Het eerste concerto heeft een sentimenteel adagio (nog aangedikt door een hinderlijk continu vibrato) en een allegro dat twijfelt tussen melancolie en euforie om in de slotakkoorden resoluut een streep onder het verleden te trekken. Bepaalde klankuitbarstingen verwijzen naar latere composities. Het tweede - een meesterwerk van 20ste eeuwse klassieke muziek - is veel interessanter : een synthese van het verleden (barok, klassiek, romantiek en neo-klassiek) geïntegreerd in de persoonlijke variatie-stijl van Bartok en zijn innovatieve instrumentatie. Dit werk wordt subliem vertolkt door Arabella Steinbacher en het Orchestre de la Suisse Romande o.l.v. Marek Janowski (Pentatone classics). De opnamekwaliteit is grandioos.
Het eerste pianoconcerto is typisch voor de "percussie-periode" van Bartok met zijn martellato piano. Het tweede is een eigen interpretatie van en een hommage aan de barok. Het derde is een neo-romantisch werk dat eerder conservatief aandoet. Verzameld op één CD (Deutsche Grammophon) worden ze stuk voor stuk uitstekend vertolkt door solisten met het aangepaste temperament : Krystian Zimmerman met het Chicago Symphony Orchestra in het eerste, Leif Ove Andsnes met de Berliner Philharmoniker in het tweede en Hélène Grimaud en het London Symphony Orchestra in het derde. Bartok specialist Pierre Boulez leidt de drie orkesten in een voorbeeldige uitvoering.
Een streng architecturaal opgebouwd werk met een bizarre instrumentatie en een intrigerende opvolging en verwerking van allerlei stijlmiddelen en periodes (van barok tot impressionisme) en zelfs een sarcastische parodie. Toch komt het concerto over als een moderne symfonie en wordt het nergens chaotisch of artificieel. Het wordt op onnavolgbare wijze gespeeld door het Japanse Saito Kinen Orchestra o.l.v. Seiji Ozawa (Philips). Het is bijna griezelig te horen hoe Japanners zich totaal kunnen inleven in de Westerse muziek. Op dezelfde CD staat ook de Muziek voor strijkers, percussie en celesta, een werk met duidelijk Oosterse klanken dat al even perfect wordt uitgevoerd.
Elke muzikale grootmeester vindt in het strijkkwartet de ideale uitdrukking van zijn kunnen en zijn kunst. Het strijkkwartet par excellence is tijdloos én tijdgebonden, een document van de Zeitgeist én een identiteitskaart. Bij Bartok is dat niet anders : zijn intrigerende muziek balanceert voortdurend tussen intimiteit en exuberantie, tussen volkse lyriek en moderne (in de positieve zin van het woord) expressiviteit en overschrijdt meermaals de klassieke grenzen van de (kamer)muziek. Deze kwartetten zijn voor mij de meest indrukwekkende sinds Beethoven. Elke kwartetformatie met naam heeft zich aan de uitvoering (of meer dan eens, interpretatie) ervan gewaagd. Het Belcea Quartet (EMI) doet dat omzeggens ideaal en is dan ook mijn keuze. Eén probleem(pje) : het continue vibrato dat i.p.v. de muziek te intensifiëren veeleer vermoeiend en afleidend werkt. Men kan zich terecht afvragen wat de zin is van vibrato als het i.p.v. een stijlmiddel een banale routine wordt ...
Op dezelfde CD (EigenArt) als de sonate voor viool staan ook deze twee sonates uit de jaren 20 : Adrian Adlam en Thomas Hell drukken de wat aarzelende zoektocht van Bartok naar eigen taal en expressie mooi uit, en hoewel viool en klavier bijna parellel hun muzikaal materiaal verwerken, heerst er toch een soort harmonie. Jammer genoeg is de opname onevenwichtig omdat de piano teveel op de voorgrond komt en de subtiele toon van de viool verdrukt.
Dit is Bach voor de 20e eeuw, een fascinerend werk dat alle "ingrediënten" van Bartoks oeuvre synthetiseert : zijn referentie naar Bach, naar de Hongaarse en Roemeense volksmuziek, naar impressionisme, expressionisme en "atonaliteit" en zijn zoeken naar de uitgepuurde toon die weemoed én vreugde uitdrukt. Adrian Adlam (EigenArt) geeft deze complexe inhoud perfect weer en zijn instrument (Jean Baptiste Vuillaume) balanceert perfect tussen de duizelingwekkende hoge en de diepe lage tonen.
Bartok is een geval apart in de klassieke muziek en moeilijk te catalogeren ; zijn muziek lijkt soms kil en emotieloos, intellectueel en technisch, beheerst door de ratio i.p.v. muzikaliteit. Hoewel hij vaak teruggrijpt naar de volksmuziek (de echte, niet de afgrijselijk krijsende pop) en die hij citerend/imiterend/parafraserend/parodiërend inbrengt, is het vooral de architectuur van zijn muziek die indruk maakt. Voor romantici een moeilijk te verteren componist, voor geïnteresseerden en/of gefascineerden, een onuitputtelijke bron van prospectie. Muziek à l'état pur.