Bach, zoals de meesten van zijn tijdgenoten, was een meester in het recycleren : de melodie van (of begeleiding bij) een cantate werd "gearrangeerd" als deel van een concerto of vice-versa, (delen van) composities van collega's werden bewerkt en aangepast voor eigen composities enz. Zo ook met de concerto's voor klavecimbel ; alleen deed Bach hier iets revolutionairs : i.p.v. als basso continuo te begeleiden, werd het klavecimbel nu het middelpunt waarrond de andere instrumenten draaiden, nu eens als begeleiders, dan weer als tegenspelers of als evenwaardige deelnemers aan het muzikaal proces. Het beroemde 1052 loopt door zijn dramatische en emotionele aanpak en zijn complexe en vernieuwende interactie tussen solo en tutti op zijn tijd vooruit en doet zelfs denken aan een pianconcerto van Mozart. De virtuoze concerto's zijn een kolfje naar de hand van Ottavio Dantone en de Accademia Bizantina (L'Oiseau-Lyre) en waarschijnlijk de vertolking die best aansluit bij de bedoeling van Bach (Zimmermann's Kaffeehaus) : 2 violen, een altviool en een contrabas zijn in perfecte balans met het klavecimbel. Dat deze concerto's werden (en worden) uitgevoerd door een orkest en een moderne piano lijkt nu wel een ridicuul anachronisme.
Deze opname met Rachel Podger en haar Brecon Baroque (Channel Classics) is de nieuwste in de onoverzienbare reeks en meteen mijn favoriet : haar "natuurlijke" aanpak als prima inter pares geeft de muziek een bijna vanzelfsprekende drive en Brecon Baroque doet daarin perfect mee, afwisselend als begeleider, als opposant en als evenwaardig medespeler. Er wordt van uitgegaan (hoogstwaarschijnlijk terecht) dat Bach zijn concerto's voor "kamer"ensembles schreef en zo worden die door progressieve musici ook uitgevoerd - met schitterend resultaat. De echte vioolconcerto's 1041 en 1042 zijn de mooiste : Italiaanse uitbundigheid getemperd door Germaanse, beredeneerde harmoniek. De soliste is niet bang van een licht vibrato waar mogelijk, en dat stoort hier gelukkig niet (wellicht onder druk van de platenmaatschappijen en van het conservatieve publiek stappen hoe langer hoe meer "authentieke" musici af van het puristisch model). De opname is briljant, maar 51' speelduur is wel echt kort.
Van deze populaire concerto's bestaan ontelbare opnames, veel afgezaagde en verouderde en gelukkig ook enkele zeer goede op "authentieke" instrumenten ; van de eerder "conservatieve"uitvoeringen vind ik die door I Barocchisti o.l.v. Diego Fasolis (op Arts) de beste : er wordt met enthousiast Italiaans temperament gemusiceerd, de muziek is meeslepend maar behoorlijk stijlvol en de "authentieke"instrumenten klinken nergens geforceerd. In mijn ideale discotheek neemt echter een andere opname de eerste plaats in : de uitvoering door de Academy of Ancient Music o.l.v. Richard Egarr (Harmonia Mundi). Deze "kamer" versie (één instrument per partij) is ongelooflijk boeiend.
Ook hier schitteren I Barocchisti o.l.v. Diego Fasolis : hun uitvoering kan zowel traditionalisten als "authentici" overtuigen. De ultieme en alles overtreffende uitvoering is wel die door Il Fondamento o.l.v. Paul Dombrecht (fuga libera) : alle latere toevoegingen (pauken, trompetten ...) werden weggelaten en het resultaat is briljant : perfect samenspel, evenwaardigheid van de instrumenten, opmerkelijke solo's van violist Dirk Vandaele, heerlijk brommerige fagot en een authentieke baroksfeer gaande van pure elegantie tot ingewikkelde rhetoriek. Het inlegboekje (met op de eerste plaats de Nederlandse tekst !) is zeer interessant en lezenswaardig.
Wat Die Kunst der Fuge betekent voor de fuga , is Das Musikalische Opfer voor de canon : een verbluffende demonstratie van de wijze waarop een eenvoudig thema door allerlei technieken uitgewerkt wordt tot een verzameling intrigerende en complexe canons. De mooiste uitvoering die zowel technisch als muzikaal aanspreekt is die door Camerata Kilkenny die natuurlijk op (kopieën) van barokinstrumenten speelt : Wilbert Hazelzet fluit, Maya Homburger barokviool, Marja Gaynor barokviool en -altviool, Sarah MacMahon barokcello en Malcolm Proud klavecimbel (Maya Recordings). Vooral de Sonata sopr'il Sogetto Reale levert puur muziekplezier en bij Wilbert Hazelzet op fluit springen de muzikale vonken eraf. Briljant. De CD werd voorbeeldig klankrijk opgenomen in de Sint-Pieterskerk van Leut-Maasmechelen.
Dit verbluffend werk is zowat het archetypisch voorbeeld van wat kan (en soms niet kan) bereikt worden met een fuga ; de ingewikkelde en doorgedreven compositie is niet alleen technisch maar ook muzikaal boeiend. Waarschijnlijk geschreven voor het klavecimbel, zijn ook andere benaderingen perfect mogelijk. Peter Kofler bespeelt een "modern", authentiek instrument met 2 klavieren dat 40 jaar na de compositie in Dresden werd gebouwd door Karl August Gräbner : het bezit een fraaie, volle toon die alle registers aankan en de clavecinist haalt er alles wat met twee handen (en hier en daar met hulp van digitale techniek) mogelijk is (Raumklang). Enkele fuga's worden zelfs uitgevoerd op een organo di legno of een klein orgel met houten pijpen, wat een bevreemdend maar uiterst interessant effect geeft. De Akademie für Alte Musik speelt een arrangement voor klein barokorkest en het resultaat is prachtig : de structuur van het werk wordt doorzichtiger, dynamiek en harmoniek worden discreet en smaakvol versmolten (harmonia mundi). Deze twee uitvoeringen zijn de beste van de talloze opnames.
Hier is weinig concurrentie voor Pieter Wispelwey (met Richard Egarr en Daniel Yeadon) ; de opname dateert wel uit 1999 (eveneens op Channel Classics) maar ik wacht nog op een evenwaardig alternatief.
Deze sonates voor orgel zijn geïnspireerd op de Italiaanse instrumentale trio sonates en zoals deze, driedelig. Het zijn prachtige, opgeruimde stukjes muziek waarin het orgel niet dient om de instrumenten te imiteren, maar om door zijn specifieke mogelijkheden een ruim, open en gediversifieerd klankbeeld te creëren en terzelfderijd de geest en inhoud van de trio sonates te respecteren. Ze worden briljant vertolkt door Lorenzo Ghielmi, jammer genoeg op een modern Ahrend orgel en niet op een historisch instrument als bv. een Silbermann (passacaille). We kunnen alleen maar gissen hoe dit zou geklonken hebben...
Bach : 6 suites per violoncello solo senza basso BWV 1007-1012
Er bestaan tientallen zoniet honderden opnames van deze beroemde suites : de meest ervan hebben geen enkel belang omdat ze meer draaien rond de interpretatie van de cellist dan om de muziek van Bach. Eén van de meest recente en van de interessantste is die van Roel Dieltiens (Et'cetera), een wat eigenzinnige, maar absoluut overtuigende benadering : enerzijds wordt het danskarakter van de verschillende delen niet als dans maar als "abstracte" muziekvorm uitgevoerd (wat wellicht de bedoeling was van Bach), anderzijds worden die verschillende delen apart meer als een mikrokosmos dan als een suite behandeld (wat vreemd lijkt, maar door de benadering van Dieltiens ook logisch). Zijn spel is superieur en geeft magistraal de affectleer en retoriek van de muziek weer (ook na Bach nog een constante - voor moderne luisteraars vraagt dat wel inlevingsvermogen). Jammer dat in het inlegboekje met geen woord gerept wordt over het instrument of de strijkstok (bang dat traditionalisten zouden afhaken bij het lezen van het woord "authentiek" ?) Een wat minder gewaagde maar nog steeds boeiende vertolking is die van Pieter Wispelwey uit 1998 (Channel Classics).
Bach : Aria mit verschiedenen Veränderungen für Cembalo mit 2 Manualen (Goldberg Variationen)
Over dit mytisch werk zijn al tientallen studies verschenen ; het aantal opnamen is bijna ontelbaar, de meeste daarvan op (moderne) piano wat natuurlijk onzin is. Van de "authentieke" klinkt die door Richard Egarr (harmonia mundi) het meest overtuigend : briljant spel op een briljante Rückers-kopie die niet klinkt als een spijkerkast. In elke variatie klinkt, boven de technische kant, het cantabile wat de muziekerg aantrekkelijk en zelfs modern maakt. De variaties zijn een goed voorbeeld van de bijna obsessionele manier waarop Bach zijn werk systematisch-mathematisch benaderde. De Goldberg Canons zijn een plezant (elektronisch) toemaatje.
Bach: Sei solo a violino senza basso BWV 1001-1006
Ook gekend als Sonaten und Partiten für Violine solo, vormen ze het hoogtepunt van composities voor viool alleen en als zodanig een uitdaging voor elke violist met ambitie ; een groot aantal vervalt in steriele virtuositeit, een ander banaliseert met continu vibrato, sommige herleiden de muziek tot pure danspartijen, anderen hebben totaal geen benul van de uitvoeringspraktijk of de inhoud en experimenteren er maar op los. Viktoria Mullova paart feilloze techniek aan een diep inzicht in de muziek ; bij het beluisteren van haar opname (Onyx) krijgt men datzelfde inzicht doordat er een communicatie ontstaat tussen haarzelf, de muziek en de luisteraar. Haar prachtig sonore Guadagnini met darmsnaren en de barokke strijkstok zijn het perfecte middel om die communicatie tot stand te brengen. Nog beter is de uitvoering door Midori Seiler : de Partitas 1002,1004 en 1006 zijn sensationeel (Berlin). Ze speelt op een Guarneri met darmsnaren bespannen, zonder kin- of schoudersteun en natuurlijk met een barok strijkstok; het instrument heeft de onvervalste, authentieke barokklank (niet te vergelijken met violen bespannen met high tech snaren) en de violiste speelt compromisloos zonder vibrato (soms heeft men de indruk dat vibrato gebruikt wordt om het gebrek aan toonvastheid te verdoezelen !) Met een onvergelijkbare drive en duizelingwekkend accuraat speelt ze bv. het presto uit de eerste partita. De Chaconne uit Partita II klonk nooit mooier en aangrijpender en elke variatie wordt nu eens met de nodige schroom, dan weer extravert uitgevoerd. Prachtig. Ook Pavlo Beznosiuk heeft deze reeks opgenomen (Linn Records) en zijn lezing is even merkwaardig : zowel contrapunt als melodie worden perfect door en naast elkaar gespeeld en de technische moeilijkheden worden niet uitgevlakt noch disproportioneel voorgesteld (zoals technische vioolacrobaten graag doen) maar klaar en duidelijk als zodanig gespeeld. Die eerlijke benadering wordt nog mooier door het instrument dat hij bespeelt, een viool uit 1676 van Matthys Hofman(s), een Antwerpse luit-en vioolbouwer ; het instrument is minder sonoor maar treft door zijn prachtige authentieke klank en zijn rijkdom aan kleuren (daarbij vergeleken is een moderne viool een armzalig speeltje). De perfectie echter benadert Amandine Beyer : ook zij speelt op een (copie van een) barokviool en met een (copie) barok strijkstok ; de meerwaarde van haar vertolking ligt daarin dat ze niet alleen magistraal door de technische moeilijkheden danst maar ook veel belang hecht aan de sonoriteit : nu eens charmeert haar viool door de fluwelige, zoete klank, dan weer ontluistert ze door de pijnlijk snerpende klank. Dit is schiterende HIP (ZigZag Territoires).
Er bestaat geen twijfel dat Bach de vader is van de "moderne" muziek : techniek, intellect en emotie worden door hem tot één geheel gesmeed en vormen aldus de stimulans en inspiratie voor (bijna) alle componisten die na hem komen.Maar elke componist is ook een kind van zijn tijd en toendertijd waren twee dingen actueel : retoriek en godsdienst (Reformatie). Een vorm van retoriek is het het vraag en antwoord-spel. Bij Bach komt het antwoord vaak voor de vraag en dat past in de protestantse etiek : god is het antwoord op elke vraag en dus is elke vraag een retorische vraag. Zelfs een fuga kan men zien als een vorm van retoriek : aangezien voor Bach god een feit is, is vragen stellen zowat de feiten achternahollen. Bach zag het ook als zijn goddelijke opdracht (of als middel om zijn broodheren gunstig te stemmen) de reformatie te verspreiden en aan te moedigen en het middel daartoe waren de cantates. En daar heb ik dus een reuzengroot probleem ; ondanks alle inspanningen slaag ik er niet in ze te waarderen, omwille van de teksten : dat gefleem bij god, dat gesmeek om erbarmen, dat pathologisch verlangen naar de dood, die voorafbeelding van de hemel als beloning voor de gelovigen, neen, dat kan ik niet aanhoren, dat is zo middeleeuws (toen domineerde en bepaalde de godsdienst het leven van de gewone mens - zoals de islam nu - hoewel psychopathisch heersers daar veel minder last van hadden en voor hun mis- en wandaden gemakkelijk vergiffenis van de kerk kregen - in ruil voor andere gunsten).Cantates zullen dus niet te vinden zijn in mijn ideale discotheek evenmin als uitvoeringen van de mythische lijdensverhalen of Passionen ...
Elke dag opnieuw worden CD's met klassieke muziek op de markt gebracht ; ongeveer de helft daarvan zijn heruitgaven of geremasterde schijfjes van oude opnamen die alleen voor nostalgici interessant zijn. Andere hebben als solist een " supertalent " dat hopelijk voor een boost in de verkoop zal zorgen of een ensemble dat door uitgekiende marketing in de belangstelling staat. In de meeste gevallen gaat het hier om musici die trouw in de sporen lopen van hun voorgangers en feitelijk niets meer doen dan de muziek herkauwen. Maar soms verschijnt er een CD die onze aandacht trekt : door de gebruikte instrumenten, door de historisch verantwoorde uitvoering, door het respect voor de partituur en wars van alle goedkope effecten of opgeblazen virtuositeit. Het zijn die opnames die de basis vormen van de ideale discotheek en die hier zullen worden voorgesteld.