Rechtspraak
wordt gevoerd via juristen die een persoon of instelling adviseren en
vertegenwoordigen op de rechtbank, doch deze mensen werken niet voor niets en
moeten dus vergoed worden.
Juristen
die zich tegen inmengingen van hogerhand verzetten worden systematisch
gekelderd. Uiteraard zijn er een massa betrouwbare juristen die hieraan niet
mee willen werken, doch dit probleem wordt al even systematisch omzeild door
gewillige leden van het juridische korps in te schakelen als tijdelijk
voorzitter bij een rechtspraak waarin men een persoon of jurist wil wraken.
Vooral
waar de overheid direct of indirect of een regeringsmandataris bij betrokken is,
worden alle middelen en de vereiste tot collegialiteit van iedere
aangesprokenen geëist, om getroffenen te beletten zich te verzetten, en schuwt
men de manipulatie van het parket niet om verzet in de kiem te smoren. Dit
fenomeen was uiteraard ook een van de voornaamst redenen dat de activiteiten van
Dutroux zulk een omvang konden aannemen. Dat deze ontwikkelingen het werk zijn
van hooggeplaatste personen is duidelijk, doch de continuïteit van dergelijk
systeem is verbazingwekkend en vraagt een continuïteit aan de basis, die slechts
verzekerd kan zijn indien zij van buiten de politiek en op hoger niveau werd
opgebouwd om onderbreking van het systeem te voorkomen. Ook het feit dat
slachtoffers langst alle mogelijke pistes werden afgeblokt is hier een
opvallend verschijnsel, (Roze Balletten, Dutroux, Bende van Nijvel enz.) gezwegen
van het feit dat het telkens eenvoudige burgers en hun nabestaande zijn, die
slachtoffer zijn en hun rechten niet kunnen laten gelden.
De
hoge paramilitaire ontwikkeling van de bende operaties te Nijvel
en omgeving, en de frequentie waarmee deze op klaarlichte dag toesloegen, op
plaatsen waar zij uitzonderlijk in het oog liepen en op een optimale hinder
konden rekenen, bewees dat de plaats, tijdstip en omstandigheden hiervoor
uitgekozen waren. Het zinloos doden en afslachten van toevallig aanwezige
vrouwen en kinderen, die hen niet bedreigde of in de weg liepen, kon nauwelijks
anders dan gepland opzet zijn. Het feit dat het niet om buit ging was opvallend
en niet te miskennen. De veronderstelde redenen sloegen nergens op, en gaven
zelfs geen mogelijke verklaring, doch spraken de feiten op het terrein tegen.
De klungelachtige wijze waarop alle onderzoeken werden afgebroken of verhinderd,
geeft duidelijk en terechte voeding aan de veronderstelling van opzet vanuit de
hoogste kringen van het land en het Hof, gezien het de Procureur des Konings
was die alle onderzoeken via het verplaatsen van de dossiers in de war stuurde.
De
Moord op Patrick Haemers die men uitdrukkelijk
omschreef als een feit van zelfdoding, wat echter gezien de omstandigheden
fysiek onmogelijk leek en psychisch nog absurder was.
Fysiek
gezien is het nogal ingewikkeld indien een man van dergelijke gestalte zich
gaat verhangen aan een radiator van maximaal een meter hoogte, en gezien zijn
lichaamsgewicht in liggende toestand, dit de strop rond de nek niet dicht kon
trekken.
Psychisch
gezien is het totaal absurd te veronderstellen dat de opgejaagde en getergde
zondebok van een dergelijk moordcommando en complot, zelfmoord pleegt de dag
voordat hij voor een publiekjury moet verschijnen. Hij had echter de avond voor
de confrontatie met de publiekjury kenbaar gemaakt dat hij tekst en uitleg zou
geven voor deze jury. Onder dergelijke omstandigheden zal een kandidaat
zelfmoordenaar zijn plan tot zelfmoord verschuiven tot na zijn tekst en uitleg
voor deze jury. Het feit dat hij gedurende de nacht voor zijn confrontatie met
de publiekjury zelfmoord zou gepleegd hebben is hierdoor meer dan
onwaarschijnlijk en absoluut ongeloofwaardig. Dat zijn verklaringen voor een
publiekjury de opdrachtgevers de das zouden omgedaan hebben is echter zeker,
terwijl deze al even zeker in de hoogste kringen van het land moeten gezocht
worden.
De
moord op André Cools is en blijft een onopgelost raadsel.
Op 15 maart 2007 werd de moordenaar van Cools, Domenico C., in hoger beroep tot
twintig jaar gevangenisstraf veroordeeld. Tot maart 2006 was hij voortvluchtig
geweest toen hij bij een wegcontrole in Duitsland in hechtenis werd genomen.
Hij werd echter in 2011 vervroegd vrijgelaten. De opdrachtgever of reden werd
nooit met zekerheid aangeduid.
De
moord op wachtmeester Peter De Vleesschauwer is nooit opgelost,
terwijl zijn aandeel in een zwendel met vermeende gestolen kunstwerken,
nauwelijks in aanmerking kunnen komen voor de vernoemde moord, zeker gezien de
slachtoffers van deze zwendel geen particulieren waren. De Vleesschauwer werd
van zijn post weggelokt wat betekend dat zijn belager ofwel een bekende was
ofwel een bevoegde persoon die hij gezien zijn statuut of functie binnen moet
laten. Dat hij ondanks zijn post verliet roept extra vragen op, en
verondersteld dat er dwang werd uitgeoefend, wat nauwelijks kan, tenzij de
indringer gewapend was, wat verondersteld dat deze tot een Rijkswacht- of Politie-eenheid
behoorde. De motivatie voor de moord lijkt een durende vraag te blijven,
terwijl er geen aanwijzingen zijn dat er ooit behoorlijk naar gezocht werd.
De
Moord op vleeskeurder Karel van Noppen. De doorbraak in de strijd tegen de hormonenmaffia kwam er na de moord op
20 februari 1995 op veearts & keurder van
het IVK, Karel van Noppen, die een
netwerk van hormonendealers op het spoor kwam en bij zijn oversten hiervan melding
maakte. De moord werd, naar het onderzoek later uitwees, uitgevoerd in opdracht
van de hormonenmaffia, door een huurmoordenaar. Karel van Noppen
werd naar verluid vermoord kort nadat hij zijn meerderen op de hoogte bracht
van bezwaarlijke resultaten in het onderzoek. Dit laatste zou kunnen wijzen op
corruptie en een lek bij deze overheidsdienst, wat echter nooit degelijk werd
onderzocht.
De
affaire Dutroux is wel het sluitstuk bij uitstek in een reeks
van ophefmakende en verdachte misdaden, terwijl hier een spoor naar de
betrokkenheid van hogere instanties nauwelijks te overzien of te miskennen is.
De
blunders stapelden zich op en alle onderzoeken werden op amateuristische wijze
gedaan, terwijl verwanten van zijn slachtoffers door Politie en Parketten van
het kastje naar de muur werden gestuurd, en geen inzagen of uitleg kregen. De
bal kwam pas aan t rollen wanneer de onderwijzer en vader van een der slachtoffers,
de school waarin hij actief was wist te mobiliseren en zo de zaken ruchtbaar wist
te maken. Het gebrek aan vrijheid van woord en pers kwamen hiermee duidelijk en
ontegensprekelijk tot uiting, net zoals het gebrek aan verantwoord te woord
staan van de diensten voor wet en orde, ten overstaan van burgers en slachtoffers
of nabestaanden. Of het allemaal nog niet genoeg was wordt het publiek nadien
geconfronteerd met de uitzonderlijke ijver waarmee de verantwoordelijke CD&V
minister zich inzet om medewerkers en betrokkenen van Dutroux in vrijheid te
stellen.
De
niet te miskennen misdadiger Michel Nihoul, Belgische zakenman en oplichter uit
Brussel, die net zoals de toenmalige Prins Albert vernoemd werd als een
aanwezige bij de Roze Balletten, en die bij deze affaire betrokken was, doch
onmiskenbaar vele goedgeplaatste vrienden ook in de onderwereld en in politieke
rangen had, kwam hiermee als eerste vrij, om grond van vermeende twijfels of
hij wel bij de criminele activiteiten van Dutroux bewust betrokken was. Vervolgen
werd er druk onderhandeld vanuit dezelfde CV&V rangen de gezellin en mede
daadster van Dutroux Míchele Martin in een voorwaardelijke vrijheid te stellen,
onder toezicht van een Frans klooster,
alsof deze nonnen haar zouden kunnen beletten om er van onder te muizen. Om het
allemaal af te ronden lekte een bericht uit als zou Dutroux in zijn
gevangenschap prinselijk bediend worden op al zijn wenken, wat gezien het
voorgaande nauwelijks anders te verwachten was, gezien hij waarschijnlijk
informatie naar opdrachtgevers moet hebben en voor hen dus gevaarlijk kan
genoemd worden.
De ertsmijnen van Oost Kongo in
Katangan, Kivoe en Kasaï vertegenwoordigen een onschatbare waarde aan
non-ferrometalen met als hoofdbrok de vermaarde kopermijnen op der grens tussen
Oost Kongo (Katanga) en Zambia. De mijnontginning en grondstoffen uit Kongo
werden vooral door Leopold II via zijn investeringen en met steun van mede
investeerders uit de rangen van de oude adel gefinancierd, waardoor uitzinnige
winsten ontstonden die vooral ook te danken waren aan de waanzinnig lage
vergoedingen die arbeiders bekwamen.
De
Union Minière du Haut Katanga (UMHK) was een Belgisch mijnbouwbedrijf, ooit
actief in Katanga, in wat nu de Democratische Republiek Kongo (voorheen, Kongo
Vrijstaat, uit 1908, Belgisch Kongo, uit 1972, Zaïre). Het werd opgericht op 28
oktober 1906, als gevolg van een fusie van een vennootschap opgericht door
Leopold II en Tanganyika Concessions Ltd (een Brits bedrijf, opgericht door
Robert Williams, die begon de opsporing van delfstoffen in 1899, en kreeg
mijnconcessies in 1900 ), om de minerale rijke Katanga ontginnen.
In feiten kan men rekenen dat de in 1906 opgerichte Union Minière en vroegere
rubberwinningen in grote mate eigendom was van de koning Leopold II
(staatshoofd van 1865 tot 1909) en enkele rijke vrienden. Ook na de
onafhankelijkheid van Kongo in 1960 bleef België met Union Minière de
voornaamste handelspartner met 80% van de ertshandel uit het gebied, met verbonden
onschatbare winsten voor de aandeelhouders.
Rwanda, een strategisch waardevol
gebied voor de Belgische en Europese industrie der non-ferro en edelmetalen.
Rwanda is een gebied boven aan de meren van Midden Afrika en nabij de rijkste
ertswinning van non-ferro en edelmetalen van het Afrikaanse continent. Rwanda
biedt ondanks zijn ligging op de evenaar doch dank zij de hoogte van 2000 tot
2500 meter een vrij zacht klimaat van gemiddeld rond de 25°C met matige
schommeling tussen dag en nacht, waardoor het land uitzonderlijk geschikt is als
langdurig verblijf voor westerse troepenmachten. Rwanda werd hierdoor als
bewakingspost en uitvalsbasis gereserveerd door de Belgische overheid, die op
deze wijze en met militaire aanwezigheid, de controle over het gebied verzeker
wist.
Het
stamhoofd en aanvoeder, als Mwami der voormalige Toetsi bevolking gekend, had
echter te veel invloed en macht en streefde naar een volledige
onafhankelijkheid van het gebied, waardoor deze als gevaar voor westerse
inmenging werd aanzien.
Mwami
verwijst oorspronkelijk echter niet expliciet naar een koning, wel naar een
leider en militair hoofd van de bevolking. Toetsi en andere Niloten overleefden
als veehoudende nomaden die geen bepaald gebied claimden. Dit gebied werd tot
aan de koloniale bezetting via Hoetoe koning en zijn onderkoningen beheerd,
terwijl de eerste ontdekkingsreizigers het als een uitzonderlijk goed geordend,
veilig en vreedzaam gebied omschreven. De Toetsi bevolking zwier vermoedelijk al
van voor 1500 in het gebied der Hoetoe rijken rond en onderhielt een
uitstekende relatie met de Hoetoe bevolking via wederzijdse dienstverlening en
bescherming, waardoor deze volkeren zich spontaan mengden tot een mengvolk. Door
onderlinge samenwerking der Hoetoes, Toetsis en lokale Twa-Pygmeeën werd dit
gebied uitzonderlijk gevrijwaard van Arabische slavenjagers. De splitsing in
twee etnische volkeren werd in 1957 door de Belgische overzeese regering van
het gebied voltrokken, afgaande op de herkomst van de familienamen, en vermeld
op hun Identiteitskaarten. Terwijl de oorspronkelijke bestuurssystemen, koning
en onderkoningen van het Hoetoe gebied door de westerse overheden werden
genegeerd, werd de Mwami echter omwille van zijn invloed en gezag door de
bezetters als een koning behandel en betiteld. Het land vertoonde geen sporen
van geweld of onenigheden tussen de lokale stammen.
Het eerste rapport wat wij over dit gebied te lezen krijgen is een
verslag van twee Britse ontdekkingsreizigers anno 1858, Sir Richard Francis
Burton en zijn kompaan Mister Speke.
Het middenstuk van de westelijke Riftvallei heeft een bergachtige
samenstelling die moeilijk begaanbaar is. Hierdoor vormden zich, op zichzelf
staande bevolkingsgroepen. Dit geld vooral voor de volkeren in het Kongobekken
en de hoogvlakte van Tanganyïka.
De ontdekkingsreizigers Burton en Speke vonden daar in 1858 hechte
inheemse rijkjes met vreedzame instelling. De oorspronkelijke bewoners van deze
gebieden waren Twa-Pygmeeën, de Hoetoes en de Toetsi. De Pygmeeën waren
jagers, de Hoetoes waren landbouwers en de Toetsi waren veehoudende nomaden
doch gelijktijdig krijgers.
Bij de vorming der maatschappij sprak het beroep van de betreffende
volkeren een belangrijk woord mee. De Toetsi waren hoog in aanzien omdat zij
vee bezaten. Dit volk ook wel Wattusi genaamd, trokken met hun kudden door wat
Roewanda-Boeroendi genoemd wordt.
Ook in het voormalige Tanganyïka vestigden zij zich, ook al was het maar
voor tijdelijk. Zij werden niet gedreven door veroveringszucht, doch wilden
slechts goede weidegrond voor hun vee.
Op hun eindeloze trektochten leefden ze soms enige tijd naast de
plaatselijke bevolking en men ruilden de normale levensbehoefte met elkaar.
Bij de landbouwbevolking was de grond een
gemeenschappelijk bezit.
Bij de herder was het bezit van vee gebonden aan de
persoon. Hij kon zijn bezit dus vermeerderen. Het bezit van vee was niet alleen
een teken van rijkdom maar ook van maatschappelijk aanzien.
De Hoetoes die ook vee wenste te hebben, boden de Toetsi hun bescherming
aan, in ruil voor deze bescherming kreeg een Hoetoe een of meerdere geiten in
bruikleen. Op deze wijze schiepen deze volkeren een soort klantenkring in de
trant van, de ene dienst is de andere waard.
Door honderden jaren van wederzijdse bescherming van belangen was een
krachtige weerstand en coöperatie ontstaan. Neger Arabieren, slaven jagers, die
diverse malen trachtte het gebied binnen te dringen, werden telkens met
vereende krachten afgeslagen.
Mwami
Mutara III Rudahigwa was van 1931 tot juni 1959 Mwami van het toenmalige
Belgische mandaatgebied Rwanda. Mutara III behoorde tot
de leidende Nyiginya-clan, de voornaamste Toetsi-familie. Mutara III overleed
in juni 1959 onder verdachte omstandigheden. Volgens Boze tongen werd hij door
extremisten omgebracht, doch slechts de Belgische en Europese mogendheden
hadden enig belang bij zijn uitschakeling. Zijn opvolger, Kigeri V, werd in
januari 1961 afgezet tijdens een Hoetoe-revolte. Het merkwaardige was het de
oorspronkelijke bevolking die belang hadden aan de aanwezigheid van de Mwami
die hen ook gedurende de koloniale bezetting had verdedigd en beschermd tegen
willekeur en uitbuiting door kolonisten. Dat dergelijk geweld door Belgische
aandeelhouders of de Europese non-ferro metaalindustrie werd opgezet is gezien
hun belangen in de regio zeker niet uit te sluiten. Revoltes van extremisten
die als Hoetoes werden aangeduid, werden duidelijk tegen de belangen van de bevolking
en van buiten uit in het leven geroepen, en druisten in tegen de belangen van de
autochtone bevolking. Pogingen om de macht en invloed van de Mwami te
vernietigen hadden slecht voordelen voor de westerse industrie en vooral
Belgische aandeelhouders, terwijl het slechts in het nadeel van de bevolking
was. De escalatie van 1994 werd slechts in Europa voor het eerst door
Premier Jean-Luc Dehaene als een Hoetoe opstand en genocide tegen de vermeende
Toetsi minderheid omschreven, terwijl in de Amerikaanse pers het voorval
als een slachting door Extremisten op Hutis werd genoemd. (Huti stond
hier voor de vermenging van Hoetoe en Toetsi). De belangrijkste en
invloedrijkste partij die hier belangen had was deze der Europese
aandeelhouders en mijn exploitanten, met mogelijk het Belgische koningshuis op
kop. In nasleep van de in België opgezette revolte in midden Afrika, Oost Kongo,
Rwanda en Burundi werden de laatste decennia alleen al meer dan 2 miljoen
mannen, vrouwen en kinderen op beestige wijze omgebracht.
De
achterbakse macht van koning Albert II van België, die
verwacht wordt neutraal te blijven om zodoende de democratie een normale
ontplooiing te gunnen. Doch democratie en monarchie zijn tegengestelde belangen
en staan dus haaks opeen. De macht van het geld is uiteraard een element dat
men niet kan ontlopen, en uiteindelijk overal de werkelijke machten vormen. Kongo
werd door een Europese overeenkomst eigendom van de Belgische Vorst Leopold II.
Dat de Belgische monarchie onder Leopold II, fortuinen kon uitgeven om Brussel
te verfraaien, was te danken aan de plundering door de vermeende eigenaar en
monarch, Leopold II van de toenmalige privé kolonie van de Vorst, het latere
Belgisch Kongo. Wanneer bekend werd dat de autochtone bevolking van het gebied
op een barbaarse wijze werd mishandeld, en als slaven behandeld om voor de
koning te werken, terwijl weigeraars uiterst wreed werden gestraft, werd het
gebied onder druk van de Europese gemeenschappen aan de Belgische staat
overgedragen, en dus voortaan staats eigendom. Dat de industrie en investeringen
in handen bleven van de investeerders is wel begrijpelijk en logisch, wat maakt
dat de middelen die het Belgische Vorstenhuis achter de hand heeft niet te
schatten zijn. De invloed en macht die achter het Koninklijk vermogen
schuilgaan zijn niet te onderschatten, waardoor het verloop van zowel de
politiek als de continuïteit tegen de democratie en wil van de massa in,
verklaard kan worden.
Gezien
vele meldingen door getuigen van de aanwezigheid van de toenmalige Prins Albert
bij de activiteiten der Roze Balletten, betrokkenheid van de huidige koning,
Albert II in ongure zaken lijkt niet alleen mogelijk doch, gezien de rol van de
Procureurs des Konings in de bende onderzoeken, zelfs waarschijnlijk, temeer
daar er vanuit deze hoek nooit duidelijke reacties waren op de houding van
betrokken Procureurs. Hierbij aansluitend staat de duidelijke doch vooral
asociale en antidemocratische houding van de Vorst, in de
regeringsonderhandelingen na de verkiezingen van zondag 13 juni 2010, en zijn
deel in de uitsluiten van de grootste politieke partij van het land.
Onvoorwaardelijke
collegialiteit, criminaliteit en slagkracht der
Belgische regering, wordt door onze regeringen misbruikt om wandaden, criminele
en illegale acties der leden toe te dekken en de daders te beschermen, waarbij
verantwoordelijke niet terugschrikken om zelfs de rechtspraak hiervoor in te
schakelen en te manipuleren. Wie dacht dat staatssecretaris De Block een
humanere en socialere wind zou laten waaien in de diensten voor
vreemdelingenzaken en asiel komt bedrogen uit. De wantoestanden uit het
verleden worden niet rechtgezet en zij sluit zich daarmee aan bij de ideologie
van de regerende partijen, door onvoorwaardelijk en collegiaal de blunders en
criminele acties uit het verleden, met gewelddadig effect op een weesmeisje,
stilzwijgend te onderschrijven en ongemoeid te laten. Men zou van een sociale
vrouw anders verwachten, doch geld en positie gaan blijkbaar voor op het recht
en belang van de kiezer of een weerloos weeskind.
De
hele heisa rond de commentaren van Ingrid Lieten en de Uplace affaire geven
toch het wansmakelijke beeld van regeringen die absolute en blinde onderlinge collegialiteit
verkiezen, boven dit van het volkbelang.
Het
feit dat in de betwisting over het Uplace project, in een regering de absolute
samenhorigheid primeert en politici in onderlinge overeenkomst, elkaar indekken
en beslissingen niet willen of mogen aanvechten, heeft tot gevolg dat geen
enkele van de deelnemende partijen in een regering in België voor het publiek
nog betrouwbaar is, en de belangen van de bevolking dus niet onvoorwaardelijk
voorop kan stellen.
Het
aanvechten van de beslissing van Joke Schauvliege (DC&V) door Ingrid Lieten
en Bruno Tobback (sp.a) en de verzet dat zij nu moeten incasseren aangaande het
Uplace project, toon dat men binnen de regeringen in België van de leden een
absolute samenhorigheid eist tegenover een goedgekeurde beslissing, zelfs
indien achteraf blijkt dat het belang ervan twijfelachtig is, mag men de
collega die de beslissing nam noch zijn beslissing in vraag stellen. Dergelijke
praktijken maken noodzakelijke herzieningen in het belang van de bevolking
echter onmogelijk, en horen thuis in een maffiaorganisatie, niet in een
democratie. Niet het volksbelang, maar de faam van een collega minister
primeert voor de heren ministers.
De rechtspraak ten dienste van de
criminaliteit. Nee, wij hebben geen gebrek aan integere rechters, doch zij
bepalen niet altijd wat mag en kan, terwijl wie tegenwerkt door de overheid
eventueel terzijde wordt gezet. Men kan niet van onder de indruk dat de
Belgische rechtspraak de criminaliteit en de criminelen beter beschermd dan hun
slachtoffers. Doch wat verwacht men van een overheid die de criminaliteit in
eigen rangen systematisch verbergt onder mom van onvoorwaardelijke
collegialiteit, en de rangen sluit zelfs indien er terechte aanwijzingen zijn
dat een genomen beslissing op corruptie werd geschoeid. Dat deze overheid
uiteindelijk verplicht is om met alle middelen de rechtspraak van haar dak te
houden kan nauwelijks anders. Dergelijke toestanden leiden uiteraard tot
willekeur waarbij hoog geplaatsten en financieel sterkere partijen hier munt
uit slaan, terwijl zo de rechten van de burger maar al te veel op de helling
komen.
De
uitbuiting van de arbeider en graaicultuur der high society hebben
in nasleep en teloorgang van de kolonies een langzame en nauwelijks merkbare
aftakeling van de westerse overvloed en bijhorende welstand van de werkende
klasse teweeggebracht. Vooral de graaicultuur van de High Society ging ten
koste van de arbeiders en bedienden op de werkvloer, terwijl zij na de
kolonisaties door regeringen geviseerd werden om de ontstane tekorten in te
vullen. De uitbuiting van de arbeider dwong in vele westerse landen de vrouw
tot het nemen van een betrekking als tweede verdiener om in de moderne noden te
kunnen voorzien. Hiertegenover staat dat we in deze moderne tijden van super
snelle en ongecensureerde nieuwsverspreiding steeds meer met de graaicultuur
van onze overheden geconfronteerd worden. De markten worden gelijktijdig door
opkomende industrielanden en Oost Azië systematisch ingepalmd, een evolutie
waar onze verspilzucht en zowel wanordelijke als sociaal inefficiënte
maatschappij niet tegenop kan. Hier is de ondergang gelijklopend met de
toenemende graad van criminaliteit, die door wanbestuur van onze maatschappij
gevoed wordt.
De
Psychopathische geldgier, de meest moorddadige
waanzin van de menselijke ontwikkeling, is als een kanker die een wereldwijd
spoor trekt als product van de Arische ontwikkeling. De moderne mens en zijn
vooral westerse beschaving is een niet te stuiten monster dat het begrip
beschaving en ontwikkeling schrijft met bloed en geweld tegen weerlozen en
onderworpenen, zonder noodzaak doch slecht uit zinloze gemakzucht,
machtswellust en zelfverheerlijking.
Deze waanzin was basis voor de ontwikkeling van Goden en geloof die het
eigenbelangen en bijhorend geweld zouden rechtvaardigen en zegenen, om tot slot
deze waanzinnigen te belonen met een eeuwige zelfverheerlijking als heiligen
naast hun God.
Het is opvallend dat hun goden die zij creëren net zoals zijzelf
verslaaft zijn aan geld, weelde en macht. Zij worden dan ook in westerse
tradities, gekoesterd, aanbeden en omgeven van pracht en praal in prachtige en
rijkelijk uitgedoste tempels. Hieruit ontstaan legendes die uiteindelijk
fantasierijk in heilige boeken worden opgetekend als zijnde door de goden zelf
geschreven of geïnspireerd. Deze heilige schriften weerspiegelen echter Goden
die verslaafd zijn aan het stoffelijke en de menselijke macht en praal die
onder hun aanvoering verworven wordt met het zwaard, en zodoende deze
psychopathische geldgier verheerlijkt.
Uiteindelijk zal de Ariër zich in zijn waanzin zelf verheerlijken en
tronen naast God als uitverkorenen en edelen, gemachtigd om de medemens tot
slaaf te maken, te gebruiken, onwillige te straffen en te doden, zoals bij
Gorillas de patriarch jongen dood om de moeder aan zijn lusten en driften te
onderwerpen.
De hele moderne westerse wereld draait rond geld en macht, en de
idealist die zich sociaal opstelt wordt als gek verklaard en aan de kant gezet.
Deze vermeent beschaafde wereld bestaat uit plunderaars en dieven naast dwazen
die zich voor meerderen te pletter werken, terwijl fysisch- en psychisch geweld
de scepter zwaaien. Het onderscheid tussen recht en onrecht is flinterdun en
bepaald door de macht en positie van de dader, terwijl de heersende klasse een
leeuwendeel voor zich reserveert moet de ondergeschikte zwoegen voor een
aalmoes.
Is de beschaving nog ver weg?
.
Verdomd er is in België nog niets in zicht!
|