Het kan niet zijijijijn! (Ik heb je liefde niet verloren....) Ik ben zo eenzaam ....zonder jou.
Existentiële titelnummers van Will Tura in Turalura in de AB. Bekende liedjes in een nieuw en hedendaags rock-kleedje. Existentiële gevoelens zijn er voor altijd.
Esthetica. Een vak in het secundair onderwijs waarbij die arme leerlingen de meest afschuwelijke opsomming van feiten moeten memoriseren. Ik heb geen opleiding in kunst, ik ben geen kunstkenner maar wel een zeer grote kunstliefhebber en ik zou die leerlingen echt wel andere aspecten over kunst willen bijbrengen: muziek laten HOREN, kunst laten ZIEN en over de interpretaties ervan DISCUSSIEREN. Laat ze maar eens gregoriaans en Schönberg of Michelangelo en Schiele naast elkaar plaatsen an aldus de verschillen en de gelijkenissen doorheen de geschiedenis ervaren.
Met als examen: herkennen van de daadwerkelijke kunstprodukten in plaats van memoriseren van theoretische teksten erover.
Het is een oude analogie: wat betekent een half gevuld glas voor u? Een half leeg glas of een half vol glas? In het eerste geval verwacht u eerder het volle en bent u teleurgesteld in het half lege, in het tweede geval verwacht u eerder het lege en bent u verwonderd over het halfvolle.
Vervang het half gevuld glas door de doorsnee mens en de menselijkheid.
Volgens A.Comte Sponville bestaat God niet omwille van de buitensporigheid van het kwaad, de middelmatigheid van de mens en ons sterk verlangen naar liefde als een illusie. Maar hij twijfelt niet aan de geest als de ontvankelijkheid voor het absolute. De geest die voortkomt uit de natuur; de natuur als het Al. Een aanhanger van het naturalisme, het materialisme en het immanentisme.
Wat erop neerkomt: enkel het geheel van wat bestaat, bestaat en bestaat noodzakelijkerwijze.
Een lucide atheïst ontsnapt niet aan de wanhoop. Maar waarom zouden we dat moeten elimineren? Alleen de wanhopige is gelukkig want hoop is de grootste marteling en wanhoop het grootste geluk (Samkhya Soetra). Immers, de wijze begeert slechts dat wat is en wat van hemzelf afhangt. (A. Comte Sponville, De geest van het atheïsme)
Het is niet waar dat niets waar is. Dat geen enkele kennis dé (absolute, eeuwige, oneindige) waarheid is, is volkomen duidelijk. Maar ze is slechts kennis door de hoeveelheid (betrekkelijke, approximatieve, historische) waarheid die erin besloten ligt en door de hoeveelheid waarheid die ze weerlegt. (A. Comte sponville, De geest van het atheïsme, p. 53).
Het is niet waar dat niets waar is. En zelfs dat niet.
Ik heb het al tot vervelens toe van mezelf (en waarschijnlijk ook van u) herhaald maar de wereld bestaat per definitie uit polen die tegengesteld zijn maar tegelijkertijd ook beide waar zijn. Zijn we lichaam of geest? Houden we van iemand of haten we die? Zijn we blij of droevig? Willen we leven of doodgaan? Soms lijkt het ene of het andere te overwegen maar in essentie dragen we altijd beide polen in ons en zijn ze tegelijk aanwezig.
geen vrede maar wind heeft haar mooier en witter gemaakt, haar stenen en haar kapitelen bewaard en daarop een afbeelding die ons ontroert, het is een verhaal dat wij kennen, een man met een hoorn en een vrouw met een hond of is het een hert, en daar, aan haar voeten licht schijnbaar afzijdig de slang van het aards paradijs
maar waar is het kind, werd het vergeten, verborgen, of werd het uitgewist door de tijd of is dit alles slechts achtergrond, een kader, een plek voor een wonder
ze is uit verlies en verleden gebouwd ze staat in het landschap naast oude reusachtige bomen, ze staat op haar plaats als een witregel in een gedicht: ze ligt, als een rustgevend wachten, Een kind dat moet komen
De zenmeester Hakuin woonde in een stad in Japan. Hij stond in aanzien en er kwamen veel mensen bij hem voor onderricht. Toen gebeurde het dat de jonge dochter van zijn buren zwanger werd. Haar boze ouders ondervroegen haar om de naam van de vader te weten te komen en ten slotte zei ze dat Hakuin de vader was. Woedend spoedden de ouders zich naar de zenmeester en vertelden hem met veel beschuldigingen dat hun dochter bekend had dat hij de vader was. Het enige wat hij zei was: Is dat zo?
Het nieuws over het schandaal verspreidde zich door de stad en de wijde omgeving. De meester was zijn reputatie kwijt. Niemand kwam hem nog opzoeken. Hij bleef onbewogen. Toen het kind geboren was, brachten de buren de baby naar Hakuin. U bent de vader, dus zorg maar voor hem. De zenmeester zorgde liefdevol voor het kind.
Een jaar later kreeg de moeder berouw en bekende dat de zoon van de slager de echte vader was. Zeer verschrikt gingen de ouders naar de zenmeester om hun excuses aan te bieden. Het spijt ons. Wij komen het kind halen. Onze dochter heeft bekend dat u niet de vader bent. "Is dat zo?", was alles wat hij zei toen hij hun het kind overhandigde.
In zijn woede had haar vader haar naar de steile rotskant gesleurd en over de rand in zee geworpen. Daar hadden de vissers haar vlees weggevreten. Nu lag ze op de zeebodem, terwijl haar skelet om en om draaide met de stroom.
Op een dag wierp een verdwaalde visser zijn hengel uit. De haak van de visser zakte langzaam naar beneden en vond de ribbenkast van het skelet. De visser dacht: 'Nu heb ik echt beet!'. Zijn kajak schudde en danste op de golven, want zij daar beneden vocht om zich te bevrijden. Maar hoe harder ze vocht, hoe vaster ze in de lijn verstrikt raakte. Verschrikt stootte de man haar met zijn riem van de boeg af en begon als een bezetene naar de kust te roeien. Ooo, jammerde hij toen hij het strand bereikte. Hij rende over de rotsen maar zij volgde hem. De man bereikte zijn sneeuwhuis terwijl zijn hart tekeer ging als een machtige trommel. Eindelijk veilig.
De man stak zijn lamp aan en daar lag ze, als een warrige hoop op zijn vloer. Naderhand kon hij niet zeggen wat het was geweest, misschien had het licht van het vuur haar trekken verzacht of was het omdat hij een eenzame man was. Maar een licht gemoed vervulde zijn gemoed en langzaam begon hij haar uit de vislijn te bevrijden. Hij werkte de hele nacht door totdat de beenderen van de skelettevrouw zaten waar ze bij een mens horen te zitten. En zij zei geen woord.
De man werd slaperig en lag algauw te dromen terwijl er een traan uit zijn oog rolde. Zij kroop naar de man en zette haar mond aan die traan. Die ene traan was een rivier en ze dronk en dronk tot haar jarenlange dorst gelest was. Ze stak haar hand in de borst van de man en begon op beide zijden ervan te roffelen terwijl ze luid zong: Vlees, vlees, vlees! En tijdens het zingen groeide er weer vlees om haar beenderen. Ze kroop bij hem tussen de huiden met haar vel tegen het zijne.
Zo werden ze wakker, verstrengeld. De mensen zeggen dat het echt is gebeurd en meer weten ze er niet van.
Een apenhouder die noten uitdeelt, zei: Jullie krijgen er 's morgens drie en 's avonds vier. De apen waren woedend. De apenhouder zei: Goed, jullie krijgen er 's morgens vier en 's avonds drie. De apen waren tevreden.
Aldus geschiedde. Toen Noesfibaäl, de vorst van Byblos, tot koning was gekroond, trok hij zich terug zijn slaapvertrek, het vertrek dat de drie kluizenaars-tovenaars uit de bergen voor hem hadden gebouwd. Hij zetten zijn kroon af, trok zijn koninklijk gewaad uit en stond middenin het vertrek te denken over zichzelf, de almachtige heerser van Byblos.
Opeens draaide hij zich om en zag hoe uit de zilveren spiegel die zijn moeder hem had gegeven een naakte man stapte. De vorst schrok en schreeuwde: 'Wat wil je van me?' De naakte antwoordde: 'Enkel het antwoord op deze vraag: Waarom hebben ze u tot koning gekroond?' De vorst antwoordde: 'Omdat ik de edelste ben van dit land'. Toen zei de naakte man: 'Als u nog edeler was, zou u geen koning willen zijn'. De vorst zei: 'Omdat ik de machtigste ben van dit land'. En de naakte man zei: 'Als u nog machtiger was, zou u geen koning willen zijn'. Toen zei de vorst: 'Ze hebben me tot koning gekroond omdat ik de wijste ben'. En de naakte man zei: 'Als u nog wijzer was, zou u geen koning willen zijn'.
Toen wierp de vorst zich ter aarde en weende bitter. De naakte man keek naar de vorst, raapte vervolgens de kroon op en zette deze teder terug op diens gebogen hoofd. Hij wierp een liefdevolle blik op de vorst en ging de spiegel weer binnen. De vorst stond op en keek meteen in de spiegel. En zag enkel zichzelf met een kroon op. (K. Gibran)
Volgens sommigen ben ik een intrigante. Minder vanuit de optiek dat ik zelf intriges opzet maar meer vanuit de optiek dat ik die van anderen op intrigerende wijze graag ontmasker. Wat intrigeren juist betekent? Met slinkse streken te werk gaan, een heimelijke invloed aanwenden tot het bereiken van van zijn eigen oogmerken.
Straks ga ik uit eten met een aanbidder. Een aanbidder in de ouderwetse zin van het woord: geestelijke aanbidding. Het mag u belachelijk in de oren klinken: geestelijke aanbidding zonder fysieke implicaties? Het is niet meer van deze tijd, het is uit deze tijd waar geen enkel taboe meer overeind staat, waar alles kan en mag. Het is eigen aan een aanbidder dat niet alles kan en mag.