Zo mogelijk nog oppervakkiger, gezochter en pompeuzer en een ode (?) aan zichzelf, is dit symfonisch werk. Het literair programma waarop het zou steunen is zo boeiend als een stationsroman en kan men beter vergeten. Er bestaat ook geen enkele opname die de buitensporige romantiek wat relativeert (zoals van Immerseel met de Symphonie fanatique deed).Een goede poging deed John Eliot Gardiner met zijn Orchestre Révolutionnaire et Romantique (Philips), maar die werd compleet om zeep geholpen door de ondermaatse en onnatuurlijke opname kwaliteit door de technici van Philips (soms heeft men de indruk naar een gedigitaliseerde mono-opname te luisteren !) : vaak staan de microfoons te dicht bij de ene groep instrumenten en te ver van de andere (of werd er met de verkeerde knoppen gespeeld), soms wordt de solist van dichtbij opgenomen en soms verdrinkt hij tussen de andere instrumenten. Komt daar nog bij dat de altviolist Gérard Caussé met een benepen toon en een larmoyant en totaal onaangepast vibrato speelt. Een spijtige mislukking. Interessanter is de opname door Les Musiciens du Louvre-Grenoble o.l.v. Marc Minkowski (Naïve), maar helaas is dit om verschillende redenen ook een gemiste kans : de opname is veel te ruimtelijk zodat het orkest klinkt alsof het ergens in een hoek musiceert; de altviool solist is van veel te dichtbij opgenomen en versterkt, zodat hij luider klinkt dan het hele orkest. De uitvoering zelf is boeiend en een goede poging om het kitscherig gehalte te overschrijden maar wordt alweer verbrod door het spel van altviolist Antoine Tamestit (duidelijk iemand van de oude school) die met veel Katzenjammer zijn vibrato bovenhaalt waar het maar enigszins kan (hoort iemand als Minkowski dan niet hoe vals dit klinkt ?). Op dezelfde CD staan ook Les Nuits d'Eté (op hyperromantische, erg gedateerde gedichten van Théophile Gauthier) heel mooi gezongen door Anne Sofie von Otter maar waarin het orkest ook onvoldoende tot zijn recht komt.
Deze symfonie blinkt uit door haar virtuositeit, niet door haar inhoud : ze is een prachtige verpakking rond een lege doos. De reden waarom ze nog uitgevoerd wordt is dat ze dirigenten met 20e eeuwse mentaliteit en en orkest met 20e eeuwse instrumenten de gelegenheid geeft te imponeren en de luisteraar te verbluffen. Als ze echter uitgevoerd wordt op instrumenten uit de tijd van Berlioz en met respect voor de tijdsgeest, klinkt ze al heel wat minder pompeus en bombastisch. En dat is precies de verdienste van Jos van Immerseel en zijn Anima Eterna (ZigZag Territoires) : zijn scrupuleuze benadering maakt de symfonie geloofwaardiger en zijn muzikanten hebben zich totaal in de periode en hun instrumenten ingeleefd. En als men het literair programma vergeet (dat voor een hedendaagse luisteraar toch onbegrijpelijk en onaannemelijk is), wordt ze zelfs interessant. De beste uitvoering echter is die door Les Siècles o.l.v. François-Xavier Roth (Musicales Actes Sud) : tegenover de eerder gepolijste uitvoering van Anima Eterna komt die door Les Siècles over als eerder brutaal expressief die al naar Stravinski verwijst ; tegelijk echter komt ook de romantische toon boven die op Tsjaikovski vooruitloopt ; ten slotte wordt ook de zware invloed van Beethoven duidelijk aangetoond. Kortom alles wat Berlioz interessant - en zelfs revolutionair - maakt wordt hier op briljante en overtuigende wijze gedemonstreerd. Ook de wat pocherig/Franse toon van het werk wordt verbluffend goed weergegeven. Alles klinkt authentiek.
Berlioz was een meester in de instrumentatie en orkestratie, maar een pover musicus. Zijn muziek is niet universeel maar subjectief, niet beredeneerd maar impulsief, niet verinnerlijkt maar grootsprakerig, niet diep maar uiterlijk virtuoos, niet ontroerend maar larmoyant ; in één woord : Frans (Frankrijk heeft geen enkele grote musicus en geen enkele grote filosoof voortgebracht). Zijn directe opvolger in Duitsland (maar wel veel later) was Richard Strauss, in hetzelfde bedje ziek. Berlioz heeft ook geen kamermuziek geschreven ; daarvoor miste hij de noodzakelijke subtiliteit.