uit de 16e eeuw is te lezen dat deze kennis toen al bekend was. Ook werden de gedroogde bloemen toegevoegd aan snuiftabak
Werkzame bestanddelen: Uit de bloemen kan geen etherische olie worden gewonnen. Omdat de geur zeer populair is in de parfumerie en de cosmetica, wordt deze met behulp van geurstoffen als hydroxycitronellal samengesteld
Eigenschappen: Aan de rand van een beschaduwde rotstuin vormen de compacte lelietjes van dalen een mooie overgang naar de veelal intense kleuren van de rotsplanten. Onder bomen fungeren ze als levend afdekmateriaal. Ze gaan de groei van onkruid tegen en houden de grond vochtig.
Vermeerderen : Het Lelietje-der-dalen vermeerdert zich bij ons echter hoofdzakelijk door middel van de ondergrondse kruipende wortelstok. In het najaar zijn wortelstokken verkrijgbaar die in de winter binnenshuis opge-kweekt kunnen worden. Plant ze in voedselrijke potgrond en houd daarbij een onderlinge afstand aan van 7,5 cm. Zet de schaal op een zonnige vensterbank en geef regelmatig water. Na een maand bloeien de planten.het lelietje van dalen heeft een dicht bladertapijt.
Soorten :
--'Grandiflora' heeft grote witte bloemen en is het bekendste ras.
--'Rosea' daarentegen is met haar zachtroze bloemen eerder een specialiteit voor liefhebbers.
--'Plena' heeft opmerkelijke, dichtgevulde witte bloemen en is daardoor eveneens een bijzonderheid.
Weetjes :
Het lelietje-van-dalen is giftig doordat het bepaalde glycosiden bevat
Het lelietje-van-dalen is de nationale bloem van Finland. Het lelietje-van-dalen wordt ook meiklokje genoemd. het Lelietje-der-dalen ronde, erwtgrote, eerst groene, later rode bessen vormt. En dat er in elke bes twee blauwe zaden zitten
IDEALE PARTNERS Een zee van lelietjes van dalen en witbladige bosta's. De aardige witte bloempjes van lelietjes van dalen passen uitstekend bij andere schaduwminnende planten. Lelietjes van dalen komen bijzonder mooi uit als ze voor salomonszegel (poly- gonatumy worden geplant. Deze tot 1 m hoge bosplanten vallen op door de grote,op lelietjes van dalen lijkende bloemen, die in dezelfde periode verschijnen. Bijzonder aantrekkelijk zijn lelietjes van dalen van het ras --'Plena' in combinatie met hosta's. Met de stijl naar boven groeiende lelietjes van dalen en de ronde pollen van de hosta's kunt u als het ware patronen op bescha- duwde plaatsen maken. Blauwbladige en witgevlekte groenbladige hosta's zijn daarvoor zeer geschikt. Kies altijd lage hosta's, die de kleine bloemen van lelietjes van dalen niet overwoekeren.
PLANTEN & VERZORGEN *Planttijd voor lelietjes van dalen is september/ oktober of maart/april. -Werk een 2,5-5 cm dikke laag compost door de grond.
*Maak plantgaten van 15 cm diep. -Houd rekening met de planten ernaast door de grond op een stuk plasticfolie te scheppen.
*Plant de wortelstokken horizontaal en 20 cm van elkaar. Met aarde bedekken en royaal water geven. Daarna steeds vochtig houden. Zodra de bladeren verschijnen, met compost of loof bedekken. Als de bladeren volgroeid zijn, vloeibarelangzaamwerkende mest geven Als de planten jaren later minder goed bloeien, deel dan de wortelstokken na de bloei. De afzonderlijke delen direct planten. De wortels, bloemen en bessen van de plant zijn giftig. Verwijder de bessen voordat ze rijp worden
Wist je dat het bij ons nog altijd de gewoonte is om op 1 mei een tuiltje meiklokjes te geven aan al wie we lief hebben? Dit is waarschijnlijk nog een restant van een oud Germaans gebruik. Het meiklokje zou volgens de Germanen gewijd geweest zijn aan Ostara, de godin van de aanstaande lente en het opkomende licht. Ostara, de zus van de god Donar/Thor (de god van de donder), kondigde in die tijd de lente aan. Om haar te eren brandden de Germanen vreugdevuren. Haar vereerders gooiden meiklokjes in het vuur omdat ze geloofden in haar goddelijke waardigheid en uiting wilden geven aan hun respect. Bij de opkomst van het christendom was het uit met de carrière van Ostara. Zij ruimde de plaats voor Maria. De lelietjes-der-dalen staan van dan af mooi te wezen aan de voeten van Maria-beelden.
In Heukels' Woordenboek der Nederlandse volksnamen van planten staat dat het lelietje-van-dalen in veel gedeelten van ons land (vooral in het noorden) lelietje-der-dalen genoemd wordt. Het boek Onze volkstaal voor kruiden en artsenijen (tweede druk, 1978) vermeldt het volgende: "De vroegere Latijnse naam van deze plant [lelietje-van-dalen] was 'Lilium convallium' = 'lelietje der dalen' (...)."
Botanische naam : Scilla siberica Nederlandse naam : Sterhyacint Herkomst : Centraal- en Zuid-Rusland, Klein-Azi Bijzonderheden : kleine tros Grondsoort : alle, humeus Vochtbehoefte : normaal Licht : half schaduw, zon Groep : bol Gebruik : rotstuinen, verwildering Hoogte : 0.15-0.30 m Bloeikleur/vorm : blauw Bloeitijd : maart, april Plantdiepte : 0.05-0.10 m
Standplaats: De snel uitdijende scilla's zorgen in het voorjaar voor aparte kleuraccenten. Ze gedijen in vrijwel elke grond, zolang deze maar goed doorlatend is. Daarnaast verdragen ze zon, halfschaduwen schaduw. In bosachtige gedeelten van een grote tuin kunnen scilla's vrij verwilderen en prachtige bloementapijten vormen. Voor vrijstaande hagen gedijen scilla's even goed als onder vrijstaande bomen of struiken. Op al deze licht beschaduwde standplaatsen vinden de planten bijna ideale condities voor een gezonde groei en bloei.
Kenmerken: Scilla sibirica, ook bekend als sterhyacint, komt als tuinplant het meeste voor. Iedere bol produceert twee tot vier brede lancetvormige bladeren en twee tot drie bloemstengels. Deze zijn 15 tot 20 cm hoog en dragen een aantal stervormige, meestal blauwe bloemen.
Bloemen : Sterhyacinten bloeien in maart en april
Planten : Scilla's zijn mooie, kleine bolgewassen, die geschikt zijn voor verwildering. Ze gedijen in vrijwel elke goed doorlatende grond. Planttijd: najaar. Voor verwildering onder houtige gewassen: grotere graszoden aan drie kanten afsteken en opklappen, Meng door de aarde een halve hand volledige meststof. Strooi vervolgens ook wat van deze meststof naast de plantgaten. Vul de plantgaten op met grond en druk de grond aan. Vervolgens klapt u de graszode weer terug op haar oorspronkelijke plaats. Maak de grond met een spitvork los. Let goed op dat u daarbij de wortels van de bomen of struiken niet beschadigt. Plant de bollen ongeveer 10 cm diep en op een afstand van 10 cm van elkaar De punten van de bollen moeten naar boven wijzen. Geef water en markeer de plaats met houten plastic stokjes, zodat u altijd weet waar u de bloemen kunt verwachten.
Werkzame bestanddelen: Een extract wordt samen met ethanol gebruikt als onderdeel van hoestsiroop en bij hartoperaties
Eigenschappen: De bloemen zijn meestal blauw, maar ook wit, roze en paars komen voor. Het zijn bolgewassen, die meestal in het voorjaar bloeien, maar er zijn ook enkele herfstsoorten bekend. De soorten komen voor in bossen, duinen, subalpine weilanden, en kusten in de oude wereld.
Vermeerderen : kunnen zich door broed bollen en zaad in hoog tempo vermenigvuldigen. Zaailingen bloeien na twee tot drie jaar voor de eerste keer.
Soorten :
'Spring Beauty' is een uitzondering en vormt geen zaad.
'Alba' is een prachtig 'witbloeiend ras.
Scilla bifolia is als tuinplant minder bekend. De planten hebben twee gootvormige bladeren en worden maar 10-15 cm hoog. Scilla miscbtscbenleoana is een plant voor liefhebbers. Ze bloeit zachtblauw en zeer vroeg.
Weetjes :
Scilla's en narcissen onder een schijnhazelaar. In borders en perken tussen andere voorjaarsbloemen vallen vooral de blauwbloeiende scilla's op. U moet er echter op letten dat ze niet de overhand krijgen.
Voor de rotstuin komen met name Scilla bifolia en Scilla mischtschenkoana in aanmerking. Ze kunnen goed met andere rotsplanten gecombineerd worden.
IDEALE PARTNERS Een romantisch stilleven creëert u met een rozebloeiende magnolia boven een tapijt van blauwe scilla's. Een zeer levendig effect bereikt u met tulpen of in losse groepen geplante narcissen met scilla's. Scilla's met hun meestal stralend blauwe bloemen kunnen uitstekend met andere voorjaarsbloeiers worden gecombineerd. Begin het voorjaar met blauwe en gouden tinten. Plant de koningsblauwe scilla 'Spring Beauty' onder een forsythia. Vervolmaak dit geheel met de narcis 'Jetfire'. Scilla bifolia
TIPS BIJ HET KOPEN
Koop zodra ze verkrijgbaar zijn grote, vlezige bollen die stevig en glad aanvoelen.
Koop nooit zachte of beschimmelde bollen. Koop ook geen bollen met ingedeukte plekken of bollen die al uitlopen.
VROEG IN HET NAJAAR
Planten Plant de scillabollen zodra deze in het tuincentrum of door postorderbedrijven worden aangeboden. Zo hebben ze de kans om nog voor het aanbreken van de vorstperiode goed te wortelen.
LICHT & GROND Halfschaduw. Scilla's bloeien echter ook op zonnige en schaduwrijke plaatsen.
Doorlatende grond. Scilla's gedijen in vrijwel iedere grond, maar bloeien bijzonder rijk in vochtige grond. Stilstaand water rond de bollen is echter funest!
LAAT IN HET VOORJAAR Schoonmaken & delen Snij afgestorven bladeren af . Breng een 2,5 tot 5 cm dikke laag compost op de grond, om de aarde te verbeteren en vochtig te houden. Als u na enkele jaren vindt dat de planten te groot zijn geworden, kunt u ze delen en op een andere plaats opnieuw planten. Graaf de bollen uit zodra de bladeren zijn afgestorven; haal de broedbollen eraf en plant deze afzonderlijk. Na twee of drie jaar kunt u de eerste bloemen verwachten.
Om te voorkomen dat de planten zichzelf uitzaaien, kunt u uitgebloeide bloemen afknijpen. Het best gedijen scilla's echter als u ze ongemoeid laat.
Scilla's beschermen door hun zachte uiegeur andere bolgewassen tegen muizen.
Problemen Schimmels van het geslacht Fusarium kunnen scilla's aantasten. Op de bollen verschijnen dan zwartbruine, rottende plekken. Ze kunnen nauwelijks wortels vormen. Zieke planten moet u uitgraven en vernietigen. Enkele jaren op deze plaats niets planten.
Latijnse naam : Crambe Nederlandse naam : Zeekool Familie : Brassicaceae / Cruciferae = kruisbloemenfamilie Bloeikleur : wit Bloeimaand : mei, juni, juli Bladkleur : Groen Hoogte : 50 - 70 cm (bladeren), 2 - 4 m (bloei) en 1 meter breed. Wintergroen : Bladverliezend Winterhardheid : Goed winterhard Standplaats : Zonnig Soort gewas : Vaste plant Habitat : Droge bodem of normale bodem
Standplaats: Ze kunnen als solitair of achteraan in de border geplant worden, liefst op een voedselrijke kalkhoudende grond met een pH van 6,5 en hoger.
Kenmerken: Snijbloem Geurende bloemen (ruiken een beetje naar kolen) Opvallende bladeren Bijenplant
Bloemen : Deze plant krijgt eerst grote groene bladeren van 70 cm hoog die gemakkelijk 1 m² bedekken. In mei komen dan lange stengels van wel 2 m met grote pluimen met hele kleine fijn witte bloempjes. Als bloeiende struik lijkt de plant dan van veraf wel op Gypsophila / gipskruid. Best is om de bloemstengels te steunen met bamboestokken, want bij de minste wind breken ze. De planten bloeien vaak pas na meerdere jaren, maar als ze dan hun bloemschermen laten zien, dan zijn het ook echte blikvangers die ook na de bloei nog mooi zijn.
Planten : Zeekool kan in de tuin groeien, mits de grond zeer diep humeus is en goed water doorlatend. Op weinig vruchtbare grond is de bloei gering of de plant bloeit helemaal niet. Plant een zeekool op een plaats in de volle zon, het liefste tussen stenen of rotsblokkken
Gebruikte delen: De jonge bladscheuten zijn eetbaar.
Eigenschappen: Langs de kust is de plant van nature te vinden tussen basaltblokken. Ook in de duinen is de plant te vinden.
Vermeerderen : Crambe is in het voorjaar te vermeerderen door scheuren of delen. Vermenigvuldigen uit zaad kan eveneens. Zaaien kan dan vanaf februari tot maart met een zaaidiepte van 6mm.
Soorten : Afrikaanse bolletjeskool (Crambe abyssinica) die vanwege de olie in de zaden geteeld wordt, de olie heeft vergelijkbare karakteristieken met walvisolie.
Zeekool (Crambe maritima), die als groente verbouwd wordt, en in Nederland wel in het wild wordt aangetroffen langs zeedijken.
Crambe cordifolia - veel gekweekt voor haar bloemen
Crambe koktebelica
Crambe orientalis
Weetjes :
Naast de Crambe maritima is er ook de Crambe cordifolia Deze plant wordt veel hoger tot wel twee meter hoog en breed. De spectaculaire bloemtrossen geuren sterk naar kool. Het nadeel van deze cordifolia is dat de plant na de bloei meestal volledig afsterft.
Zeekool is niet bepaald een moeilijk groente om te telen, al vereist deze toch wat aandacht bij het zaaien hiervan. Zaaien kan vanaf maart tot april in zaaibakjes of potjes en dit in een verwarmde kas. Het is belangrijk alles goed vochtig te houden om de kieming te bevorderen. Na 2 tot 3 weken zal het eerste teken van leven pas waargenomen worden, geef alles dus voldoende tijd. Eenmaal alle zaailingen hun eerste echte blaadjes krijgen kan er over gegaan worden tot verspenen. Het uiteindelijke uitplanten kan vanaf half april.
Belangrijk en niet te vergeten is dat zowel de zaailingen als plantgoed erg breekbaar zijn en dus met enige zorg moeten worden uitgeplant.
Van ziektes en belagers heeft de zeekool zelden last, behalve bij het uitlopen van de bladeren is het opletten geblazen voor de slakken die een jong blaadje wel weten te smaken.
In de keuken: Vanaf april zal de zeekool volop gaan uitschieten waardoor het mogelijk wordt om de scheuten te bleken. Door middel van een bloempot omgekeerd over de jonge scheuten te plaatsen zullen ze na verloop van tijd gaan bleken. Het vers verwerken kan perfect in salades. Stomen van de jonge scheuten wordt ook wel toegepast, een frisse smaak te vergelijken met asperges.
Nu wij onze tuin nog wel een poosje rustig kunnen laten betijen en het werk zich nog tendeels., beperkt tot het doorkijken van de nieuwe zaaigids. Het overdenken van de planning en het opmaken van de zaadbestelling. kunnen wij wat extra aandacht besteden aan onze kamerplantén. Het is vanzelfsprekend dat in de buurt van een kamerplant speciale klimatologische omstandigheden vereist zijn, voornamelijk dan wat de luchtvochtigheid betreft. Daarom is het belangrijk meerdere planten, die ongeveer dezelfde licht- en temperatuureisen stellen, samen te brengen. Zij vormen een prima "sfeer". Hoe dichter je de planten bij elkaar kan plaatsen, hoe minder vocht de potgrond verliest.
Plantenbakken met vochtig gehouden turf vormen een ideale standplaats waar de planten met pot en al tot aan de rand worden in geplaatst. Het uit de turflaag verdampende water zorgt voor een ononderbroken vochtig milieu rond de planten zodat er geen gevaar voor uitdroging bestaat. Door dit systeem wordt ook het ovetollige gietwater opgenomen zodat de planten nooit met hun wortels in water staan. Vooral in de winterperiode speelt een goed te kontroleren luchtvochtigheid voor alle kamerplanten een belangrijke rol. Meestal haten zij de droge atmosfeer die de centrale verwarming veroorzaakt.
Zouten Bij Kamerplanten raadt men ook de onderdompelmetode aan. De plant wordt daarbij met pot en al in een emmer water gezet, het waterpeil moet tot boven de rand van de pot komen. Dit bad duurt tot geen luchtbellen meer te zien zijn, daarna laat je het overtollige water uitlekken. Die metode wordt vooral aanbevolen om de overbodige zouten die met meststoffen in de grond terecht kwamen, uit te spoelen. Vergeet niet dat bij dit bad ook nuttige voedingsstoffen in oplossing kunnen gaan en uit de potgrond verdwijnen, zodat de grond verarmt. Stop je kamerplanten daarom niet te vaak in bad en als je het doet, geef je nadien een bemesting. Een bloempot in gebakken klei is poreus, dit in tegenstelling tot een plastic eksemplaar. Vandaar het grote verschil in verdampend oppervlak en de daarmee gepaard gaande waterbehoefte. Hou er rekening mee bij de bepaling van de frekwentie waarop de kamerplanten hun gietbeurt krijgen. Dit is ook belangrijk als je bij het verpotten van de ene soort bloempot naar de andere wordt overgestapt.
Kalkrijk water De witte uitslag die soms zichtbaar wordt op bloempotten uit gebakken klei is geen schimmelgroei, maar verraadt alleen het gebruik van kalkrijk gietwater. Het water dringt door de poriën van de pot, verdampt aan de buitenzijde en de kalk blijft achter. Het is duidelijk dat dergelijke neerslag ook de poriën van de pot verstopt zodat langs die weg geen lucht meer tot de wortels kan doordringen. Uit de leidingen van het waterdistributienet stroomt meestal re àtief kalkrijk water en dat betekent voor vele kamerplanten de langzame maar zekere dood. Naast de witte uitslag op stenen potten is ook de ontwikkeling van blauwwieren tussen potrand en -grond kenmerkend hiervoor.
Als dergelijke verschijnselen optreden, is het de hoogste tijd want de fysiologische veranderingen bij de plant zullen dan niet lang meer op zich laten wachten. Zij uiten zich meestal in geel wordende bladeren, geringe groei en bladval. maar dan is het ook meestal reeds te laat om nog met goed gevolg in te grijpen.
Dus tijdig voorzorgen treffen en vooral zacht water gebruiken. Wie daar geen beschikking over heeft bij gebrek aan een voorraad regenwater dient dan wel te zorgen voor ontharden. Dit kan chemisch gebeuren of door uitkoken, maar een niet te ingewikkelde metode is een linnen zakje (plastic met fijne gaatjes kan ook) gevuld met ongeveer één kilogram turfmolm een etmaal in zowat 5 of 6 liter water te laten hangen.
De kalk in het water zal zich geleidelijk met de zuur reagerende turfmolmdeeltjes binden. Men kan de turf herhaaldelijk bezigen maar hem achteraf natuurlijk niet gebruiken om tussen potgrond te mengen.
Sommige kamerplanten, gelukkig niet zo erg veel, verdragen helemaal niet dat zij van plaats veranderd worden of gewoon gedraaid als zij bloemknoppen dragen of in bloei zijn. Het resultaat van een dergelijke handeling zou afvallen van de knoppen en bloemen voor gevolg kunnen hebben. En laat ons tot besluit dan nog maar even de raad geven: niet bang zijn om een oudere en niet meer zo degelijke kamerplant weg te doen en door een gezond jong eksemplaar te vervangen, misschien zelfs eens een andere soort kiezen die het beter zou kunnen doen in het milieu dat je haar kunt bieden.
De basis van een goed resultaat in de tuin wordt gelegd in de grond. Wanneer die optimaal is verzorgd en bemest, kan het al bijna niet meer mis gaan. Daarom deze maand - aan het begin van het nieuwe seizoen - veel aandacht voor deze belangrijke zaak. De planten in de tuin waren de afgelopen tijd in winterrust. In de bodem was het echter veel minder rustig. De bodemorganismen blijven, zolang de grond niet bevroren is, ook in de winter actief. In ons gematigd klimaat bevriest de bodem zelden dieper dan 10 tot 15 cm. Daaronder gaat ook in de winter het bodemleven door; zij het op een laag pitje. Op een kale grond hebben weer en wind veel meer invloed dan op een bedekte grond. In een kale grond hebben de bodemorganismen in de winter veel meer te lijden: alleen al omdat de afkoeling sterker is. Op een bedekte grond hebben weersinvloeden een minder grote invloed op de structuur van de grond; niet alleen in het bovenste laagje, maar ook op grotere diepten.
Grondsoort speelt een rol
Op lichte grond spoelen veel voedingsstoffen uit door regen en eventueel smeltwater van sneeuw. Ze zijn weggespoeld naar diepere lagen; te diep voor de plantenwortels. Deze uitspoeling is echter niet gelijkmatig; stikstof spoelt bijvoorbeeld sneller uit dan kalk. Daarom zijn er na de winter vaak te weinig voedingsstoffen van het ene element en teveel van het andere en komt de vorming van humus slechts langzaam op gang. Dit proces wordt immers in gang gezet door de micro-organismen in de grond die alléén goed werken wanneer ze de beschikking hebben over de juiste voedingsstoffen.
Op zware grond worden regen- en smeltwater redelijk gelijkmatig opgenomen en lang vastgehouden. Dat betekent dat zware kleigrond ook nu nog erg nat is en slechts heel langzaam opwarmt. Daardoor zijn ook bodemorganismen weinig actief en komt de groei van planten langzaam op gang. Daarbij komt nog dat een natte grond gemakkelijk samenklontert en weinig zuurstof bevat. Juist dit laatste is erg belangrijk voor een goede groei en activiteit. Geen enkel levend wezen kan zonder zuurstof: ook bodemorganismen en planten niet. Doordat kleigrond de voedingsstoffen vasthoudt, is er waarschijnlijk nog een aardige voorraad aanwezig die overgebleven is van het vorige jaar. Wanneer u nu flink gaat bemesten, is de kans op overbemesting groot.
Bedekte en onbedekte grond Wanneer de grond de afgelopen winter bedekt is geweest, zullen zich minder problemen voordoen. De bovengrond zal vrijwel niet verdicht zijn en de bacteriën hadden voldoende voedingsstoffen om door te gaan met de humusvorming. Wanneer de grond bedekt gehouden is door vorige zomer of herfst groen bemester te zaaien, moet u natuurlijk wel bedenken dat deze planten ook voedingsstoffen uit de grond hebben opgenomen. Het groen of de stoppel wordt ondergespit en gaat verteren. Daarbij wordt vrij veel stikstof verbruikt door de bacteriën. Ook wanneer de grond bedekt is met stro, moet wat extra stikstof worden bemest. Doet u dat niet, dan is de bodem weliswaar mooi los, maar laat de voedingstoestand te wensen over. Groenbemesters die hoger zijn dan 15 cm worden eerst afgemaaid voordat ze worden ondergespit. Door grote hoeveelheden loof onder te spitten kan de grond namelijk verzuren. Daarom wordt het loof op de composthoop verwerkt en alléén de stoppel ondergespit.
Grond losmaken De zon kan zelfs op dagen dat het koud aanvoelt, de grond toch goed opwarmen. Op bedekte grond verloopt dit proces veel langzamer dan op onbedekte grond. Daarom wordt de bedekking, wanneer het ten minste niet meer vriest, de komende maand verwijderd. Op zware grond wordt daarna de boven grond losgemaakt en geëgaliseerd. Dit gaat bijvoorbeeld heel goed met een cultivator. Grote brokken die na het spitten zijn blijven liggen, worden fijngemaakt. Op lichte grond is losmaken meestal niet nodig als de grond bedekt geweest is. Op onbedekte grond wel. Dit gaat bijvoorbeeld goed met een plattander of riek. Probeer daarbij de grond niet teveel overhoop te gooien. Voor het biologische evenwicht is het beter de grondlagen te laten liggen zoals ze liggen. Ook een cultivator is voor dit doel geschikt. Tegelijkertijd met het losmaken kan organisch materiaal zoals rotte stalmest of zelfgemaakte compost worden doorgewerkt.
Bemesting in het voorjaar Natuurlijk moet er in het voorjaar worden bemest. Niet alleen de bedjes die in de winter. gestaan hebben, maar ook de struiken, bomen en de vaste planten krijgen weer hun voedselvoorraad voor het komende seizoen mee. Het probleem is dat iedere soort z'n eigen eisen stelt aan de bemesting: eenheidsbemesting bestaat niet. De bemesting moet worden afgestemd op de behoefte van de planten en de voorraad die nog in de grond aanwezig is. Om dit alles aan de weet te komen kunt u het beste een grondonderzoek (laten) uitvoeren. Uiteraard is het niet mogelijk om dat voor ieder gewas apart te doen en bovendien zou het erg kostbaar worden om het iederjaar te doen. Daarom moet hier en daar een klein gokje worden gewaagd.
Het probleem wordt echter al veel minder groot wanneer u zich realiseerd met welke soort planten u te doen heeft: sterke, matige of zwakke groeiers. Op het veld waarop vorig jaar de sterkgroeiende planten hebben gestaan, kunnen ze het komend seizoen natuurlijk weer worden geplant. Dat is echter niet logisch in verband met de bemesting. Het beste is namelijk om zo weinig mogelijk te bemesten om te voorkomen dat er een overmaat ontstaat in de grond. Het mooiste zou zijn wanneer u precies zoveel zou geven als de planten aan de grond onttrekken. Daarom worden op de bedjes waarop vorig jaar de sterkgroeiende gewassen zoals kool, prei en komkommers stonden dit jaar de matige groeiers geplant of gezaaid (sla, peentjes, kroten, uien of rammenas). Op de plaats waar deze gewassen vorig jaar stonden, komen nu de zwakgroeiende gewassen zoals bonen, erwten en tuinbonen. Waar deze gewassen vorig seizoen groeiden, wordt nu het bed goed bemest en worden dit seizoen de sterke groeiers gezaaid of geplant. Op deze wijze is een optimale voorziening mogelijk van voedingsstoffen en organische materialen.
Ook in de siertuin en fruittuin Hetzelfde principe als hierboven beschreven geldt voor de sier- en fruittuin. Ook hier moet aan de bodem worden teruggegeven wat de planten er vorig jaar aan hebben onttrokken. Ook bij de sierplanten zijn er soorten die weinig eisen stellen en andere die hogere eisen stellen aan de bemesting. Sierstruiken die bloeien vragen meer mest dan groenblijvende struiken; zij krijgen speciale meststof zoals bijvoorbeeld rhododendron- of rozenmest. Vruchtbomen en struiken blijven jaren op dezelfde plaats staan. Zij krijgen in het voorjaar een onderhoudsbemesting die voor de komende maanden toereikend is.
De wens van iedere tuinbezitter is natuurlijk dat de tuin er prachtig bijstaat en dat de planten goed bloeien, een rijke oogst leveren en niet ziek worden. Van de andere kant is het ook belangrijk de grond niet te verzieken door teveel nitraten, fosfaten of zware metalen. Dit alles kan het gevolg zijn van overbemesting. Dus bemesten is goed, maar teveel bemesten is uit den boze. Daarom ook is het erg belangrijk minimaal eens in de vijf jaar een grondonderzoek te doen. Steeds meer leveranciers gaan ertoe over meststoffen met een bepaalde samenstelling in de handel te brengen, waardoor heel gericht kan worden bemest. Deze meststoffen zijn soms samengesteld uit alleen kunstmest, soms bestaan ze ook gedeeltelijk of helemaal uit organische mest. De hoofdbestanddelen van vrijwel elke mestsoort zijn stikstof, fosfor en kalium. De samenstelling is afhankelijk van het gewas waarvoor de meststof is bedoeld.
Zo bestaat de aardbeimeststof van bijvoorbeeld ASEF uit 7% stikstof, 14% fosfor en 28% kalium, terwijl de Rhododendronmest 7 + 7 + 17 bevat. De mest is afgestemd op de behoefte van het gewas. Om overbemesting te voorkomen volgt u de ge-bruiksaanwijzing op de verpakking. Omdat niet voor elk gewas een speciaal samengestelde meststof verkrijgbaar is, moet er toch een beetje worden geschipperd. Zo is bijvoorbeeld aardbeienmest ook wel bruikbaar voor tomaten en aardappelen.
Organische mest of kunstmest? Organische meststoffen activeren het bodemleven, werken langzaam, maar kunnen niet erg gericht worden uitgestrooid. Van kunstmest zijn snelwerkende en langzaamwerkende meststoffen in de handel. Bij de langzaamwerkende meststoffen komen de voedingsstoffen maar langzaam vrij waardoor de planten geen groeischok krijgen. Kunstmest heeft geen invloed op het bodemleven; het heeft alléén een voedende waarde. Met snelwerkende kunstmest moet u voorzichtig omspringen: geef kleine beetjes tegelijk. Wanneer u in één keer teveel geeft, krijgt de plant een groeischok en wordt vatbaar voor ziekten. Bovendien zijn de produkten van dergelijke planten meestal slecht houdbaar. Wel is een snelwerkende kunstmest uitstekend bruikbaar om een gebrek bij de planten op te heffen. Leveranciers maken soms een mengsel van kunstmest en organische mest om de goede eigenschappen van beide soorten te combineren: de grote voedende waarde van kunstmest en de gunstige invloed op de bodemstructuur van organische mest.
Zo werken de voedingsstoffen De basiselementen in mest zijn over het algemeen: stikstof, fosfor en kalium. Soms is de mest verrijkt met magnesium. Dit zijn dan ook de vier belangrijkste stoffen die nodig zijn voor een goede groei van planten.
--Stikstof heeft de plant nodig voor de groei en de vorming van bladeren. Vooral bladgewassen vragen relatiefveel stikstof. Desondanks is het belangrijk toch zuinig te zijn met dit voedingselement. Wanneer teveel stikstof wordt gegeven, is de kans groot dat het nitraatgehalte in de plant te hoog wordt; met name in perioden met weinig licht is dit gevaar groot. Voor tomaten is dit meestal geen probleem omdat de vruchten geconsumeerd worden. Voor bladgewassen daarentegen wel omdat nitraat samen met eiwitten nitrosamine vormt, een stof die in grote hoeveelheden schadelijk is voor de gezondheid. Bovendien zijn planten die rijkelijk van stikstof zijn voorzien erg vatbaar voor ziekten en plagen. Een tekort aan stikstof ziet u onmiddellijk doordat de bladeren klein blijven en geel worden. Op dat moment kan dan worden bijgemest met een snelwerkende stikstofmeststof (kalksalpeter of chilisalpeter).
--Fosfor heeft de plant nodig voor een goede bloei, zaad- en wortelvorming. Zaaddragende gewassen zoals bonen vragen wat extra fosfor. Een tekort is meestal te herkennen aan paarse verkleuringen op het blad. Op het moment dat u het gebrek constateert, is er weinig aan te doen. Fosfor komt zo langzaam vrij in de grond dat bijmesten op dat moment niet meer helpt. Daartegenover staat dat fosfor ook lang werkzaam blijft in de grond en dat daardoor snel overbemesting plaatsvindt met dit element. Zou u bijvoorbeeld ieder jaar een mengmeststof gebruiken, dan loopt u het risico dat het fosfaatgehalte in de grond op den duur te hoog oploopt
--Kalium heeft de plant nodig voor de vruchtvorming, het suikergehalte, de kleur en de smaak van de vruchten, maar ook voor de vorming van knollen en de weerbaarheid van de plant als geheel.Gebrek aan kalium ziet u aan de lichtgekleurde of verdorde bladranden. Met name bessen zijn gevoelig. Wanneer ieder jaar de grond onder bessen wordt bedekt met rotte stalmest, zullen de planten geen gebrek hebben aan kalium. Op grond die te rijk is bemest met stikstof of kalk, kunnen de planten ook kaliumgebrek hebben ondanks dat er voldoende van dit element in de grond aanwezig is. Het probleem is dan dat de planten eerder geneigd zijn om stikstof of kalk op te nemen dan kalium.Dit laatste element blijft daardoor in de grond en wordt niet opgenomen. Een gebrek is te verhelpen door te bemesten met patentkali of zwavelzure kali.
--Magnesium heeft de plant nodig voor de vorming van bladgroen. Zonder bladgroen kunnen planten geen voedingsstoffen maken en zullen dus slecht groeien. Bij gebrek aan magnesium wordt onvoldoende bladgroen gevormd en worden vooral oudere bladeren geel; de nerven blijven wel groen. Magnesiumgebrek komt heel vaak voor op zure zandgrond en op kalkrijke lichte kleigrond. Ook wanneer er teveel kalium is bemest, kan magnesiumgebrek in de plant optreden omdat deze liever kalium opneemt dan magnesium. Wanneer een tekort snel wordt opgemerkt, is het te verhelpen door te spuiten met bitterzout (magnesiumsulfaat).
Voorkom overbemesting Hierboven heeft u kunnen lezen hoe een tekort aan een bepaald element snel en effectief verholpen kan worden. Daarbij moet nog wel worden opgemerkt dat u vooral niet teveel meststoffen mag strooien onder het motto: 'baat het niet, dan schaadt het niet'. Want teveel meststoffen in de grond kunnen wel degelijk schadelijk zijn voor planten. Zo heeft u al kunnen lezen dat door een te grote hoeveelheid stikstof in de grond de opname van kalium wordt gereduceerd. Hetzelfde geldt voor een te hoog gehalte kalk. Door teveel magnesium neemt de plant nauwelijks kalium op en door teveel kalium blijft de opname van magnesium achter. De onderlinge verhoudingen van de verschillende elementen speelt een grote rol en moet dan ook in orde zijn. Daarnaast zijn er nog veel andere argumenten te noemen om niet te rijk te bemesten: door overbemesting met fosfaten verrijkt u de grond ongewild met zware metalen. Overbemesting maakt uw hobby ongewild duurder. Door overbemesting zullen de planten slecht groeien en soms zelfs doodgaan.
Tip:
Hoewel de dosering van de meststoffen op de verpakking staat aangegeven, wordt er meestal maar wat gestrooid. Ons voorstel: meet voordat u gaat bemesten één keer precies 50 gram af en strooi dat zo gelijkmatig mogelijk uit over een vierkante meter grond. Alleen op deze wijze krijgt u een goede indruk over de hoeveelheid mest die gegeven moet worden. Wanneer tegelijk met de korrelmest ook compost of stalmest wordt ondergewerkt, wordt de hoeveelheid korrelmest met minstens eenderde gereduceerd.
VOEDING VOOR DE BODEM
Bij de bemesting met kunstmest worden de voedingsstoffen heel gericht gegeven en zijn goed opneembaar voor de wortels. Biologische tuinders bewandelen echter een andere weg: niet de planten zelf worden van voedingsstoffen voorzien, maar de bodem. De bodemorganismen zetten deze stoffen om in stoffen die opneem baar zijn voor de planten. De biologische tuinders bemesten dus eigenlijk via een omweg. Dit heeft het voordeel dat planten nooit op korte termijn worden overbemest en een groeischok krijgen, maar steeds opnemen wat ze op dat moment nodig hebben. Daardoor groeien de planten zeer regelmatig en zijn minder vatbaar voor ziekten en plagen dan na bemesting met snelwerkende kunstmest. Bovendien spoelt minder stikstof uit naar het bodemwater.
Drie weken voor het zaaien of planten Het 'nadeel' van organische bemesting is dat de bodemorganismen enige tijd nodig hebben om de voedingsstoffen om te zetten en voor de planten opneembaar te maken. Daarom moet minstens drie weken voor het zaaien of planten al voor de eerste keer worden bemest. De meststoffen worden oppervlakkig ingewerkt; niet dieper dan 5 cm. Een ander nadeel is dat minder precies kan worden bemest omdat de hoeveelheid voedingsstoffen wisselend is. Dat is de reden dat sommige leveranciers bepaalde stoffen toevoegen zodat op de verpakking wel precies kan worden aangegeven welke voedingsstoffen erin zitten en welke hoeveelheden. Doordat de voedingsstoffen slechts langzaam vrijkomen voor de planten kunnen de organische stoffen niet worden gebruikt om een tekort aan een bepaald element in de plant direct op te heffen.
Compost: zelfgemaakt of gekocht De meestgebruikte organische stof in de tuin is compost. Terwijl vroeger een compostplaats op elk boerenbedrijf een vanzelfsprekendheid was, werken tegenwoordig vooral stadbewoners en hobby tuinders met compost. Er is zelfs een aantal gemeenten dat de aanschafvan een compostvat subsidieert om te voorkomen dat het tuin- en onverwerkte keukenafval met de vuilnisman wordt meegegeven,Maak van dit aanbod gebruik; van het plantaardige huis-, tuin- en keukenafval maakt u een bij- zonder goede grondverbeteraar waarvan u vrijwel zeker weet dat het geen zware metalen bevat. Dit kan niet altijd gezegd wor- den van de com post die u kant en klaar in zakken koopt. Compost is dus een uitstekende bodem verbeteraar, maar bevat niet zo heel veel voedingsstoffen. Bijmesten is dus nodig, zeker bij de matige en sterke groeiers. Goedverteerde compost geeft nooit aanleiding tot schade bij planten. Daarom kan het in onbeperkte hoeveelheden worden gebruikt.
Verse of gedroogde mest Mest bevat meer voedingsstoffen dan compost. Als u de beschikking heeft over verse stalmest, dan kan dit direct worden ondergewerkt. Vooral niet meer dan 5 kg per m2 en minstens drie weken voor het planten om te voorkomen dat de planten ver-branden. Daarbij moet u bedenken dat de grond erg onrustig wordt van verse mest waardoor de onkruidgroei explosief kan toenemen en de gewassen een groeischok krijgen. Daarom ishet wellicht beter de mest voor gebruik te laten verteren op een mesthoop of te verwerken in de composthoop zodat die wat voedselrijker wordt. Van kippemest strooit u slechts l,S kg per m2. Lang niet iedereen heeft de beschikking over verse mest; gdroogde mest is echter een goed alternatief. Deze mest wordt in allerlei samenstellingen in de handel gebracht. De basis bestaat meestal uit kippe- of stalmest waaraan soms andere organische stoffen zijn toegevoegd zoals bijvoorbeeld beendermeel, hoornmeel, bloedmeel of sporenelementen. Op deze wijze ontstaat dan een evenwichtige meststof waarvan de verhoudingen op de verpakking zijn vermeld zodat u dus precies weet wat u bemest. Soms wordt de organische mest ook aangevuld met een snelwerkende kunst-meststof. Geef hiervan niet teveel om verbranding van de planten te voorkomen. De meeste organische meststoffen bevatten maar weinig kalium; bij gewassen met een grote kaliumbehoefte (tomaat, aardappel, peen) moet daarom worden bijgemest met bijvoorbeeld patentkali. Om het effect van gedroogde organische mest te verbeteren kan een bacteriemeststof worden toegevoegd. Bijvoorbeeld 'Cofuna'.De basis van deze 'meststof bestaat uit gedroogde druivepitten waaraan grote hoeveelheden bacteriën zijn toegevoegd. Deze zorgen ervoor dat de voedingsstoffen die al in de grond aan wezig zijn worden omgezet en bruikbaar worden voor de planten.
Compost en meststoffen worden in het vroege voorjaar over de losgemaakte grond van de bedjes uitgespreid en met de hark of cultivator oppervlakkig ingewerkt. Regenwormen en micro-organismen zetten de voedingsstoffen dan om in stoffen die de planten in de loop van het groeiseizoen opnemen.
Geconcentreerde organische meststoffen Een andere mogelijkheid om te tuin te voorzien van de nodige voedingsstoffen is het bemesten met geconcentreerde organische meststoffen zoals bloedmeel ,hoornmeel of beendermeel. De eerste twee bevatten voornamelijk stikstof; de laatste een beetje stikstof en vooral veel fosfor. Soms worden deze drie samen als mengmeststof aangeboden zodat een volledige bemesting mogelijk is.Ook enkelvoudige meststoffen kunnen uitstekend worden toegepast. Bijvoorbeeld hoornmeel of bloedmeel wanneer er alleen stikstof nodig is voor een goede groei omdat er al voldoende fosfaat in de grond aanwezig is. Deze geconcentreerde organische meststoffen moeten op tijd worden uitgestrooid en ondergewerkt. Bloedmeel is de snelstwerkende meststof van de drie en kan daarom ook worden gebruikt om gewassen met een lange groeiduur (kool, prei) later in het jaar bij te mesten. Het wordt op z'n laatst in juni uitgestrooid zodat de voedingsstoffen voldoende tijd hebben om vrij te komen.
Als natuurlijke bodemverbeteraars worden ook gesteentemelen en -granulaten (korrels) gebruikt. Zowel meel als korrels zorgen ervoor dat de bodem meer vocht kan vasthouden waardoor ook wordt voorkomen dat voedingsstoffen teveel uitspoelen. Zij maken van de grond een soort provisiekamer voor de planten.
-Op zware grond moet gesteentemeel met mate worden gebruikt omdat het de grond teveel kan verdichten, maar korrels zijn wel uitstekend geschikt om een dergelijke grond luchtiger te maken.
-In lichte grond worden de micro-organismen door gesteentemeel aangezet tot humusvorming. In het voorjaar wordt het gesteentemeel uitgestrooid over het bed en oppervlakkig ingewerkt. Daarnaast wordt vlak voor het zaaien of planten nog. een beetje in de zaaigeulen en plantgaten gestrooid voor een goede start van het nieuwe gewas.
Aanvullende bemesting met gier of extract Compost levert humus; meststoffen voeding voor de planten. Op deze wijze worden de planten bij het begin van het nieuwe seizoen van een evenwichtige voeding voorzien. Een gewas onttrekt echter voortdurend voedingsstoffen aan de bodem. Daarom wordt in de loop van het groeiseizoen een keer bijgemest. Wie geen snelwerkende kunstmest wil gebruiken, strooit bloedmeel of giet regelmatig gier of extract bij de voet van de planten. De stoffen in de gier verrijken de grond niet alleen met bepaalde voedingsstoffen, maar zij maken de planten ook sterker en actiever waardoor een betere opname van voedingsstoffen mogelijk is.
--Brandnetelgier bevat stikstof waardoor de groei enigszins wordt bevordert. Bovendien worden regenwormen aangetrokken die weer gunstig zijn voor een goede bodemstructuur. Attentie: bonen, erwten en uiachtigen verdragen geen brand- netelgier.
--Smeerwortelextract bevat veel stikstof en kalium; het kan uitstekend worden gebruikt bij sterkgroeiende gewassen als tomaat en kolen.
Gecombineerde gier van koolbladeren, uien en knoflook die wordt verrijkt met kruiden als kamille, leeuwetand, pepermunt en melisse kan worden gebruikt om de planten te versterken.
Gier wordt als volgt gemaakt: vul een emmer met grofgesneden planten, voeg regenwater toe en zet hem op een zonnige plaats. Al na 24 uur begint het goedje te gisten. Elke dag wordt een of meerdere keren geroerd om te zorgen dat er voldoende zuurstof in de vloeistof komt. Wanneer de gier stinkt voegt u wat gesteentemeel of valeriaanextract toe om de stank te verminderen. Op z'n vroegst na een week wordt de drap verdund met water in een verhouding van 1:20 en bij de wortels van de planten gegooid. Doe dat de hele zomer door elke 4 tot 6 weken.
Niet iedereen heeft de mogelijkheid om dicht bij huis in het wild smeerwortel of brandnetels te verzamelen. Deze en andere kruidachtige planten zijn ook gedroogd of -zelfs als geconcentreerde kant en klare gier verkrijgbaar. Om de gier op de juiste wijze klaar te maken volgt u de aanwijzingen op de verpakking.
ZO MAAKT MEN COMPOST Graaf de bodem ongeveer 15 cm uit en maak hem goed los. Op de grond komt grof materiaal voor een goede afwatering. Daarop wordt de hoop laag voor laag opgebouwd: een klein laagje oude compost, 20 cm gemengd tuinafval en een laagje kalk of compostversneller. Daarop weer een laagje oude compost, tuinafval en kalk. In droge perioden krijgt de composthoop water om uitdroging te voorkomen. Enkele maanden na het opzetten wordt de hoop omgezet (binnenstebuiten gekeerd) voor een gelijkmatige vertering. Wanneer de compost rul, zwart en goed verteerd is, wordt hij gezeefd en verspreid over de -tuin. Composteren is niet moeilijk en gaat bijna altijd goed mits u een aantal zaken in de gaten houdt.
De laag tuinafval bestaat uit gezond plantaardig afval en onverwerkt keukenafval.
Gras mag op de composthoop wanneer het goed wordt vermengd met grover materiaal. Teveel gras tegelijk vormt een dikke compacte laag die gaat verzuren. Verwerkt keukenafval zoals gekookte aardappel of brood trekt ongedierte aan en is heel vaak de oorzaak van stank. Theebladeren en koffiedik mogen wel op de composthoop. Grote hout- of koolstronken verteren te moeilijk; deze moeten worden kleingemaakt met bijvoorbeeld een hakselaar.
Dierlijke mest kan ook in de composthoop worden verwerkt. Dit is zelfs gunstig om het stikstof gehalte te verhogen. Wanneer geen dierlijke mest wordt gebruikt, is het raadzaam regelmatig een beetje bloedmeel over de hoop te strooien; zeker wanneer er veel stro of bladeren worden verwerkt. De vulling uit de kattebak gaat met de vuilnisman mee: deze hoort niet op de composthoop in verband met eventuele overbrenging van ziekten.
Standplaats: Maar als u de plant een koele, lichte overwinteringsplaats kunt bieden, moet u dat doen. Hij zal u er dankbaar voor zijn en rijker en prachtiger bloeien. In een verwarmde kamer moet u normaal doorgaan met het watergeven; op een koele plaats (10-15° C) hoeft u daarentegen maar een keer per week te gieten.
Kenmerken: En omdat deze bizarre struik met zijn glanzende donkergroene bladeren (net zoals bij de citrusfamilie) gelijktijdig versierd is met bloemen en vruchten kun je zonder omhaal zeggen dat Carrissa een echte schoonheid is.
Bloemen : Zelfs jonge planten kunnen al in bloei komen. Maar het mooist zijn toch de wat oudere struiken, die tijdens de bloei van februari tot april er niet alleen betoverend uitzien, maar ook de gehele kamer met een heerlijke geur vullen.
Planten : Vanwege zijn scherpe doornen wordt hij in kustgebieden als heg toegepast. Maar we komen hem ook tegen als struik in de hoteltuinen van Spanje.
Gebruikte delen: De bladeren en bloemen zijn giftig, maar de vruchten zijn eetbaar. Ze zijn enigszins zuur, ze doen een beetje denken aan pruimen en zijn bijzonder geschikt voor het maken van jam.
Eigenschappen: Hij is zeer giftig, deze wasboom Bladeren zo dik als leer, doornen als gespleten slangetongen, sneeuwwitte naar jasmijn geurende bloemen en vruchten ter grootte van een pruim.
Vermeerderen : Ze worden gretig geconsumeerd door vogels, die ook het zaad verdelen
Soorten : Carissa bispinosa Carissa boiviniana Carissa carandas L. Carissa macrocarpa Carissa spinarum L.
-Carrissa bispinosa uit de oostelijke kaapprovincie heeft kleine, 1,2 cm brede witte bloemen, terwijl op een krachtige struik Van
-Carrissa grandiflora vaak ongeveer 5 cm brede bloemen en 3,5 cm lange spitsige doornen aangetroffen worden. Een uitdaging voor alle plantenliefhebbers die eens iets anders willen proberen.
-De natalpruim (Carissa macrocarpa, basioniem: Arduina macrocarpa) is een plant uit de maagdenpalmfamilie (Apocynaceae). Het is een groenblijvende, klimmende, tot 0,5 m hoge struik. Alle plantendelen bevatten een kleverig melksap. De takken zijn bezet met tot 5 cm lange, vertakte doornen. De bladeren zijn tegenoverstaand, ovaal, 3-7 cm lang, donkergroen, leerachtig en glanzend aan de bovenzijde.
De bloemen hebben een lange bloembuis en zijn erg geurend. Ze staan solitair in de bladoksels. De kroonbladeren zijn langwerpig en wit of roze van kleur.
De vruchten zijn rond tot eivormig en rozerood van kleur. Het vruchtvlees is dieprood van kleur, sappig en smaakt aardbeiachtig. De vruchten kunnen als handfruit worden gegeten of verwerkt worden in compotes en vruchtensalades. Het sap van de natalpruim vormt een smaakvolle frisdrank.
De natalpruim komt van nature voor in zuidelijk Afrika. Een verwante soort met eetbare vruchten is de caranda (Carissa carandas).
Weetjes :
Een mooie, giftige plant met eetbare vruchten. Alleen dat al maakt hem bijzonder, maar er is meer ...
Maar als zo vaak heeft schoonheid ook zijn keerzijde. Hij is zeer giftig, deze wasboom, zoals deze uit de warmere delen van Afrika en Azië stammende plant ook genoemd wordt.
Voorzichtig giftig! Deze waarschuwing moet u echt serieus nemen. U moet oppassen bij het terugknippen van de plant. Als er wat van het vrijkomende melksap in een wond terecht komt, kan dat (net zoals bij de oleander) vervelende gevolgen hebben. En omdat grote planten niet alleen bladeren hebben ter grootte van een rijksdaalder,
maar ook 3,5 cm lange scherpe doornen, loopt u snel een bloedende wond op. Bij het verpotten of het uitvoeren van andere handelingen met de plant moet u dan ook altijd handschoenen dragen.
Carrissa grandiflora is een uitgesproken gemakkelijk te verzorgen en robuuste kamerplant. En hij behoort tot de weinige exoten, die probleemloos in een verwarmde woonkamer kunnen overwinteren. Alleen de nieuwe, zachte scheuten zijn gevoelig.
Zodra de plant begint uit te lopen, moet u hem goed in de gaten houden en door regelmatig te sproeien moet u de luchtvochtigheid wat verhogen. Maar zodra de bladeren eenmaal leerachtig geworden zijn, hebben zelfs insekten geen kans meer de plant aan te tasten.
Giftige struik, eetbare vruchten Zoals reeds vermeld, overwintert de plant zonder problemen in een verwarmde kamer.
In het algemeen geldt voor het watergeven: beter te weinig dan te veel.
Bemesten doen we tijdens de groeiperiode van mei tot oktober met de normale vloeibare meststof die we ook voor kamerplanten gebruiken.
Als u deze flink gedoornde struik 's winters een plaats kunt geven in een hobbykas of serre, zult u krachtigere planten krijgen dan degene die aangewezen zijn op een overwintering in de huiskamer. Maar niet alleen de standplaats is bepalend voor de grootte en het uiterlijk van de plant.
Botanische naam : Symphytum officinale Nederlandse naam : Gewone smeerwortel Herkomst : Bijzonderheden : Grondsoort : alle Vochtbehoefte : normaal, vochtig, nat Licht : half schaduw, zon Groep : vast Gebruik : grasland, ruigte, bos en struweel Hoogte : 0.30-0.60, > 0.60 Vorm : pol Bloeikleur/vorm : wit, rood/bruin, roze, lila, paars Bloeitijd : april, mei, juni, juli, augustus Vermeerdering : zaaien, scheuren Voedingsbehoeft : matig voedselrijk, voedselrijk, zeer voedselrijk Concurrentiekra : matig
Standplaats: De smeerwortel verkiest een goede, humusrijke bodem, bij voorkeur zand-lemig en enigszins vochtig, doch goed doorlatend, in zon tot halfschaduw.
Kenmerken: Deze, in heel Europa voorkomende, winterharde vaste plant wordt 50 tot 80 cm hoog en is volledig overdekt met korte, stugge haartjes De Gewone smeerwortel (Symphytum officinale) is een vaste plant uit de ruwbladigenfamilie (Boraginaceae). Deze soort is in België en Nederland een algemeen voorkomende plant in ruigtes, bermen, op dijken en bij slootkanten. Dit geldt voor geheel Europa met uitzondering van het hooggebergte.
Bloemen : Bloempjes, die roomgeel of paars van kleur zijn hangen twee aan twee aan de schicht die schorpioïed van vorm is, wat betekent dat de curve die gevolgd wordt, de vorm heeft van een schorpioenstaart. De bloemen staan ingeplant aan één kant van de stengel, en lopen in grootte af van de volledig geopende bloemen aan het begin, tot aan de bijna onooglijke knopjes aan het einde. De bloemkroon is eerder buis- dan klokvormig, de kelk vijfdelig gespleten. De vrucht bestaat uit vier blinkende nootjes,
Planten : De smeerwortel is met name in vochtige bermen en langs beken te vinden. Van mei tot augustus staat de smeerwortel in bloei, er komen dan purperen, beige of roze bloemen aan. De wortels, die diep in de grond zitten, zijn zwart van buiten en wit van binnen. Wanneer je de wortel opensnijd komt er een witte, waterachtige vloeistof uit tevoorschijn waar de smeerwortel haar naam aan dankt.
Gebruikte delen: De wortel van de smeerwortel wordt geoogst in voor- of najaar, wanneer zijn gehalte aan allantoïne het hoogst is. Men wacht voor het opgraven tot na het tweede groeijaar van de plant. Na de oogst wordt de wortel in schijfjes gesneden, of overlangs in repen, en vervolgens bij matige warmte gedroogd.
Werkzame bestanddelen: Smeerwortel wordt hoofdzakelijk uitwendig gebruikt, en dat zowel bij de behandeling van kneuzingen, chronische aandoeningen van gewrichten, als bij ontstoken spataders. Historisch is vooral het gebruik bij botfracturen bekend.
Eigenschappen: Smeerwortel is werkzaam als vulneratief (wondhelendmiddel), slijmvormer, astringens (doet de bloedvaatjes samentrekken) en expectorans (hoestmiddel). Het in de plant aanwezige allantoïne prikkelt beschadigd weefsel tot het vormen van nieuw granulatieweefsel en stimuleert ook de celdeling. Het gebruik van smeerwortel bij allerhande verwondingen en zweren vindt hierin zijn verklaring. De wortels bevatten zoveel kleefstoffen dat ze in stukken gehakt vlees aaneensmeden; en als smeerwortel wordt gekookt tot een massa of het blad wordt gekneusd en de massa als pleister op een wonde wordt gelegd, zal hij alle vleeswonden genezen.
Vermeerderen : De plant kan vermeerderd worden door zaad of door scheuren. Zaailingen worden uitgeplant op ongeveer een halve meter onderlinge afstand.
Soorten : Symphytum officinale en S. x uplandicum zijn erg gelijk en hun nakomelingen zijn vruchtbaar. Deze soort is in België en Nederland een algemeen voorkomende plant in bermen, op dijken en bij slootkanten. Dit geldt voor geheel Europa met uitzondering van het hooggebergte. De plant is in Noord-Amerika ingevoerd en verwilderd. S. officinale is kleiner, minder borstelig en heeft gevleugelde bladribben die ieder blad verbinden aan de bladverbinding daaronder. S. x uplandicum heeft smallere vleugels die de vorige bladverbinding niet bereiken. De zaden van de S. officinale zijn glanzend en bij de S. x uplandicum zijn ze dof.
Weetjes :
Sedert enkele jaren wordt in heel wat de landen de verkoop van smeerwortelpreparaten voor inwendig gebruik verboden of aan strenge beperkingen onderworpen. Reden hiervoor is het feit dat wetenschappelijk onderzoek heeft aangetoond dat het gebruik van grote hoeveelheden smeerwortel risicos op leverbeschadiging met zich mee kan brengen.
De Botanische naam Symphytum vindt zijn wortels in het Grieks: Je herkent erin Sym-phyteuoo, wat je zou kunnen vertalen als ik doe tesamen groeien. Officinale is al ettelijke keren in deze site verklaard: het wijst op het oude gebruik als geneeskruid.
De Nederlandse naam vergt misschien iets meer verklaring: Smeerwortel bevat vrij veel slijmstoffen, waardoor de papjes die van de wortel bereid worden, er erg slijmerig en smerig uitzien!
Smeerwortelzalf
Smeerwortelzalf kan gebruikt worden bij schaafwonden en andere kleine verwondingen. Daarnaast werkt smeerwortelzalf pijnstillend bij botbreuken en kneuzingen. Voor smeerwortel zalf heb je twee handjes verse of gedroogde wortels van de smeerwortel, vijf eetlepels vaseline en twee eetlepels zonnebloemolie nodig. Snij de wortels in kleine stukjes en meng deze in een vuurvaste kom met de vaseline. Verwarm dit mengsel gedurende minimaal tien uur au bain-marie. Zeef het geheel vervolgens en roer de zonnebloemolie door de zalf.
Smeerwortelolie
Je kunt een medicinale olie van smeerwortel maken voor het behandelen van pijnlijke gewrichten, verstuikingen en bloeduitstortingen. Breng hiervoor 250 gram gedroogde of 750 gram verse smeerwortelbladeren in 500 milliliter zonnebloemolie au bain-marie aan de kook. Laat de olie ongeveer drie uur koken en filter de olie vervolgens. Je kunt de zelfgemaakte smeerwortel olie maximaal een jaar bewaren op een koele en donkere plaats in een luchtdichte fles.
Kan je smeerwortel nog op een andere manier gebruiken?
Je kan inderdaad nog meer doen met smeerwortel. Zo kan je je arme, getergde rug, eens extra verwennen met een afkooksel van smeerwortelbladeren.
Doe die bladeren in een emmer en giet er kokend heet water op. Na 20 minuten is het aftreksel klaar. De bladeren vis je eruit, want die wriemelen zo als je in je bad zit... Voeg dit aftreksel toe aan je badwater. Blijf 15 minuutjes lekker genieten in je warm, verwennend bad. Je komt als herboren eruit.
Culinair:
■in Engeland wordt smeerwortel al lang als spinazie gegeten
■jonge blaadjes rauw in salades
- Het werd vroeger als veevoedergewas voor varkens, koeien (meer melkproduktie) en renpaarden gekweekt.
- Door zijn proteïne-rijkdom ook goed als grondverbeteraar, als groenbemester (voor tomaten, bonen en aardappelen) en compost.
Standplaats: Een lichte standplaats werkt gunstig, maar is niet echt nodig Wortelkluit goed vochtig houden met lauw en kalkarm water, vooral onder warme omstandigheden. Minder gieten bij lagere temperatuur. Regelmatig broezen. Redelijk vochtig milieu komt het blad ten goede. Klassieke, voedselrijke potgrond met wat leem om het vocht vast te houden. Goed gedraineerde palmpot. In de groei om de twee weken bemesten, later om de maand lichte mest via vochtige potgrond. Om de drie jaar verpotten, bij voorkeur in de lente Wanneer ze vanuit haar donkere hoek voor het eerst het daglicht ziet, moet de plant langzaam aan het volle daglicht wennen. Dit kan door zonwerend materiaal over de bladeren te leggen en ze geleidelijk aan het zonlicht bloot te stellen. Ofwel kan u een schaduwrijke plek in de tuin uitzoeken en de palm geleidelijk naar het zonlicht toeschuiven. Die jaarlijks behandeling zorgt ervoor dat u een stevige en gedrongen plant verkrijgt
Kenmerken: Howea forsteriana is de meest gekweekte; Howea belmoreana is sierlijker, maar heeft meer verzorging nodig. Als jonge plant zijn ze moeilijk uit elkaar te houden. De volslanke stammetjes dragen een kroon met breed uitwaaierende geveerde bladeren. Meestal worden ze aangeboden in een pot met enkele planten bijeen. Hoog opgroeiend, gemiddeld 200 cm hoog en 150 cm breed, maar groter kan ook.
Planten : Niet winterhard. Mag in de zomer naar buiten. Zowel hoge als lage (tot 10 C) temperatuur wordt goed doorstaan. Matig warm overwinteren (14 18 C). De Kentiapalm groeit traag maar vormt toch regelmatig nieuwe bladeren, zeker wanneer hij zich goed voelt. De trage groei maakt het jaarlijks verpotten overbodig. In de regel volstaat het eenmaal om de 3 jaar in het voorjaar. Men gebruikt hiervoor een diepe maar smalle pot met voedselrijke potgrond, waaraan een beetje leemgrond wordt toegevoegd om de grond langer vochtig te houden.
Eigenschappen: Standplaats lichtbehoefte: zon, halfschaduw, schaduw deze plant is vorstgevoelig deze plant is wintergroen (groenblijvend) deze plant verlangt een zurige bodem (pH 4,5-5 of lager) De Kentiapalm is erg goed bestand tegen stof en lage temperaturen. De plant vreest ook geen schaduw. Na de laatste nachtvorst mag hij naar buiten. Vanuit de donkere hoek langzaam aan het volle daglicht wennen door zonwerend materiaal over de bladeren te leggen en geleidelijk aan het zonlicht bloot te stellen. Of van een schaduwrijke plek in de tuin geleidelijk naar het zonlicht toe te schuiven.
Vermeerderen : Howea kan uit zaad worden vermeerderd. Om zaden te laten kiemen is een constant warme grond van 27 °C vereist. Een kas is onontbeerlijk om de palm verder groot te brengen.
Soorten : De Kentiapalm is van oorsprong tropisch, maar perfect geschikt als kamerplant. In deze groep van palmen zijn Howea forsteriana en Howea belmoreana de enige soorten.
Weetjes :
Een goede verzorging uit zich in een rijkelijk groeiende plant, die op latere leeftijd bloemen en vruchten kan dragen. Voor een vochtige omgeving wordt de plant op een omgekeerd schaaltje in een met water gevulde schaal gezet. Zonder natte voeten, want dat leidt tot wortelrot.
Het blad blijft frisgroen door de plant regelmatig in de regen te zetten of lauw te douchen. Af en toe de kluit onderdompelen en goed laten uitlekken is aangeraden. Bij lage temperatuur, de aarde droger houden. De Kentiapalm is een trage groeier, verpotten slechts om de drie jaar. Bij voorkeur in een diepe, smalle pot.
Het beste water is regen water. Elke 8 maanden kan uw Kentia Palm wat extra meststof gebruiken. Na een jaar kan het geen kwaad uw Kentia Palm te herpotten gebruik dan speciale Kentia Palm grond (Veengrond)
Howea fosteriana groeit van nature op Lord Howe Island voor de oostkust van Australië. De eerste naam is afgeleid van de hoofdstad op het eiland: Howeia. De tweede naam is afkomstig van de Duitse plantkundige H. von Forster (1847 - 1930).
Ziekten :
In de winterperiode bobbelige vlekken aan de onderkant van de bladeren !!
Is een typisch ziektebeeld van palmen die onder ongunstige omstandigheden overwinteren.Hoge temperaturen, veel (giet) water samen met een geringe hoeveelheid licht zijn de oorzaken. Minder gieten dus ,zonder de kluit te laten uitdrogen en zet de palm op een wat koelere plaats (14 tot 18 °C) De onderste bladen kunnen bruin worden. Dat is normaal. Verwijder deze bruine bladen
Botanische naam : Exacum Nederlandse naam : Bitterblad Herkomst : Socota Bijzonderheden : eenjarig Grondsoort : goed doorlatende Vochtbehoefte : matig water geven,potkluit vochtig houden Licht : half schaduw Wind : koude en tocht vermijden Gebruik : als kamerplant Hoogte : 20 40 cm Bloeikleur/vorm : wit,lila,geurend Bloeitijd : juni - oktober Blad : groen
Standplaats: Het blauwe liesje is in de eerste plaats een kamerplant maar ook buiten op terras of balkon, bij voorkeur in een pot of bloembak, kunt u er veel plezier aan beleven. In het laatste geval moet de plant wel beschut staan en moet de zomer warm en niet te nat zijn. Voorwaarde voor een goede ontwikkeling is in alle gevallen dat de plant op een lichte tot half beschaduwde plaats staat en dat het niet te warm is. In huis betekent dat schermen tegen de middagzon of kiezen voor een plaats op het zuidoosten of noordwesten.
Bloemen : Een allerliefst plantje met lilablauwe bloempjes.
Planten : Tijdens de opkweek van zaailingen en stekken is een zeer lichte standplaats noodzakelijk, maar ook dan beschermd tegen felle zon". De temperatuur moet matig zijn, tussen 15-20 °C.
Vermeerderen : Het is een echt zomerbloeiende kamerplant, die u kunt voortkweken door middel van zaaien, wat al vroeg in het voorjaar moet gebeuren.Dat doet u in een pot binnenshuis en stop het zaad vooral niet te diep in de grond. Het is ruim voldoende, als het juist onder de oppervlakte zit. Na het zaaien dient u de pot met een ruit en daaroverheen een papier af te dekken. De potgrond zult u vochtig moeten houden.
Zodra de jonge plantjes tevoorschijn komen, zult u ruit en papier moeten verwijderen, want ze hebben direct de volle zon nodig. Als de plantjes hanteerbaar worden moet u ze verplanten in een aparte pot. Ze komen daarin op een onderlinge afstand van een paar centimeter. Zodra ze elkaar met de blaadjes raken, dient u elk plantje afzonderlijk in een potje te zetten. Gebruik er de bekende bloemistengrond voor.
Bitterblad kan op twee manieren worden vermeerderd: uit zaad of door te stekken. De meest gebruikelijke methode is zaaien. Aangezien de planten pas ongeveer
zes maanden na het zaaien bloeien, moet al in januari/februari worden gezaaid. Bitterblad is een lichtkiemer en dat betekent dat het fijne zaad niet met aarde wordt bedekt, wel met glas of plastic.
Soms blijven de planten na de bloei in leven; daarvan kan in het voorjaar gestekt worden. Jonge planten altijd enkele malen toppen en liefst een paar plantjes in een pot bij elkaar zetten, om een bossig geheel te krijgen.
Soorten : Van bitterblad is slechts één soort bekend: --Exacum affine, een tweejarige plant die begin deze eeuw op het eiland Socotra (Indische Oceaan) werd gevonden.
Van het geslacht Exacum kent men ongeveer 40 soorten, waarvan sommige meer struikachtig groeien. U zou er wellicht niet op komen, maar Exacum behoort tot de gentiaanfamilie (Gentianaceae).
Weetjes :
Eigenlijk zou men de plantjes in dit stadium in een broeikasje verder moeten kweken.
Later zult u dan nog eens moeten verpotten in een iets ruimere pot. Als het plantje volop bloeit, kunt u haar in de zonnige kamer zetten, maar op warme dagen zult u haar toch een weinig moeten beschermen. Ze kan vrij veel voedsel hebben en het is nodig haar wekelijks een weinig te bemesten.
Overhouden is mogelijk, maar over het algemeen wegen alle moeiten en zorgen niet op tegen de te bereiken resultaten.
U kunt beter in het voorjaar zelf zaaien of in de zomer een bloeiende plant bij de bloemist kopen.
Dikwijls worden de planten in veel te kleine pages verkocht. Thuis direct in een grotere pot zetten is dan aan te raden.
Over het algemeen groeit dit plantje beter in een droge huiskamer dan in de vochtige kassen van de bloemist.
Ook al groeit bitterblad onder de meest ideale omstandigheden, overhouden van dit kamerplant je is niet mogelijk. Het is van nature een tweejarige plant die echter meestal als éénjarige wordt gekweekt.
Voor de verzorging maakt dat weinig uit, want het betekent dat in beide gevallen de plant na de bloei afsterft. Toch is dat geen reden om er niet aan te beginnen. Allereerst is bitterblad een langdurige zomerbloeier met blauwe bloemen en bovendien is de verzorging eenvoudig.
Bitterblad wordt ook wel 'blauw liesje' genoemd, waarschijnlijk omdat de plant even rijk bloeit als 'vlijtig liesje'. Maar alles is veel kleiner: de sierlijke, stervormige bloemen en de glanzend groene, hartvormige blaadjes. Behalve rassen in diverse tinten blauw, kent men nu ook selecties die witte, roze of rode bloemen dragen.
Aan tocht heeft bitterblad een hekel.
Verzorging Voor de dagelijkse verzorging is het belangrijk dat de uitgebloeide bloemen worden verwijderd. Dat vereist enige aandacht, maar de plant blijft daardoor mooier en bloeit langer. Water geven moet ook met zorg gebeuren, want een optimale ontwikkeling is alleen mogelijk wanneer de aarde voortdurend matig vochtig is. Langdurig te natte grond is voor bitterblad funest: wortelrot is het gevolg en de plant gaat slap hangen en gaat tenslotte dood. Houdt u dus liefst de potgrond aan de enigszins droge kant. Bij een zo kort levende plant - zeker wanneer het om een gekocht exemplaar gaat - is bemesten eigenlijk niet aan de orde. Mochten er geen bloemknoppen meer verschijnen, zijn de bladeren geel, dan kan bemesten gewenst zijn. Eênmaal in de week uitgebloeide bloemen verwijderen. De plant oogt mooier en ontwikkelt nieuwe bloemknoppen.
Ziekten : Bitterblad is een sterke, gemakkelijk te kweken plant waarbij zich slechts zelden problemen voordoen. Staat de plant op een ongunstige plaats (bijv. tocht " dan treedt soms bladluis op.
Verder zijn narigheden uitsluitend het gevolg van een onjuiste behandeling. Is de aarde te nat en/ofis het een sombere, natte zomer, dan kan gemakkelijk grauwe schimmel optreden. Op de plant vormt zich dan een grijs schimmelpluis. Aangetaste delen verwijderen en de plant droger zetten. Ook wortelrot kan door te veel vocht optreden; de planten worden dan geel en gaan dood.
Botanische naam : Rosa 'Dortmund' Nederlandse naam : Leiroos Herkomst : Bijzonderheden : rood/wit hart, weinig bottels Grondsoort : alle, humeus, lichte klei Vochtbehoefte : normaal Licht : zon Wind : weinig gevoelig Groep : leirozen, heesterrozen Gebruik : groepen/vakken, randen/hagen, solitair, tuinen Hoogte : 2.00-3.00 m Vorm : leirozen Bloeikleur/vorm : wit/créme, rood/bruin Bloeitijd : juni, juli Blad : bladverliezend Twijg/stam : doorns/stekels
Standplaats: In licht vochtige, goed gedraineerde grond in de volle zon. ook geschikt voor een noordmuur.
Kenmerken: Deze sterke, rechte roos produceert gerekte knoppen die open bloeien tot grote, enkele bloemen. De bloemen verschijnen in trossen en geuren. Bloeit de hele zomer door. Verdraagt armere grond. Geschikt als haag of klimroos en als lage leiroos.
Bloemen : Bloedrood met wit centrum, grote, enkele, open bloemen met gegolfde bloemblaadjes in grote trossen, lichtgeurend, krachtige groei, doorbloeier, hoogte: 3-4 m. Sterke doorbloeier Weinig of niet geurend. Draagt rijkelijk oranje bottels in het najaar. Bloeitijd: juni- juli- augustus . Eénmaal bloeiend
Planten : Best als free-bloeiende klimmer voor muren, priëlen, hekken of andere structuren. Kan ook worden geteeld als een struik.
Eigenschappen: Deze roos is een klim-of pilaar roos die typisch groeit Eigenschappen overvloedig clusters van geurige, karmozijnrood, enkele bloemen met witte ogen. Bloeit vrij van de late lente tot vorst. Glanzend, donkergroene bladeren. Oranje heupen. Prima, lage, sterk vertakte klimroos. Ook geschikt voor een kleine tuin. Donker, gezond blad.
Snoeien : snoeien in het voorjaar Vermijd snoeien voor de eerste twee jaar na het planten, zodat de lange stokken van deze klimmer zich ontwikkelen. Snoei daarna zo nodig in de late winter tot het vroege voorjaar.
Cultuur Beste gekweekt in gemiddeld, medium vocht, goed gedraineerde grond in de volle zon. Beste bloei en weerstand tegen ziektes voorkomen in de volle zon. Water diep en regelmatig ('s ochtends zijn het beste). Vermijd te veel water geven. Goede luchtcirculatie bevordert krachtige en gezonde groei en helpt controle blad ziekten. Zomer mulch helpt vocht vasthouden, houden wortels koel en ontmoedigen onkruid.
Verwijderen en te vernietigen zieke bladeren van planten (mogelijk), en opruimen en vernietigen dode bladeren van de grond rond de planten zowel tijdens het groeiseizoen en als onderdeel van een grondige sanering in de winter (slapende seizoen).
Problemen Rozen gevoelig voor een groot aantal ziekten, de meest voorkomende daarvan zijn zwarte vlek, meeldauw, roest en rose rozet. Hoewel goede culturele praktijken, zijn de eerste lijn van verdediging in ziektebestrijding, worden regelmatig preventieve fungicide toepassingen gedurende het groeiseizoen meestal nodig, met name in vochtige klimaten met regelmatige neerslag in de zomer 'Dortmund' is uitstekend bestand tegen de bovengenoemde bladziekten. Mogelijke insect problemen zijn bladluizen, kevers, boren, schaal, trips, muggen, en spint.
Standplaats: Mosjes houden van een vochtige omgeving, een constante temperatuurrond 20° C en een beschaduwde plaats. Regelmatig benevelen bij een kamertemperatuur van 18°C. Gebruik gedistilleerd water of regenwater.
Kenmerken: Slaapkamergeluk' of 'mosje': namen voor groene planten die zich op niet te zonnige plaatsen tot ware groene plakkaten kunnen ontwikkelen. Mosjes zijn snelgroeiende kussenvormende plantjes. Niet alleen mooi frisgroen van kleur, gemakkelijk te verzorgen en snel groeiend, maar ook interessant. Deze planten, die behoren tot het geslacht Selaginella, zijn namelijk te beschouwen als een tussenvorm tussen mossen en varens. Er zijn rozetvormige, klimmende en kruipende soorten. De wortels ontstaan in de stengel en kunnen grote plakkaten vormen.
Eigenschappen:
De grond moet voortdurend vochtig zijn, maar niet te nat. Zorgt u dus voor een goede waterafvoer.
In huis mogen de planten alleen in de winter in de zon staan; overigens alleen in schaduwen halfschaduw, voor een venster op het noorden of oosten.
Voor de gangbare soorten is een gematigde temperatuur (15- 20° C) aan te bevelen. Minder bekende soorten kunnen het beste warmer, bijvoorbeeld in een kas of serre staan.
Weinig mest geven, de helft van de op de verpakking aangegeven concentratie en alleen in de zomermaanden.
In het voorjaar verpotten in normale potgrond, bij voorkeur in wijde, ondiepe potten of schalen. Grote exemplaren kunnen tijdens het verpotten worden gescheurd.
Vermeerderen : De vermeerdering geschiedt net als bij varens via sporen, maar is ook te vergelijken met die van mossen.
Soorten :
Tropisch en koel Als kamer- en kasplant worden voornamelijk drie soorten gekweekt. Selaginelia apoda is een lage, zodenvormende plant met lichtgroene, zeer fijn gezaagde blaadjes. Op den duur zijn ze als hangplant je te gebruiken. Nog langere en echt kruipende stengels heeft S. kraussiana. Vrij zeldzaam is S. martensii, een meer rechtop groeiende soort, maar toch later met liggende takjes, voorzien van luchtwortels. Vooral 'Watsonia' is bekend, met opvallend witte sten- geltoppen. Iets geheel anders is de 'opstandingsplant', die ook wel als de 'Roos van lericho' wordt aangeboden: S. lepidophylla. Korte stengels, donkergroen die bij droogte inrollen. Bij bevochtiging gaat de plant weer open.
Vochtig en in de schaduw Mosjes houden van een vochtige omgeving, een constante temperatuurrond 20° C en een beschaduwde plaats. Vandaar wellicht de Nederlandse naam 'slaapkamergeluk', want een slaap- of badkamer met weinig zon en het gehele jaar een gematigde temperatuur vormt voor de meest bekende soorten een ideale omgeving.
S. lepidophylla kan langdurige periqden van droogte verdragen, maar de meeste soorten houden van een tropische omgeving (schaduw, 20- 25° C, vochtige atmosfeer).
Winterharde soorten Enkele soorten kunnen in ons klimaat op beschutte plaatsen en in goed doorlatende grond buiten groeien. Bekend is o.a.
S. denticulets uit het Middellandse-Zeegebied, Canarische Eilanden. Lijkt veel op
S. Kraussiana.
S. Heivetlee groeit in bergstreken in Europa, Siberië en Japan en heeft veervormig vertakte bladeren, zodat het net een kleine varen lijkt. Onder droge en koude omstandigheden verkleurt het blad bruin- tot wijnrood. Geschikt voor beschaduwde plaatsen in veenachtige grond.
Weetjes :
De planten bezitten kleine bladeren soms van tweeërlei soort: zogenaamde grote onvruchtbare bladeren en vruchtbare bladeren die zijn voorzien van een ligula
Botanische naam : Acaena magellanica Nederlandse naam : Stekelnootje Herkomst : Bijzonderheden : zodenvormend Grondsoort : alle, humeus, zand Vochtbehoefte : droog, normaal Licht : half schaduw, zon Wind : ongevoelig Gebruik : groepen/vakken, bodembedekker, rotstuinen Hoogte : < 0.10 m Bloeikleur/vorm : rood/bruin Bloeitijd : juni, juli, augustus Blad : halfwintergroen, groen, grijsgroen
Standplaats: Acaena houdt van een zonnige en goed doorlaatbare bodem. Hij geeft de voorkeur aan een open plaats zonder bomen en struiken met een min of meer voedselrijke bodem , groeit het liefst in een kalkrijke grond.
Kenmerken: Kenmerkend is het aantal blaadjes, altijd rond het getal elf: 11, meer dan elf of minder dan 11. Stekelnoot heeft liggende of kruipende stengels. De blaadjes zijn altijd gezaagd, aan beide zijden behaard of alleen op de bladnerf
Acaena magellanica groeit in de natuur op zand en rotsen in de buurt van de zee, onder kreupelhout, in open bossen, op vochtig grasland en in vennetjes tot 1100 m hoogte. De bladschijf is 2-8 cm lang, met 5-8 paar blaadjes waarvan de onderzijde is berijpt. De bloeistengels zijn 7-14 cm groot met 1 tot 3 brede bloemhoofdjes, paarsachtig als je jong zijn.
Bloemen : Kleur : wit Bloeitijd : juli - augustus
Planten : De onderlinge plantafstand die bij aanleg van het tapijt moet worden aangehouden, is vijftien centimeter. Binnen een jaar groeit het tapijt dicht. Stekelnoot is zodenvormend en kan zowel in de volle zon als in de halfschaduw worden gebruikt.
Acaena's zijn zodevormend en in matig strenge winters ook wintergroen. Ze worden naast bodembedekkend, ook in rotspartijtjes gebruikt. Acaena groeit het liefst in een kalkrijke grond. Stekelnootje is een zeer goede bodembedekker voor zonnige standplaatsen, maar ook lichte schaduw wordt verdragen. Ze zijn zeer mooi zijn ze in combinatie met voorjaarsbollen,
Eigenschappen: - deze plant is wintergroen (groenblijvend) - deze plant is vorstgevoelig - geschikt voor gebruik in de rotstuin - goed bruikbaar voor bodembedekking - deze plant is zijn onaantrekkelijk voor konijnen, zijn min of meer veilig voor konijnenvraat - deze plant verlangt een kalkhoudende bodem (pH 6,5 of hoger) - deze plant vraagt of gedijt goed op droge gronden
Vermeerderen : - door zaaien - door stekken - door afleggen, door het afnemen van uitlopers in het voorjaar - door scheuren
Deze soort heeft de volgende winterhardheid: De plant verdraagt lage temperaturen (-15 ° C, zelfs -20 ° C),
Het geslacht komt vooral in het zuidelijk halfrond voor, met name in Australië, Nieuw-Zeeland en Zuid-Amerika. Soorten als Acaena exigua (Hawaï) en Acaena pinnatifida (Californië) komen ook in het noordelijk halfrond voor. Californië beschouwt de als zandminnende tuinplant geïmporteerde Acaena pallida als invasieve soort.
In Groot-Brittannië wordt de Acaena novae-zelandiae als invasieve soort beschouwd. Accidenteel geïmporteerd via schaapswol, woekert de stekelige plant er op kusten en duinen.
In heel Europa vindt men (verwilderde) cultivars, die met name zijn ontwikkeld voor de vraag naar (half)groenblijvende kruiden en heesters, die daarenboven weinig veeleisend zijn qua bodemsamenstelling en bewatering.