Van Beethoven : Sonaten für Fortepiano und Violine
Deze sonates werden door talloze pianisten/violisten opgenomen, meestal op een totaal onaangepaste manier : op een moderne vleugel die voor een grote concertzaal is gemaakt, niet voor intieme kamermuziek, en op een viool met een lange nek en bespannen met stalen snaren eveneens ontworpen voor de concertzaal. Bovendien werd de muziek uitgevoerd zoals in de conservatoria (helaas) nog altijd wordt aangeleerd : traag en nadrukkelijk in de pianopartij, met continu vibrato in de vioolpartij (vibrato dat meer lijkt op het mekkeren van een geit, zoals Schönberg ooit zei, of op het kwaken van een eend zoals ik het ondervind). Gelukkig zijn er een aantal uitvoerders die een pianoforte en een viool bespannen met darmsnaren (en een klassieke strijkstok) bespelen. Het begon in 2003 met de opnames door Jorja Fleezanis en Cyril Huvé, die echter door de officiële muziekpers werden genegeerd (wat niet gekregen is wordt ook niet besproken) en de lof niet kregen die ze verdienden als pioniers (en ook wel door het wat onafgewerkte vioolspel van Fleezanis). Kristian Bezuidenhout en Viktoria Mullova hebben ook al twee sonates opgenomen - misschien het begin van een cyclus. Maar de palm gaat naar Hiro Kurosaki en Linda Nicholson die, perfect op elkaar ingespeeld, deze sonates met onovertroffen brio, stijlgevoel en trefzekerheid vertolken (ACCENT). Beethoven klonk nog nooit zo (h)eerlijk. Dat Nicholson elke groep sonates op de aangepaste pianoforte speelt maakt het nog interessanter. Een mijlpaal.
Dikwijls worden deze Veränderungen vergeleken met de Goldberg Variationen van Bach ; er is echter een enorm verschil : het werk van Bach is een sacraal werk dat hij componeerde als een hulde aan zijn schepper en als imitatie van de schepping ; hij geloofde sterk in de strenge wetten, regels en voorschriften van zijn godsdienst en in de volmaakte orde van de schepping ; het is die strengheid en orde die we terug vinden in zijn werk. Beethoven geloofde in de goddelijke inspiratie, maar in de uitwerking zijn de Diabelli Variationen menselijk : hij volgt noch de strenge orde, noch de geldende (muzikale) voorschriften ; zijn muziek is als een illustratie van "Gods wind waait waar hij wil" ; Beethoven is god, de schepper van een tijdeloos muzikaal universum vol menselijke emoties en tegenstrijdigheden. Gelukkig bestaat er een unieke vertolking die dit alles gaaf weergeeft : Gary Cooper bespeelt een Anton Walter uit 1822 en doet dat briljant ; door het gebruik van een historisch instrument en het feilloos aanvoelen van de muziek is dit een memorabele CD (Channel Classics). Kan iemand zich voorstellen dat dit werk vol rijke klankkleuren ooit (en nog) gespeeld wordt op een steriele Steinway door een of andere piano-acrobaat? Op dezelfde CD staan ook de 6 Bagatelles Op. 126, een mysterieus werk dat klinkt als een testamentair résumé van de componist. Ook hier is Gary Cooper ongelooflijk precies in zijn vertolkingt. Subliem.
Alworden ze Kleinigkeiten genoemd, men moet deze werkjes zeker niet bagatelliseren : ze zijn het resultaat van interessante invallen die niet verder uitgewerkt werden tot een sonate. Ze illustreren ook de evolutie die zijn muziek doormaakte : van de mooie Sieben Bagatellen Op. 33 over de Neue Bagatellen Op. 119 tot de rijpe Sechs Bagatellen Op. 126. Ronald Brautigam vertolkt ze alweer op verbluffend accurate wijze met onovertroffen nuanceringen. Meesterlijk (BIS)
Deze sonates weerspiegelen perfect de evolutie die Beethoven en zijn muziek heeft ondergaan en zijn dan ook het hoogtepunt en eindpunt van zijn muziek voor piano. Elke pianist met enige ambitie heeft ze opgenomen en getracht er iets aan toe te voegen i.p.v. ze zo goed mogelijk uit te voeren (typisch voor virtuozen). Eén pianist is er in geslaagd ze authentiek én virtuoos én getrouw te spelen (op pianoforte) en zo de quasi perfectie te bereiken : Ronald Brautigam (BIS). Men moet ze (dikwijls) horen om het te geloven. Men kan dus gerust alle vroegere opnamen weggooien - ook die van door conservatieve musicologen (zijn er andere ?) opgehemelde "sterren" uit heden en verleden. Deze vertolkingen zijn het summum en kunnen moeilijk overtroffen worden. De laatste sonates zijn adembenemend mooi en ontroerend. Een ereplaats in mijn ideale discotheek. De schitterende pianist Alexei Lubomov heeft deze laatste sonates ( 109, 110 en 111) opgenomen op een Alois Graff uit 1828 (ZigZagTerritoires), een instrument dat veel meer klinkt als een echte pianoforte uit de tijd van Beethoven en dus authentieker en rijker aan klankkleuren. Zijn spel is ook anders, introverter, subtieler, poëtisch en bedachtzaam, minder virtuoos en met minder uitgesproken dynamiek, maar pakkend ; soms heeft men de indruk dat hij wil aantonen dat Beethoven hier al naar Schubert verwijst. Een perfect alternatief voor Brautigam. In 2012 nam hij ook de sonates Nos 14 (Mondschein), 21 (Waldstein) en 17 (Der Sturm) op voor Alpha/Outhere. Hij speelt op een copie door Christopher Clarke van een Erard uit 1802 en haalt er alles uit wat mogelijk is. Het resultaat is verbijsterend en intrigerend : de subtiele, introverte aanpak blijft alleen in de trage delen overeind ; de snelle delen worden overdonderd door een enorme dynamiek alsof Lubimov wilde aantonen dat een Erard ver vooruitliep op de moderne piano. Deze benadering tast de grenzen af van wat technisch mogelijk is in de sonates van Beethoven zonder hun typiciteit te verloochenen. Ze kan echter ook perfect dienen als illustratie van wat HIP haters beweren : zo zou Beethoven het gewild hebben ...
Deze geniale componist luidt het einde in van een economisch-sociaal-cultureel tijdperk (de drie zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden, wat door veel musicologen wordt vergeten - alsof muziek zou kunnen ontstaan in een vacuüm terwijl ze veelal in dienst stond van de heersende klasse - zoals Marx zei : de heersende cultuur is de cultuur van de heersende klasse) en het begin van een nieuw waarin de kunsten niet meer afhankelijk zijn van de ijdele machten van het ogenblik (kerk en adel, meestal verenigd in één en dezelfde persoon trouwens), maar zich zelfbewust en autonoom presenteren tegenover de nieuwe macht, er zich soms van distantiëren, en terzelfdertijd van het systeem moeten profiteren om te overleven (dit dualisme markeert nog steeds de kunst). Beethoven moest zich dus affirmeren als een nieuwe muzikale autoriteit, enerzijds om de zware erfenis van Haydn en Mozart te doen vergeten, anderzijds om de broodnodige mecenassen aan te trekken. Dat gebeurde door eerst in zijn muziek te illustreren dat hij even goed en later dat hij beter en origineler was. Hoe groter zijn autoriteit, hoe minder afhankelijk hij werd en hoe meer hij zijn eigen, muzikale weg kon gaan. Die zelfbewuste, koppige houding typeert Beethoven : ik weet wat ik doe en ik doe het goed. Zijn muziek wordt origineel : een klein motief waaruit een heel muziekstuk groeit, het sardonisch genoegen waarmee hij de luisteraar op het verkeerde been zet, nu eens ongegeneerd ge-affect-eerd, dan weer puur intellectualistisch, maar steeds hoogst muzikaal boeiend, om in zijn latere werken uit te groeien tot universele, autonome, absolute muziek. Als kind van zijn tijd, stond Beethoven ook onder invloed van de Verlichting en de Franse Revolutie : niet god staat centraal in de muziek, maar de mens ; de spanningen en conflicten in zijn werken draaien niet om de onvolkomenheid van de mens tegenover god (wat Bach vertolkte in zijn muziek) maar om de mens met zijn ideeën en zijn problemen ; niet de retoriek maar de dialectiek typeert zijn werk : de spanningen en conflicten zijn van ideële aard en het zoeken naar en vinden van een oplossing is essentieel.