Hij aarzelt terug om verder te gaan. Zoals steeds is er de twijfel. Eerst het enthousiasme om al zijn plannen uit te voeren om uiteindelijk weer te twijfelen of die plannen wel de juiste zijn. Een wandeling zou hem goed doen dacht hij. Hij zit nu toch al een paar dagen binnen. En er schijnt een zonnetje die een beetje warmte geeft op deze herfstige dag. Met zijn warme jas aan en zijn onafscheidelijke pet op zijn hoofd is hij de straat op gegaan. Vol enthousiasme, tot hij na enkele honderden meters stil is blijven staan. Waarom twijfelt hij steeds ? Een lichte paniek overmeestert hem zelf. Verschrikt kijkt hij om zich heen, er is toch niemand die naar hem kijkt ? Altijd is die aarzeling met alles in zijn leven wat hij doet. Die besluiteloosheid die steeds de kop opsteekt. Traag stapt hij verder. Waar wilt hij nu naartoe, hij heeft deze weg al zoveel keren gedaan. Niets is veranderd sinds de laatste keer dat hij hier was. Niets is ook veranderd aan zijn leven sinds zijn jeugdige idealen, zijn stoffige dromen allang opgeborgen zitten. Verborgen om nooit meer tevoorschijn te komen. Een leven lang teren op illusies. Abrupt stopt hij, het heeft geen nut om verder te gaan, doelloos rond te slenteren. Terugkeren is de beste oplossing. Altijd durft hij niet verder gaan. Altijd durft hij geen nieuwe wegen in te slaan. De moed ontbreekt. Vrijheid is zo moeilijk. Hij is vrij in zijn doen en laten en toch is hij een gevangene van zichzelf.
De tijdloze stad waar hij zo graag is, waar het heden geruisloos overgaat in het verleden maakt hem nu bang. Hij wilt er niet meer alleen zijn tussen al die mensen. Hij wilt eindelijk rust in zijn hoofd, in heel zijn gespannen lijf. Nu is hij terug moe van altijd maar die stem in zijn hoofd te horen. Zijn engelbewaarder of zijn kwelduivel ? De eeuwige twijfelaar. Hij haast zich nu terug naar huis, zijn hoofd vol gedachten die hij moet ledigen tot hij weer rust krijgt.
De onverwarmde kamer doen zijn handen verkleumen. De koude vochtige lucht sluipt naar binnen langs de kieren van de oude vensters. Hij heeft zijn dikke trui aan maar dat volstaat niet om hem op te warmen. Oude huizen, zoals er hier zoveel zijn, hebben weinig comfort. En nu doet de verwarming het niet. Soms is het hier stikheet omdat je die chauffage nietkan regelen en vandaag werkt ze niet. De verwarmingsketel staat ergens diep in de kelder. Onmogelijk voor hem om die te bereiken, trappen en in dit geval ontelbare trappen dat kan hij niet meer aan. Zijn benen laten het afweten de laatste tijd.
Zijn thermometer wijst 19°C aan. Toch niet zo koud dat hij zijn handen niet kan verwarmen. Met een deken over zich heen zit hij in zijn zetel. Hij is nooit eenzaam geweest maar nu begint het alleenzijn door te wegen, een beetje maar, hij is nog altijd graag alleen maar af en toe heeft hij nood aan gezelschap. Gewoon iemand die tegen hem praat, die naar hem luistert, die af en toe hem eens vastpakt. Ondanks de kilte dommelt hij in, eventjes maar, om dan terug verschrikt wakker te schieten en zich verbaasd afvraagt waar hij zich bevindt. De dag verloopt traag. Zijn gedachten dwalen steeds weg en toch denkt hij niets. Of toch, hij denkt aan wat hij aan het denken is. Hij denkt veel de laatste tijd en praat minder. Soms tegen hem zelf. Op een fluistertoon, gedachten fezelen zonder dat hij het echt beseft.
Een gerommel in de verwarmingsbuizen doet hem terug opschrikken. Er komt weer leven in de chauffage. Met zijn handen op de ouderwetse verwarmingsradiator voelt hij het warme water terug doorstromen. Het oude ding trilt er zelfs van. Tegelijkertijd alsof het afgesproken is straalt het zonlicht schuchter doorheen de mistige hemel. Het begin van de echte dag. Zijn koude lichaam krijgt terug warmte. Warmte doet goed, warmte, een kopje koffie zal goed doen, fezelen de stemmen.
Geen reden tot paniek. Natte slierten, regendruppels op de autoruit. Een vertroebelde wereld, onscherp, wazig, kleurenvlakken. Zijn auto staat op de parking. De radio speelt zacht. Hij luistert er niet naar. Moedeloos, vermoeid. Opgebrand. Zenuwen doen zijn maag samentrekken, zure oprispingen. Alle symptomen van stress. Hij staat op de parking van zijn werk maar wilt niet meer naar binnen gaan. Zijn ogen zijn gesloten, hij kan het niet meer. Zijn werk is zijn leven, nee, was zijn leven. Nu wilt hij niet meer naar binnen gaan. Zweetdruppels parelen op zijn voorhoofd, hij heeft het warm, veel te warm, benauwd. Hij opent zijn autoruit op een kiertje en snuift de frisse lucht diep in. Zijn bonzend hart en luidruchtige, onregelmatige ademhaling komen tot rust. Nog eventjes blijven zitten met gesloten ogen. De jaren beginnen te wegen, al die jaren vol trouwe inzet voor zijn werkgever. Nu is de motivatie verdwenen, weggesleten met de jaren. Nu is er de angst voor te falen. Angst voor de terugkerende saaie nutteloosheid.
Langzaam stapt hij uit zijn wagen en met zijn aktetas in zijn handen slentert hij met zijn schouders naar beneden verder. De plicht roept, hij moet werken. Nog veel te jong om te stoppen, al veel te oud om te veranderen. Zijn omhoog getrokken schouders vormen een bochel, zijn nek lijkt te kort, zijn linkervoet sleept. Weeral een dag verloren. Er is geen reden tot paniek, hij heeft nog steeds zijn werk. Nog enkele aarzelende stappen en hij is terug op zijn dagelijkse werkplek. Donkere glansloze ogen. Lange traag kruipende dagen.
Schrijven op een blog is iets merkwaardigs. Na bijna twee jaar hier zon beetje van alles te hebben neergeschreven en een hele resem fotos te hebben gepresenteerd kan ik wel zeggen dat bloggen een eigenaardig fenomeen is. Ik schrijf in hoofdzaak voor mezelf want voor amper twintig bezoekers per dag (t zijn precies wel trouwe bezoekers !) moet je het niet voor de roem doen. Je wordt er zeker niet bekend mee en niemand zal mijn blog missen als ik ermee stop. (Ik ben Menck ofzapnimf niet !). Ik doe dus maar mijn eigen ding verder om een beetje de gedachten te ordenen of een beeldje te laten zien. Niets hoogstaands, geen literaire teksten, geen echt dagboek, ik ben nogal terughoudend om mijn persoonlijke leefwereld zomaar te kijk te zetten. Maar ik vind het wel leuk. Commentaar krijg ik zelden, tenzij van die trouwe bezoekers die, ik weet niet waarom, toch maar terugkomen al schrijf ik zelden iets bij hen. Want dat is eigen aan het fenomeen bloggen, als je zelf niets schrijft bij een ander dan komen ze zelden terug bij jou. Een ongeschreven wet in de blogwereld. Of je moet regelmatig iets in het gastenboek zetten. Al irriteren al die flikkerende dingskes en grote fotos me ontzettenddie ze daar opzetten.
Ik ben dus een passieve bloglezer die geniet van al dat talent die hier aanwezig is: zapnimf en chocolatemoose (nu in één adem genoemd), Menck (is nog steeds een talent maar heb ik een beetje te laat ontdekt om zijn blog volledig te lezen), nathan, wenz (die ik nog maar pas ontdekte en die me fascineert), elseliza (die ik het boekenmeisje noem), an (de donkere kamer) die ik in een ander leven als model leerde kennen en nu zelf een gepassioneerde fotografe is, ncumisa (wiens blog nu beveiligd is en waar ik nog het wachtwoord niet van ken omdat ik het haar niet durf te vragen), DDfotografie en al die anderen die ik via jullie ontdek en regelmatig bezoek.