Ik heb een probleem met competitie. Competitie betreft onderlinge vergelijking en een rangorde van deelnemers. Ik heb het eerder voor een pass/fail per deelnemer volgens een bepaalde norm. Ik zou dat kunnen uitleggen en verantwoorden maar waarschijnlijk ben ik gewoon een slechte verliezer.
Er is een discussie opgelaaid over vrouwen en de combinatie van werk en gezin. Volgens sommige kan dat perfect, volgens anderen dan weer niet. Het gaat niet over wel of niet. Het gaat wel over waar je steeds weer de prioriteit ligt. Voor mezelf is dat duidelijk.
Studenten die in team moeten werken bezorgen aan hun docent-beoordelaar soms volgende problemen: sommige werken en andere liften mee of ze maken onderling ruzie en gaan klikken aan de docent of ze maken onderling afspraken en misleiden de docent. Men vindt dit alles niet kunnen en men wil er iets aan doen. Ik denk slechts: het is simpelweg een afspiegeling van hun latere professionele wereld. Ze kunnen er beter al aan wennen.
Ik ben nooit een kei in wiskunde geweest. Niet omdat de logica ervan mij niet interesseerde maar ik werk liever met woorden dan met cijfers. Ik kan mijn kinderen niet helpen met statistische formules maar ik kan wel het logische proces in woorden weergeven. Als de oplossing wordt gevonden wordt mijn bijdrage echter genegeerd.
In het bijbel is er het verhaal van Jakob die dat met Rachel (de geliefde die hij op het oog had) de bruidsnacht te hebben doorgebracht maar wakker werd naast Lea (de oudere zus die hij éérst moest huwen). We kunnen daar allerlei bedenkingen rond hebben maar de interpretatie van Meir Shalev is dat het tekenend is voor mannen die denken voortaan het bed te delen met hun geliefde maar wakker worden naast een echtgenote.
Ze worden talrijker: universitair gediplomeerden die zich omscholen tot ambachtsman (De Morgen, 24 februari). Ik vind dat een geweldige evolutie. Intellectuelen die vaarwel zeggen aan zgn. goede functies in opgeblazen bedrijven en instellingen en terugkeren naar een vak, een beroep waar ze zichzelf kunnen zijn. Ik wil het ook niet romantiseren maar leve de kleinschaligheid, de autonomie, de vrijheid, het engagement, de ambacht, de creativiteit, de eigenheid. Misschien een trend als vorm van stil protest tegen logge instanties, machtsgeil leiderschap, onfrisse praktijken en gefaket maatschappelijk engagement.
Het probleem met seks en jongeren is blijkbaar niet (alleen meer) dat ze zwanger kunnen worden maar dat de soa's om de loer liggen. Vergeet de romantiek, de vaste relatie, het vertrouwen: ze moeten bij sex op 'zeker' spelen, geen risico's nemen voor onvruchtbaarheid of voor hun gezondheid. De pil is basic, een condoom noodzakelijk. Jammer.
Sommige mensen veranderen als ze ouder worden: banger, geïsoleerder, vervreemd, wantrouwiger, bozer en agressiever. Dat kan door hun ervaringen met de wereld komen. Of door een hersenziekte. Maar het kan ook zijn dat ze pas helemaal worden wat ze altijd al zijn geweest.
Drie vissers haalden een fles op uit de diepe zee. Er zat een stuk papier in met erop de volgende woorden: 'Mensen, red me! Ik ben hier. De oceaan heeft me aangespoeld op een onbewoond eiland. Ik sta op de kust en wacht op hulp. Haast u. Ik ben hier.'
'Geen datum. Het is vast te laat. De fles ligt misschien al lang in zee' zei de eerste visser. 'De plaats is ook niet aangegeven. We weten niet eens welke oceaan' zei de tweede visser. 'Het is te laat noch te ver'. Het eiland hier is overal' zei de derde visser.
Ze voelden zich ongemakkelijk, er viel een stilte. Dat gebeurt altijd bij algemene waarheden.
Uit: Szymborska, Eind en begin. Verzamelde gedichten. 2012.
Vreemd hoe macht van de ene op een bepaald moment over gaat naar de andere door gewijzigde omstandigheden. De bokkensprongen die dan gemaakt worden door diegene die de macht verliest en diegene die de macht wint, is grappig om te zien moest het niet zo zielig zijn. Mensen en macht. Het is me wat. Waarschijnlijk zouden u en ik er ook niet aan ontsnappen. Gelukkig zijn we modaal en zullen we nooit zo'n hoge toppen scheren maar ook nooit zo diep vallen. We zijn niet Icarus.
Waardig ouder worden. Doe dat maar eens in onze huidige professionele maatschappij. Werken tot ver over de zestig? Op topleidinggevenden na, word je niet meer serieus genomen eens over een bepaalde leeftijdsgrens (bepaal hem zelf aub). Je bent, in verhouding tot de jongere generatie, niet meer mee: te traag, te weinig mobiel, te conservatief, te weinig electronisch, te lelijk, te weinig energiek, te tolerant. Ik heb medelijden met sommige collega's. Binnen afzienbare tijd zullen andere collega's dat waarschijnlijk hebben met mij. Niet dat ik mij dat zal aantrekken. Ook zij zullen immers ooit aan die poort passeren.
Het is psychologisch perfect verklaarbaar door de attributietheorie: succes is te danken aan onszelf, mislukking aan de anderen. Maar hij is er wel keigoed in.
De jeugd van tegenwoordig! Vroeger gingen we nog eens buiten spelen, schilderen, scrabbelen, een boek lezen, een plaat opleggen, pingpongen, breien desnoods. Heden is alle ontspanning terug te brengen tot één ding: de computer. Alle vrienden zitten erin. Virtueel.
Een auto met automatische versnelling. Het druist tegen onze gewoonte in. We hoeven niets meer te doen. Het druist tegen onze natuur in. We willen nog altijd iets doen.
Relativeren wil zeggen dat je dingen in-relatie ziet, in verhouding tot iets anders, in perspectief van dingen die kleiner of groter zijn en daaruit de proportionele waarde van iets kan schatten. Relativeren is het omgekeerde van verabsoluteren. Ik heb een neiging tot het laatste maar ik oefen mij in het eerste.
Ophelia is met haar lied van waanzin klaar en komt van het toneel gerend, ongerust of haar jurk niet was gekreukt en haar haar viel zoals het moest.
De hartstocht ongeblust wast ze de zwarte wanhoop van haar ogen, en telt- Polonius' dochter toch gebleven- de bladeren in het haar. Ophelia, gegriefde, dat Denemarken jou - en mij- vergeven moge: gevleugeld kom ik om, geklauwd blijf ik in leven. Heel praktisch: Non omnis moriar van liefde.
Uit: W; Szymborska. Eind en begin. Verzamelde gedichten.
Van trapeze naar naar trapeze, in de stilte na na de plots verstomde roffel, door door de opgeschrikte lucht, sneller dan dan de last van het lichaam dat weer weer net niet wist te vallen.
Alleen. Of nog minder dan alleen, minder, want hij is kreupel en hij mist mist vleugels, mist ze erg, zo erg dat hij gedwongen is zijn overtocht beschaamd op naakte concentratie ongevederd te volvoeren.
Zwoegend licht, geduldig lenig, in berekende bezieling. Zie je hoe hij loert om weg te vliegen, weet je hoe hij samenzweert van top tot teen tegen wat hij eigenlijk is; weet je, zie je hoe sluw hij zich door zijn oude vorm heen rijgt en om de wereld wiegend in zijn handen te vangen zijn uit hemzelf geboren armen strekt-
het mooiste wat er is in dit ene dit ene, nu trouwens al verstreken ogenblik.
uit: W. Zsymborska. Eind en begin (verzamelde gedichten)
Oscar. Een boek van Jan Siebelink over een twee mannen en een vrouw. Altijd complex, nooit een happy end. De liefde: er is altijd wel een steekje los. En wij blijven maar breien.
Wat als dieren konden praten? Soms verwacht ik dat. Dat de hond en het paard iets gaan zeggen. Iets simpel. Maar ze zwijgen en wat ze willen zeggen, doén ze: hun kop tegen jou vleien, met hun neus duwen, verwachtingsvol kijken, je tegemoet komen, achter je aan lopen, rondom jou draaien, zich laten aaien, weghuppelen. Maar goed dan ze niét kunnen praten. We zouden onwel worden van al die liefde.
De vorige twee citaten komen uit de voorstelling 'Saint Amour'. Voor Valentijn maar dan gelukkkig iets meer verheffend. Over de onbereikbare geliefde waaronder de dode geliefde, de te jonge geliefde, de te oude geliefde, de erotische geliefde, de te kortdurende geliefde. Allemaal problematisch. Ik ben naar huis gegaan met de bereikbare geliefde.
Vanaf het moment van de ontmoeting zijn de minnaars zichzelf niet langer genoeg, ze weten zich geen raad met hun eigen lichaam, ze herkennen het niet als iets van henzelf omdat het ziek van liefde is, gemankeerd, veranderd in een reikhalzend gebrek, in iets wat niet naar behoren werkt als het zich op grote afstand bevindt van dat andere lichaam. De smachtende organen van de verliefde bedaren pas als hij de ander ziet, ruikt, aanraakt. Hij is de enige die mijn lichaam tot bedaren kon brengen en hij is dood. Rouw is verliefdheid zonder verlossing.
Uit: Conny Palmen; Logboek van een onbarmhartig jaar, Prometheus, 2011
Slechts éénmaal heb ik u gezien. Gij waart Gezeten in een sneltrein, die de trein
Waar ik mee reed, passeerde in volle vaart.
De kennismaking kon niet korter zijn.
En toch, zij duurde lang genoeg om mij,
Het eindloos levenspad met fletse lach
Te doen vervolgen. Ach! geen enkel blij
Glimlachje liet ik meer, sinds ik u zag.
Waarom hebt gij van dat blonde haar,
Daar de englen aan te kennen zijn? En dan,
Waarom blauwe ogen, wonderdiep en klaar?
Gij wist toch, dat ik daar niet tegen kan!
En waarom mij dan zo voorbijgesneld,
En niet, als 't weerlicht, 't rijtuig opgerukt,
En om mijn hals uw armen vastgekneld,
En op mijn mond uw lippen vastgedrukt?
Gij vreesdet mooglijk voor een spoorwegramp?
Maar, Rika, wat kon zaalger voor mij zijn,
Dan, onder hels geratel en gestamp,
Met u verplet te worden door één trein?
Fragment uit: Piet Paaltjens (1835- 1894), Snikken en grimlachjes.
"De beleefdheid is overbodig wanneer de moraal begint. De moraal is overbodig wanneer de liefde begint." Mijn one-liner als samenvatting van een boek over deugden. Ik denk dat dat juist is maar gezien het gebrek aan liefde en het gebrek aan moraal, zouden we de beleefdheid boven alles hoog in het vaandel moeten dragen. Ikzelf als eerste...
Vrouwen kunnen hun zonen nogal in de watten leggen. Zeker als er geen vader meer is. Helaas is dat geen goede zaak. Ze worden watjes in plaats van mannen.
Wij vieren thuis. Met kinderen erbij. Geen restaurant met rode hartjes, haastig gekochte bloemen of dure cadeau's. Nee, thuis, gezellig, saam.... Wat een prachtg woord is dat laatste.
Morgen is het Valentijn. Grote commercie. Maar wie zijn onze geliefden? Misschien zijn ze al dood, ergens ver weg, in ons hoofd, in onze gebeden, in onze beelden en teksten. Geen commercie daarvoor maar het maakt er onze liefde niet minder om.
De dood van W. Houston: het afscheid van Walter G.: een tijdperk loopt ten einde. We zitten ondertussen al in een ander. Er is nooit een markante lijn. Tijdperken lopen in elkaar over. Zo ook in ons leven. Pas als we er lang voorbij zijn, beseffen we dat we er eigenlijk voorbij zijn.
Bepaalde mensen hebben een heel abnormale jeugd achter de rug. Sommige onder hen blijven dat meeslepen in hun latere leven. Andere nemen wraak door hun volwassen leven juist niét te laten bepalen door dat verleden en geheel eigen keuzes te maken. Ze functioneren uitzonderlijk wel in deze maatschappij. Ik word daar stil van en heb er mateloos bewondering voor.
Op sommige fuiven zijn er drie soorten toegangsarmbandjes: een groen= ik ben vrij; een rood=ik ben bezet; een blauw=alles kan en mag. Dat laatste betekent: ik ben niet vrij maar vanavond kan je mij wel krijgen. Misschien zouden we daar allemaal mee moeten rondlopen. Het zou de communicatie een heel stuk vereenvoudigen. Niet?
In een oude doos ergens op zolder: mijn oude nieuwjaarsbrieven! De toon was toen een stuk ernstiger dan heden. Ik beloofde goed te studeren, braaf te zijn en vroeg God om zijn goedheid over ons heen te strooien. Dat is allemaal gebeurd.
Een huis opruimen vraagt tijd. Wat wil je houden? Wat mag naar het containerpark? Wat heeft geldelijke waarde? Wat emotionele waarde? Wat wil je verkopen? Wat wil je weggeven? Ik kan daar nogal snel over beslissen. Ik ben nogal nuchter. Goed als tegenhanger voor diegene die dat niet zijn.
Er is niets zo leuk als iemand die een uitje voor jou voorziet: tickets zijn gekocht, je word opgehaald en terug gebracht en je krijgt iets wat je niet op voorhand weet maar waarvoor je wel met verwondering open staat. Beter kan eigenlijk niet!
Een mens wordt flexibeler met de jaren. Als er bij wijze van spreken niemand dood gaat, dan worden we minder opstandig van veranderingen die andere doorvoeren of juist niet doorvoeren. We passen ons aan omdat we minder de nadelen voor onszelf bekijken maar eerder de mogelijke voordelen gaan beklemtonen. We passen ons aan, zoals dat in de evolutie van de soorten op aarde, i.c. de mens, altijd al het geval is geweest.
Een mens zou zich niet mogen bemoeien met dingen waar hij/zij niets van af weet. Meestal weten we wel waar we niets van af weten zoals vb. scheikunde of automontage. Het probleem is dat de menselijke psyche tot onze dagdagelijkse werkelijkheid behoort en hij/zij wel zijn mening over de psyche van een ander heeft. Terwijl dat eigenlijk een zeer complex gegeven is waarbij hij/zijn zijn mening beter voor zichzelf zou houden.
We denken dat alles wat ons ons overkomt, enkel ons overkomt. We voelen ons alleen in ons leed. Anders gesteld: zelfs in ons lijden willen we uniek zijn. Helaas zijn we dat niet. De vraag is wat ons dan het meeste leed bezorgd: het leed zelf of het niet unieke ervan. Wat mezelf betreft, veelal het laatste.
"De grootste tragedie in de geschiedenis van de mensheid zou wel eens het zich toe-eigenen van de moraliteit door de godsdienst kunnen zijn." Arthur C. Clark
Pubers die 's morgens niet uit hun bed kunnen en 's avonds niet in hun bed geraken of pubers die zichzelf moeilijk reguleren: maak er u voortaan niet meer druk om! Ze kunnen er immers niet aan doen...hun prefrontale hersenen zijn nog onvoldoende ontwikkeld... Aldus dienen de ouders noodgedwongen de taak van regulator op te nemen. Hun hersenen rijpen overigens nog verder tussen 18 en 25 jaar. Al zullen ze daar zelf heel anders over denken....
De Poolse dichteres Wislawa Szymborska is overleden. Twee korte gedichten hieronder:
Gelukkige liefde. Is dat normaal, verdient dat respect, heeft dat nut - wat moet de wereld met twee mensen die voor elkaar de hele wereld zijn? Uit: Uitzicht met zandkorrel
Onze enige ontmoeting na jaren was een gesprek van twee stoelen aan een koud tafeltje. Uit: Eerste Liefde/Het moment