Het Concerto voor 2 violen (BWV 1043) is waarschijnlijk één van de meest bekende én geliefde van Bach, en dat dankt het aan zijn meeslepende concertante uitwerking : het Vivace begint met een (typisch Bach) fuga waarin solisten en ripieno schitteren ; de langoureuze dialoog in het Largo ma non tanto doet denken aan de overbekende Air uit de derde orkestsuite ; de Finale klinkt al heel wat dramatischer en de solisten lijken in een virtuoze wedstrijd met elkaar verzeild geraakt te zijn, daarbij opgejaagd door het ripieno. Het Concerto voor klavecimbel, fluit en viool (BWV 1044) bestaat grotendeels uit gerecycleerd en aangepast werk ; zeer mooi is de lieflijke dialoog tussen fluit en klavecimbel tegen de pizzicati van de viool ; het is alweer een voorbeeld van Bach zijn ongelooflijk talent om alles door elkaar te verstrengelen. Het Concerto voor viool en hobo (BWV 1060R) werd oorspronkelijk voor twee klavecimbels geschreven ; het maakt dankbaar gebruik van de tegenstelling in kleur tussen de twee instrumenten, vooral in hun innige dialoog in het Adagio. Het Concerto voor drie violen ten slotte (BWV 1064R) is een reconstructie van een concerto voor drie klavecimbels : het Allegro is een staalkaart van concertante techniek ; het Adagio vertoeft in de (alweer typisch Bach/barok) melancholische sfeer ; in het Allegro dialogeren en concurreren de drie violen met elkaar maar krijgen ook gelegenheid tot een solo. Deze werken worden magistraal gebracht door Bach specialiste Rachel Podger en haar enthousiaste jonge ploeg Brecon Baroque. Wie (nog) dacht dat Bach ouderwets was zal na het beluisteren van deze CD zijn mening moeten veranderen : Bach klonk nooit mooier, interessanter, authentieker én moderner dan hier (Channel Classics).
Bach, zoals de meesten van zijn tijdgenoten, was een meester in het recycleren : de melodie van (of begeleiding bij) een cantate werd "gearrangeerd" als deel van een concerto of vice-versa, (delen van) composities van collega's werden bewerkt en aangepast voor eigen composities enz. Zo ook met de concerto's voor klavecimbel ; alleen deed Bach hier iets revolutionairs : i.p.v. als basso continuo te begeleiden, werd het klavecimbel nu het middelpunt waarrond de andere instrumenten draaiden, nu eens als begeleiders, dan weer als tegenspelers of als evenwaardige deelnemers aan het muzikaal proces. Het beroemde 1052 loopt door zijn dramatische en emotionele aanpak en zijn complexe en vernieuwende interactie tussen solo en tutti op zijn tijd vooruit en doet zelfs denken aan een pianconcerto van Mozart. De virtuoze concerto's zijn een kolfje naar de hand van Ottavio Dantone en de Accademia Bizantina (L'Oiseau-Lyre) en waarschijnlijk de vertolking die best aansluit bij de bedoeling van Bach (Zimmermann's Kaffeehaus) : 2 violen, een altviool en een contrabas zijn in perfecte balans met het klavecimbel. Dat deze concerto's werden (en worden) uitgevoerd door een orkest en een moderne piano lijkt nu wel een ridicuul anachronisme.
Deze opname met Rachel Podger en haar Brecon Baroque (Channel Classics) is de nieuwste in de onoverzienbare reeks en meteen mijn favoriet : haar "natuurlijke" aanpak als prima inter pares geeft de muziek een bijna vanzelfsprekende drive en Brecon Baroque doet daarin perfect mee, afwisselend als begeleider, als opposant en als evenwaardig medespeler. Er wordt van uitgegaan (hoogstwaarschijnlijk terecht) dat Bach zijn concerto's voor "kamer"ensembles schreef en zo worden die door progressieve musici ook uitgevoerd - met schitterend resultaat. De echte vioolconcerto's 1041 en 1042 zijn de mooiste : Italiaanse uitbundigheid getemperd door Germaanse, beredeneerde harmoniek. De soliste is niet bang van een licht vibrato waar mogelijk, en dat stoort hier gelukkig niet (wellicht onder druk van de platenmaatschappijen en van het conservatieve publiek stappen hoe langer hoe meer "authentieke" musici af van het puristisch model). De opname is briljant, maar 51' speelduur is wel echt kort.
Van deze populaire concerto's bestaan ontelbare opnames, veel afgezaagde en verouderde en gelukkig ook enkele zeer goede op "authentieke" instrumenten ; van de eerder "conservatieve"uitvoeringen vind ik die door I Barocchisti o.l.v. Diego Fasolis (op Arts) de beste : er wordt met enthousiast Italiaans temperament gemusiceerd, de muziek is meeslepend maar behoorlijk stijlvol en de "authentieke"instrumenten klinken nergens geforceerd. In mijn ideale discotheek neemt echter een andere opname de eerste plaats in : de uitvoering door de Academy of Ancient Music o.l.v. Richard Egarr (Harmonia Mundi). Deze "kamer" versie (één instrument per partij) is ongelooflijk boeiend.