Druk oponderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek
E-mail mij
Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.
fotograffiti
de blog die in feite niet meer bestaat: fotofragmenten in tekstslierten
31-01-2006
Het heilig moment (deel 2)
Een impressionistisch verslag.
Die nacht had ik moeilijk geslapen, onrustig, steeds tussen indommelen en weer wakker schieten. Me draaiend van de ene zijde naar de andere, maar de slaap kon ik niet vatten. En op een bepaald moment lag ik klaarwakker naar het plafond te staren, de wekker stond op 5u19.
Ik ben maar opgestaan, me gewassen en aangekleed. Het zwart van de nacht was reeds aan het oplossen, slierten licht priemden door de duisternis. Een beetje als een dief ben ik uit mijn hotelkamer geslopen, het hotel lag er verlaten bij, aan de balie was er niemand te zien maar, hoe wonderbaar, de deur naar buiten was open, maar misschien was dat normaal. Ik had niet zoveel ervaringen met hotels in de vroege ochtend.
De stilte van de stad deed me eerst een beetje opschrikken, tijdens de dag hoort men altijd iets, een constant geroezemoes van geluiden die nu eenmaal bij een stad horen. Het geruis van autos, stemmen, voetstappen, muziek, het gebengel van een voorbijrijdende tram en nu, niets. Het was 6u, een klokje ergens in een toren luidde, waarschijnlijk de aankondiging van de eerste mis, het kon ook voor iets anders zijn maar mijn fantasie liet ik maar de vrije loop. Er liep werkelijk niemand op de straat. Het licht nam de bovenhand op het zwart van de nacht en de eerste geluiden waren er ook, enkele mussen en stadsduiven waren wakker. Een trein denderde in de verte over de sporen.
Ik voelde een zalige rust, een tevredenheid over mij neerdalen. Dit was mijn moment, de stad behoorde een beetje aan mij alleen toe, of ik had toch dat gevoel. In het stadspark met zijn lange rechte lanen omgeven door lantaarnpalen, hing er laag bij de grond een mistsliert. Je zag geen fijn afgelijnde contouren meer van de gebouwen tussen de bomen maar enkel een kleurenwaas zoals bij een impressionistisch schilderij van Claude Monet. Een filmisch decor of scéne uit roman waardig . In de kleurenwaas van scherp en onscherp liep nog iemand. Een bondgenoot die zijn hond aan het uitlaten was. Hij liep tussen de bomen door, af en toe stoppend om zijn hond even te laten snuffelen of zijn plasje te laten doen. Toen we elkaar kruisten knikten we tegen elkaar maar we zeiden niets, je moet dit heilig moment zo laten zoals het is.
"Er is één tijdstip op de dag die ik, hoe mooi de andere momenten ook zijn geweest, altijd het beste moment van de dag beschouw. Een moment die ik telkens weer als een magisch moment aanzie en dat is 's morgens heel vroeg. Als in de zomer het eerste zonlicht de aarde doet ontwaken en 's winters in de nog donkere periode de stilte je doet verbazen. Een heilig moment, die eenieder die dit al eens meegemaakt heeft als de zijne beschouwt. Als je dan in je tuin wandelt en de eerste vogels hun gefluit hoort, dan is alsof de wereld aan jou alleen toebehoort. Het brengt rust en kalmte in mij. Het is eveneens het beste moment van de dag, als je in een vreemde stad bent, om de omgeving te verkennen. Het ontwaken van een stad."
Zal ik het blauw zijn aan de hemel van je stad de donkere vlekken bedekken met wat ongeschreven wit het kille ochtendgrijs vergeten nooit meer klagen over de regen zal ik het huis zijn dat je zocht de taal die je wou spreken de brief die je niet meer had verwacht zal ik het blauw zijn aan de hemel van je stad
Altijd weer tikt de klok. Mijn beste vriend, ik kom je tegen, ik herken je gezicht maar je naam daar kom ik maar niet op. Frustratie, woede, angst, het zand glipt door mijn vingers heen. Ik weet niet meer. Wat dacht ik daarnet nog, weeral is het weg, een deur valt terug dicht. Angstig klap ik terug ineen, binnengekeerd, zoekend naar wist ik maar wat. Ik zoek en zoek en vind maar niet. Waar ken ik je van, waar heb ik iets gelegd. ik weet zeker dat het daar ligt
Ik weet het, ik weet het zeker maar wat weet ik. Geheime kamers, nu op slot, de sleutel verloren. Ik wil er niet achter zoeken. Bestofte kamers verborgen in mijn hoofd.
Ik vergeet nu de dingen die ik niet meer belangrijk vind en onthoud niet meer wat jij belangrijk vindt. Ik ben bezig met iets en denk ondertussen aan wat anders die jij niet belangrijk vindt. Dagdromen, jij ziet me, ik ben ver weg. Wat zei je ook al weer ?
Ik ben bang om dement te komen
Ik schrijf nu alles op om niet meer te vergeten, kattebelletjes, briefjes overal, lijstjes
Misschien toch maar beter om te vergeten. Wat is nu eigenlijk belangrijk ? Dat de zon schijnt of dat het regent ? Ergens niet zo heel ver hier vandaan wordt een kind doodgeschoten en mensen gefolterd. Dat ik dingen vergeet is niet zo belangrijk. Ik ben niet belangrijk !
Geheime kamers, die zitten nog altijd in mijn hoofd.
Geheime kamers zitten overal verborgen in mijn hoofd, bestoft en doorleeft, weggestoken tot ik ze op een zeldzame keer nog eens binnenstap. Kamers vol met bijna vergeten herinneringen van heel lang geleden, flarden weetjes, stukjes van mijn leven. Er zijn kamers die ik nooit meer opendoe omdat de herinneringen die er insteken te pijnlijk zijn en mij een onrustig gevoel zullen geven.
Hoe ouder ik word hoe meer bestofte geheime kamers zich nestelen en hoe moeilijker ik het heb om de weg te vinden. Ik vergeet dingen, dingen die ik niet meer terugvind, die ik niet meer kan plaatsen en na lang nadenken schemert het weer een beetje in de duisternis. Dan weet ik terug je naam, vind ik het verloren gelegde object terug.
Af en toe wandel ik langs de donkere gangen en open een deur. Lichtstralen verlichten het donker. Sommige muziek, enkele liedjes, een foto, een tekst, een bepaalde geur hebben dan de donkere plekjes in mijn hoofd doen verdwijnen en ik weet het weer. De herinnering aan vroeger.
De secondewijzer van mijn horloge gaat alsmaar vooruit. Bij iedere seconde verlies ik weer.Altijd weer. De tijd tikt door. Morgen zal ik het doen, morgen zal het beter zijn, morgen ben ik het vergeten dat de tijd tikt.
De tijd doen terugkeren zonder die stoffige hersenspinsels die mij doen verdwalen in het verleden. Eventjes maar herbeginnen, enkele jaren achteruit. De secondewijzer van mijn horloge zegt iets anders. Ik ben nog niets veranderd als ik in de spiegel kijk, enkel de gesloten deuren in mijn hoofd zeggen iets anders. Wie is die oude man op die foto die mij zo uitgeblust aankijkt ?
Oude mannen, wijze mannen ! Het spijt me meisje, ik weet het ook niet. Ik kan je ook niet helpen met wijze goede raad, ik weet niet veel. Hoe ouder dat ik word hoe minder ik weet. Ik kan je geen levenswijsheid geven, je zal het zelf moeten zoeken. Ik weet niet veel van het leven, nog altijd niet. Geheime kamers hebben hun geheimen en blijven het liefst gesloten, ook voor jou mijn kind met je jeugdige schoonheid.
Grijs, grijs in alle tinten. Nooit geweten dat er zoveel soorten grijs zijn in de lucht.
Ik rij in mijn autootje naar mijn werk, een luttele 11 km verder. Niet dat ik klaag, ik stas morgens nooit in de file en s avonds ook niet. Van dat grijs zie ik s morgens niet veel, het is nog donker als ik vertrek. Breng eens een sprenkeltje kleur in je leven zou de slogan in deze dagen kunnen zijn.
Is het de moeite om die luttele kilometers met de auto af te leggen. Jazeker, er zijn teveel bergen op mijn reisroute. En mijn conditie is momenteel niet van die aard dat ik er moet over stoefen.
Kleur brengen in mijn leven is ook niet zo evident, ik hou van zwart of donkere tinten voor mijn kleren. Dat sprenkeltje moet wel lukken, ik zal iets kleurigs op mijn bureau zetten ! Of ik doe mijn jeans aan, die zitten toch altijd lekker.
Door mijn venster zie ik nu het grijs in de lucht, in de straat, in de mensen. Ze haasten zich verder, hebben precies geen tijd voor zichzelf dus ook niet voor de anderen.
Het was reeds enkele minuten na middernacht en na uren onderweg te zijn geweest kwam hij eindelijk thuis. Vermoeid stak hij de sleutel in het slot, aarzelend, een beetje angstig om naar binnen te gaan. Hij wist wat er zou zijn of beter wat er niet zou zijn. De stilte, de kilte overvalt hem, het liefst zou hij onmiddellijk terugkeren, de deur uit, maar daar is ook niets, helemaal niets, niemand om tegen te praten.
Met tegenzin begint hij zijn koffer uit te pakken, het enige alternatief om niet naar bed te gaan waar hij toch niet in slaap zou geraken en uren wakker te liggen met zijn hoofd vol met voorbije gebeurtenissen, herinneringen. Liefst zou hij nu willen spreken, zijn gedachten delen met iemand. De stilte maakt hem bang, omfloerst hem als een dikke mist die je insluit.
Het licht begint langzaam doorheen de gordijnen te filteren. Zijn ogen staren naar het nog donkere plafond, het is stil, heel stil. Kreunend stapt hij uit zijn bed, het heeft geen zin om nog langer te blijven liggen, hij zou toch maar liggen woelen en niet meer in slaap geraken. De koude doet hem bibberen, er is geen verwarming op de slaapkamer.
De trap kraakt onder zijn gewicht, het enige geluid in de doodse stilte van de vroege ochtend. Geroutineerd begint hij koffie te zetten, automatisch zonder er bij na te denken, alle dagen hetzelfde ritme en terwijl de koffie aan het doorlopen is zet hij de radio aan. De stilte is verbroken, een radiostem zegt iets tegen hem maar echt luisteren doet hij niet, het is gewoon geluid als achtergrond.
Het warme vocht van de koffie doet hem verder ontwaken, maar zijn gedachten zijn nog ver weg, hij is nog steeds op reis. Reizen maakt van iedereen een ander mens, je doet andere ervaringen op en nog veel belangrijker is de dagelijkse routine die verdwenen is. Steeds opnieuw dezelfde dingen, telkens opnieuw. Dat gevoel zal heel vlug terugkeren, dat weet hij, je weet wat er zal gebeuren maar toch geeft het geen bevredigende gevoel, er ontbreekt iets aan het leven. Daarom moet hij af en toe weg, een paar dagen op een andere plek, een anoniem iemand zijn tussen veel mensen, steeds op de achtergrond blijven dit was wat hij zijn leven lang al had gedaan: reizen maken, bij mensen zijn en dan op de een of andere manier niets zien of horen, rondlopen met zijn ogen op de grond gericht, opgesloten in zijn eigen innerlijke wereld.
Na zijn ochtendritueel van wassen, scheren, zich aankleden, steeds in dezelfde volgorde, denkt hij na wat hij deze dag zou doen. De muziek uit de radio is als muzikaal behang, maar liever muziek dan de stilte. Alhoewel hij wel van de stilte houdt, maar nu niet, het zou hem alleen maar depressief maken. De krant moet hij nog lezen, een dag zonder krant, hij kan het zich niet voorstellen. Nieuwsfeiten moet je opslorpen, weten wat er in de wereld gebeurt, wat er kan gebeuren
Thuis zijn geeft hem een veilig gevoel al is hij er alleen. De laatste tijd is hij bang voor nieuwe dingen, ervaringen, situaties maar thuis zijn is voor hem als een veilige haven. Hij gaat nooit meer weg in het weekend, waarom zou hij, de verveling slaat toch maar toe. Vroeger ging hij nog wandelen. Helemaal op je eentje in het bos, een zalig gevoel, in alle weersomstandigheden maar toch liefst op een regenachtige dag want dan kwam je niemand tegen. Het was alsof het bos dan helemaal van jezelf is.
Maar nu, neen het gaat niet meer, er komt altijd een angstig gevoel naar hem boven als hij in het bos loopt.
Toch is hij graag alleen, hij is al heel zijn leven alleen, iedere avond, ieder weekend .
Niemand uit zijn beperkte vriendenkring kan begrijpen waarom hij er altijd voor kiest om alleen te zijn, afgezonderd van de buitenwereld, maar hij houdt gewoon van de eenzaamheid.
Hij heeft niemand nodig en niemand heeft hem nodig.
Een alledaagse dag. Alles is anders, niets lijkt op wat je denkt ! Ik heb stiekem gekeken naar jou, vluchtig een glimp en heel even gedroomd ...
Ik wou me verbergen,onbereikbaar voor jou maar af en toe tevoorschijn komen een stukje van mij zou je dan moeten nemen een klein beetje ik die verder dwaalt.
Een gevoel van jou wil ik bezitten, een klein beetje van jezelf, iets dat ik graag hebben wou. Diep in mij wil ik weg van jou, zonder brug, zonder weg terug. Misschien niet voor altijd, wel voor een tijdje als mijn eigen toerist, mijn eigen weg zoekend.
En toch... ik blijf stiekem kijken naar jou de onrust diep in mij komt dan terug naar boven, een droom van een alledaagse dag waar alles anders is en niets lijkt op wat je denkt.
Een gevoel van regendruppels die pletsen op de natte straatstenen blijft over.
Ouder worden. Als ik in de spiegel kijk s morgens zie ik schijnbaar niets abnormaal. Het is nog altijd dezelfde vent die me aanstaart. Tot ik wat beter kijk, een ietsje dichter bij de spiegel ga. Mijn haar begint grijs te worden, mijn haar is serieus grijs. En het begint dunner te worden, nee het begint uit te vallen,oh God, ik begin kaal te worden. Mijn hoofd is precies dikker dan anders of heb ik het niet opgemerkt dat ik verdikt ben. Hoe meer ik kijk hoe minder ik gelijk op de man die ik vroeger kende van in de spiegel. Hoe minder ik gelijk met die jongen die nog in mijn hoofd zit. Aandachtig bestudeer ik nu mijn gelaatstrekken en ontdek ik hoe andere mensen me nu zien. Een vent van middelbare leeftijd, die al een tijdje meneer wordt genoemd als hij aan de kassa staat. Iemand die op punt staat zijn midlife crisis te beleven.
Vandaag is het vrijdag de dertiende. Vandaag is het mijn verjaardag. Vandaag ben ik weer wat ouder !
Ik zit te staren naar een wit blad papier. Een fictief wit blad papier, want het bevindt zich op mijn computerscherm en ik kan het niet aanraken. Ik zit dus te staren naar mijn computerscherm waar zich een wit rechthoekig vlak bevindt. Niets is wat het lijkt tegenwoordig. Ik speel mijn rol mee in mijn dagelijkse leven. Een fictieve acteur in het dagelijkse leven. Ik tracht niet uit mijn rol te vallen bij mijn collegas op het werk. Je bouwt langzaam je imago op en verbergt je toch altijd achter een masker. Mijn echte ik hoeven ze niet te kennen. Het is een fictieve wereld.
Ik erger me aan mensen die met ellebogenwerk, gluiperige vriendelijkheid of onderdanig kruipwerk hun plaats trachten te verbeteren op de werkvloer. Steeds een ietsje verder proberen te gaan om zoveel mogelijk te kunnen pakken. Ze verbergen zich achter een masker.
Ik zit te staren naar buiten. Net alsof je naar een televisie zit te kijken. Bewegende beeldjes.
Is dit een fictieve wereld of toch niet ?
Een winters zonnetje schijnt door het raam. Een beetje warmte.
De speelplaats was enorm groots, mijn kleine ik zat op de grond te kijken naar de spelende mussen, tsjilpend elkaar plagend. Ik was jaloers op die vogeltjes, zo vrij. En mijn geest werd even vrij als die mussen en ik vloog weg. Tot de schoolbel terug ging en ik weer met beide voeten in de realiteit stond.
Als de nacht valt en de duisternis als een donkere mist alles bedekt kom ik pas tot leven. Alles krijgt een andere dimensie. De wereld is niet langer driedimensionaal maar wordt samengedrukt. En het leven in een grootstad wordt een fictieve wereld.
Na een korte handbeweging in de lucht stopt een taxi voor mij. De taxichauffeur vraagt waar ik naartoe wil en rijdt dan de richting uit die ik hem zeg. Door het venster stralen de neonlichten, de reclameboodschappen flikkeren op. Mensen lopen op de voetpaden, donkere schimmen, onherkenbaar, man of vrouw. De lichtjes in de taxi gloeien op, ze zijn blauw. Gekleurde cijfertjes. De enige lichtjes in het donkere interieur. Af en toe zie ik het wit van zijn ogen als hij in zijn achteruitkijkspiegel kijkt. Nieuwsgierig. Maar de taxichauffeur zwijgt en doet zijn werk.
Ik blijf achter op het trottoir en zie de rode achteruitlichten van de taxi verdwijnen in de nacht.
Het donker slorpt me op. Alle steden gelijken precies op elkaar s nachts. Na een paar uur verdwijnen de meeste mensen. Op een gewone weekdag zie je geen feestvierders. Alleen de werkers blijven dan over. En het wordt stil. Hoe stil een stad toch kan worden midden in de nacht. De etalagelichten van de winkels zijn uit, cafés zijn donker, alleen die neonlichten blijven flikkeren. Hier en daar zie je toch nog licht branden van een nachtwinkel. In het portaal van een oud appartementsgebouw ligt iemand te slapen onder karton. Ik zie het niet zo goed, het kunnen er ook twee zijn.
De nacht lijkt eveneens op een fictieve wereld, waar alles anders lijkt dan het in werkelijk is.
Het wit blad papier, het fictief blad is niet langer leeg. Het is gevuld met woorden, zinnen. Een fictief verhaal. Niets is wat het lijkt tegenwoordig !
Een streep zonlicht tussen de huizen door gaf hem dat klein moment van glorie, al wist hij het zelf niet. Met zijn stok vooruit ging hij behoedzaam verder. Een kort moment, even in de spotlights staan. Een foto waard.
Maandag, de eerste dag van de week, de eerste werkdag. En het vlot niet goed vandaag. Ik heb troost nodig, een kopje troost, koffie. Alhoewel de koffie op het werk nu niet bepaald troost biedt. Maar ik zal het ermee moeten doen. En dan zie ik een oude getrouwe weer. Een gedicht van Herman Deconinck. Verlanglijstje. En mijn dag is weer goed.
"Geef mij Nescio en Tsjechov, oude boeken Geef mij na mijn zoveelste kale reis iemand die mij twee haren uittrekt en glimlachend zegt: je wordt grijs. Geef mij alles en zeg: het is niets.
Geef mij niets en zeg: dat is alles Geef mij mezelf, geef mij jou. Ik heb gezocht naar wist ik maar wat. Geef mij nu eindelijk wat ik altijd al had."
De duisternis begint hier al te vallen over da stad, een donkerblauwe zweem die weldra naar het zwart zal gaan. Vanuit mijn hotelkamer op de derde verdieping zie ik de lichtjes aanfloepen van de straatlantaarns. Tientallen mensen haasten zich naar de warmte in hun huizen. Het is pas halfvijf en de avond begint al. Enkele uren geleden was ik nog thuis, honderden kilometers ver weg. Een tram dendert door de brede laan en belt ongeduldig als een schijnbaar verstrooide automobilist zijn wagen roekeloos langszij de tram stuurt. Mensen kijken apatisch door de vuile, bedampte vensters van de tram. Waar staren ze naar, waar denken ze aan ? In de verte, boven de daken, zie ik het donkere silhouet van de massieve kerktoren. Ik besluit toch nog een wandelingetje te maken langsheen het stadspark, nog eventjes een frisse neus halen voor ik na deze vermoeiende dag mij ga neervlijen in een zetel. De avondspits lijkt geluwd als ik tussen de bomen door wandel. De lantaarnlichten geven een gele gloed aan de bomen, sneeuwvlokjes dwarrelen naar beneden, een laagje wit op de harde ondergrond. Het klokje van de kerktoren slaat vijfmaal, een freel geluid, geen zware bonzen, eerder een getingel. Weinig volk trotseert de koude om te wandelen. Ik loop al geruime tijd alleen. Een vreemde stad en toch zo bekend, onbekende plaatjes en toch zo vertrouwd. En dan duikt ze plots uit de duisternis. Een verschijning zoals in een zwartwit film. Een film uit vroegere tijden. Lang zwart haar, ze heeft geen muts op haar hoofd ondanks de koude, groot en slank en oh zo mooi. Een lange mantel heeft ze aan en gebreide handschoenen. Sprakeloos sta ik stil en staar haar aan en zij enigszins verward kijkt me aan met haar donkere ogen. Een vreemdeling in haar stad die naar haar kijkt. Woorden hebben hier geen zin, we verstaan elkaar toch niet. Eventjes heb ik de neiging haar aan te raken. Dan verbreekt de betovering, ze glimlacht naar mij en verdwijnt even snel als ze gekomen is. Verward blijf ik alleen achter ... zij was amper negentien en mijn jeugd ... ach, die zit allang opgesloten in mijn hoofd. Zij en ik .... strangers in the night.
Weet je, een reiziger zou in feite geen eindbestemming mogen hebben, hij zou gewoon op doortocht moeten zijn van het ene punt naar het andere. Zoals het jongetje in mijn hoofd dat droomt van reizen, dat zijn dromen wil realiseren. De tijd tikt door, in mijn strammer lichaam blijft het jongetje verder spelen.
"I walked the avenue till my legs felt like stone I heard te voices of friends vanished and gone At night I could hear the blood in my veins Just as black and whispering as the rain On the streets of Philadelphia".
Hij zou geen eindbestemming mogen hebben maar een reiziger zijn, op doortocht van het ene punt naar het andere. Wat wil je later worden als je groot bent ? Reiziger misschien, samen met jou onze dromen waarmaken. De auto rijdt verder zijn eindbestemming tegemoet, terwijl de stemmen uit de radio troost bieden aan de eenzaamheid van de nacht.
Een reiziger reist dus al als hij in zijn auto zit en zich verplaatst naar zijn bestemming. Het liefst rijd ik mee met iemand dan zelf te moeten rijden, ik haat autorijden, je blijft hoe dan ook geconcentreerd bezig met de weg, met de route die je moet volgen terwijl een passagier volop kan genieten van de voorbijtrekkende omgeving. Zo 'n beetje zoals een treinreiziger die door het raampje kijkt naar het landschap. Steeds verder rijden van je beginpunt naar je bestemming. Ik geef toe dat ik soms meer geniet van dit moment, op weg zijn naar, 'on the road', dan toekomen op mijn eindbestemming. Het heeft toch iets magisch dat onderweg zijn, dan voel ik me reiziger. Dat is het verschil met een toerist, die verlangt naar zijn eindbestemming terwijl ik evengoed geniet van het onderweg zijn en dit mag van mij altijd een beetje langer duren dan normaal. Reiziger, een prachtig woord.
"The night has fallen, I'm lyin' awake I can feel myself fading away So receive me brother with your faithless kiss Or will we leave each other alone like this On the streets of Philadelphia"
Onverlichte snelwegen, donkere banen met witte lijnen, alleen verlicht met de lichtstralen van de autolampen. Af en toe een verlichte parking met benzinestation. Een oase van licht in het duister. De autoradio geeft een blauwe gloed in het duistere interieur. Bruce Springsteen zingt met donkere, rauwe stem: "On the streets of Philadelphia". Er overvalt je een gelukzalig gevoel bij dit sfeertje en je zakt als passagier steeds dieper weg in je autozetel en geniet gewoon van het meerijden, de muziek en de verlatenheid van de weg. Rijden met de auto langs onbekende kan als een vorm van toerisme beschouwd worden, een toerist vind ik een beetje een goedkoop woord terwijl reiziger iets uitstralt, iemand die nog iets wilt ontdekken. Die nog moeite doet om ergens te komen, terwijl een toerist evengoed lui aan het zwembad van zijn hotel kan liggen en gedurende heel zijn vakantie niets anders doet dan gewoon lui liggen te zijn.
Dank zij "Hill. McGraw" die mij kon vertellen hoe het gedicht verder gaat die al jaren met flarden doorheen mijn hoofd spookte, ken ik eindelijk het volledige gedicht. Het zal dus niet langer meer stoppen bij die mieren ! Een gedicht van Annie M.G. Schmidt.
Annie M.G. Schmidt
In het bos, bij de mieren en spinnetjes ister een mieren- en spinnenbevolkingsregister, dat hebben ze daar zo ingesteld, daar worden de mieren en spinnen geteld; en de man die dat doet, dus de leider daarvan, is Bartholomeus Wortelman. Om te beginnen telt hij de spinnen, telt hij de mieren en andere dieren, dan telt hij de torren en zegt: Allemachtig, het zijn er tienduizend vijfhonderd en tachtig!
Hij heeft al die beesten eerst op moeten stellen, zo achter elkander, dan kon hij ze tellen, ze lopen in lange rijen voorbij: een sprinkhanen-rij en een torretjes-rij, de sprinkhanen hupsen, dan komen de rupsen, dan komen de vlinders, als fleurige kinders, maar dan zegt Bartholomeus verwonderd: Waar blijven de bijen? Ik tel er maar honderd!
Toen kwam er een bij uit de bijenkolonie, een grimmige bij met een grimmige tronie. Hij zei: Compliment van de koningin en wij doen niet mee, want we hebben geen zin! Dat lopen in rijen, dat is niks voor bijen, wij willen niet zeuren maar honing gaan peuren! Wij hebben geen tijd, maar de bijen die vrij zijn die mogen er dan voor de aardigheid bij zijn.
Maar Bartholomeus was ook niet van gister! Hij riep: het is hier een Bevolkingsregister! En als ze niet meedoet, die koningin, dan gaat ze gewoon de gevangenis in! Toen gingen de bijen aan t razen en zeien: Pas op, we gaan steken! We zullen ons wreken! En iedereen vluchtte, totaal van de kook, En Bartholomeus Wortelman ook.
En sinds die grote ruzie kwam er niets meer van tellen, is dat niet jammer? Nu zal je nooit weten, Jan, Piet en Hein hoeveel spinnen en bijen er zijn...
Vandaag zat hij daar plots, een jongeman, een zelfportret van de kunstenaar. Graffitispuiters zijn niet noodzakelijk vandalen maar kunnen ook timide, gevoelige artiesten zijn die hun innerlijjke gevoelens willen kenbaar maken aan de buitenwereld. Maar schrijft hij nu met rode inkt of stroomt er bloed uit zijn pen ? Dat hij daar nog lang mag zitten deze jongeman en ons laat nadenken over hetgeen hij ons te vertellen heeft. En dat we luisteren naar wat anderen ons te zeggen hebben. Dat is mijn goede voornemen voor het nieuwe Jaar.