Na een povere
nacht en een pover ontbijt gaan we op zoek naar een taxi die ons naar Moray en
Salinas wil brengen, tegen een degelijke prijs. Zoals voorspeld door de
eigenaar van ons hotel vinden we een kandidaat aan het tankstation.
We rijden een
half uurtje bergop, stoppen regelmatig voor loslopend vee en lastdieren,
passeren het schilderachtige dorp Maras. Het lijkt uitgestorven maar de
inwoners zijn allemaal op het veld aardappelen aan het oogsten. Hun werkdag begint
om 5u. Toch een hard bestaan, en rijk zullen ze er niet van worden.
Voorbij Maras
ligt Moray, bekend om zijn Inca-terrassen. Ze zijn in amfitheater-vorm
aangelegd, elk niveau zou zijn eigen microklimaat hebben. Er wordt gezegd dat
de Incas dit gebruikten als een soort laboratorium, om uit te vissen welke
omstandigheden optimaal waren voor de kweek van hun gewassen. Er wordt zoveel
verondersteld over de Incas.... Echter, dat microklimaat kan wel kloppen.
Midden in de hoogvlakte is er ineens een diepe put met daarin die terrassen.
Het is hier windstil en broeiheet.
Onze
taxichauffeur heeft zoals afgesproken braaf op ons gewacht (hij heeft nog geen
cent gezien, dat verzacht het wachten natuurlijk) en brengt ons dan naar
Salinas. Zoals de naam doet vermoeden heeft het alles te maken met zoutwinning.
Uit een bron in de berg komt warm water met zeer hoog zoutgehalte. Via
irrigatiekanaaltjes wordt het zoute water naar 100den zoutpannen geleid,
waaruit het water verdampt en het zout achterblijft. Als bezoeker loop je
tussen de zoutpannen door, toch even testen hoe zout het zout eigenlijk is.
Jakkes, héél zout! Met de felle zon erop is het letterlijk oogverblindend. Hoe
het komt dat er zout water uit een berg in het binnenland komt lijkt niet
helemaal duidelijk. Al van voor de Inca-tijd wordt deze site gebruikt. We kopen
nog snel een zakje fleur de sel en kruidenmix als souvenir.
Terug de taxi
in naar het busstation. Daar nemen we een minivan naar Ollantaytambo. Dagen heb
ik geoefend om dit zonder haperen te kunnen uitspreken, om dan aan de bus
terminal tot de vaststelling te komen dat ze hier spreken van Ollanta.
Gemakkelijk hoor, pffft, ze kunnen het zelf niet eens.
Als we in
Ollanta zitten te lunchen, passeren de 4 Belgische vrijwilligers weer, hoe
toevallig is dat nu toch. Na de lunch zoeken we ons hostal. Iskay heet het. Al
gauw passeren we Iskay II, die truc kennen we van in Azië. Ongeveer dezelfde
naam maar niet het juiste hotel, ons hebben ze niet liggen. We lopen de straat
3x op en af en vinden geen Iskay I. Dan maar gaan vragen in een ander hostal.
Daar komt de aap uit de mouw... Iskay is het quechua-woord voor het cijfer 2.
Dus Iskay II is de dubbele naam. Goe bezig.
Later bezoeken
we nog de Inca-ruines van Ollanta. Meer van hetzelde, oude stenen, en buiten
adem van al die trapkes op 3000m hoogte. Het is hier erg druk, veel grote
groepen. Wat ons vooral treft, is dat die Inca-cultuur helemaal niet zo oud is,
ergens tussen 1430 en 1530 lagen hun topjaren en in die 100 jaar hebben ze het
grootste deel van hun rijk uitgebouwd. Hoe ze op die korte tijd al die immense
constructies in de hoge Andes hebben gebouwd, lijkt me een uitdaging. Grootste
fout: ze zagen de aankomende Spanjaarden niet echt als een bedreiging. Die
vergissing zal hun zuur opbreken.








|