De angst voor de opkomst
van de islam mag men in het westen als een spookbeeld omschrijven, net zoals de
angst voor de Sharia.
Sharia is de aanduiding
voor de regel, wetgeving en rechten die de maatschappij tegenover Allah (God) en
de medemens moeten regelen en bepalen. Het is dus niet gewoonweg een wetgeving
of strafrecht doch eerder de moraal die verbonden is aan de islam en het geloof
in de profeet.
Het idee dat de Sharia in
een normale en gezonde interpretatie een bedreiging zou vormen voor de westerse
maatschappij is klinkklare onzin. Het naleven van de Sharia is net hetzelfde als
het naleven van onze wetten en voorschriften en heeft slechts tot doel de
maatschappij te ordenen, terwijl dit hier gebonden is aan de religieuze
voorschriften is er gelijktijdig een binding aan de maatschappelijke moraal en
normen op louter civiel vlak.
De Sharia is gebonden aan
de interpretaties van deze religieuze, morele en zedelijke normen die er in
bepaald worden, terwijl interpretaties gebonden zijn aan de ontwikkeling van de
meerderheid in een maatschappij, waardoor Sharia in een westerse maatschappij
slechts tot uiting kan komen via een gematigde interpretatie van de in het Midden
Oosten of Noord Afrika gegeven waarden en invulling. Godsdiensten en normen
komen in een maatschappij slechts tot uiting naar de algemene normen en
ontwikkeling van de doorsnee der volkontwikkeling.
Daar het begrip Sharia duidt
op de normbepalingen die door de profeet werd geboden aan zijn volgelingen
worden deze normen door de koppeling aan het geloof in de Islam en de profeet,
strikter opgevolgd door zijn volgelingen.
De Sharia als een extreem
strenge wetgeving omschrijven is dus absoluut fout, doch onder extremisten
wordt deze normaliserende ideologie op een extremistische wijze vertaalt en
krijgt dus een extreme toepassing.
|