We trekken de
deur achter ons huisje dicht en laten de sleutels achter op de tafel.
Christian, onze host, kunnen we niet bereiken. Niet erg.
We hebben onze
bagage verdeeld over twee kleine rugzakken die meegaan de volgende 5 dagen, en
twee grote die we nu al gaan achterlaten in het hotel waar we binnen 5 dagen
zullen overnachten, alvorens terug te vliegen naar Lima. Dus de straat op, een
taxi vangen. Wat is er aan de hand? Aan het marktplein dat normaal gezien
scheefzakt van de taxis is er niet één. Na 10min stopt er toch een matchbox
waar wij met onze bagage net bij kunnen. Voor nog geen Euro brengt hij ons tot
aan het toekomstige hotel. Dat is toch wat we afspreken. Mis, het is 1 mei en
dat wordt hier gevierd met parades en betogingen. Na 2 minuten rijden staan we
al vast. We maken ommekeer, terug de stad uit en bereiken via een andere weg
een half uur later ons hotel. Het tarief blijft ongewijzigd maar we geven hem
het dubbele, de sukkelaar kon dit ook niet weten.
Genoeg tijd
vergooit, eens we van onze overtollige bagage verlost zijn benen we naar de
busterminal, we negeren alle taxiaanbiedingen en heisen ons op de public bus
richting Pisac. We zijn hier de enige toeristen, de bus vertrekt als ze vol is,
onderweg stapt nog minstens evenveel volk bij op.
We zaten al
hoog in Cusco, als we de stad uitrijden blijven we verder stijgen over de
toppen van de Andes heen. We zien de vliegtuigen onder ons doorvliegen. Dan
volgt een lange afdaling naar de Sacred Valley. Hoe verder we van Cusco
wegrijden, hoe meer de luxe wegvalt. De huizen veranderen in lemen hutjes. In
Pisac lunchen we eerst en dan gaan we een taxi strikken om ons naar de inca
ruines te brengen zon 7 km buiten het dorp de bergflank op. De taxichauffeur
wil ons bedriegen door te liegen over de afstand tot aan de site. We
bediscussiëren de route een ganse tijd en stappen uiteindelijk toch in. Pech,
ik heb zijn km-teller in het oog gehouden en betaal dan ook niet de afgesproken
prijs maar herbereken de fee volgens de werkelijk gereden afstand. De man kan
er niet mee lachen, spijtig, had ge maar niet moeten liegen, zo eenvoudig is
dat. Hij is nu woest op alle Belgen.
De site bestaat
uit een hoop oude stenen, netjes op maat gekapt en mooi gerangschikt. Niet om
denigrerend te doen maar werkelijk, elke steen is zo op maat gekapt dat hij
perfect aansluit op de andere stenen, tot op de mm correct. Ja, dan heb je geen
cement nodig natuurlijk, die beweegt sowieso nooit meer. Die hoogte blijf ons
parten spelen, na elke 10m stijgen staan we als toeristen te hijgen. Als we een
hoek omdraaien, botsen we op 4 vrijwillige exemplaren van de Casa Lena,
toevallig ook op uitstap hier. Ze zien er niet goed uit, ze zijn gisteren
blijven plakken in de bars van Cusco en hebben nauwelijks hun bed gezien. Zij
zijn naar boven gestapt, de zotten, onderweg heeft 1 vrijwilliger al afgehaakt.
Toevallig dat we hen tegenkomen. We kiezen om niet met de taxi terug te keren maar
wandelen naar beneden. De bewegwijzering laat te wensen over en uiteindelijk
komen we op een ezelspaddeke (eerder rivierbedding) terecht dat alsmaar steiler
wordt. Eén schuiver en je pikt direct snelheid op en dan kan je door de
cactussen naar beneden botsen. Tegen de andere flank van de vallei breekt
ondertussen onweer los. Ruth geraakt enkel nog verder op handen en voeten, de
quecha broek is niet bestand tegen al dat geschuif en moet eraan geloven.
Uiteindelijk bereiken we een breder lager gelegen pad, van hieruit lukt het
terug beter. Eens in het dorp nemen we de volgende lokale bus naar Urubamba,
een heel typisch dorp. Het lijkt of we door de Far West reizen, met al die
cactussen langs de kant van de weg. In Urubamba overnachten we, in een erg
eenvoudig maar netjes hotel. We zijn weer de enige gasten en het is er
doodstil. Als we terugkomen van ons avondeten blijkt dat er net tegenover ons
hotel een discotheek is. De Zuid-Amerikaanse volksmuziek staat loeihard en we
kunnen ervan genieten tot 4u s ochtends. Geeuw.







|