Een verhalenbundel is een vreemd wezen. Het is onsamenhangendheid die werd samengebracht. Het is een bonte collectie personages en verhaallijnen.
Raarraar.
In de bundel van D. Hooijer (Wie is dat lachende gezicht op de flap? Nooit van haar gehoord! Waarvoor staat die D.? Staat het wel voor iets?) is elk verhaal ook nog eens een vreemd wezen, onsamenhangend en vol personages en intriges. Overdaad soms, want af en toe niet meer te volgen. Wie is nu wie, zoals in het verhaal over de stamgasten van een café. Een enkele keer ook: waar gaat dit nu helemaal over? Onaf, haast per definitie, maar dat stoort niet. Hoort zo.
Maar.
De auteur heeft een schrijfstijl om jaloers op te zijn: pittig, scherp, gebald (dat vooral!). Ze schuwt weinig of geen taboe (al lijkt dat er soms om gedaan: moest het wat teveel politiek correct zijn?), verrast en verrast weer en heeft ook interessante visies, invalshoeken, denkwijzes.
Dat veel situaties en personages uiterst ongewoon zijn, neem ik er graag bij. "Het grote uitstel" en "Het schervengericht" krijgen een eerlijke kans, maar, om het fatamorgaans te zeggen: "De eerste ster is binnen."
Het is vakantie natuurlijk, en het is warm geweest. Misschien zijn dat mijn beste excuses om niet veel te lezen. In de bib had ik nochtans interessante werken gevonden: "Candide" van Kristien Dieltiens, enkele boeken van Amélie Nothomb (ja, ik ben er echt wel weg van ) en "De weg naar Mekka" van Jan Leyers. Van die laatste ben ik intussen weg genoeg (sorry, kon het niet laten ) om hem te kopen, maar sindsdien zit er zo geen druk meer achter en heb ik maar een paar bladzijden gelezen. Nu het augustus is, wordt het stilaan tijd om die Inktaapboeken af te werken. "Sleur is een roofdier", de verhalenbundel, daar was ik al eens eerder aan begonnen. Reugebrink en A. F. Th. Nog Iets zullen dan wel volgen. Een dikke turf, die laatste: 1050 bladzijden. Dat wordt mijn persoonlijk record.
Vandaag maakte ik komaf met de "sleur", en misschien ineens met de hitte.