volume12 (adventures in autofiction) is het weblog van Bruno Bollaert.
Gents van gedachte, kan je hem met wisselende regelmaat terugvinden in Patisserie Bloch voor ontbijt; in de Vooruit voor de lunch; en in boekhandel Limerick of de poort of zelfs de fnac voor boeken, cds, dvds en strips (in zoverre die niet via amazon [ukfr] worden aangekocht).
Hij leeft samen met Tessa en hun zoon Henri (en twee katten) in de buurt van het Sint-Pietersstation. Geplaagd door daaruit resulterende grote bereikbaarheid heeft hij met het openbaar voervoer (vooral dan de tram) een haat-liefde verhouding. Een jeugd van indoctrinatie door de jezuïeten hebben van hem een onuitstaanbaar manspersoon gemaakt.
Mijn kop is leeg, er komt niets meer uit. Fantasieloze inspiratie vandaag en misschien de volgende dagen. Geen spectaculaire, boeiende, romantische of andere dingen die het leven spannend kunnen maken. De moeite niet waard om er over te schrijven. Of je zou dit moeten smaken: opstaan, wassen, vlug eventjes wat muesli door mijn keelgat met wat melk, krant ondertussen wat doornemen, de grote letters, de kleintjes en alle verdere details zijn voor deze avond, auto in en naar het werk rijden. Kopje koffie drinken, beleefdheidspraatje, bureauontluchten want de warmte kom je nog tegen. Nog 27° Celsius op mijn thermometer. Voor de computer zitten, mailtjes bekijken, routinewerk, t is vrijdag, einde van de werkweek. Vanaf drie uur zal ik terug in mijn auto zitten. En misschien denken: is dit alles ?
Ga zitten want ik wil eens met je praten
Ik ben allang niet meer zo blij als toen
Nee, schrik maar niet ik wil je niet verlaten, nee-hee
De rolluiken van het herenhuis waren al naar beneden. Buiten was het nog klaar. Wie goed luistert kan klassieke muziek horen. De buren wisten dat er een man woont maar zelden had iemand van hen hem gezien laat staan gesproken. Hij komt zelden naar buiten, meestal als het donker is. Een al wat oudere man, met hoed en sjaal als het wat frisser is, en een lange mantel.
Ze zeggen dat hij een eenzaat is die mensenschuw is. Ze zeggen dat hij niet tegen het licht kan en daarom enkel buiten komt als het donker is. Ze zeggen dat hij verminkt is in zijn gezicht. Ze zeggen zoveel de mensen.
Ik luister naar O Magnum Mysterium van Giovanni Gabrieli, met gesloten ogen en geniet van de prachtige stemmen, hemelse klanken. Het is nog maar negen uur s avonds maar de rolluiken zijn al naar beneden. Het gedempte licht van de tafellamp geeft een warme gele gloed in de huiskamer. Het geschikte decor voor deze uitvoering. Sinds enkele jaren heb ik besloten mij terug te trekken in de beslotenheid van mijn eigen muren. De wereld is te groot geworden voor mij. Alleen als de avond valt en de nacht zijn intrede doet kom ik naar buiten. In de zomer kom ik dus heel weinig buiten en de winter is mijn favoriete seizoen. Een beetje excentriek maar ik ben heel graag alleen. Meer en meer mensenschuw. Winkelen doe ik in de nachtwinkel om de hoek of ik laat het thuis bezorgen. Dat is tegenwoordig helemaal geen probleem, met een computer en internet heb je de hele wereld in huis.
Soms zien de buren de vreemde man toch eens op klare dag. Men ziet hem in zijn tuin. Hij ligt op zijn buik in het gras. Een vreemd gezicht, een oude man die daar ligt temidden zijn tuin. Niemand die wist wat hij daar lag te doen. Hij kan daar zo een uur liggen met zijn ogen open. De gek is weer bezig zegt men dan. Maar waar hij mee bezig is ziet men toch niet goed. Hij ligt helemaal op het einde van zijn tuin met zijn gezicht naar beneden.
Ik luister soms naar het gras dat groeit. Niemand gelooft mij als ik zeg dat ik het gras kan horen groeien en als je maar lang genoeg wacht zie je het groeien, tergend langzaam. Dat geeft me rust, daar zo te liggen in het gras. De geur van het gras, de geur van de natuur. Het geluid van de vogels. Af en toe zie ik een insect die door het gras loopt. Een oerwoud voor dat beestje. Hier te liggen in het gras dat is één worden met de natuur. Iedereen kan het maar niemand durft het doen.
Nooit ziet men iemand aan de deur bellen. De vreemde man krijgt nooit bezoek, tenzij van koeriersdiensten die allerlei pakjes aan zijn deur afzetten. Hij doet dan de voordeur eventjes open om soms een handtekening te zetten op de leveringsbon en gaat dan vlug weer binnen zonder zelfs naar buiten te kijken.
Het was een ex-gevangene zegt men of misschien is hij wel nog altijd een gevangene met elektronisch toezicht. Daarom mag hij niet naar buiten.
Ik krijg zelden bezoek. De weinige familie die me nog rest zie ik niet meer en vrienden heb ik niet. En hoe onwaarschijnlijk het ook klinkt een telefoon heb ik nog, al bel ik nooit of hoogst zelden, en niemand belt mij. Ik heb die telefoon gehouden voor noodgevallen, mijn hulplijn naar de buitenwereld. Mijn enigste contacten heb ik met de winkelier van de nachtwinkel, de postbode of een koerierdienst die mijn boeken of cds brengt die ik via het internet bestel. Boeken en muziek dat is mijn enigste passie. Geen vrouwen, nee, ik heb nog nooit een vrouw gehad. Wat je niet gekend hebt mis je ook niet. Maar ik ben helemaal niet wereldvreemd, ik zie alles via het internet nu. De hele wereld op mijn scherm.
Ik weet dat de mensen mij een rare vinden maar dat maakt mij niet uit. Ik ben altijd al alleen geweest. Als kind had ik weinig speelkameraadjes, ik speelde meestal alleen. Eenzaamheid schrikt me niet af.
Gesprek tussen de buren. Moeten we de politie niet bellen ? Het is al een week geleden of is het twee weken dat ik hem nog gezien of gehoord heb. Er speelt zelf geen muziek meer. Hij zal toch niet dood zijn ?
Misschien is hij weg, verhuist, naar een van die serviceflats of de home ? Onmogelijk, ik zou dat zeker gezien hebben.
Zullen we de politie niet bellen ?
Ik kom minder en minder buiten. Ik hou van het alleen zijn en van de stilte. De wereld is veel te groot voor mij. Mijn eigen wereld wordt veel te groot voor mij. Ik wil alle ballast van mij afschudden en enkel het hoogst noodzakelijke overhouden. Een mens heeft niet veel nodig om gelukkig te zijn. De helft van mijn huis gebruik ik niet meer, er zijn kamers waar ik nooit meer binnenga. Ik heb nu een plaatsje in het midden van mijn huis waar geen enkel buitengeluid naar binnendringt. Het geluid van de stilte vind ik nu mooier dan muziek. Dit is puur, de essentie van mijn bestaan. De stilte en de woorden op papier. Meer moet ik niet hebben. Ik ben gelukkig.
Af en toe hoor je flarden van gesprekken die je zomaar opvangt op straat. Zo hoorde ik volgend gesprek gisterenmorgen als het nog "doenlijk" is om buiten te komen. Mevrouw 1: Ge kunt nooit raden wat ze gisterenavond aan had. Mevrouw 2: A ge zijt haar gaan bezoeken ? Mevrouw 1: Vaneigens. Weet ge wat zij aanhad met dit warm weer. Ze had een wollen jurk aan en kousen, met dit weer. Ge vangt zeker zei ik haar. Mevrouw 2: Alee gij ... En toen waren ze weg buiten gehoorafstand.
Het warm weer doet rare dingen, niet alleen met mensen maar ook met de natuur.Zo zag ik vandaag dat mijn "blauwe regen" innig verstrengeld geraakt met mijn oude tuinstoel. Liefde op het eerste gezicht. Of een groen blaadje dat een oude tuinstoel lust. Zou ik moeten ingrijpen en mijn tuinstoel buiten het bereik van mijn "blauwe regen" zetten ? Of laat ik deze prille regen zijn gang gaan ?
Wat doen een paar jonge meiden als het zeer warm is, juist, afkoeling zoeken aan een fontein. Nu ja 't zijn meer reusachtige stalagmieten waar van boven water uitkomt. En wat doet die ene meid in die rare kledij zie ik je al denken. Het was haar vrijgezellenavond, al was het eerder een vrijgezellennamiddag.
Hij stond daar maar, temidden de straat, met zijn handen op de rug. Hij zou een petanque speler kunnen zijn met dezelfde houding, enkel de ballen zijn er niet. En de kleuren kloppen bijna, blauw, rood, enkel de witte sokken heeft hij niet aan. Anders zou het een Fransman kunnen zijn of is het misschien een Nederlander zonder witte sokken ?
Ik ben deze morgen opgestaan met een deja-vu gevoel. Alles wat ik deed had ik gisteren ook gedaan, en eergisteren en de dagen voordien. Was mijn leven nu zo saai geworden dat mijn alledaagse leven zich eindeloos herhaalde in spiraalvorm. Of was er iets anders aan de hand. Ik had slecht geslapen deze nacht, was zelf wakker geworden met een ongelooflijke kramp in mijn rechterbeen. Je moet je tenen dan naar jezelf toe trekken hadden ze vroeger tijdens de voetbal altijd gezegd, en de kramp zal overgaan. Deze morgen voelde ik het echter nog, een stijf stram gevoel, alsof ik een marathon gelopen had. Al heb ik dat nooit gedaan.
Maar ik had eveneens zo n onbehaaglijk gevoel over mij. Ik had gedroomd en herinnerde me precies wat ik gedroomd had. Meestal was ik s morgens vergeten wat ik gedroomd had maar nu herinnerde ik me nog alles. Mijn droom was in kleur. Kleurenbeelden in dromen, zou dat normaal zijn ? Ik weet ook nog dat er zeker drie aparte verhalen waren. Het laatste verhaal ging over het terugkeren naar mijn geboortehuis. Ik wandelde, samen met een vriend langs het smalle straatje tot ik aan het huis kwam waar ik als kind altijd gewoond en gespeeld had. We begroeten mensen die we tegenkomen, we kennen elkaar, al weet ik niet wie ze zijn. Het huis werd afgebroken, slechts enkele muren bleven overeind. De werkmensen deden hun werk, al zagen ze er wel vreemd uit. Er was er een helemaal in het rood, zelf zijn gezicht en haar waren rood. Vandaar dat ik weet dat ik in kleur gedroomd heb. Plots komt een oude man tevoorschijn, recht naar mij en geeft mij drie kussen. Ik ken die oude man, iemand die ik ken van de fotoclub en die nu erg ziek is. En dan is mijn droom gedaan. Ik werd wakker met dat deja-vu gevoel. Ik weet niet wat mijn droom betekent maar ik voel er mij niet goed bij.
Voor diegenen die dit onwaarschijnlijk vinden, de twee andere dromen weet ik ook nog goed. De eerste droom ging over mijn schoolleven of beter gezegd ik ging terug naar school al herkende ik helemaal niets of niemand van vroeger. Het was allemaal nieuw. Ik liep er een beetje verloren in rond, in mijn droom.
De tweede droom herinner ik het mij het minst. Ik weet enkel dat ik altijd geheim gehouden had dat ik een meisje was met blond haar. En dat de waarheid nu aan het licht gekomen was of dat ik het zelf uitgebracht had.
Het zal dus niemand verbazen dat ik wakker geworden ben met dat onbehaaglijke gevoel over mij. Ik weet niet wat ik ervan moet denken. Ik weet niet of die dromen een betekenis hebben.
Het is ook de eerste maal in mijn leven dat ik mijn dromen zo helder herinner.
Is mijn leven nu zo saai geworden, zo alledaags dat mijn dromen interessanter zijn dan de werkelijkheid ?
Vanmiddag kwam er plots een collega binnen met het bericht dat er een knap fotomodel op de parking stond in bikini en ze waren fotos aan het trekken. Vol ongeloof stonden we haar aan te kijken. Een fotomodel in hare bikini op de parking. De parking was nu niet bepaald de ideale locatie om een fotoshoot te doen. Er staan geen dure, blinkende karren op die parking. Eerder bescheiden kleine autootjes of enkele middenklassers. Wat zou ze daar verloren hebben. Maar toch hield ze vol dat er daar een jonge dame in bikini stond. Hilariteit alom toen plots de Mark van de personeelsdienst met twee mappen onder zijn arm naar buiten stormde. Hij moest nog iets gaan afgeven aan de overkant zei hij. Om even later terug te komen met een smile op het gezicht dat hij haar gezien had en t was miss België beweerde hij. Een hottie. Bij Mark was iedere jonge schone dame een hottie. Tja, zo lang we de bewuste dame niet gezien hadden konden ze ons van alles wijsmaken.
En geloof het of niet, plots zie ik door de venster aan de overkant van de straat een schone blonde juffrouw in witte badjas lopen. Gevolgd door een cameraploeg. Iedereen aan de vensters natuurlijk. Ik heb vlug mijn fototoestel gepakt en een fotootje getrokken want ge ziet niet alle dagen een blonde deerne in witte badjas over de straat paraderen, zeker niet in een kleine gemeente. De foto is een beetje flou maar dat zal door mijn haast zijn of is het van t verschieten van de schoonheid van dat jong dingske. Maar of dat nu miss België was, ik geloof het niet al beweert de Mark dat hij absoluut zeker is.t Was Virginie zegt hij ! Hij bewijst het met direct naar het internet te surfen om me een foto te laten zien van Virginie. Maar hoe meer ik er naar kijk hoe minder ik hem geloof.
Deze morgen zag ik aan het werk een muur vol affiches hangen met de mysterieuse tekt "Wie is Gilbert ?" Ik ken wel een Gilbert maar als dat de Gilbert is die bedoeld word weet ik niet.Ik betwijfel ook dat de Gilbert die ik ken al die affiches daar zou hangen. Onderaan de affiches staat een website adres. Maar bij het surfen daar naartoe ben ik niet veel wijzer geworden. Morgen zou ik wijzer moeten zijn, zeggen ze, denk ik. Zou er overal in het land nu affiches hangen van "den Gilbert" ?
Ge hebt mensen die altijd te laat zijn en ge hebt mensen die overal te vroeg zijn. Bij de laatste categorie behoor ik. Het is sterker dan mezelf maar ik ben liever te vroeg dan juist op tijd. Zo kom ik altijd een half uur vroeger op het werk. Om acht uur sta ik daar al terwijl ik pas om halfnegen moet beginnen. Maar dat is om een beetje te ontwaken, eerst een koffietje drinken en een praatje maken met de koffiemadame, een soort ochtendritueel. Ik beken, mijn eerste koffietje drink ik meestal op het werk. Ik neem thuis de moeite niet om koffie te maken voor mij alleen, ik babbel liever met ons Krista, dat is de koffiemadame die om halfacht al begint. Als ik op het werk arriveer staat de koffie al klaar. Een luxe.
En als ik al voor de computer zit en mailtjes aan het lezen ben komt de rest toe. Ge hebt er hier die juist om halfnegen toekomen, ze hebben wel op tijd geprikt en de rest kan hun gestolen worden. Ze zijn toch op tijd is hun argument. Rond een uur of negen trekken ze zich op gang. Dat zijn de nonchalante trek het je niet aan types. De tegenhangers van mezelf dus.
Dat te vroeg komen is nu eenmaal een tikje van mij die ik er niet uitkrijg. Neem ik de trein dan ben ik veel te vroeg en kan ik gemakkelijk nog iets drinken. Idem dito met allerlei afspraken, zelfs bij de tandarts ben ik te vroeg. Dan zit je daar in de wachtkamer te luisteren naar het irritante geluid van die boor. Je fantasie begint te werken, je ziet de martelscène uit de film van Marathon Man voor je. Is it safe ?vraagt de voormalige SS-tandarts Szell altijd maar weer. Te vroeg zijn is niet altijd zo goed voor mensen met veel fantasie !