De rolluiken van het herenhuis waren al naar beneden. Buiten was het nog klaar. Wie goed luistert kan klassieke muziek horen. De buren wisten dat er een man woont maar zelden had iemand van hen hem gezien laat staan gesproken. Hij komt zelden naar buiten, meestal als het donker is. Een al wat oudere man, met hoed en sjaal als het wat frisser is, en een lange mantel.
Ze zeggen dat hij een eenzaat is die mensenschuw is. Ze zeggen dat hij niet tegen het licht kan en daarom enkel buiten komt als het donker is. Ze zeggen dat hij verminkt is in zijn gezicht. Ze zeggen zoveel de mensen.
Ik luister naar O Magnum Mysterium van Giovanni Gabrieli, met gesloten ogen en geniet van de prachtige stemmen, hemelse klanken. Het is nog maar negen uur s avonds maar de rolluiken zijn al naar beneden. Het gedempte licht van de tafellamp geeft een warme gele gloed in de huiskamer. Het geschikte decor voor deze uitvoering. Sinds enkele jaren heb ik besloten mij terug te trekken in de beslotenheid van mijn eigen muren. De wereld is te groot geworden voor mij. Alleen als de avond valt en de nacht zijn intrede doet kom ik naar buiten. In de zomer kom ik dus heel weinig buiten en de winter is mijn favoriete seizoen. Een beetje excentriek maar ik ben heel graag alleen. Meer en meer mensenschuw. Winkelen doe ik in de nachtwinkel om de hoek of ik laat het thuis bezorgen. Dat is tegenwoordig helemaal geen probleem, met een computer en internet heb je de hele wereld in huis.
Soms zien de buren de vreemde man toch eens op klare dag. Men ziet hem in zijn tuin. Hij ligt op zijn buik in het gras. Een vreemd gezicht, een oude man die daar ligt temidden zijn tuin. Niemand die wist wat hij daar lag te doen. Hij kan daar zo een uur liggen met zijn ogen open. De gek is weer bezig zegt men dan. Maar waar hij mee bezig is ziet men toch niet goed. Hij ligt helemaal op het einde van zijn tuin met zijn gezicht naar beneden.
Ik luister soms naar het gras dat groeit. Niemand gelooft mij als ik zeg dat ik het gras kan horen groeien en als je maar lang genoeg wacht zie je het groeien, tergend langzaam. Dat geeft me rust, daar zo te liggen in het gras. De geur van het gras, de geur van de natuur. Het geluid van de vogels. Af en toe zie ik een insect die door het gras loopt. Een oerwoud voor dat beestje. Hier te liggen in het gras dat is één worden met de natuur. Iedereen kan het maar niemand durft het doen.
Nooit ziet men iemand aan de deur bellen. De vreemde man krijgt nooit bezoek, tenzij van koeriersdiensten die allerlei pakjes aan zijn deur afzetten. Hij doet dan de voordeur eventjes open om soms een handtekening te zetten op de leveringsbon en gaat dan vlug weer binnen zonder zelfs naar buiten te kijken.
Het was een ex-gevangene zegt men of misschien is hij wel nog altijd een gevangene met elektronisch toezicht. Daarom mag hij niet naar buiten.
Ik krijg zelden bezoek. De weinige familie die me nog rest zie ik niet meer en vrienden heb ik niet. En hoe onwaarschijnlijk het ook klinkt een telefoon heb ik nog, al bel ik nooit of hoogst zelden, en niemand belt mij. Ik heb die telefoon gehouden voor noodgevallen, mijn hulplijn naar de buitenwereld. Mijn enigste contacten heb ik met de winkelier van de nachtwinkel, de postbode of een koerierdienst die mijn boeken of cds brengt die ik via het internet bestel. Boeken en muziek dat is mijn enigste passie. Geen vrouwen, nee, ik heb nog nooit een vrouw gehad. Wat je niet gekend hebt mis je ook niet. Maar ik ben helemaal niet wereldvreemd, ik zie alles via het internet nu. De hele wereld op mijn scherm.
Ik weet dat de mensen mij een rare vinden maar dat maakt mij niet uit. Ik ben altijd al alleen geweest. Als kind had ik weinig speelkameraadjes, ik speelde meestal alleen. Eenzaamheid schrikt me niet af.
Gesprek tussen de buren. Moeten we de politie niet bellen ? Het is al een week geleden of is het twee weken dat ik hem nog gezien of gehoord heb. Er speelt zelf geen muziek meer. Hij zal toch niet dood zijn ?
Misschien is hij weg, verhuist, naar een van die serviceflats of de home ? Onmogelijk, ik zou dat zeker gezien hebben.
Zullen we de politie niet bellen ?
Ik kom minder en minder buiten. Ik hou van het alleen zijn en van de stilte. De wereld is veel te groot voor mij. Mijn eigen wereld wordt veel te groot voor mij. Ik wil alle ballast van mij afschudden en enkel het hoogst noodzakelijke overhouden. Een mens heeft niet veel nodig om gelukkig te zijn. De helft van mijn huis gebruik ik niet meer, er zijn kamers waar ik nooit meer binnenga. Ik heb nu een plaatsje in het midden van mijn huis waar geen enkel buitengeluid naar binnendringt. Het geluid van de stilte vind ik nu mooier dan muziek. Dit is puur, de essentie van mijn bestaan. De stilte en de woorden op papier. Meer moet ik niet hebben. Ik ben gelukkig.
06-07-2006 om 15:39
geschreven door stefi 
|