Ik denk dat gisteren wel het recordaantal bezoekers op deze blog kwam kijken. Het zullen toch niet allemaal ramptoeristen geweest zijn zeker? Dan vrees ik een beetje dat ze er aan waren voor de moeite. Misschien dat er de komende weken wel een gelouterde versie van de Ruysscheveldeperikelen verschijnt, maar zomaar in een opwelling hier wat neergooien lijkt me niet verstandig. Tenslotte wring je je kind de nek niet om. En vechtscheidingen zijn ook al lang jiet meer in de mode.
Laten we dus maar vrolijk en vol verwachting uitkijken naar de twee repetities van deze week: veel prettiger en uitdagender, zeker als je weet dat er voor allebei de koren belangrijke uitvoeringen in het verschiet zijn.
Ik heb juist een afscheidsbrief gemaild naar het Ruysscheveldekoor. Onze wegen moeten helaas scheiden. Dit is niet mijn beslissing, maar het is niet anders. Het was een fijne tijd samen met hoogtes (en een paar laagtes). Wat ik zeker weet is dat ik jullie ga missen. Maar er is leven na de dood. Dirigenten komen, dirigenten gaan, maar koren zullen altijd blijven bestaan. Heel veel succes in de toekomst en behouden vaart!
Tijdens de vijfde en zesde eeuw groeiden op verschillende plaatsen in het Romeinse rijke mondelinge tradities in autonome liturgische gebieden. Zo heb je de Romeinse traditie naast de Beneventijnse, of in Milaan de Ambrosiaanse. Verder nog de Gallicaanse, de Keltische, de Mozarabische traditie. Het is paus Gregorius I de Grote, paus van 590 tot 604, die over het hele rijk eenheid brengt in de gezongen teksten. Naar de melodieën zelf heeft hij geen vinger uitgestoken, hoewel zijn naam voor eeuwig met de Gregoriaanse muziek zal verbonden blijven.
Als het politieke zwaartepunt in de achtste eeuw van de Romeinen naar de Franken verhuist, heeft dat ook gevolgen voor de kerkmuziek. Pepijn de Korte stuurt in 754 de Benedictijn Chrodegang, bisschop van Metz, naar Rome. Deze laatste is er zeer onder de indruk van de liturgie in pauselijke statio-mis, die omstreeks die tijd zijn hoogdagen beleeft. Chrodegang denkt ietwat meewarig aan het armzalige liturgische zootje in zijn eigen land en overtuigt paus Stephanus II ervan met hem mee te reizen naar Frankrijk om er orde op zaken te komen stellen. Frankrijk laat de Gallicaanse liturgie voor wat ze is en neemt de Romeinse over. Cantores uit Rome, waaronder de befaamde tweede cantor Simeon, reizen hen naar het noorden achterna en zingen daar hun repertoire voor. De Frankische zangers nemen op een heel creatieve manier de melodische grondstructuur van de Cantilena Romana over, maar kunnen het niet laten die hier en daar te versieren met de hun zo bekende Gallicaanse melodieformules. Het resultaat is een verbluffende verrijking. De Frankische cantores voeren hun gezangen naar ongekende hoogten, waarbij ze allang niet meer hoeven op te kijken naar het inmiddels in verval geraakte Rome
Zuster Marie Keyrouz is geboren in Deir-El-Ahmar (Libanon). Zij behoort tot de congregatie van de Zusters van Basilius. Ze heeft een hoger diploma in religieuze studie van de Sint-Jozefuniversiteit van Beiroet, en een ander in musicologie en westerse en oosterse kerkzang van de universiteit van de Heilige Geest van Kaslik. Ze studeerde Byzantijnse en Gregoriaanse zang gedurende tien jaar in Libanon en Athene. In 1991 kreeg zuster Keyrouz een doctoraat in de musicologie en de religieuze antropologie van de Sorbonne-universiteit (Parijs).
Het merendeel van de gregoriaanse gezangen is gebaseerd op psalmteksten. Psalmen zijn ontstaan in de joodse traditie en bovendien predikte Christus bij de joden. Dus zou je denken dat het gregoriaans wel uit de psalmgezangen in de synagoge gegroeid zal zijn. En toch is dat lang niet zeker. Sterker zelfs: het is erg onwaarschijnlijk. Het christendom mag dan wel in Palestina ontstaan zijn, een gewiekste Paulus haalde de nieuwe godsdienst daar binnen de kortste keren weg en verplaatste het zwaartepunt ervan naar Rome. Dat was een meesterlijke zet, want daar - in de navel van de toenmalige wereld - kreeg het christendom groeikansen die het in Jeruzalem nooit zou hebben gehad. Het betekende echter ook dat christenen van Griekse en Romeinse komaf al gauw de joodse christenen in aantal overtroffen. In de Handelingen lees je nog hoe beide strekkingen een robbertje vochten om de macht, maar de wereldburgers uit Rome gingen uiteindelijk met de pluimen lopen. Tegelijk verdween ook het synagogale psalmzingen uit de vaak ondergrondse diensten. Daar hoorde je geen woord Aramees meer. De breuk met Jeruzalem leek compleet. Pas in de vierde eeuw duikt het psalmzingen weer op. Gek genoeg niet uit joodse hoek, maar onder invloed van Egyptische en Palestijnse monniken. Geleidelijk aan worden hun gezangen ingevoerd bij de christelijke vieringen. Eerst nog ondergronds in de catacomben, maar vanaf 313 - nadat het christendom van Constantijn een keizerlijk duwtje in de rug had gekregen - werd het steeds populairder. Hoe die melodieën precies klonken, weten we niet. Wel brachten ze de toch al emotioneel aangelegde kerkvader Augustinus behoorlijk van zijn melk. Hij die in zijn jeugd vooral gehouden had van de wulpse dansmuziek in de bordelen, smolt weg bij het horen van dit prille gregoriaanse gezang en schreef erover in zijn Belijdenissen: "Hoe weende ik bij uw lofliederen en gezangen, heftig geroerd door de lieflijk klinkende stemmen van uw Kerk! Die stemmen stroomden mijn oren binnen en de waarheid druppelde helder in mijn hart en vrome aandoeningen welden daaruit op, en mijn tranen stroomden en dat deed mij goed". Wat hij precies te horen kreeg, zullen we nooit weten. Maar ik stel me graag voor dat het min of meer klonk als de Melkitische psalmgezangen die Marie Keyrouz op een van haar cd's laat horen.
De Franse tegenhanger van Europa Cantat organiseert om de 3 jaar een grote zangweek in Vaison-la-Romaine (vlakbij de Tourmalet), een klein stadje niet ver van Avignon. Ook in 2010 staat er weer zo een ontmoeting op het programma: rendez-vous van 2 tot 10 augustus. Al diegenen die iets dergelijk ooit meemaakten weten dat het telkens weer een feest is voor koorzangers die gebeten zijn door de microbe. Vorig jaar waren er drie koorleden mee naar Utrecht (Europa Cantat) en - voor zo ver ik het van hen heb gehoord - hebben zij enorm genoten en was het een echte boost voor hun zingen. Ook voor 2010 zijn er al twee mensen die al mee willen. Maar ... hoe meer zielen, hoe meer vreugde. Ik vertel je er graag meer over als je geïntereseerd bent. Ik ga alvast inschrijven voor het atelier "Saul" van G.F. Händel, een unieke kans om deze opera van Händel uit te voeren met soli en orkest o.l.v. de charismatische Amerikaanse dirigent Mark Shapiro. Zin om mee te gaan? Wel beslissen voor eind december 2009!
Wie van ons kent Denis Menier of Hendrik Derolez? Het zijn respectievelijk de koorrepetitoren van de Koninklijke Muntopera en van de Koninklijke Vlaamse opera. Zij werken in de schaduw van de dirigenten die met het applaus en de bloemen gaan lopen voor nog maar eens een fenomenale voorstelling. Tenzij we met een koor zitten van professionele zangers (denk aan bvb. het VRT-koor) zijn repetitoren een vaak miskende groep in onze koren. Ik heb de laatste weken nog maar eens ondervonden hoe onmisbaar hun werk isen hoe zij vaak in de schaduw van een dirigent staan, en "as such" ook niet altijd gewaardeerd worden door zangers (en in sommige gevallen ??) bestuur. Zo heeft het Ruysscheveldekoor zijn onvermoeibare te weinig zich profilerende Nadia, wordt KORILE opgevangen door Pascale en trekt Mia momenteel Musica ad Nives. De marketing heeft de secretaressedag tot een begrip gemaakt. Zullen we misschien in Koor & Stem ook eens een repetitorendag maken? Kwestie van de bloemen minstens één keer op de juiste plaats te laten terechtkomen?
11 september 2009 - St-Rombautskathedraal - 20.30 uur Hommage Katedraalorganist Peter Pieters brengt hulde aan zijn leermeester Chris Dubois, met werk van Flor Peeters, César Franck en Dubois zelf.
Terug van weggeweest. Geen spectaculair nieuws is meer dan goed nieuws. Diegenen die op details letten zullen wellicht op mijn (hoe langer hoe meer slinkend) buikje letten: er is nog eens twee kilo af. Stilaan nader ik het gewicht dat ik had toen ik trouwde. Conclusie: ik ben niet zwaar op de hand. Tenzij ik het helemaal verkeerd inschat kan ik dus volgens plan terug op het toneel verschijnen: * zaterdag 12 september om 18.30 u in Sint Pauwels met het Ruysscheveldekoor: ik ga aan Nadia voorstellen dat zij dirigeert en dat ik de begeleiding doe. * dinsdag 15 september: repetitie met KORILE * woensdag 16 september : repetitiemet het RUYSSCHEVELDEKOOR * donderdag 17 september: repetitie met Musica ad Nives: ik ben benieuwd. Dank u wel voor alle lieve kaartjes, mails en bezoekjes!
Eén van de meest veelbelovende concerten van het Festival van Vlaanderen (Mechelen-Kempen) vindt plaats in Herentals op 24 september om 20.00 uur in de Sinte Waldetrudiskerk. Het Collegium Vocale brengt er i.s.m. Freiburger Barockorchester een integraal programma met muziek van G.F. Händel: Chandoz-Athems. Niet te missen!
Laatst was ik bij een orgelconcert in een grote, erg akoestische kerk. Er werd geconcerteerd door een aanhanger van de snelle tempi. Ik zat zo dicht mogelijk bij het orgel. Maar ik moet zeggen dat ik het verhaal, dat in de muziek ligt, niet heb kunnen volgen. Een triosonate van Bach klonk als een vage zweem van orgelklanken en een Prelude en Fuga, ook van Bach, als een galmende, onverstaanbare klankbrij. Omdat ik de stukken ken, wist ik wat de organist speelde, maar wat de inhoud van het verhaal was (de prachtige lijnen van de stemmen, de articulatie, enz.) heeft hij me niet kunnen laten horen en dat alleen omdat hij een veel te hoog tempo nam, in ieder geval voor deze ruimte. Een andere keer luisterde ik naar een koorconcert, ook alweer in een grote kerk. De dirigent had in de droge repetitieruimte kennelijk een snel tempo gekozen, zeer toepasbaar in die droge ruimte. Maar hij kon het koor (en zichzelf) niet bewegen om in deze grote kerk een beduidend langzamer tempo te nemen, zodat het voor de luisteraars nog een beetje te volgen zou zijn. Blijkbaar is het erg moeilijk om een ingestudeerd tempo soepel aan te passen aan de akoestiek van de ruimte. Nu zat er voor de koorklank niets anders op dan te gaan zwemmen in deze immense ruimte. En de luisteraars hoorden wel een koorklank, maar wat er precies gezongen werd bleef bedekt onder het akoestische laken. Bij een langzamer tempo zou alles veel beter te volgen zijn geweest
Tot ver in de negentiende eeuw was men zich weinig bewust van de relatie tussen architectuur en akoestiek. Men bouwde een fraai gebouw en liet zich dan verrassen door de architectuur. Toen de Londense Albert Hall klaar was, stoorde men zich aan de enorme echo.. Boosaardig merkte Thomas Beecham, nooit verlegen om een bon mot, daarover op: Wanneer jonge componisten hun werken willen laten uitvoeren, moeten ze dat liefst in de Albert Hall laten doen want dat is hun enige kans om een stuk tweemaal te horen op dezelfde avond nog wel.
Ook wanneer we afzien van duidelijke akoestische fouten blijven er nog genoeg akoestische factoren over die een goede klank in een zaal positief of negatief kunnen beïnvloeden. Beslissend is daarbij in de eerste plaats de nagalmtijd. Onder dat begrip verstaat men het tijdverloop waarin de luidsterkte na het uitschakelen van een geluidsbron is gedaald tot een miljoenste van zijn oorspronkelijke waarde. Het zal zonder meer duidelijk zijn dat deze tijdspanne van het wegsterven van het geluid van grote betekenis is voor de akoestische eigenschappen van de zaal. Wanneer die te lang is, zal dat geluid nog naklinken terwijl het volgende alweer is begonnen.
Wat is nu de gunstigste nagalmtijd? Lang liepen de meningen daarover van de bouwakoestici (en de musici) daarover nogal uiteen. Tegenwoordig is men het er al geruime tijd over eens dat 1,5s voor de middenfrequenties en iets meer voor de lage (om de klank wat meer warmte te geven) optimaal is. Voor goede concertzalen gelden waarden van 1,5-2,0s als het gunstigst. In grote kerken heersen waarden rond de 3,0s.
Maar het gewenste resultaat hangt ook sterk af van de stijl van de uit te voeren muziek. De Passiemuzieken van Bach kunnen in de Thomaskerk in Leipzig met een nagalmtijd van liefst 4,6 seconde mooi klinken, maar voor muziek die rijk is aan modulaties, die veel dissonanten bevat en belangrijke figuraties denk aan de neoklassieke werken van Stravinsky - is zon kerk in akoestisch opzicht rampzalig. Daarvoor zijn zalen met veel kortere nagalmtijd een zegen. Met nagalmtijden rond de 1,8 1,9s zoals het Concertgebouw en de Royal Festival Hall is men al beter af. Zover als met die beroemde droge 8-H studio in New York waarin Toscanini zijn opnamen maakte.
Bekend is natuurlijk ook dat de nagalmtijd niet alleen invloed heeft op muziek, maar ook op de spreekstijl. Toen in Wenen de toneelspelers tegen het eind van de negentiende eeuw verhuisden van het oude, kleine theater aan de Michaelerplatz naar het nieuwe grotere Burgtheater aan de Ring, beklaagden zij zich over het verlies aan intimiteit en natuurlijkheid van hun spreekwijze. De andere, nieuwe akoestiek verlangde van de spelers een veel sterker gearticuleerde duidelijkheid. De traditionele toon en de daarmee verbonden mimische subtiliteiten van de kamerstijl gingen zo verloren.
De bouwwijze verandert dus de spreekwijze en techniek, maar ook de spraakverstaanbaarheid. Een langere nagalm beïnvloedt vooral de verstaanbaarheid van syllabes. Op die manier is de verheven Burgtheaterstijl ontstaan. Het extreem van die stijl is natuurlijk de preektoon in de kerk. Wie gewend is om oorzaak en gevolg te verwisselen, veronderstellen dat de kerkbouwmeesters de akoestiek bewust zodanig hebben gekozen om de predikant te dwingen tot een spreekstijl met veel pauzes en scherpe lawaaierige toon. Maar zoals Saic in een vroeg boek over elektroakoestiek verklaarde, zijn de ruimteakoestische relaties van een kerk de oorzaak dat die preektoon ontstond omdat die preek anders onverstaanbaar zou zijn.
Ik ga een paar dagjes kamperen in het Onze Lieve Vrouw-Ziekenhuis in Aalst: kwestie van te zorgen voor het inkomen van Dr. Alexander Mottrie. Ik neem alvast een paar boeken mee: Stieg Larsson's tweede en derde deel liggen al veel te lang te wachten. Ik heb natuurlijk nagelaten om aan mijn dokter te vragen hoe lang hij mij wil houden. Mijn optimistische schattingen houden het op een dag of vijf. De moderne technologie en robotica slagen er immers in om diep in je te laten wroeten en toch "minimaal invasief" te zijn. Waar je in vorige eeuwen gruwelverhalen over las, zijn nu routineklussen geworden. Je moet al Wassilewski heten om langer dan acht dagen de binnenkant van een ziekenhuis te zien. Ik hoop dus gauw fris en monter bij jullie terug te zijn. Een beetje duimen kan echter geen kwaad.
Het moet niet altijd over mij of mijn passies gaan. Vandaag maak ik wat publiciteit voor mijn vrouw (Marina De Beul). Op vrijdag 4 september (20.00 uur) is er in het Marcquisauditorium, Lange Gasthuisstraat 45 (Elzenveld) de vernissage van de tentoonstelling van de Fotografische Kring IRIS waar geselecteerd werk van het laatste jaar van zijn leden wordt voorgesteld. De artistieke toelichting gebeurt door Freddy Van Vlaenderen, Voorzitter van het Centrum voor Beeldexpressie.
De tentoonstelling loopt vanaf 5 september tot en met 10 oktober 2009. Open: donderdag tot en met zondag van 12.30 tot 17.30 uur.
Mits de nodige (massale) publicteit is het houden van open repetities met je koor een ideaal middel om enerzijds nieuwe leden op het spoor te komen of mensen een beter inzicht te geven in wat ze kunnen verwachten als ze bij een koor komen zingen. Anderzijds is het ook een ideale gelegenheid om de stakeholders (sponsors, overheden, trouw publiek) nauwer bij het koor te betrekken en hen een blik te laten werpen achter de schermen. Zo een open repetitie vraagt op zijn minst van de bestuursleden even veel inspanningen als voor een concert, maar is vaak belangrijker (en dan denk ik niet aan de koorkas) voor de continuïteit en de naambekendheid van je koor.
In de weekendkrant van De Standaard (je weet wel : "onverantwoord interessant"), zit een bon voor een gratis CD met daarop het vioolconcerto van P. Tchaikowsky, concerto dat gedirigeerd wordt door VALERY GERGIEV. Gergiev is de muzikale directeur van het wereldberoemde Marinskiitheater in Sint-Petersburg dat o.m. met zijn balletten het Bolsjoitheater uit Moskou naar de kroon steekt. Toen het Sovjetregime onderuit ging gaf niemand nog een cent voor het voortbestaan van het Marinskiitheater (toen nog "Kirovtheater"). Maar dat was gerekend buiten een begenadigd chef-dirigent uit Abchasië. Sindsdien heeft Gergiev de wereld veroverd. Waar hij verschijnt krijgt de muziek een nieuwe dimensie, worden orkesten opgezweept en wordt een concert een buitenaardse ervaring. Gergiev is diabolisch, magistraal, enthousiasmerend, onaards. Zijn blik dringt binnen in de zielen van zijn muzikanten, biologeert hen als een slang, haalt onvermoede talenten naar boven.
Na een dag oorverdovende stilte zijn we terug met een paar mededelingen voor het Ruysscheveldekoor. We hebben op de bestuursvergadering beslist om het jubileumconcert in zijn huidige vorm definitief af te gelasten. Wel komt er een jubileummoment eind december waarop we niet zelf zullen zingen. De stukken waar we zo hard aan gezwoegd hebben / zwoegen, worden echter niet afgevoerd maar moeten zeker gekend zijn voor een volgend concert in de loop van de maand mei. In de volgende koorinfo komt er ook een uitgebreidere uitleg over de nieuwe "gedagslijn" die de dirigent wil gaan volgen met het Ruysscheveldekoor. En om het helemaal spannend te maken: er zijn zang- stemtesten gepland. Hou ook zeker 14 november vrij: dan is er een koordag, waarop iedereen verwacht wordt. De koordagen van oktober daarentegen gaan niet door.
Ik ben Carlo (Carlo Claes), geboren op 20 september 1944. Als je goed telt weet je hoe oud / jong ik ben. Enkele jaren geleden gaf ik mijn job als resoc-coördinator van Waas en Dender op om met brugpensioen te gaan. Sindsdien kan ik mij aan mijn echte passie wijden: de koormuziek. Ik dirigeer twee koren: Fiori Musicali uit Sint-Niklaas en het Hanswijkkoor in Mechelen. Zo ontmoet ik iedere week een hoop fijne, lieve mensen. Maar hier is de wereld nog veel groter. Dus kom ik nu ook jou tegen.