De 7de volgt in haar opbouw een identiek patroon als de andere symfonieën ; melodie, ritmiek en harmonie zijn nog krachtiger uitgewerkt en maken van deze symfonie een meesterwerk dat - alle verschillen in acht genomen - gerust de vergelijking met Beethoven en Brahms kan doorstaan. Het eerste deel illustreert de inspiratiebronnen van de componist : de natuur, de Oostenrijkse volksmuziek, de kerkorgelmuziek en natuurlijk de vereerde meester Richard Wagner. Het tweede deel is een hommage aan Wagner en zijn vernieuwende semi-sacrale muziek. Het derde deel is, zoals vaak bij Bruckner, een intrigerende parodie, een tafereel dat aan een schilderij van Bosch doet denken : het trompetsignaal hangt als een waarschuwing boven de mensen die onbekommerd op aarde rondwalsen. Het laatste deel is een inrigerende mix van krijgshaftigheid en ingetogenheid. Deze korte inhoud doet natuurlijk onrecht aan de geïnspireerde, meesterlijke uitwerking en verwerking van de themas' en motieven. De mooiste, beheerste uitvoering is nog altijd die door het Orchestre des Champs-Elysées o.l.v. van Philippe Herreweghe (harmonia mundi)
De 6de symfonie is zowat de Symphonie fantastique van Bruckner. Het eerste deel schildert de indrukken, gebeurtenissen en verwachtingen die zijn leven en zijn composities gevormd hebben (de natuur, de kerkmuziek etc.), de hoogtepunten en dieptepunten, de twijfel en het uiteindelijk groeiend en zelfs blakend zelfvertrouwen. De dicht dooreengestrengelde motieven en thema's geven dit complex beeld weer. Bij het begin van het tweede deel lijkt het dat hij zich verzoend heeft met zijn lot en het aanvaardt maar al snel vervloeit het "verzoend" thema in een klagende muziek ; een zangerig thema brengt troost maar ook dat verzinkt snel in diepe treurnis waaraan niet meer te ontkomen valt ; het eindigt in diepe melancolie. In het derde deel worden zijn slapende demonen wakker : het spookachtige beginthema wordt onderbroken door even spookachtige intermezzo's ; het doet denken aan Mendelssohns Sommernachttraum ; het verzet tegen de demonen is te horen in de de hoornfanfares die wel stoer en heldhaftig maar niet erg overtuigend klinken ; het slot is nog even onheilspellend. De finale zet in in dezelfde sfeer : heftige, heldhaftige fanfares van de kopers moeten de spoken verjagen, gesterkt door een religieus en Wagneriaans motief ; eens de demonen overwonnen wordt het "berustend" adagio thema hernomen en besluit het werk in dezelfde (pseudo ?) religieus -wagneriaanse sfeer ; het eindigt in een haastige, bijna parodistische pseudo-overwinningsmuziek. Van dit werk bestaat geen uitvoering op oude instrumenten, wel een die volledig gebaseerd is op de historisch gedocumenteerde uitvoeringspraktijk : het Radio-Sinfonieorchester Stuttgart ol.v. Roger Norrington vertolkt de complexe symfonie op weergaloze wijze (hänssler CLASSIC).
In de vijfde - een hoogtepunt in de hoog-romantiek - ontbreken twee constanten uit zijn eerste symfonieën : de natuur in zijn indrukwekkende grootsheid en de invloed van Wagner, alsof Bruckner wou aantonen dat hij de symfonische rijpheid had bereikt. De vijfde draait om het mysterie mens : het eerste deel schildert in drie thema's die naast elkaar, tegen elkaar en tenslotte verweven worden, de bewustwording, de verscheurdheid en de twijfel van de mens. Het tweede deel beeldt dit probleem bijna retorisch uit door vraag en antwoord ; vitaliteit en fataliteit strijden met mekaar en veroorzaken lijden en leed. Het derde deel laat horen hoe de mens dit probleem onbeholpen probeert te beheersen door gemaakte, lichtzinnige vrolijkheid, wat natuurlijk mislukt, en een sarcastisch bijna parodistisch reactie uitlokt ; het draait ten slotte op berusting uit. Het vierde deel tenslotte is, zoals vaak bij Bruckner, een résumé waarin thema's uit de voorgaande delen gewikt en gewogen worden, door elkaar gemengd ; opstandige martialiteit en vredige rust wisselen af en een ridiculiserende klarinet tussenkomst onderstreept de tegenstrijdigheden ; de symfonie eindigt in een bijna triomfantelijke dubbele fuga die de contradities met elkaar verzoent en de koraal klinkt als een ode aan het mysterie mens - ondanks alles een ontzaglijk wezen. Dit deel lijkt op een verdure waarin motieven en thema's door elkaar verweven zijn en waarvan betekenis en verbanden alleen vanop afstand kunnen waargenomen worden. Het Orchestre des Champs Elysées o.l.v. Philippe Herreweghe drukt de tragiek en de schizofrenie van dit prachtig werk perfect uit (harmonia mundi).
De vierde symfonie is, net zoals de eerste, een Tondichtung. Kon de eerste als Bergsymfonie worden betiteld, de vierde kan gehoord worden als een Woudsymfonie. Het eerste deel schildert het indrukwekkende woud, van zijn imposante bomen en hun breedse kruin tot de zachtmossige bodem. Een koraal drukt de verering uit. Het tweede deel beschrijft de indruk van nietigheid die de toeschouwer krijgt bij het zien van dit ontzagwekkend schouwspel. De koraal drukt zijn eerbied uit. Het derde deel schildert heel plastisch een jachtpartij in het woud. Wanneeer de jagers langzaam uit het bos verdwijnen, herneemt het vogelgezang. Het laatste deel, ten slotte, herneemt alle gezichtspunten en indrukken en mengt die tot een langgerekt, verwarrend beeld dat nooit helder wordt en eindigt in een berustend onbegrip. De hele symfonie is een soort pantheistisch werk. Natuurlijk mochten verwijzingen naar Wagner niet ontbreken. De mooiste vertolking van de zweite Fassung vinden wij bij het Orchestre des Champs-Elysées o.l.v. Philippe Herreweghe (Harmonia Mundi). De dirigent heeft duidelijke affiniteit met Bruckner en zijn orkest is uiterst geschikt om de grootsheid van de muziek weer te geven. Een andere interessante vertolking, deze keer van de dritte Fassung, vinden we bij het Orchester der KlangVerwaltung o.l.v. Enoch zu Guttenberg (Farao Classics). Deze versie klinkt veel romantischer dan de tweede en de klankexplosies zijn gematigder.
In deze symfonie zijn alle typische kenmerken van Bruckners muziek aanwezig. De veelvuldige citaten uit Wagners werk om in het gevlei te komen bij de bewonderde meester schijnen ons nu wel fel overdreven. De uitvoering die het best het ideaal benadert is nog steeds die door de London Classical Players o.l.v. Roger Norrington uit 1995 (EMI).