We legden weer een traject met de fiets af, het tweede en waarschijnlijk het laatste, want stappen vinden wij toch meer een Compostelatocht dan het wat "vluchtigere" fietsen, zelfs al doe je heel rustig aan."Ieder maakt zijn eigen Compostelatocht," zegt men.
Dat gold deze keer heel erg: we kwamen maar zelden in traditionele Compostelastopplaatsen. Praktisch alleen Langres en Cluny zijn dat, voor Compostelagangers uit de richting Aken of Trier dan. We ontmoetten ook geen andere pelgrims op weg, hooguit een tweetal mensen die dat eventueel hadden kunnen zijn. Dat zal aan het einde van de tocht wel even anders worden, denken we.
We hadden - nog maar eens - onwaarschijnlijk veel geluk met het weer. Ook nu weer vonden we de natuur het mooiste van de tocht. Zonnige herfstdagen in Bourgondië zijn heerlijk, zeker in de wijngebieden met hun wijnstokken in vele tinten van geel, tot rood. De Beaujolais in de (zonnige) herfst is, bij alle verlatenheid, echt een sprookje (en dat zeggen we niet door de wijn).
We hadden ook weer fijne ontmoetingen en konden soms heel persoonlijk aan de babbel met chambres d'hotes-gastheren. We fietsten geregeld op fietspaden (delen van resp. de korte voie verte ten zuiden van Langres, de heel lange langs het Canal entre Champagne et Bourgogne, de voie bleue langs de Saône, de route des vignes ten zuiden van Beaune, een klein stukje van de voie verte langs het Canal du Centre, de oudste voie verte van Frankrijk langs Givry en Cluny tot bijna in Macon en de ViaRhona (die echter juist in het gebied rond Lyon nog grote gaten vertoont). Dat klinkt luxueus, maar eigenlijk fietsten we ten minste zoveel op gewone (tertiaire) wegen als op fietspaden.
We legden in negen fietsdagen 411 km af (en rustten wel twee keer tussenin). We wandelden ook - hou je vast - 2,5 km.
In totaal zijn we nu 1120 km ver. Daarvan hebben we 248 km gestapt en 872 km gefietst.
Wie in de rechtst mogelijke lijn van Bonheiden naar Compostela reist, is daarmee bijna in de helft. Wie het doet zoals wij (absoluut langs Le Puy en de Auvergne willen trekken (zowel Johan als Jurgen waren zo enthousiast over stadje en route dat we overtuigd werden) en aantrekkelijke, niet zozeer korte wandel- en fietsroutes uitzoeken) is daarmee nog niet helemaal in een derde.
In de lente trekken we weer verder. Iets ten zuiden van Vienne, waar we nu eindigden, kruist de aloude Via Gebennensis, vanuit Genève, waarlangs de Zwitsers zich naar Le Puy en verder naar Compostela begeven, de Rhône. Die gaan we dan te voet volgen. Ondertussen oefenen we alvast de geloofwaardige uitspraak van "Grüezi miteinand'". De blog ligt weer voor een hele tijd stil.
Hier volgen nog wat foto's van mooie plekken of wat bijzondere momenten van de eerste vijf dagen:
* van de 1ste (van dit traject) / 26ste (in het totaal) reisdag: herfstzaadpluizen langs de weg, zo mooi als bloemen en het weerzien met het ons van vorig traject zo vertrouwde Canal entre Champagne et Bourgogne
* van de 2de / 27ste reisdag: een Hollands ogend bruggetje aan datzelfde kanaal en een biddende figuur aan de Église Notre-Dame in Auxonne
* van de 3de / 28ste reisdag: honderden (op de foto tientallen) zwaluwen in de lucht van degene die zich in Beaune verzamelden om zuidwaarts te trekken
* van de rustdag in Beaune: een beeld van de nogal dolle avondverlichting van resterende stukken stadsmuur
* van de 4de / 29ste reisdag: het kasteel van Pommard in de al flink wegtrekkende voormiddagnevel en een impressie van het wel bijzonder lekkere table d'hôtesdiner in het verblijf Moulin Madame bij Givry
* van de 5de / 30ste reisdag: een beeld van de schilderachtige dorpskern van Buxy en van onze aankomst in Cluny bij minderend daglicht.
Van Lyon naar Vienne: een route om niet over naar huis te ⦠bloggen
Bij het verlaten van Lyon kijkt Le Petit Prince ons nog even aan terwijl zijn schepper, de Lyonees A. de Saint-Exupéry naast hem op het balkon staat. Doordat de stad zo fietsvriendelijk is, geraken we ze ook zonder dat er zuidwaarts een voie verte doorloopt veilig en gemakkelijk uit langs de Rhônekaaien.
In de zuidelijke voorsteden wordt het minder aangenaam: landschappelijk is de streek nogal verknoeid, het verkeer langs smalle wegen is druk en daar komt vandaag nog somber weer bovenop. We ontwijken telkens de typisch Franse bandenvangers, die netjes aan de boord van de weg worden gelegd, ook als men met verf al eens een stukje fietspad aangeeft. Ze zijn hier rijkelijk aanwezig. De spleten legt men lekker in de rijrichting en ze zijn zo'n 4 cm breed, juist gepast om de band van een racefiets te vangen. Gelukkig maar dat wij zo sportief niet fietsen.
Bij het bordje van de gemeente Charly weten we niet zo goed of we de tekst "Nous sommes" er moeten bij houden. We laten het toch maar.
In het werkmansstadje Givors mogen we op een caféterrasje picknicken bij een koffie van een euro. Vier keer minder dan enkele dagen geleden in het wat omhooggevallen wijndorp Meursault. Maar erg mooi is het hier dan weer niet. "Elk nadeel heb z'n voordeel," zei een beroemd wijsgeer toch ooit? Of was het omgekeerd?
In Loire-sur-Rhône (niet omgekeerd) is het langeafstandsfietspad-in-aanleg ViaRhona klaar. Maar toch blijven we langs industrieterreinen fietsen en als die ophouden, krijgen we het geruis van de Autoroute du Soleil op de tegenoverliggende oever. Vlak voor Vienne komt die autoweg over de Rhône en over ons fietspad heen.
Oef, aan het einde van onze 34ste dag is Vienne, het eindpunt van ons tweede fietstraject, bereikt. In het station, van waaruit we morgenvroeg de terugkeer aanvatten, nemen we als 'bewijsfoto' een selfie. Paul lijkt er zowat op in te dommelen, Marina haar gezicht toont een hoogsteigenaardige grijns. Maar natuurlijk komt dat allemaal door dat vervelende selfie-perspectief Volgend voorjaar nemen we onder datzelfde bordje de Composteladraad weer op.
Bij de naam Lyon denk je niet meteen aan Compostelagangers die daar langs komen, maar als je de Sâone zuidwaarts volgt, kom je vanzelf in de stad, waar hij met de Rhône samenvloeit. Dus verpozen we er maar een dagje. In deze stad met meer dan een miljoen inwoners wandelen we vanuit de wijk Croix-Rousse ("de werkende heuvel") naar de oude binnenstad. Daar bezoeken we de Johannes de Doperkathedraal.
In de hoogte zien we de O.-L.-Vrouwebasiliek liggen van Fourvière ("de biddende heuvel"). We gaan er met de funiculaire naartoe. We hebben er een indrukwekkend uitzicht over de stad, in de vertenevels laat de Mont Blanc zich zien. In de crypte van de basiliek bekijken we een hedendaags mozaïek, betaald met giften van pelgrims op weg naar Santiago de Compostela. We zien er veel afgebeeld dat we nog voor ons hebben: mozaïekpelgrims lopen naar de Sainte Foy van Conques in de Auvergne. Twee pelgrimmetjes stappen naar de Puente la Reina in Spanje, terwijl de apostelen er misschien wat commentaar bij hebben, maar het toch liever allemaal niet zien.
We zijn toch blij dat we al bijna in een derde van de afstand zijn!
Natuurlijk blijft er nog tijd om wat van de stad te zien, ook iets van het hippe herwaarderingsgebied van de vroegere havenwijk Confluence. De kubus met geperforeerde gevel in fel oranje geeft ons nog eens het gevoel dat we voortaan wel in het zuiden reizen.
We verlaten Ars in de morgennevel. Een bord langs de tertiaire weg die we volgen, maant ons aan voorzichtig te zijn omdat er gejaagd wordt. Ja , hoe fiets je eigenlijk behoedzaam door die witte nevelslierten als je schoten in de verte hoort? Maar de zon is er vandaag al vlug, zodat we het parklandschap dat ontstaan is door de aanleg van ruime golfterreinen goed kunnen bekijken.
Zijn die roestkleurige bomen lariksen in herfsttint?
Globaal is dit een eentonig gebied, maar op een zo mooie dag verrassen zelfs de kolen met hun bijzondere kleuren. Ook vandaag zien we langs de weg een elektronische snelheidsmeter. Nadat het een vorige keer mislukte om de aanduiding van de snelheid waarmee Marina langs fietste op de gevoelige plaat vast te leggen, proberen we of het fotograferen van het oplichtend cijfer nu misschien lukt. En inderdaad, deze keer een betere foto, toch?
Op een zo warme allerheiligendag riskeert je oordeel vertroebeld te worden, maar we moeten nu toch maar eens uitmaken waar in Frankrijk het Zuiden nu echt begint. In Mâcon (volgens een vroegere kennis uit Mâcon), in Moulins (volgens een ver aangetrouwd familielid wonende in Moulins) of in Lyon (volgens onze vriend Herman, die wel in Frankrijk maar niet in Lyon woont)? We beslissen het met Herman eens te zijn en leggen dit moment van voortschrijdend inzicht vast op een selfie met zonnebloemen. (Dat Marina op de foto lacht als een boer die kiespijn heeft, heeft echt niets te maken met de toekenning van de prijs aan Herman.)
In Miribel eindigt het plateau van de Combes en zien we in de diepte de Rhône naar Lyon trekken, waar hij (veel later dan wij) de Saône zal ontmoeten.
Dan volgt een korte steile afdaling en rijden we Lyon langs het grote stadspark binnen. Op de 10 km 'voie verte' die volgen, worden we verrast door de vele honderden fietsers.
Tegen vijven komen we aan in onze chambre d'hôtes in de hoog gelegen historische wijk Croix-Rousse.
We fietsten vandaag 46 km. Morgen bekomen we een dagje in Lyon.
Op onze 32ste reisdag zijn we door Bourgondië heen, we komen in het gebied Rhône-Alpes. We draaien de noordelijke Beaujolaissstreek uit om door zo vlak mogelijk gebied verder zuidwaarts te geraken. Tegen het vertrek komt nevel opzetten, die alleen maar dichter wordt naargelang we ons verder bergafwaarts naar de Sâone laten rollen. Een beetje gevaarlijk toch!
Bij de oversteek van de Sâone komen we in het departement Ain terecht. Al vlug merken we dat deze naam, in het juiste ritme telkens herhaald, zeer geschikt is bij het omhoog fietsen van de vele, soms gemene hellingen. Terwijl we in Mogneneins de Calvarie bewonderen, die aan de ene kant Christus op het kruis toont, aan de andere kant Maria die Jezus zoogt, breekt eensklaps de zon door. De Combes, de zuidelijke Bresse, waar we doorheen fietsen, is een flink golvende, wat archaïsche landbouwstreek, die ons aan het mooie Waals-Brabant doet terugdenken. Al vlug gaat het naar de door het weerbericht beloofde 20 graden. Wat kunnen we anders doen dan, na een picknick in indian summer landscape, al fietsend van het heerlijke weer te genieten en samen de vier regels uit 'l'Éte indien' te zingen die we kennen?
Niet al te laat bereiken we Ars, waar midden 19de eeuw de heilige Jean-Marie Vianney leefde, 'le saint curé de Ars'. We rollen onze fietsen binnen bij onze gastvrouw voor vannacht. Even later betreden we de basiliek langs de smalle 'porte de la miséricorde' die Jean-Marie Vianney liet installeren om grote zondaars discreet naar binnen te laten komen. In dit 200ste jaar na zijn priesterwijding werd ze speciaal geopend. Goed voor ons! Vandaar gaat het naar het woonhuis van de eenvoudige dorpspastoor, die patroonheilige van de priesters werd.
We gaan slapen met een wijsheid van de saint curé:"De fouten die we maken, zijn slechts zandkorreltjes vergeleken bij de berg van Gods barmhartigheid."
Cluny is een plaats waar je de geschiedenis vóelt. Vanuit het Benedictijnenklooster hier, gesticht in 910, werden rechtstreeks en onrechtstreeks wel 1000 andere kloosters gesticht. 900 jaar later werden het klooster en de machtige abdijkerk door de Franse staat voor de stenen verkocht. Slechts een vijfde van de kerk bleef uiteindelijk staan, maar dat maakt wel indruk. "Dat het maar 200 jaar geleden is dat zoiets kon gebeuren, ongelooflijk toch,"zegt onze gastvrouw. Ze is 85 jaar en ze houdt er nog dit jaar mee op, we behoren tot haar laatste klanten. Afgaande op de leeftijd van enkele hoteliersters/chambres d'hôtes-uitbaatsters gaat men in Frankrijk wel erg laat met pensioen. We beginnen ons al wat bezwaard te voelen, tot onze gastvrouw vertelt dat ze ook graag naar Compostela getrokken was, "maar eerst was er teveel werk en nu ben ik te oud."
We maken het in Cluny toch niet te lang, want er ligt een moeilijker stukje 'voie verte' voor ons. Nu ook lezen we pas goed dat de fietstunnel du Bois Claire, waar we doorheen moesten, sedert 15 oktober gesloten is omwille van de vleermuizen die er overwinteren. Om die diertjes niet te storen, moeten we de weg over de heuvelkam nemen. Een flinke klim, die in de dagplanning niet voorzien was. Hoewel de zon lekker schijnt, krijgen we een kille wind op kop. Zo een traject waarin je blij bent zeker niet teveel ondergoed te hebben meegenomen, wat de mensen die je van dichtbij passeert ook mogen denken... Het verweerde zwarte bord "Col du Bois Clair" is echt geen juweel, maar wij zien het heel graag!
Langs het plots in alle glorie opduikende Berzé-le-Châtel gaat het vele km omlaag in de richting van Mâcon. Voorbij de karakteristieke Roche de Solutré in de verte draaien we zuidwaarts de Beaujolaisstreek in. Anders dan de wijnflesetiketten, die ze altijd in één adem noemen, wijst de wegwijzer naar Puilly én Fuissé en meteen gaat het weer steil bergop. We worden al wat moe. Toch maakt het landschap met zijn schitterend verkleurde wijngaarden alles goed .
Maar tussen Fuissé en Saint-Veran toont de Michelinkaart kleine pijltjes op de weg. Het wordt weer dikwijls fiets duwen ... Hoog boven het dorp worden we wel beloond met een magnifiek uitzicht.
Met warm avondlicht bereiken we Saint Amour-Juliénas. We zijn kapot, zoals dat heet. Maar is, wanneer de zon achter de wijnbergen verdwenen is, Saint Amour niet de beste plaats die men zich kan dromen?
Wanneer we in de Moulin Madame het gordijn opentrekken, straalt de zon al. We volgen de hele dag de 'voie verte Bourgogne du sud', aangelegd op een oud spoorwegtraject. Het is een gemakkelijke, goed verzorgde en druk gebruikte route. Praktisch iedereen die je kruist roept je een vriendelijk bonjour toe. We kruisen zelfs een oudere man met rugzak die met zijn wat verwilderde baard en dito blik wel eens een Compostelaganger op zijn retour zou kunnen zijn.
In Givry is er markt. Als we ons luidop afvragen waar we onze fietsen veilig kunnen achterlaten terwijl we wat beleg gaan kopen, stelt een vriendelijke Nederlander die ons hoort voor er even op te letten. Hij is hier bloembollenverkoper en vertelt dat hij ook naar Compostela getrokken is. Hij was drie jaar van huis doordat hij onderweg bleef hangen wanneer hij dat wou. Misschien schieten wij dan toch nog niet zo slecht op?
Het verse geitenkaasje dat we kochten, smaakt heerlijk bij een zonnige picknick. Bij dit weer schitteren de gouden wijnstokken in de zon. We passeren het kasteel van Cormarin en denken aan onze vrienden Mieke en Dirk, die ons hier enkele jaren geleden naartoe brachten.
We passeren in Taizé, tijd om aan onze vriend Roel te denken. Het geeft een warm gevoel te zien hoeveel honderden jongeren hier weer zijn. Aan het onthaal vragen we een stempel in ons pelgrimsboekje en worden we meteen uitgenodigd om te avondeten, de avondviering van 8 uur bij te wonen en te overnachten. Maar we hebben in Cluny geboekt en houden het bij nog een stop aan het graf van de nu juist 100 jaar geleden geboren Frère Roger.
Onze 29ste reisdag is pas de tweede met slecht weer: het regent bijna van aan het vertrek uit Beaune tot de aankomst bij Givry. We volgen eerst de 'voie verte des vignes', heuvel op heuvel af en zeer goed bewegwijzerd door de wijngaarden en dorpskernen. Ze volgen mekaar zeer snel op: pas ben je Beaune uit en je bent in Pommard. Pommard uit zie je Volnay al liggen. En zo volgen nog Meursault, Puligny-Montrachet en Chassagne-Montrachet. Aan de geel en oranje kleurende wijnstokken zijn na de oogst nog wat kleine trosjes blijven hangen. Op die manier kan het om in elk van de gemeenten rustig te proeven. En zo doen we het ook. Onnodig dus dat boven een van de fietswegwijzers een afbeelding van een Sint-Jacobsschelp Compostelagangers eraan herinnert dat ze ook hier hun fatsoen moeten houden.
Minder fatsoenlijk is men in het cafeetje op de markt van Meursault, waar men voor een café au lait zonder verpinken 4 euro aanrekent. En dan vertelt een bord tegen de muur van datzelfde cafeetje dat men de koffie hier aanrekent naargelang de vriendelijkheid van de klant. Ow, geen fatsoen gehouden?
Vanaf Chagny volgen we even het Canal du Centre naar het oosten. Hoge sluizen volgen mekaar hier snel op. Nog even door een bosgebied en we komen uit op de 'voie verte' die ons morgen naar Taizé en Cluny zal brengen. Ruim vóór vier uur arriveren we al in ons historische verblijf. Nu uitblazen en vooral opdrogen!
In het wat duurdere toeristenstadje Beaune vonden we toch een voor Compostelafietsers prima hotelletje. De altijd glimlachende uitbaatster dateert al nét niet meer uit de 19de eeuw, de meubels waarschijnlijk nog net wel. Maar alles zit netjes in de verf. We veroorloven ons hier een dagje rust. Aan een bezoek van een van de vele caves begeven we ons niet, je kan hier zo ook een gezellige dag beleven (en de wijn van wel een 20-tal dorpen in de streek per glas bestellen).
We bekijken de kerk van Notre-Dame en krijgen aan het onthaal van het beroemde Hôtel-Dieu (Hospice de Beaune), waar men het wel zo gemaakt heeft dat men zonder betalen van het gebouw niets ziet, een mooie stempel in onze pas. Uitleggen dat we het gebouw een paar jaar geleden al bezocht hebben en dat dus liever niet overdoen hoeft niet eens. Binnensluipen langs het achtergedeelte van het complex, waar zich nu een hospice in een iets modernere betekenis bevindt, levert toch nog een foto voor de blog op van het fraai betegeld dak. Het glaasje Saint-Véran en Pommard achteraf op het welslagen van onze halvelingse rooftocht smaakt des te beter.
Van Champdôtre naar Beaune: de sexten in de abdij
We vertrekken tijdig uit Champdôtre. Zoals ook de vorige dagen is de voormiddag nevelig maar niet koud. Een snelheidsmeter bij de ingang van een van de drie dorpjes die zich Tart noemen (telkens met iets anders erbij) meldt ook de snelheid van de fietsers. We zien een kans om het thuisfront te bewijzen hoe kwiek wij hier wel over godverlaten wegen zoeven. De installatie toont een kleurige 21. Mooi toch? Maar wat blijkt? Op de foto is daar niets van te zien! Zo wordt pelgrimsijdelheid bestraft. Niet meer dan terecht.
Na een flinke rit door de bossen bereiken we kort na het middaguur de abdij van Cîteaux. We zijn dus op tijd om aanwezig te zijn in de sexten, de gebeden op het zesde uur van de monnikendag. Een kwartiertje voedsel voor de ziel op een stilteplaats. Bij het buitenkomen straalt de zon ons tegemoet. Een dame waarmee Paul even en babbel deed roept ons bij het wegfietsen "Buen camino!" achterna.
Na de middag gaat het verder zuidwestwaarts, tussen vele tinten van groen en geel. Bij het naderen van Beaune komen we tussen de wijngaarden. In de verte wenken de heuvels van deze wijnstreek.
Bij het binnenrijden zien we op grote elektriciteitsmasten vele honderden zwaluwen die zich verzamelen. Wanneer we wat later in het stadje een glaasje wijn drinken, is het prachtig om zien hoe ze telkens weer in enorme vluchten overcirkelen. Trekken ze morgen met z'n duizend naar het zuiden? Dan volgen wij ze nog een tijdje.
Wie absoluut een bocht van het kanaal wil afsnijden, moet erop rekenen dat het wat minder vlak kan worden. Dat realiseren we ons vandaag vlug: er zijn aan het begin heel wat haalbare maar toch wel pittige hellingen te rijden. Maar we blijven op deze 27ste reisdag in een zalige stemming. Iemand met een slecht karakter zou kunnen denken dat dat is omdat we aanhoudend de namen van nog te bereiken Bourgondische bestemmingen neuriën:"Côtes de Beaune, Meursault, Beaujolais, Mâcon, Pouilly-Fuissé", maar zo is het niet. Het is de wat rose tint van het asfalt in dit deel van de wereld die ons gelukkig stemt. Wat voorbij Fontaine-Française gaat het nog zo'n 20 km verder langs het ons zo vertrouwde Canal entre Champagne et Bourgogne. Dat wuift ons, nadat we het 6 reisdagen lang (vanaf Vitry-le-François) geregeld gevolgd hebben, met een reusachtig bord uit, wanneer het de Sâone bereikt.
De brede, trage Sâone met haar enorme ruimte en haar groene en nu ook herfstkleurige boorden spreekt ons aan. Het weer is heerlijk: jasje en later trui mogen al vlug uit.
In Auxonne bekijken we even het fort in een overgebleven stukje stadsmuur dat naar Louis XI genoemd is. Het centrum van het stadje treffen we aan in kermisstemming. Als Paul aan de toog van een cafeetje 2 drankjes gaat bestellen, wordt hij vriendschappelijk maar stevig bij de schouder gegrepen door een potige heer die hem tegelijk vraagt of hij (Paul) toch wel "un templier de Charlemagne" is. Gezien de toestand van de brave man, lijkt het raadzaam dat niet echt tegen te spreken. Meteen krijgt hij een drankje aangeboden.
Naar onze overnachtingsplaats Champdôtre is het maar een halfuurtje meer fietsen. Met strijklicht van de zon en een boven de horizon verrijzende maan komen we daar aan.
Op de 26ste reisdag verlaten we Langres niet langs het kanaal, wel langs een 'voie verte'. Die brengt ons, dikwijls tussen kleurige bomen en met af en toe een blik op wat nevelige vertes, waar de zon eerst maar moeizaam aan kan, tot het dorpje Brennes. Er vallen dingen van het platteland te bewonderen, zoals kleurige najaarsbessen en stevige Charolaisrunderen. Speurend naar een even stevige uier merkt Marina wat meelijdend op dat een van de dieren toch wel een oude koe is. Paul kan niet anders dan er nuchter op antwoorden:"Het is een stier, schat." Van wat bessen en najaarsbloemen maakt Marina een decoratie op haar nieuwe fietshelm, eens wat anders dan de lenteversie van het vorige fietstraject. In Villegusien-le-Lac picknicken we in de zon aan het stuwmeer op het kanaal met 'du pain et du Langreskaas', een lekkere, wel wat zurige soort. Tot onze verrassing blijkt het fietspad langs het Canal entre Champagne et Bourgogne een bijkomend stuk afgewerkt. De wegbedekking is nog wat zacht, maar de rit tussen de beuken in herfsttint door is heerlijk. Waar het kanaal een eind verder een boog naar het oosten maakt, houden wij de koers op zuid. We verlaten de Haute-Marne (Champagne) en we bepedalen Bourgondische bodem. Het is de Auvergne nog niet, en zeker niet Galicië, maar we houden heel tevreden halt in het eerste dorp, Sacquenay. Na de centimetertjesbesparing in ons kamertje in Langres doet de ruime kamer in de chambre d'hôtes ons goed. Het schitterende uitzicht laat ons toe, met van de zon gloeiende gezichten(!) letterlijk nog even op de Champagnestreek terug te blikken. We fietsten vandaag 40 km.
Van onze Compostelawandel- en - fietstocht doen we vandaag een wel bijzonder kort traject. (De autorit naar Langres, met de fietsen achterin, telt natuurlijk niet mee) Aan de Cathedrale Saint-Mammès, waar we op 20 april de pelgrimsdeur symbolisch voor een tijdje gesloten hadden, duwen we ze met vereende krachten weer open. Er voert een rustige weg van de stadsomwalling naar de zuidrand van Langres. We komen even langs de 'voie verte', een in fietspad veranderde spoorwegbedding, waarlangs we morgen dit slaperige stadje zullen uitfietsen. Van Saint-Mammès tot aan ons hotelletje zetten we 3 280 stappen, dat is nauwelijks 2,5 km. Een reisdag zullen we het maar niet noemen. Morgen beter!
Klaar voor het vierde traject: van Langres (Champagne) tot �
Op 20 april trokken we in het Franse Langres de pelgrimsdeur (eigenlijk de rode deur van de Cathedrale Saint Mammes)voor een poos achter ons dicht. We voorzagen in de herfst aan een volgend traject te beginnen. Eind oktober wordt het wel erg moeilijk nog te ontkennen dat de herfst er wel degelijk is ... We dachten pas in de herfstvakantie verder te trekken, maar die valt dit jaar erg laat. Dus gaan we al wat vroeger op weg. De blog wordt weer voor twee weken actief.
Op vrijdag 23 oktober begeven we ons naar Langres, dit keer met fietsen in de auto, en nemen we de draad weer op. De auto mag daar blijven staan; aan het einde van onze tocht reizen we met de trein terug naar Langres. Veel investering was niet nodig, alleen wat bescherming tegen regen en kou op de fiets. We hebben nu eigen fietshelmen gekocht. En, geloof het of niet, pelgrim Marina neemt ook haar breiwerkje mee voor de lange herfstavonden! En wat lectuur.
We fietsen deze keer dus nog, allicht voor het laatst op de tocht. We gaan pal zuid door de oostkant van Bourgondië en volgen dikwijls rivieren: het Canal de Champagne en Bourgogne, de Saône, later de Rhône. Behalve van Beaune tot Cluny volgen we geen klassieke Compostelaroute. Met geluk geraken we tot in Vienne, waar de Via Gebennensis, het pelgrimspad vanuit Genève naar Le Puy-en-Velay de Rhône kruist. Dat willen we volgende keer te voet volgen. Maar we zien wel hoever we geraken en zijn dankbaar voor elke mooie dag naar Compostela toe, in eigen tred. Ieder heeft en maakt zijn eigen tocht, zegt men. Is dat geen mooie metafoor voor het leven?
We nemen ook de beelden mee waarvan hier foto's volgen:
* van de 7de / 21ste reisdag: Sint-Jacob als de strijdende Santiago Matamoros (dankjewel, Jurgen), een 16de-eeuws glasraam in de Basilique Notre-Dame in Châlons-en-Champagne en twee figuren van het meesterlijke monument voor de gesneuvelden voor de Saint-Etiennekathedraal daar
*van de 8ste / 22ste reisdag: een honderd jaar oud grafje van een zuigeling op een dorpskerkhof, nog altijd van bloemen voorzien en het mooie kerkplein in Vitry-le-François
* van de 9de / 23ste reisdag: de mooie kleuring van het landschap aan de noordelijke oever van het Lac du Der en de uit de kluiten gewassen romaanse toren in Voillecomte, slecht onderhouden maar schilderachtig
* van de 10de / 24ste reisdag: de fijn geborduurde gordel in Joinville die als "de gordel van St.-Jozef" uit het Heilig Land werd meegebracht en een sluiswachtershuisje aaa het 'Canal de Champagne en Bourgogne'
* van de 11de / 25ste reisdag: de graflegging van Christus in Chaumont en Marina met haar fietshelm-op-zijn-zondags
* van de rustdag in Langres: de stad van beneden uit, een mooie tekst van Diderot (er zijn er hier op allerlei plaatsen te lezen), een stukje stadsmuur bij een van de poorten en het dak van de Basilique St.-Jean- Baptiste, die duidelijk maakt dat Langres de poort tot Bourgondië is en Compostelagangers dus doet dromen...
Volgende keer trekken we inderdaad door Bourgondië. Waarschijnlijk is dat in de herfst van 2015.
De blog wordt dus voor vele maanden inactief.
Bloglezers die van ons in april geen mailtje hebben gekregen, maar er in de toekomst graag een willen als de blog actief wordt, kunnen dat melden op het e-mailadres sermeus.paul@gmail.com .
Ten slotte nog dit voor de "échten": i.v.m. Sint-Jacob de Meerdere en Sint-Jacob de Mindere zaten we verkeerd. Dat komt doordat in de kerk van Wassy bij een beeld van Sint-Jacob met een reusachtige schrijfveer (?) in de hand de toelichting werd gegeven dat dit Sint-Jacob "le Majeur" was, de Meerdere dus. Een schelp was er niet te zien, het ging dus om een ander Sint-Jacob dan degene die in Compostela bezocht wordt.
Wat opzoekwerk leert ons het volgende: Sint-Jacob de Meerdere is Sint-Jacob van Compostela; Sint-Jacob de Mindere is de heilige die waarschijnlijk de auteur is van de brief van Jacobus in het Nieuwe Testament.
De twee hebben iets gemeen: ze waren allebei apostelen en ze waren beide belangrijk genoeg om voor de machthebbers van hun tijd een stoorzender te zijn die men dan maar uitschakelde.De ene was misschien eerder een vechter en doener, de ander een denker en schrijver.
We besluiten hen allebei als beschermheilige van onze tocht te beschouwen.
Terugblikkend op het derde traject (Vireux-Molhain - Langres)
We legden voor het eerst een traject met de fiets af. We willen dat nog eens doen, misschien nog twee keer, want het was best een meevaller. In het toch wat "lege" Noord-Oost-Frankrijk vonden we met ritjes van 30 à 65 km een naar ons gevoel passend tempo.
Hoewel we, zoals vele Vlamingen, al vele streken in Frankrijk bezocht hebben, lukte ons toch om voldoende verkennend en bewust belevend op weg te zijn, kleine dorpen en gehuchten rustig passerend, soms even rondkijkend in een stadje en in één grotere stad.
We kwamen veel oprechte vriendelijkheid tegen, de mensen nemen weinig afstand. We hebben heel wat fijne mensen ontmoet, ook enkele toffe gastheren of gastvrouwen, soms interessante andere (Compostela)reizigers.
Op veel plaatsen in de Champagne en meer nog in de Franse Ardennen lijkt de tijd, vanuit ons aanvoelen, al lang stil te staan. Hier en daar is het wat teneerdrukkend: vooral in de Ardennen staan veel huizen leeg, fabriekjes zien er doorgaans nog uit als vijftig of meer jaar geleden, van het beperkt aantal winkelhuizen is de helft gesloten (soms recent), zorg voor bouwkundig erfgoed lijkt bijna onbestaand (aan de mooie vakwerkhuizen of -schuren bijvoorbeeld, in Duitsland of Engeland liefdevol onderhouden, doet men gewoon niks; we zagen welgeteld één restauratie bezig: aan de voorgevel van de kathedraal van Reims - zeg niet dat men het ver zoekt).
Hoewel enkele trajecten wat eentonig zijn (de streek ten noorden van Reims) hebben we vooral veel mooie landschappen gezien. We volgden in de Franse Ardennen de 'Voie verte Transardennaise' en in de Champagne voorbij Vitry-le-François meestal het pad langs het 'Canal de Champagne en Bourgogne', allebei voor fietsers gereserveerd. Daarnaast volgden we meestal een door de toeristische dienst aanbevolen 'route partagée' doorheen de regio. Het aantal auto's op deze tweede- en derderangswegen is zeer klein en de chauffeurs zijn hoffelijk. We legden met de fiets 461 km af. We trokken elf dagen verder en bleven in twee steden (Reims en Langres) een dag ter plaatse.
In totaal zijn we nu 25 dagen al wandelend of fietsend onderweg en legden we 707 km af.
Van de eerste zeven dagen van dit traject nemen we zeker de beelden mee waarvan hier foto's volgen:
* van de 1ste (van dit traject) / 15de (in het totaal) reisdag: het Ardennenstadje Fumay en het gezicht op de Maasvallei vanuit de hoogte, op weg naar de Mont Malgré Tout
* van de 2de / 16de reisdag: de rotsen 'les fils d'Aymon' (de vier Heemskinderen - je ziet ze netjes op het Ros Beiaard zitten) en Marie-Thérèse, onze gastvrouw in de table d'hôtes Ferme de St.-Julien in Charlevolle-Mézières, die ons niet alleen voor een prikje van een royale maaltijd voorzag, maar achteraf ook nog op haar zelfgeparfumeerde eau de vie tracteerde
* van de 3de / 17de reisdag: de grappige ornamenten op het verdedigingskerkje van St.-Marcel en het gezellige plaatsje bij de kerk in Warby waarvan we onze picknickplek voor die middag maakten
* van de 4de / 18de reisdag: de zilverwit oplichtende , nog kale bomen langs de weg (soort ons onbekend) en Sabine, de Duitse diaken die op haar eentje vanuit Keulen in jaarlijkse stukjes naar Compostela loopt en met wie we, net als met onze gastheren van die dag, Anne en Dominique, een zeer fijne ontmoeting hadden
* van de 5de / 19de reisdag: de heuvel waar de Fransen, met enorme verliezen, vanuit de Aisnevlakte tegen het einde van WO I de strategische doorbraak aan de Aisne wisten te forceren en akkers van de noordelijke Champagne, in kleurige geometrisch motieven (zeker al je de lucht erbij neemt)
* van de rustdag in Reims: het graf van St.-Remigius, prachtige kolommen in de Basilique St.-Remi, massa's gestapelde flessen in de champagnekelders bij Taittinger en de lachende engel in de kathedraalgevel, die ons een goede verdere tocht leek toe te wensen
* van de 6de / 20ste reisdag: de eerste wijngaarden die we tegenkwamen (behalve een perceeltje aan de Maas bij Dinant) en het wijndorp Ambonnay, met zijn romaanse kerk en waar er tot in het dorp wijngaarden staan.
Langres noemt zich een knooppunt van pelgrimswegen, waaronder die van Keulen naar Compostela. Daarbij kan men in Langres kiezen tussen die door Midden-Frankrijk en die via Dijon en Le Puy-en-Velay (grofweg de onze). Maar veel is er hier nu van Compostelagangers niet te merken: op deze hele dag loopt er een enkele zwaarbeladen man door ons beeldvlak, en dat is goed zo.
Langres ligt ommuurd op een heuvel en is de geboortestad van filosoof en eerste encyclopediemaker Denis Diderot, hier zowat overal aanwezig. Om langzaam af te kicken stappen we vandaag de zeven poorten en twaalf verdedigingstorens af. Iets binnen de stadswal zien we het Diocesane Centrum van deze streek, een gebouw dat tijdens de revolutie niet werd aangeslagen, wellicht omdat de paters karmelieten zieken verzorgden en men snapte dat men een probleem schiep als men hen naar moeders pappot terugstuurde (of erger).
Uit grotere vertrouwdheid met het fenomeen pelgrim volgt ook het verschijnsel pelgrimsbedrog, zo merken we: de 'assiette du pèlerin' die men de Compostelaganger tegen voorlegging van de nodige bewijsstukken aanbiedt, kost net zoveel als de (toegegeven, goedkope) menuutjes die elkeen overal kan bestellen.
Wij trekken, aan het einde van dit mooie fietstraject, de pelgrimsdeur weer even achter ons dicht!
's Morgens kijken we in Chaumont nog even rond in de oude stad. In de Basilique Saint-Jean-Baptiste gaan we de bekende 15de-eeuwse graflegging van Christus, met levensgrote beelden, bekijken. Je kijkt toe vanachter een getralied deurtje, als iemand die mee in de kring van de dieptreurenden komt staan.
Een man die het orgel komt bespelen nodigt ons bij hem boven uit. Het is een gedreven iemand, die ons enthousiast de mechanische werking van het orgel uitlegt en de veelzijdigheid ervan toont. Met kleine fragmentjes illustreert hij de ijlheid van de klaroentoets, het komieke effect van de bourdon, hij speelt een romantische frase ... en eindigt met de aanzet van Bachs toccata con fuga in D. Muziek om een heel eind mee te fietsen!
Langs het kanaal is de opkomende lente weer op zijn mooist. Fietsers zijn er bijna niet, eerder mensen die vanuit het dorp, met hond, partner en/of kinderen even de kanaaldijk op wandelen. Koeien zijn er wel geregeld. Anders dan bij ons laat men de stier hier gezellig bij zijn dames blijven, toch ook wel een uiting van het Franse 'savoir vivre'.
Soms lopen het kanaal en de almaar smaller wordende Marne een stukje mooi naast mekaar. Dan zie je vanop het fietspad middenin de strakke kanaaloevers vlakbij en de Marne, die in de diepte tussen de bomen kabbelt. We verzamelen zoetwaterschelpen, van buiten onopmerkelijk, van binnen bijzonder mooi gekleurd. Daar wordt thuis iets mee gedaan.
Na het nodige kilometertjesmalen door een vlakker wordend landschap zien we vanop een sluis plots Langres liggen, nog kilometers voor ons, een paar honderd meter in de hoogte.
Het is daar nog een hele klim. Maar oef, we zijn er, in de 'poort naar Bourgondië', het eindpunt van ons lentefietstraject. We blazen hier, veilig tussen de oude stadsmuren, nog een dagje uit.
Vanaf Chevillon volgen we het 'Canal entre Champagne et Bourgogne' zuidwaarts. De sluizen, waarvan de metalen delen in vrolijk blauw geschilderd zijn, volgen mekaar vlug op. Bijna even blauw glanst, eigenaardig genoeg, het water in het kanaal en in de Marne, die altijd zusterlijk langs het kanaal kronkelt. We zien drie keer hoe het kanaal de Marne op grotere hoogte kruist, een staaltje van waterbouwkunst van 150 jaar geleden.
In Joinville gaan we in de Eglise Notre-Dame in het spoor van middeleeuwse pelgrims naar de zogenaamde gordel van Sint-Jozef kijken, door Jean de Joinville in 1252 uit het Heilig Land meegebracht.
Het landschap langs de rivier is mooi als in een oud prentenboek. Op de heuvels langs het water verschijnt bijna overal het eerste groen aan de bomen. We zien hoe aan de overkant van het kanaal de koeien (voor het eerst?) de nog onbegraasde weilanden worden op gelaten en langzaam, wat weifelend, in een lange rij hun weg zoeken. We tellen er 47.
We vinden dit dagtraject het mooiste in Frankrijk tot nog toe. Eigenaardig genoeg zien we vandaag op het zeer goede en vlakke pad maar 12 fietsers.
Zoals ook vorige dagen is er nogal wat wind, soms een stevige ruk. Een ervan gooit Paul zijn geparkeerde fiets om en die (de fiets) begint vanaf dan bij het rijden een zoemend geluid te maken, alsof er een dikke hommel rond je oren cirkelt. De band moet ergens net het spatbord raken. Wat getik en voorzichtig gewring leveren niets op. Dan maar zo verder. Na 5 minuten houdt het gezoem vanzelf op!
We hebben veel gekeken, gefotografeerd, genoten en vinden dan geen verblijf waar er nog plaats is (het is zaterdag!). Er is nog wel plaats in Chaumont, maar moeten dan nog een flink eind doorfietsen. Gelukkig hebben we de wind in de rug.
De dorpen zijn hier, vrij plots, netjes en verzorgd. In Vouécourt bewonderen we de dorpswasplaats, door de mannen toen 'le tribunal bavarde' genoemd.
In Chaumont aangekomen moeten we nog herhaaldelijk de weg vragen. Om tien voor acht zijn we eindelijk in onze chambre d'hôtes, eigenlijk een kleine woning in de nok van een chique herenhuis.
Van Ste-Marie-du-Lac-Nuisement naar Chevillon: van meer naar Marnekanaal
Na een prima overnachting aan de noordoever van het Lac du Der maken we, in omgekeerde wijzerzin, langs de fietsweg de ronde van het meer. We willen rustig genieten van de natuur hier en hopen wat watervogels te zien. Onze gastheer vertelt wat we al ongeveer wisten: voor de spectaculaire trek van de kraanvogels moet je hier in februari-maart of in oktober-november zijn, die beestjes moeten we dus niet verwachten.
Maar het landschap, vooral aan de noordkant van het meer, mag er zijn: zelfs bij het bewolkte weer van vandaag is het water helderblauw en contrasteert het prachtig met het beige riet. Er zijn echt wel wat vogels te zien. Op een bord onderweg studeren we nog even goed in, en inderdaad, we zien enkele soorten. Het grappigst zijn de futen, die al duikend verstoppertje spelen, maar te ver van de oever blijven om zich zonder teleobjectief goed te laten vastleggen. Heel anders wordt dat wanneer bij een kiosk plots een enorme felgele vogel opduikt. Hij is helemaal niet schuw en laat zich braaf fotograferen. De soort is ons onbekend.
Al is het hier mooi, de manier waarop de Fransen omgaan met zo'n natuurgebied is lagelanders wat vreemd: het lijkt pas echt goed te worden nu er een yachthaven is, gepensionneerden in een "toeristentreintje" gestouwd worden en men nu ook een casino opstart..
Aan de zuidoostkant van het meer zien we over het water de kerk van het verdronken dorpje Chantecoq, door onze gastheer voor ons gekscherend 'het Compostela van het Lac du Der' genoemd. Daar verlaten we het meer.
Langs enkele dorpen fietsen we door een aantrekkelijk parklandschap naar Wassy. In dit alweer wat morsige stadje bezoeken we de burchtachtige romaanse Eglise Notre-Dame. Zoekend naar Sint-Jakob vinden we een beeld van Sint-Jakob de Meerdere, een heilige waarvan alleen de naam ons bekend is. We gaan nog eens over hem lezen, maar hebben nu toch al een zeker gevoel dat onze vriend Jacques eerder deze heilige als zijn patroonheilige ziet.
Door een weidser wordend heuvelland gaat het verder naar de Marne. Op de (wat onfris ruikende) koolzaadvelden, die we al dagenlang zien, beginnen nu de duizenden gele bloemen open te gaan, een vrolijk gezicht.
We overnachten in 'Le Moulin Rouge', ondanks de naam en hoewel alle deuren en plinten en badkamerafwerking en gordijntjes er felrood zijn, een braaf hotelletje. Aan de toog tussen de inboorlingen gaat het er genoeglijk volks aan toe. De paar aanwezige vrouwen uit het dorp krijgen van de binnenkomende mannen telkens niet minder dan vier (4!) kussen toegediend. Heeft het dan toch met de naam van het hotel te maken?? Hoe dan ook, aan de french cancan begeeft Marina zich na een fietsdag maar niet.
Het hotel ligt werkelijk op 10 stappen van het kanaal tussen Champagne en Bourgogne, waarlangs we de volgende dagen onze tocht verderzetten, pal zuid.