Druk oponderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek
E-mail mij
Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.
fotograffiti
de blog die in feite niet meer bestaat: fotofragmenten in tekstslierten
31-12-2005
Verloren tijd (deel 5)
Even verder weg van de ruïnes liggen de vijvers. Niet zomaar vijvers maar echte begraafplaatsen want hier werden de asresten gestrooid van al die verbrande lijken.
En ik besef dat hier mijn verleden ligt, verstrooid op deze plek.
Waarom dat ik weet dat deze plek voor mij belangrijk is kan ik niet uitleggen. Ik kan geen rationele verklaring geven, het is zo. Dit soort aanvoelen heb ik al dikwijls gehad in mijn leven, vooral als kind. Ik had een soort aanvoelen in dingen die gingen komen.
Nu dat ik hier geweest ben, teruggekeerd naar mijn verleden hoop ik de rust terug te vinden, en kan ik eindelijk mijn verleden begraven.
Elektrische draden, hoog en dubbel laten je niet door, mam, je zult je kind niet zien, dus geloof mijn gecensureerde brieven niet want de waarheid is anders; maar huil niet als je het spoor van je kind wilt zoeken, mam, vraag het aan niemand, klop nergens aan. Zoek naar de as in de velden van Auschwitz . Het zal daar zijn, je kind. Maar ween niet, er is hier al genoeg leed. En als je het spoor van je kind wilt ontdekken, zoek naar de asresten in de velden van Birkenau. Daar zullen ze liggen, dus speur naar de asresten in de velden van Birkenau. Mam, zoek naar de resten, ik zal er zijn.
Nadat ik deze tekst gelezen had weet ik dat ik nog een kind was. Een kind in Auschwitz. Bang in deze donkere plek met felle lichten van de schijnwerpers. Met toch nog vele vragen. Wie was mijn familie, mijn vader, mijn moeder ?
Misschien zoekt iemand naar de resten, naar de as in de velden van Birkenau. Ik weet zeker dat ze er zullen zijn. Er liggen er zoveel. We zijn met zoveel.
Het zonlicht verdrijft de grijze sluiers van de nacht. Het is nog vroeg als ik voor de beruchte ingang sta van Auschwitz II, beter bekend als Birkenau. Het langwerpige gebouw met de toren en poort in het midden waar de spoorlijn doorheen lopen kijkt mij dreigend aan. Ik ben een van de eerste bezoekers van die dag. Mijn hart begint sneller te slaan en toch voel ik mij onweerstaanbaar aangetrokken aan deze plek. Ik ben hier voor de vierde maal ! Maar nu is het anders, nu weet ik waarom ik hier ben. Dit is de plaats waar ik thuis hoor, waar ik mijn verleden ga terugvinden.
Traag stap ik de naast de spoorweg de ingang binnen en de weidse vlakte ligt er desolaat bij, een gure wind snijdt langs mijn oren en ik zet mijn pet op.
Stemmen roepen, brullen, ik hoor bevelen, mensen wenen, huilen, krijsen en ik kruip dieper in mijn eigen schulp. Nog steeds kan ik niet tegen mensen die roepen tegen mij, tegen mensen die luid spreken dan zet ik mijn afweerschild op, kruip ik in mijn eigen ik. Langs de spoorlijn ga ik verder, langzaam stappend. Ik wil niet verder maar het moet.
Hoe dikwijls droom ik niet dat ik in een zwarte tunnel stap, opgezogen wordt als het ware, en hoe ik dan badend in het zweet wakker word, rillend van angst. Waarom ben ik bang van zovele dingen. De oplossing zal ik hier vinden in Auschwitz.
De troosteloze resterende gebouwen zijn zwart, omgeven door prikkeldraad en uitkijktorens. Aarzelend ga ik het donkere stenen gebouw naar binnen maar vreemd genoeg voel ik hier niets, geen herkenning, geen geur integendeel hier voel ik mij veilig. Tranen rollen over mijn wangen, ik sluit mijn ogen en hoor zachte stemmen. Fluisteren lieve woorden tegen mij, troostende woordjes en ik voel me terug kind, veilig in de schoot van mijn moeder.
De zon schijnt als ik naar buiten kom maar ik voel terug die vijandigheid, mijn zesde zintuig waarschuwt mij dat het hier niet veilig is, dat ik mij moet koest houden, op de achtergrond, niet opvallen. En weer krijg ik een schok dat ik in het dagelijkse leven mij net zo gedraag als hier. Ik wil niet opvallen maar grijs zijn, veilig zijn.
Op het einde van de spoorweg liggen de ruïnes van de vergaskamers en verbrandingsovens. Het einde van de spoorweg en het einde van vele levens, ook van het mijne. Hier staan voor die restanten, voor die overgebleven stenen besef ik plots dat hier het einde is van mijn reis, mijn eigen pelgrimstocht naar het verleden.
Ondanks de verbodsborden dat je niet meer verder mag gaan, daal ik de trap af in de ruïne, naar de afgrond waar eens de vergaskamer was en nu voel ik geen angst meer maar berusting. Hier moet het gebeurt zijn, meer dan zestig jaar geleden. Daar geloof ik in. Ik was één van de zo velen die rechtstreeks van de treintransporten naar de gaskamers werden geleid. De verkeerde selectie, ik behoorde niet tot die uitverkorenen die nog even mochten leven om te werken, af te zien en geen mens meer te zijn.
Vertrouwen in mensen, geloven in mensen, in je medemens is moeilijk voor mij. Hoe kun je iemand vertrouwen die je in een vorig leven de dood injoeg ? Hoe kan je een mens vertrouwen die je een douche beloofd, een douche met water maar je krijgt de dood. Wie was ik ? Ik besef dat ik niet de man was die ik bij mijn vorig bezoek gezien heb op de foto want die was niet onmiddellijk de dood ingejaagd. Was hij familie van mij, mijn vader ?
Bij mij begon alles toen ik reeds voor de derde maal in Auschwitz was en in de lange gang met al die fotos van mensen, gevangenen, doden naar mij keken. Duizenden ogen die je aanstaren, sommige kijken trots in de lens al weten ze misschien dat ze gaan sterven. Tussen al die starende gezichten was er eentje bij waar mijn hart begon te bonken, ik zweette en voelde me niet goed. Angst, een ongelooflijke angst had ik. Ik ben naar buiten gelopen met verschrikkelijke hoofdpijn, mijn hemd was nat van het zweet en ik was me niet bewust van die nieuwsgierige blikken van de andere bezoekers. Ik heb me een tijdje neergezet en ben niet meer binnengegaan in die gang. En die angst is nooit meer weggegaan.
Nooit heb ik tegen iemand gezegd dat ik die dag in de ogen gekeken heb van iemand die ik heel goed kende, omdat ik alle dagen in de spiegel naar die ogen kijk. En ik wist dat ik in Auschwitz vroeger moet zijn geweest als ja als wie ?
Het begon allemaal een maand geleden. Ik las een boek "Pelgrim in Auschwitz". Mensen zouden een pelgrimstocht maken naar een van de meest besproken plek uit het Nazi tijdperk. Ieder had daarvoor zijn eigen redenen maar allen hadden ze het gevoel dat ze een verbondenheid hadden met die plaats in Polen. Iedereen die daar was had het gevoel dat ze daar al geweest waren, in een vorig leven. Belachelijk vind je misschien, wie gelooft daar nu in maar als je gelooft in een leven na de dood dan geloof je misschien ook in reïncarnatie. Het grootste mysterie echter voor mij was dat bij de aanwezigen een man aanwezig was die altijd verschrikkelijk hoofdpijn had en bij onderzoek bleek dat hij een soort holte in zijn hersenen had die overeen kwam als bij een kogelwonde of anders gezegd het was als of ooit een kogel in zijn hoofd geschoten was. De kogel was verdwenen maar de pijn bleef. In Auschwitz ging de pijn over ... kon het zijn dat hij ooit op deze plek neergeschoten werd ?
Dinsdag 27 december. Buiten bewolkt, grijs, koud. Af en toe sneeuw en de temperatuur daalt naar het dieptepunt. De avondspits begint weer. Auto's schuiven aan, één lange file van wachtende mensen die naar huis willen gaan. Morgen is misschien weer een vrije dag, het is kerstvakantie voor velen. Langzaam zet de rij wagens zich weer in beweging. Ik zit voor het raam en kijk naar al dat gedoe, die steeds terugkerende drukte. Het zal weer niet voor vandaag zijn ! Altijd stel ik de dingen uit, schuif ik de problemen weer verder van me af. Maar het zij zo, ik moet verder doen met wat ik bezig ben.
Ik moet terugkeren naar de plaats waar ik ooit moet geweest zijn in een ver verleden. Niemand of toch weinigen geloven erin dat men ooit in een vorig leven dingen heeft beleefd die soms te gruwelijk zijn om te vertellen. En ik moet dus terug naar de plaats waar ik nooit van terugkeerde, waar onmenselijke dingen gebeurden maar die in de diepste lagen van mijn geest verborgen waren en nu, totaal onverwachts, naar boven komen en waar ik geen raad mee weet. Ik moet terug naar Auschwitz, de plek die ik nooit heb verlaten.
Ja, mon copain, na je bezoek begin december is de winter hier plotseling komen opzetten, een beetje onverwachts moet ik je zeggen. Ik weet nog dat je zei dat het hier al veel kouder was dan bij jouw toen we samen op ontdekkingstocht gingen en ik je alle mooie plekjes liet zien die ik ontdekt had. Nu is het hier beginnen sneeuwen, grote witte vlokken dwarrelen ononderbroken naar beneden en een wit tapijt bedekt alle onvolmaaktheden. Ik, die vroeger altijd een hekel had aan sneeuw, aan dat plakkerige, nat spul die op de kortste tijd bevuild was door al die mensen die erdoor ploeterden, begin er nu zelf van te genieten als ik door die witte laag loop. De oude stad is sprookjesachtig mooi in deze witte wonderwereld.
Jouw komst heeft mijn alleenzijn toch een beetje opgefleurd, die dagen dat je er was hebben me weer moed gegeven om deze winter door te komen. Ik ben ook nog vaak teruggekeerd naar dat knus plekje waar we zo gezellig ontbeten hebben. Dat klein cafeetje, weggestoken achter een binnenkoertje waar we eerst door moesten, met binnenin muren volgehangen met kaders waar gedroogde planten en bloemen inzaten.
Weet je nog, ciabatta, nog echte boter, kaas, ham, confituur, koffie en vers fruitsap tegen een onwaarschijnlijke lage prijs, zon twee euro. En herinner je nog die overheerlijke warme appeltaart met verse room erbij. Ach om je vingers bij af te likken.
Winteravonden. Zal ik je nog iets vertellen. Op mijn ouwe leeftijd zit ik soms, meestal op een winteravond, als mijn verwarming hoog aanstaat, voor mijn venster op de derde etage die uitkijkt naar die drukke straat en kijk gewoon naar beneden naar de voorbijrijdende autos, de voorbijlopende kleine mensjes, de kleurige lichten van de neonreclames en in de kerstperiode naar de talrijke kerstverlichting. Op de achtergrond speelt een jazzy deuntje met die trompet, je weet dat ik daar dol op ben, of dat ene Duitstalige liedje waar ik zo weemoedig van word. En ik geniet, op een of andere onverklaarbare reden doet mij dit terugdenken aan mijn jeugdjaren en ik ervaar een innerlijke tevredenheid, geborgenheid.
De winteravonden zijn hier lang als je alleen bent, mijn voorraad stapeltje boeken liggen al klaar die ik in de loop van het jaar bijeen houd om ze nu te kunnen lezen. Vanaf nu begin ik aan mijn winterslaap en hoop de donkere dagen zonder veel problemen door te brengen. Ik zal weinig buiten komen en laat het feestgedruis ver van mij verwijderd.
Praten, praten, praten, nietszeggende woorden, betekenisloos gezellig tegenover elkaar gedachten uitwisselen, uit beleefdheid en om stiltes te doorbreken, is echt niets voor mij.
Vind je het raar dat ik je dit schrijf, een andere kant van mij laat zien die je misschien nooit vermoed hebt, dat er sluimerende gedachten diep in mij verborgen zitten die de laatste tijd steeds weer opborrelen. En toch blijf ik een brave rebel, die de donkerte opzoekt om alleen te zijn, angstig afwacht. Ja, mon copain, ik geef het toe, hoe ouder ik word, hoe banger ik ben om te leven. Daarom woon ik nu hier, omdat niemand mijn verleden kent, niemand er om vraagt. Anoniem in de menigte verdwijnen. Grijs zijn.
Een klein vraagje aan jouw mijn vriend, wanneer is het fout gegaan met mij ? Onze gemeenschappelijke held Che draait zich om in zijn graf moest hij weten wat een angsthaas ik geworden ben. Winter, korte koude dagen, ik vind het maar niks.
Mijn onverschrokken goede vriend, laat het vlug lente worden. Kom vlug terug en leer me terug rebel worden zoals in onze jeugdjaren. Grijs zijn maar toch met een sprankeltje kleur erin. Jij bent de enige die me kent.
Er is slechts een plaats op de wereld waar iedereen wilt terugkeren mijn vriend en die plek is hier.
December, weeral een jaar voorbijgegleden, een jaar met enkele maanden minder dan anders.
In deze tijden van computers is het een genot om met mijn vulpen, nog altijd mijn Montblanc, te mogen glijden op een blad maagdelijk wit papier en met sierlijke krullen woorden te mogen vormen die uitvloeien tot zinnen. Een ouderwetse bezigheid die mij nog steeds kan bekoren.
De stad ruikt naar koffie, koffiebonen die gebrand worden, een heel lekkere typische geur die ik erg aangenaam vind. Nu ja, slechts die ene straat ruikt ernaar maar de geur blijft in mij hangen als ik verder wandel naar andere straten.
Weet je, koffie drinken is een ritueel, een kunst die alleen de Italianen onder de knie hebben.
Wij drinken meestal heet water met een koffiesmaak. Maar voor mij is een kopje verse koffie die volgens de regels gezet is een waar genot voor mijn smaakpapillen. Een espressootje of een cappucino met een toefje verse slagroom, wat normaal niet correct is want het moet warme opgeschuimde melk zijn, daar ben ik bijna aan verslaafd. Wat wij een espresso noemen is voor de Italianen een caffé, een gewoon kopje koffie. Zij noemen dat een ristretto, een heel sterk en klein kopje koffie met nog minder water dan de espresso. En de cappucino drinken de Italianen voornamelijk bij het ontbijt. Ja, voor versgebrande koffiebonen, daar loop ik zelf een straatje om.
Dagelijks wandel ik doorheen de onwaarschijnlijke mooiste plekjes die stilstaan in de tijd. Nu het kouder is draag ik die hoed die we samen in dat winkeltje vol nostalgische spullen gekocht hebben. Het moest en zou een Borsalino worden, een klassieke stadshoed, een typische Humphrey Bogart model, ontworpen door de legendarische hoedenmaker Giuseppe Borsalino. Je weet toch waarom Bogart voor een Borsalino koos in zijn films, zo leek hij altijd een paar centimeters groter dan zijn vrouwelijke tegenspelers. Mannen kunnen ook ijdel zijn.
Af en toe, en dat klinkt misschien vreemd in je oren, wandel ik graag eens op een kerkhof. Een heel rustgevend gevoel geeft me dat tussen de grafzerken te kuieren, namen lezen van voor mij onbekende mensen. Hun gezichten soms nog nauwelijks zichtbaar op de verweerde afgesleten fotos. Ik heb hier ook zon kerkhof ontdekt, met van die hele oude met mos begroeide grafstenen die rusten onder de laaghangende takken van donkere bomen. En hier en daar branden er theelichtjes in glazen potjes op de grafstenen. Als je dan in het schemerduister van de vroegvallende avond in de winter, net voor sluitingstijd, nog eventjes dat kerkhof bezoekt dan is het alsof je in een mystieke wereld rondloopt. t Is een bizarre bezigheid, ik geef het toe, maar het is ook de schoonheid in zijn eenvoud, brandende kaarsjes op een grafsteen geeft altijd een gevoel van troost, men is je nog niet vergeten.
Weet je waarom er op een joods graf altijd steentjes liggen ? Wel, joden leggen nooit bloemen op een graf omdat bloemen verwelken en dus niet blijvend zijn en steentjes dat is voor eeuwig. Corrigeer mij mijn vriend als ik niet juist ben !
De grijze vlakte werd stilaan een echte fantasiewereld, een blauwe zee met allerlei zeedieren ... tot na een tijdje dat ook weer een grijze vlakte zal worden.
Het begon met een grijze schutting die langzamerhand kleur begon te krijgen. Tot op een morgen "het" vorm begon te krijgen. "Hey" zei de haai toen ik weer passeerde.
Maar ik moet je niet lastig vallen met zulke details. Ik wil je graag uitnodigen om nog eens af te komen om dit cultuurrijk paradijs te verkennen. Alle dagen ontdek ik nog iets nieuw en dan zijn er nog mensen die beweren dat er teveel geld aan cultuur gespendeerd wordt. Cultuurbarbaren dat zijn het, vergeef mij dat ik me zo opwind, maar cultuur is nu eenmaal een deel van onze beschaving. Het onderscheidt ons van andere volkeren die minder geciviliseerd zijn. We moeten dit blijven koesteren, al dit prachtig erfgoed van ons verleden.
Ik geef toe dat het daarom ook is dat ik hier gebleven ben, mijn hart bloeit open als ik al dat moois kan bewonderen, bekijken en zelfs aanraken. Ach ja, ik ben een ouderwets man hé, wie leest er nu nog een boek of luistert naar klassieke muziek. Ik ben weer bezig met klagen en zeuren, ik weet het, ik weet het. Maar het is weer herfst en dan komt terug die lange winter waar ik zo bang van wordt. Van die lange, donkere dagen waar de eenzaamheid terug toeslaat, die je omfloerst als een dikke mantel waar het gewicht op je schouders drukt.
In december verwacht ik je, je moet komen als heel de stad kleurig verlicht is, misschien al een laagje sneeuw die de grond toedekt en op de straten wordt er muziek gespeeld. Dan drinken we samen een glaasje glühwein om ons op te warmen. We halen herinneringen boven van vroegere tijden toen onze haren nog zwart waren en we nog succes hadden bij die mooie studentes. Wonderlijke jeugdjaren hebben we samen beleefd.
Van jeugd gesproken, ik heb een fantastisch adres ontdekt, een winkeltje in een zijstraatje van de markt waar ze allerlei spullen uit vroegere tijden verkopen. En je weet dat ik daar niet kan voorbijlopen zonder even binnen te springen en te snuisteren in al die wonderlijke dingen. Ik heb daar enkele notitieboekjes gekocht, identiek dezelfde als waarin Ernest Hemingway zijn krabbels, als ik mij zo oneerbiedig mag uitdrukken, inschreef. Ze waren gestopt in 1985 met die boekjes te maken maar er is nu een bedrijfje die opnieuw met de productie gestart is. Heel handig, klein, leren zwarte omslag met een elastiekje er rond om alles goed bijeen te houden.
Ik ben dol op die dingen. Of wat dacht je van die handgemaakte lederen aktetassen, nog heel stevig, solide. Je ziet dat ik enthousiast ben, er zijn daar zovele dingen die mij doen herinneren aan vroeger. We gaan daar zekers eens binnen als je komt.
De klokken op de kerktoren slaan zes uur, ik ga nog een avondwandelingetje maken en genieten van de laatste zon. Dan zet ik mij nog even op een terras en kijk naar al die mooie mensen die hier flaneren. Ik drink een glaasje witte wijn, wat me nog altijd een dure aangelegenheid lijkt want het zijn hier blijkbaar allemaal bierdrinkers, eentje maar en dan wandel ik terug naar huis.
Ja, mon copain, t leven kan eenvoudig mooi zijn als je er niets meer van verlangd. En thuis lees ik nog een goed boek, ik weet niet of ik je al verteld heb maar ik heb mijn televisietoestel weggedaan, het was toch altijd maar van die idiote spelletjes en alle miserie van de wereld, dood en vernieling in het nieuws. Hoe bloederiger het nieuws hoe enthousiaster dat die nieuwslezers hier zijn. Brood en spelen noem ik dat, hun kijkcijfers is het enige dat telt. Nee, nee, geef mij maar een goed boek en muziek natuurlijk. Ik ben daar tevreden mee.
Bon, ik ga afronden met mijn schrijfsels. Als je komt zullen we terug beginnen waar we het laatst mee geëindigd zijn, zo gaat dat met goede vriendschappen, het is net alsof we gisteren elkaar voor het laatst ontmoet hebben.
Bel me maar, ja mijn telefoon heb ik nog, wanneer je komt en ik zal je komen afhalen aan het station. Tot weldra.
Su amigo para siempre (onze jeugdheld Ché gedenkwaardig)
Wat zou je doen als je ouder wordt en niemand is je gevolgd brieven schrijven aan een vriend. Zo zou het verhaal kunnen beginnen.
Mijn allerbeste vriend,
Vanuit mijn appartement zie ik de werken vorderen op dit enorme marktplein, ze graven naar het verleden van deze oude stad en hopen zo nog de dieper gelegen funderingen bloot te leggen van allang vergeten plekken die ooit schitterden in de zon.
Het is weeral een paar maanden geleden dat ik je nog eens een brief geschreven heb, ik weet dat brieven schrijven in dit computertijdperk een ouderwetse aangelegenheid is maar ik weet eveneens dat je traditionele waarden nog erg weet te waarderen.
De tijd gaat zo snel voorbij, het lijkt pas vorige week dat ik je nog gezien hebt en het blijkt nu dat erbijna een jaar verstreken is. Hoe ouder ik word hoe minder maanden een jaar telt.
Van ouderwetse traditionele waarden gesproken, mijn nieuwe vulpen, een Mont Blanc notabene schrijft verrukkelijk over dit papier. Ik ben heel tevreden dat ik je raad opgevolgd heb om mij dit kleinood aan te schaffen. Ieder man, ieder ouderwetse man zou zich een vulpen moeten aanschaffen vind ik om af en toe met losse hand sierlijke letters te kunnen schrijven op maagdelijk wit papier. Ouderwets natuurlijk niet in negatieve zin maar laat mij zeggen traditioneel ingesteld.
Ja mon copain ik betreur het niet dat ik ooit de beslissing genomen heb om mij hier te komen settelen, na de dood van mijn geliefde vond ik toch nooit meer mijn draai waar we woonden.
Wat wenst een oude man meer dan alle dagen te kunnen genieten van prachtige gebouwen, mooie plekjes en niet te vergeten de talrijke jonge mensen die hier flaneren op straten en pleinen. Ze doen mij terug opleven en weer genieten van het leven.
Het prachtige, grootse plein zoals je het wellicht wel herinnert is aan de ene zijde volledig opengebroken, alle tegels zijn al verdwenen. Er wordt natuurlijk vlug gewerkt want eens dat de winter hier aanbreekt mag je het vergeten nietwaar. Het kan hier vriezen dat het letterlijk kraakt. Gelukkig straalt er een herfstzonnetje die mijn oude botten opwarmen. Ik heb het je al eerder gezegd de herfst is mijn favoriete seizoen. Vooral als de zon haar best nog doet om haar grandeur van de zomer te evenaren. Maar het zijn vooral de kleuren, die prachtige warme kleuren die het doen. De mensen genieten niet meer van die eenvoudige dingen, ik zet me gewoon op een bankje in het park en kijk naar bomen die verkleuren, die hun bladeren verliezen en een warmrood met gele tinten tapijt vormt onderaan de boomstammen.
Niet dat het alle dagen een feest is voor mij, integendeel, soms voel ik de eenzaamheid opborrelen en zit ik tussen zovele mensen toch maar alleen te wezen. Maar dat is de tol van het ouder zijn, mijn beste vriend. Er is geen weg terug, maar oud worden is niet zielig, ik geniet gewoon meer van kleine dingen. En eindelijk heb ik de rust gevonden, of moet ik zeggen is de rusteloosheid in mij verdwenen.
Soms duurt één seconde een eeuwigheid, een leven lang flitst je voorbij je zou het willen vastpakken maar helaas de tijd ontbreekt één seconde leven, soms een zee van tijd ik wou dat ik het kon zeggen maar de tijd is stilaan om.
Als je zoveel weet dat er je weinig tijd nog rest dan tel je geen jaren meer maar geniet van elk moment dat komt dan vergaat de rusteloosheid en stopt de tijd.
Als alle momenten zo kort zijn dat je rusteloosheid er onder lijdt dan pas begin je te twijfelen en vraag je je af waar is de tijd ik wou dat ik het kon zeggen wat in mijn binnenste schuilt maar dan zou het beeld niet meer kloppen van mijn ijdelheid en toch heeft ieder soms dat gevoel ... van tijd.
Als dagen voorbij gaan als uren en je hebt weeral het gevoel dat het niet vooruit gaat in je leven dan zou je de tijd moeten kunnen stoppen en langzaam achteruit kijken en angstig vaststellen dat er weinig gebeurt is dan pas heb je zicht op de gemiste kansen die elk van ons eens krijgt in zijn bestaan.
Als jaren voorbij gaan als maanden en je wou dat alles anders was dan zou je de tijd moeten kunnen stoppen en herbeginnen met wat je wou met veel lef opnieuw starten van nul af aan maar dan pas zal je ontdekken dat het je aan moed ontbreekt en alles blijft bij het oude al doet het je veel zeer.
Nieuwsgierig keek ze over zijn schouder mee naar dat kleine dingetje dat foto's kon maken. Zij was meer voor het geschreven woord maar dat kleine ding interesseerde haar wel. Of hoe oud en nieuw elkaar ontmoeten in een historische plaats.
Zij liep voorbij onder de keurende blikken van haar twee naakte leeftijdsgenoten. Horen ze bij elkaar, ze lijken net zusters, ongeveer dezelfde leeftijd, dezelfde haren. Zij gunde de dames echter geen blik, zo open en bloot zomaar op straat. Het was een echte schande dacht ze en spoedde zich verder.
Op deze koude winterdag voel ik me dus zo. Mijn "soulmaatje" is weg en er is een leegte in mij gekomen. Sommige mensen verklaren me waarschijnlijk gek als ik hun dit vertel, daarom hou ik dit liever voor mezelf. Maar ik kan ook niet uitleggen waarom ik dit voel. Ik krijg het koud en keer terug naar huis. Straks zit ik weer voor mijn open haard naar het knetterend vuur te kijken met een glaasje rode wijn of een goed boek. Ik moet terug naar de plaats waar hij geleefd heeft ... ik denk dat ik die plek zal herkenen. Een mens moet zekerheden hebben in zijn leven. Ik zoek mijn leven lang naar wist ik wat, misschien is dit het wel ... wintermijmeringen in december.