Hij zit aan een tafeltje in een keldercafé zoals er hier zo velen zijn. Spaarzaam doch sfeervol verlicht, intiem. Een kopje koffie voor zich met een gordijn van sigarettenrook rond zich. Hier mag nog gerookt worden in cafés. Op een klein podium speelt een jazzbandje ingetogen, een beetje op de achtergrond alsof ze ietwat verlegen niet willen storen en ons intiem samen horen respecteren. De klank van een trompet maakt hem altijd melancholisch. De erotische maar toch weemoedige tonen, zachtjes gespeeld, vingers beroeren heel subtiel de ventielen, op en neer. Zijn leven is bijna voorbij en hij heeft er geen weet van wat het leven in feite is. Wat is leven zonder er van te genieten ?
Hij blijft nog eventjes zitten aan zijn tafeltje, ietwat verborgen in het hoekje, helemaal alleen. De mensen rondom hem lijken allemaal zo jong. Hij peutert het papiertje open van zijn suikertje en laat het in zijn zwarte koffie glijden. Hij is een zwartdrinker zoals ze zeggen, maar hier is de koffie altijd zo straf dat hij het wat mildert met wat zoetigheid. Hij roert met zijn lepeltje rondjes in zijn kopje. Hij is een vreemdeling hier zoals hij thuis ook een vreemdeling is. Thuis gaat hij nooit op café. Hier altijd. Waar is thuis dan ? Het is bijna middernacht maar hij wilt nog niet terug naar zijn hotelkamer. Vreemde stemmen in een vreemde stad rondom zich en toch voelt hij zich niet eenzaam. Thuis is hij eenzaam, niemand kent hem nog.
Hij neemt een slokje van zijn koffie. Gemiste kansen in zijn jeugd. Verloren jaren. Hij is nooit jong geweest, oud geboren. Vroeger ging hij nooit alleen op reis en nu zit hij hier alleen. Gedachten bij brokjes, in stukjes gehakt, beetje bij beetje, ietwat chaotisch. Zoals hij altijd is geweest.
Hij ging met haar naar de zee. Ze had hem die avond daarvoor toen ze naar het vuurwerk keken gevraagd of hij het zag zitten. Het was hoogzomer, een bloedmooie dag. Ach, al regende het, het zou toch een mooie dag zijn met haar aan zijn zijde. Wou ze soms even wegvluchten van thuis. Ze woonde terug bij haar ouders, weg van haar man. Ze wou scheiden.
De trompetspeler zweeg. Het jazzbandje nam een pauze of stoppen ze deze avond met spelen. Het was tenslotte al middernacht voorbij op deze gewone weekdag.
Een gele bikini doet mijn bruine huid mooier uitkomen zei ze. De zon had haar blonde haren nog witter gemaakt. ze lagen op het strand omringd door een massa volk en toch waren ze alleen. Wat voelde hij zich onvolwassen bij haar. Die dag op dat zonovergoten strand voelde hij zich verdrietig worden. Hij keek naar haar toen ze daar zo mooi lag te wezen en hij wist dat het nooit iets zou worden met haar. Een vlucht, gewoon een vlucht uit haar woelig leventje, dat was hij voor haar.
Hij dronk zijn koffie uit en ging de trappen op naar buiten. De koude pakte hem bij de adem toen hij de nachtelijke vrieskoude opsnoof. Er liepen tranen op zijn wangen.
26-12-2006 om 14:54
geschreven door stefi 
|