Ook hier schitteren I Barocchisti o.l.v. Diego Fasolis : hun uitvoering kan zowel traditionalisten als "authentici" overtuigen. De ultieme en alles overtreffende uitvoering is wel die door Il Fondamento o.l.v. Paul Dombrecht (fuga libera) : alle latere toevoegingen (pauken, trompetten ...) werden weggelaten en het resultaat is briljant : perfect samenspel, evenwaardigheid van de instrumenten, opmerkelijke solo's van violist Dirk Vandaele, heerlijk brommerige fagot en een authentieke baroksfeer gaande van pure elegantie tot ingewikkelde rhetoriek. Het inlegboekje (met op de eerste plaats de Nederlandse tekst !) is zeer interessant en lezenswaardig.
Wat Die Kunst der Fuge betekent voor de fuga , is Das Musikalische Opfer voor de canon : een verbluffende demonstratie van de wijze waarop een eenvoudig thema door allerlei technieken uitgewerkt wordt tot een verzameling intrigerende en complexe canons. De mooiste uitvoering die zowel technisch als muzikaal aanspreekt is die door Camerata Kilkenny die natuurlijk op (kopieën) van barokinstrumenten speelt : Wilbert Hazelzet fluit, Maya Homburger barokviool, Marja Gaynor barokviool en -altviool, Sarah MacMahon barokcello en Malcolm Proud klavecimbel (Maya Recordings). Vooral de Sonata sopr'il Sogetto Reale levert puur muziekplezier en bij Wilbert Hazelzet op fluit springen de muzikale vonken eraf. Briljant. De CD werd voorbeeldig klankrijk opgenomen in de Sint-Pieterskerk van Leut-Maasmechelen.
Dit verbluffend werk is zowat het archetypisch voorbeeld van wat kan (en soms niet kan) bereikt worden met een fuga ; de ingewikkelde en doorgedreven compositie is niet alleen technisch maar ook muzikaal boeiend. Waarschijnlijk geschreven voor het klavecimbel, zijn ook andere benaderingen perfect mogelijk. Peter Kofler bespeelt een "modern", authentiek instrument met 2 klavieren dat 40 jaar na de compositie in Dresden werd gebouwd door Karl August Gräbner : het bezit een fraaie, volle toon die alle registers aankan en de clavecinist haalt er alles wat met twee handen (en hier en daar met hulp van digitale techniek) mogelijk is (Raumklang). Enkele fuga's worden zelfs uitgevoerd op een organo di legno of een klein orgel met houten pijpen, wat een bevreemdend maar uiterst interessant effect geeft. De Akademie für Alte Musik speelt een arrangement voor klein barokorkest en het resultaat is prachtig : de structuur van het werk wordt doorzichtiger, dynamiek en harmoniek worden discreet en smaakvol versmolten (harmonia mundi). Deze twee uitvoeringen zijn de beste van de talloze opnames.
Hier is weinig concurrentie voor Pieter Wispelwey (met Richard Egarr en Daniel Yeadon) ; de opname dateert wel uit 1999 (eveneens op Channel Classics) maar ik wacht nog op een evenwaardig alternatief.
Deze sonates voor orgel zijn geïnspireerd op de Italiaanse instrumentale trio sonates en zoals deze, driedelig. Het zijn prachtige, opgeruimde stukjes muziek waarin het orgel niet dient om de instrumenten te imiteren, maar om door zijn specifieke mogelijkheden een ruim, open en gediversifieerd klankbeeld te creëren en terzelfderijd de geest en inhoud van de trio sonates te respecteren. Ze worden briljant vertolkt door Lorenzo Ghielmi, jammer genoeg op een modern Ahrend orgel en niet op een historisch instrument als bv. een Silbermann (passacaille). We kunnen alleen maar gissen hoe dit zou geklonken hebben...
Bach : 6 suites per violoncello solo senza basso BWV 1007-1012
Er bestaan tientallen zoniet honderden opnames van deze beroemde suites : de meest ervan hebben geen enkel belang omdat ze meer draaien rond de interpretatie van de cellist dan om de muziek van Bach. Eén van de meest recente en van de interessantste is die van Roel Dieltiens (Et'cetera), een wat eigenzinnige, maar absoluut overtuigende benadering : enerzijds wordt het danskarakter van de verschillende delen niet als dans maar als "abstracte" muziekvorm uitgevoerd (wat wellicht de bedoeling was van Bach), anderzijds worden die verschillende delen apart meer als een mikrokosmos dan als een suite behandeld (wat vreemd lijkt, maar door de benadering van Dieltiens ook logisch). Zijn spel is superieur en geeft magistraal de affectleer en retoriek van de muziek weer (ook na Bach nog een constante - voor moderne luisteraars vraagt dat wel inlevingsvermogen). Jammer dat in het inlegboekje met geen woord gerept wordt over het instrument of de strijkstok (bang dat traditionalisten zouden afhaken bij het lezen van het woord "authentiek" ?) Een wat minder gewaagde maar nog steeds boeiende vertolking is die van Pieter Wispelwey uit 1998 (Channel Classics).
Bach : Aria mit verschiedenen Veränderungen für Cembalo mit 2 Manualen (Goldberg Variationen)
Over dit mytisch werk zijn al tientallen studies verschenen ; het aantal opnamen is bijna ontelbaar, de meeste daarvan op (moderne) piano wat natuurlijk onzin is. Van de "authentieke" klinkt die door Richard Egarr (harmonia mundi) het meest overtuigend : briljant spel op een briljante Rückers-kopie die niet klinkt als een spijkerkast. In elke variatie klinkt, boven de technische kant, het cantabile wat de muziekerg aantrekkelijk en zelfs modern maakt. De variaties zijn een goed voorbeeld van de bijna obsessionele manier waarop Bach zijn werk systematisch-mathematisch benaderde. De Goldberg Canons zijn een plezant (elektronisch) toemaatje.