De "15 Romanzen für eine Singstimme mit Pianoforte" zijn gebaseerd op Ludwig Tieck's "Die wunderschöne Liebesgeschichte der schönen Magelone und des Grafen Peter von Provence" dat op zijn beurt berust op een Provençaals ridderverhaal dat op zijn beurt enz. De romantiek druipt er van af : de cliché's, conventies, onwaarschijnlijkheden, overdrijvingen, de inkonsekwentie en de irrationaliteit - en de steeds aanwezige spanning tussen Eros en Thanatos zijn wel de typische kenmerken. Veel beter is de muziek die Brahms hierop componeerde, die het stereotype van de tekst ruim overstijgt en het geheel op een hoger niveau tilt. De tekst wordt fantastisch gezongen door basbariton Dominik Wörner en geheel aan de muziek van Brahms aangepast. Hij wordt even voorbeeldig begeleid door Masato Suzuki op een J.B. Streicher uit 1870. De luxueuze band met tekst en uitleg is geïllustreerd met koel-romantische schilderijen van Kensaku Fukazawa die alweer een meerwaarde aan de tekst verlenen. Deze opname van de te weinig gehoorde (want aartsmoeilijk op de juiste wijze te vertolken) ballades is onmisbaar in elke goede verzameling (Ars Produktion).
Dit is het absolute hoogtepunt in de klassieke westerse muziek, waarbij zelfs Beethovens Ode an die Freude in het niet verzinkt. Orkestratie en instrumentatie zijn grandioos uitgewerkt en spelen een schitterende rol in de betekenis van de tekst : soms benadrukkend, soms anticiperend, soms commentarierend maar steeds in perfecte symbiose. De titel zelf is misleidend, het gaat hier niet om het traditionele requiem in de dodenmis. " Vergankelijkheid" of "Het menselijk lot" zouden beter passen. Zelfs wie niet gelooft in de verzameling fabeltjes, sprookjes, legendes en mythes waaruit elke godsdienst is samengesteld, moet onder de indruk komen van dit verbluffend mooi en ontroerend, grensverleggend werk. Het is doordrongen van het sombere protestantse noodlotsgedachte die voortdurend moet gemilderd worden door de troostende herinnering aan een zalig nabestaan. Er bestaat een oude, historisch correcte opname van dit werk (Harmonia Mundi France) uit 1996 met La Chapelle Royale en het Collegium Vocale, het Orchestre des Champs Elysées o. l.v. Philippe Herreweghe en met de baryton Gerard Finley en de sopraan Christiane Oelze (met een niet gepast aangedikt vibrato). De nieuwe opname (uitgebracht in 2012 maar eigenlijk uit 2007/2008) met het Monteverdi Choir, het Orchestre Révolutionnaire et Romantique o.l.v. van John Eliot Gardiner en met de bariton Matthew Brooke en de sopraan Katharine Fuge is indrukwekkend : de invloed van Schütz wordt hier duidelijk aangetoond met twee Psalmen van deze componist, maar het zijn vooral Bach en Handel die hun sporen hebben nagelaten (SDG).
Het tweede concert is van een andere orde : hier is geen nood aan een verbluffende inzet, de meester heeft het evenwicht gevonden. Het Allegro non troppo zorgt voor een prachtige dialoog tussen piano en orkest. Het Allegro appassionato heeft zowel een duister thema als een hel tegenthema. Het Andante is een romantisch stemmingsbeeld gedragen door cello, klavier en klarinet. Het Allegretto grazioso tenslotte is echt concertant : onbekommerd keuvelen piano en orkest. Van dit prachtig werk bestaat jammer genoeg geen enkele historisch gedocumenteerde uitvoering.
De overdonderend dramatische inzet met de koortsig rillende trillers laat het horen : dit is een symfonie. De piano zet later in, gaat niet in dialoog met het orkest maar speelt de rol van leidinggevend instrument. Het Adagio baadt in een innige soms smartelijke Schubertiaanse stemming. Het Rondo bezit noch de duistere sfeer van het eerste deel noch de ingekeerde van het tweede ; het toont een soort geremde vrolijkheid in het fugato. De invloed van Chopin is heel duidelijk te horen in de pianopartij en in de orkestrale melodie. De mooiste uitvoering was die door Anima Eterna met Alexei Lubimov op een Bechstein uit 1870, maar die is nooit op CD is gezet. Er bestond geen enkele CD met uitvoering op authentieke instrumenten (een wereld van verschil) en alle interpretaties leken meer op muziek van Rachmaninov dan op Brahms, zwaar op de hand en overgeromantiseerd, een overbezet orkest dat een dikke klanksoep produceerde en een virtuoos solist die veel tingeltangel uit zijn Steinway haalde : Brahms met veel Brillantine. Gelukkig is er een live opname met Hardy Rittner (een revelatie in de pianowerken) en L'arte del mondo o.l.v. Werner Ehrardt (die twintig jaar lang Concerto Köln leidde). Door de beperkte bezetting is elke instrumentengroep duidelijk hoorbaar in het geheel ; de authentieke, originele Erard uit 1854 met zijn soms subtiele, gedempte, soms volle klank past perfect in dat kader en Rittner speelt heerlijk articulerend (MDG).