Gestaag als een rivier glijden de seizoenen en feesten voorbij. Nu we Pasen net achter de rug hebben begint bij Musica ad Nives de voorbereiding van Pinksteren. Het programma ziet er als volgt uit:
Intredelied: Kom Schepper Geest (zetting J.S. Bach) Kyriale: Missa Brevis - Herman Roelstraete Tussenzang: Nun bitten wir - Michael Praetorius Na het evangelie: Alleluia - Mancini Voorbeden: Tui amoris ignem - Taizé Communie: O esca viatorum - Johann Michael Haydn Slotlied: Exsulate iusti - Viadana
Het besef dat sommige belevingen en gedragingen een uiting zijn van een (psychiatrische) stoornis, wordt ziektebesef genoemd. Dit ziektebesef is veelvuldig afwezig bij persoonlijkheidsstoornissen, psychose en hypomanie. Ziekte-inzicht heeft betrekking op d opvatting van de patiënt over aard en oorzaken van zijn aandoening. De mate van ziekte-inzicht wordt mede bepaald door intellectuele vaardigheden, bereidheid tot acceptatie van de stoornis en culturele bagage van de patiënt.
Na Maierhofer gaat Musica ad Nives tegen Pinksteren voor de Missa Brevis van Herman Roelstraete.
Herman Roelstraete groeide op te Lauwe in een muzikaal gezin met vijf kinderen. Iedereen in huis speelde of zong. Het familieorkestje speelde zelfs bewerkingen van ouvertures van Mozart, Rossini, Flotow en Suppé. De kinderen konden er eerder noten lezen dan letters. In 1938 trok Roelstraete naar de kosterschool in Torhout, een instituut waar heel wat West-Vlamingen als Albert Vanhautte, Chris Dubois en Roger Deruwe hun muzikale carrière startten.Meteen werd duidelijk hoe getalenteerd de jonge Roelstraete was. Nadien ging hij studeren aan het Lemmensinstituut. Toen de oorlog het treinverkeer van tijd tot tijd bemoeilijkte legde hij de lange afstand, zowat 120 km, zelfs meerdere malen per fiets af. Later beweerde Roelstraete glimlachend dat hij toen ook veel voelde voor een carrière als renner.Hij studeerde er orgel bij Flor Peeters, muziekesthetica en koordirectie bij Jules Van Nuffel, harmonie bij Henri Durieux, piano en contrapunt bij Marinus de Jong. In 1946 werd Roelstraete er laureaat met grote onderscheiding.
Op jonge leeftijd maakte hij al furore als hoge tenor (onder andere in het Magnificat van Bach) tot een tijdelijke verlamming van de stembanden een bruusk einde maakte aan zijn zangcarrière. Bij zijn benoeming aan de Muziekacademie te Izegem was hij op 24 jaar de jongste directeur in België. In 1954 trok Herman Roelstraete voor bijkomende studie naar het Brussels conservatorium.Later zou hij er zelfs docent worden.
Herman Roelstrate was een muzikale duizendpoot: zanger, musicoloog, organoloog, organist, muziekpedagoog, koor- en orkestdirigent en componist.Zijn oeuvre groepeert werken van de grootste verscheidenheid. Hij componeerde zowel voor de kinderen in de muziekschool, voor de eenvoudige kerkkoren in West-Vlaanderen als voor de meest professionele uitvoerders.
In archieven en bibliotheken ging hij op zoek naar vergeten werken van verwaarloosde Vlaamse componisten, die hij dan door lezingen en publicaties, maar vooral door uitvoeringen de hemel gaf die ze verdienden.Vooral orgels fascineerden hem: hij was een begenadigd organist, redde verschillende orgels van de totale verwaarlozing en werkte mee aan de geschiedschrijving van de orgelbouwersfamilie Anneessens.
Als leraar begeesterde hij verschillende generaties jonge muzikanten.Hij was dirigent, repetent en adviseur van vele koren, en stichtte zelf verschillende vocale en instrumentale ensembles, van een gregoriaans koor tot een kamerorkest.Daarmee bracht hij originele, meestal aan Vlaamse componisten gewijde programmas.
Zijn nalatenschap bevat een gevarieerd oeuvre van zowat 160 opusnummers.Hij beoefende, op opera na, alle genres, met een grote voorliefde voor koor- en orgelmuziek.Toch schreef hij ook verschillende werken voor (strijk)orkest.Afgezien van enkele vroege liederen heeft Roestraete tot 1971 gewacht om kunstliederen te schrijven.Al die tijd was hij op zoek naar een evenwicht tussen een natuurlijk gebruik van de stem en de nieuwe componeertechnieken.Ook de eerste strijkkwartetten componeerde hij als vijftiger toen hij op zijn ziekbed moeizaam herstelde van een eerste hartinfarct.
Herman Roelstraete stierf te Kortrijk op 1 april 1985.
Het Paasweekend is achter de rug, en ik kan er met grote tevredenheid op terug kijken. Zondag was er in Borgerhout de zeer gesmaakte mis van Maierhofer. Aanwezigen kwamen mij zeggen dat deze man blijkbaar weet wat harmonie betekent. Het koor deed dan ook perfect wat van hen gevraagd werd. Was het tijdens het inzingen nog wat vroeg en moesten de stemmen wakker worden, tijdens de mis viel het allemaal in zijn plooi. Voor een eerste uitvoering van Viadana's Exsultate Iusti, was het heel behoorlijk. Goed gedaan dus, Musica ad Nives! Ik hoop dat de twee tenoren al wat bekomen zijn van de inspanning. En vandaag zong Korile ter gelegenheid van Posse Leest. Toch een speciaal woordje van dank aan Frans en Jos die zowaar het koororgel van de Sint Janskerk verhuisd hadden. En ook hier zong het koor in optima forme. Mooie nuances, aandachtig kijkend en uitvoerend. Zelfs de collega's van het parochiekoor konden het optreden meer dan appreciëren. Als er één stuk speciaal moet vermeld worden, dan was het wel Bach, die vast met een milde glimlach geluisterd heeft. Echt een dikke proficiat voor beide koren, die een geslaagd weekend achter de rug hebben.
De Mattheuspassie van Johann Sebastian Bach is opgedeeld in twee delen, die worden uitgevoerd voor en na de preek van de viering op Goede Vrijdag.
Deel I opent met het koor Kommt, ihr Töchter, helft mir klagen, waar koor I en II in een vraag-antwoord-dialoog gaan. Het stuk schets het beeld van een lam dat op het kruis geslacht wordt, en zet daarmee de toon voor de rest van het werk.
De eerste scènes spelen zich af in Jeruzalem: Jezus kondigt zijn dood aan (#2), en de plannen om hem te doden (#4) worden ook uitgedrukt. Een scène in Bethanië (#4c) vertelt over een vrouw die kostbaar water over het hoofd van Jezus giet. In de volgende scène (#7) sluit Judas Iscariot een deal over de prijs om Jezus uit te leveren. Ondertussen worden de voorbereidingen van het Paasmaal (#9) in detail beschreven, evenals het Laatste Avondmaal dat overschaduwd wordt door het nakende verraad.
Na de maaltijd gaan ze samen naar het Hof van Olijven (#14) waar Jezus voorspelt dat Petrus hem 3 maal zal verloochenen voor de haan kraait. Jezus vraagt zijn volgelingen (#18) meermaals om hem te steunen, maar ze vallen in slaap terwijl hij bidt. Het is daar ook (#26) dat hij verraden wordt door de kus van Judas, en gearresteerd wordt.
Deel I wordt afgesloten met een vierdelige koraal O Mensch, bewein dein Sünde groß, die herinnert dat Jezus geboren is uit de Maagd Maria en naar de aarde gekomen is om bemiddelaar te worden voor de mensen.
De eerste scène van deel II is een verhoor bij de hogepriester Kajafas (#37), waar twee getuigen beweren Jezus te hebben horen zeggen dat hij de Tempel zal vernietigen en in drie dagen opnieuw zal opbouwen. Jezus zwijgt, maar zijn antwoord op de vraag of hij de Zoon van God is, wordt beschouwd als heiligschennis en alzo een gegronde reden voor zijn dood. Buiten krijgt Petrus (#38) drie maal te horen dat hij bij Jezus hoort, maar tot drie maal toe ontkent hij diten dan kraait de haan.
's Morgens (#41) wordt Jezus naar Pontius Pilatus gestuurd. Judas krijgt spijt van zijn verraad en pleegt zelfmoord. Pilatus ondervraagt Jezus (#43), is onder de indruk, en is geneigd hem vrij te laten. Het is gebruikelijk één gevangene vrij te laten voor het paasfeest, en zijn vrouw steunt hem daarin. Maar als het volk moet kiezen of Jezus dan wel Barabbas (een dief en moordenaar) moet vrijgelaten worden, roept het Barabbas! Het volk wil Jezus kruisigen, en Pilatus stemt toe, en wast zijn handen in onschuld. Hij laat Jezus geselen, en levert hem over aan het volk voor de kruisiging.
Op weg naar de berg waar hij gekruisigd zal worden (#55), wordt Simon van Cyrene gedwongen het kruis te dragen. Op Golgotha (#58) wordt Jezus samen met twee rovers gekruisigd en bespot door de massa. Zelfs zijn laatste worden worden niet begrepen. Als hij Psalm 22 citeert (Mijn God, mijn God, waarom hebt Gij mij verlaten), denken sommigen dat hij de profeet Elia roept. Als Jezus sterft, scheurt het voorhangsel van de tempel middendoor en beeft de aarde (wat Bach in muziek uitdrukt).
's Avonds (#63) vraagt Jozef van Arimathea aan Pilatus het lichaam van Jezus om het te begraven. De volgende dag (#66) herinneren medewerkers Pilatus aan het gerucht van de heropstanding en vragen ze om wachters te plaatsen bij het graf.
Als we aan de Johannespassie denken, dan komt onmiddellijk Johann Sebastian Bach voor onze ogen. Maar ook in onze tijd worden er nog passies gecomponeerd. Eén van de meest indrukwekkende is deze van Arvo Pärt, afkomstig uit Estland (° 1936) bekeerd tot de Russisch Orthodoxe kerk, maar ondertussen zo universeel dat hij ook lid is van de Pauselijke Commissie voor Cultuur. Hier een integrale uitvoering met Hilliard ensemble.
Oostenrijks als je de componist bekijkt, Spaans als je de bestemmeling bekijkt. Joseph Haydn schreef verschillende versies van zijn "Die sieben letzte Worte unseres Erlösers am Kreuze". De eerste versie is een instrumentale en werd gecomponeerd in opdracht van Don Jose Saenz de Santa Maria, markies van Valde-Inigo. Het was bestemd voor de Goede Vrijdagdienst die ieder jaar in een grotkerk in Cadiz werd gehouden. Haydn beschrijft die dienst, en dus zijn opdracht, als volgt: "De muren, ramen en pilaren van de kerk waren zwart gedrapeerd, en slechts één grote lamp in het midden verlichtte de heilige duisternis. Om 12 uur 's middags werden alle deuren gesloten en begon de muziek. Na een toepasselijke prelude besteeg de bisschop de kansel, sprak één van de zeven woorden en gaf er dan een meditatie over.Als die beëindigd was, kwam hij naar beneden en viel knielend voor het altaar neer. Deze tijd werd gevuld door muziek. De bisschop besteeg weer de kansel, sprak opnieuw een woord en een meditatie enz. Het orkest speelde iedere keer aan het einde van zijn preek. Ik moest met deze situatie rekening houden in mijn muziek." Latere versies zijn er voor strijkwartet, pianoforte en koor.
Dat Marc-Antoine Charpentier (° circa 1640) de concurrentieslag met Lully verloor om kapelmeester van het Franse hof te worden, maakte dat hij zich muzikaal helemaal kon uitleven aan het hof van de hertogin de Guise. Hij mocht er schrijven wat hij wilde en hoe hij wilde, zij het dat de hertogin een grote belangstelling had voor verschillende vrouwenkloosters, zodat Charpentier heel wat componeerde voor vrouwenstemmen (missen motetten, een Magnificat en een mis speciaal voor Port-Royal). Vlak voor zijn indiensttreding bij de Guise had hij overigens een contract afgsloten met de theatergroep van Molière, die later de Comédie Française zou gaan heten. Ook al in de vroege jaren van 1680 werd hij ook maître de musique aan de hoofdkerk van de Jezuieten in Parijs. Daarmee zat hij midden de meest briljante muzikale geesten van die tijd. Wij kennen natuurlijk zijn Te Deum, waarvan het begin nu nog gebruikt wordt voor de aankondiging van Eurovisie-uitzendingen. Wat ons vandaag intereseert zijn z'n 54 Leçons de Ténèbres die dienstig moesten zijn voor de Goede Week
Wie "Goede Week" zegt in België en Nederland zegt meteen Johann Sebastian Bach - de Matthäuspassion of Johannespassion zijn nooit ver weg, in Groot-Brittanië valt onmiddellijk Händels Messiah op tafel, en in Spanje is Tomas Luis da Vittoria prominent aanwezig. Da Vittoria werd in 1549 geboren in Avilla en trok op jeugdige leeftijd naar Rome om er te studeren. Hij werd priester en trad toe tot de congregatie van de Oratorianen. In 1586 keerde hij terug naar Spanje en trad er in dienst van keizerin Maria (dochter van Karel V en Isabella van Portugal). Mogelijk heeft da Vittoria in Rome gestudeerd bij Palestrina. Zijn muziek vertoont er in elk geval grote verwantschap mee. De Vittoria leefde tijdens het hoogtepunt van de contrareformatie, zijn muziek is dan ook hoofdzakelijk religieus.
Het begin van de Goede Week is ook een drukke tijd voor beroepsmuzikanten, met al de passieconcerten die overal op touw worden gezet. En dan mag ik op verschillende plaatsen komen opdraven voor het (muzikaal) begeleiden van de zondagsmissen van Palmzondag. Zo kom je nog eens ergens. De aanleiding voor deze korte bedenking is mijn gesprekje met een oude priester die bedroefd opmerkte hoezeer het aantal misgangers was teruggelopen, maar ook het aantal priesters. Twee dingen maakten hem extra ongelukkig. Eerst en vooral vond hij dat priesters verworden waren tot een misleesmachine. En tweedens sprak hij over een parochie in de buurt waar men probeert om de liturgie wat eigentijdser te maken, en daarover zei hij: ik ben er ook geweest en ik voel mij er niet thuis. Een alledaagse opmerking misschien, maar toch zo schrijnend. Een man die zijn wereld ziet instorten en machteloos moet toezien.
Al meer dan twintig jaar leidt de Belgische archeoloog Marc Waelkens opgravingen in het Turkse Sagalassos, zo'n 100 kilometer ten noorden van Antalya. De antieke stad is één van de mooiste sites in het Middellandse Zeegebied met grootse monumenten, tempels, fonteinen en badhuizen. Tot nu toe bleven de vondsten ofwel op de site of werden ze overgebracht naar een lokaal museum in Burdur. De tentoonstelling 'Sagalassos: City of Dreams' brengt voor het eerst stukken naar het buitenland. En dan nog naar België. In Tongeren worden meer dan 200 stukken tentoongesteld, van prehistorische werktuigen en aardewerken schalen tot bronzen standbeelden en versierde zuilkapitelen.
In haar bloeiperiode was de stad Sagalassos een glamoureuze metropool. De naam van de expo, 'City of Dreams', verwijst naar de torenhoge ambities van haar inwoners. De periode onder keizer Hadrianus (117 tot 138 na Christus) was de start van een eeuwenlange bloei.
Maar in de zesde eeuw na Christus sloeg het noodlot toe: een pestepidemie en twee zware aardbevingen brachten Sagalassos tot op haar knieën en de stad bloedde langzaam dood.
Toen professor Waelkens de site in 1990 bezocht, was er weinig aan te zien. Maar ondertussen is wel duidelijk geworden dat de stad uitzonderlijk goed is bewaard. De site is uitgegroeid tot een klein dorp, waar elke dag zo'n 180 arbeiders, wetenschappers en studenten aan het werk zijn. Heel wat gebouwen zijn inmiddels vakkundig heropgebouwd. De grote kracht van de ploeg is haar interdisciplinaire karakter: archeologen werken er zij aan zij met technische tekenaars, geologen, plantkundigen en topografen.
Operaregisseur en scenograaf Guy Joosten kreeg de opdracht om de tentoonstelling vorm te geven. Joosten begon zijn carrière als theaterregisseur en artistiek leider van de Blauwe Maandag Compagnie. Later trok hij naar Nederland, Duitsland en Oostenrijk om daar te regisseren. In 1991 maakte hij de overstap naar opera. Hij regisseerde al in de operahuizen van Amsterdam, Genève, Hamburg, Helsinki, Kopenhagen, Londen, Wenen en New York.
Onder zijn creatieve leiding wordt 'Sagalassos: City of Dreams' meer dan een expo. Een zorgvuldig bestudeerde belichting, sterke kleuren en grote projectieschermen moeten er een interactieve en overweldigende belevenis van maken.
De tentoonstelling kan uitpakken met enkele opvallende archeologische vondsten. Bij de topstukken zijn verschillende marmeren beelden, waaronder het hoofd van de Romeinse keizer Hadrianus en dat van keizer Marcus Aurelius. De volledige standbeelden van de keizers waren origineel bijna vijf meter hoog.
Ik had tot nu toe gedacht dat de achteruitgang van het katholiek leven een verschijnsel was dat vooral in West-Europa aan de orde was.Het is in elk geval heel duidelijk zichtbaar als wij met een koor optreden in een reguliere misviering. De bezoekers zijn er schaars en oud. Je stelt je wel eens de vraag hoe lang het nog zal duren voor wij - als koor - helemaal overbodig worden in de kerk, niet omdat wij geen grote traditie voortzetten, maar wel bij gebrek aan "publiek". Maar nu lees ik dat het katholieke subcontinent bij uitstek (Midden- en Zuid Amerika) er al niet veel beter aan toe is (en dat is nog een eufemisme). De paus bezoekt op dit moment Cuba. Hoewel het aantal gedoopten nog heel hoog ligt, en dat heeft jaren van communisme niet kunnen veranderen, wordt het aantal zondagmisgangers in Cuba geraamd op 5 %. De motor sputtert!
SINT-NIKLAAS - Academiedirecteur Herman De Vleesschouwer, directeur van de Stedelijke Academie voor Muziek, Woord en Dans, krijgt de tweede plaats op lijst van het Sint-Niklase progressief kartel SP.A en Groen.
Ex-burgemeester Freddy Willockx (SP.A), die zijn sjerp doorgaf aan partijgenote Christel Geerts, kondigde eerder deze maand al aan dat een aantal belangrijke transfers, op til waren. Gisteren werd de eerste kandidaat voorgesteld. 'Als je naar een vuurwerk gaat kijken, dan begint dat steevast met een enorme knal', zegt Willockx, die verbaal sterk op dreef was. 'Daarom stellen wij binnen ons progressief kartel van SP.A en Groen Herman De Vleeschhouwer voor, die op de lijst de tweede plaats zal innemen bij de gemeenteraadsverkiezingen. Herman is directeur van Stedelijke Academie voor Muziek Woord en Dans en wij kennen hem als een toegewijd professioneel vakman, met een sterk sociaal engagement. Wij zochten naar kwaliteit en zijn zeer blij dat Herman ons aanbod heeft aanvaard.'
'Musici zijn al lang geen wereldvreemde burgers meer', zegt De Vleeschhouwer, 'en ik ben zeer vereerd met het aanbod.
Ken je ridder von Herbeck? De meesten onder ons allicht niet, omdat hij op heden weinig bekend is. Nochtans speelde hij in de tweede helft van de 19e eeuw een belangrijke rol in het Weense muziekleven. Kijk maar eens naar zijn loopbaan van 1856 tot 1866 dirigent van het Wiener Männersangerverein, vanaf 1858 docent aan het conxervatorium, . In 1866 wordt hij kapelmeester van de hofkapel van Keizer Franz-Joseph, en vanaf 1870 directeur van de Weense hofopera. Van deze von Herbeck nemen we voor onze reeks kerstconcerten zijn "Pueri, concinite" op het programma, wat wellicht de eerste keer uitgevoerd werd tijdens de middernachtmis van kerstmis 1868. Ontroerend door zijn eenvoud!
Zullen we al maar eens aan meerjarenplanning doen? Weliswaar moet Europa Cantat van 2012 nog een paar maandjes wachten voor zijn start maar wat dacht je hiervan?
1-9 augustus 2013: De Choralies in Vaison-la-Romaine (tegen juni a.s.) ligt het programma op onze tafel. 9-19 juli 2014: In Riga (Letland) vinden de 8e wereldspelen voor koren plaats. Riga is in 2014 ook de culturele hoofdstad van Europa.
Gaandeweg zullen er meer uitdagingen op ons afkomen, maar het is goed dat we nu al iets hebben om naar uit te kijken. Dat houdt ons jong en alert.
Ik ben begonnen aan de nieuwe literaire thriller van mijn favoriete Elisabeth George: Een duister vermoeden. Wat sommige critici overkill noemen, de overvloed aan nevenverhaallijnen, vind ik juist de sterkte van Elisabeth George. Niets in het echte leven is ongecompliceerd, of zoals men vroeger zei: Tout savoir, cest tout comprendre.
Thomas Lynley van Scotland Yard onderzoekt in het geheim een dodelijk ongeval in het idyllische Cumbria. Is het een ongeluk of toch opzet? In deze nieuwe George rijzen de geheimen de pan uit.
Lynley wordt door de hoogste baas naar de Engelse streek Cumbria gezonden om een dodelijk ongeval te onderzoeken. "Enne mondje toe, Lynley", is daarbij de strenge voorwaarde. Lastig, want Lynley heeft zelf al een geheim: hij doet 'het' met zijn meerdere. Geheim drie: hij vraagt zijn vaste gezel Barbara Havers om hem stiekem bij zijn onderzoek te helpen. Dit zijn nog maar enkele geheimpjes van de onoverzichtelijke reeks geheimen die George in haar nieuwe Lynley/Havers-thriller over de lezer uitstort.
Het dodelijke slachtoffer behoort tot een gefortuneerd gezin waarin iedereen iets te verbergen heeft, inclusief de personages die in de periferie worden opgevoerd. Alle hoofdzonden komen aan bod met een tig aantal nevenplots als in een moderne versie van de Canterbury Tales.
Terwijl Havers in Londen haar research doet, loopt Lynley met andere bekende George-personages, Simon St. James en vrouw Deborah, in het prachtig beschreven landschap rond met een vlooienkam om mensen bekentenissen te ontfutselen. Maar gereedschap om een beerput uit te baggeren was toepasselijker geweest.
George wisselt voortdurend van vertelperspectief en zo volgen we de levens van de nabestaanden van het slachtoffer van nabij: partner, kinderen, ex-vrouw, broers, zussen, ouders, de kouwe kant.
En deze dynastie heeft meer knopen dan een kamerbreed macramétapijt. Wat begint als een intrigerende soap-opera op de Britse campagne, slaat halverwege om in een verwarrende kluwen draden door dat wisselperspectief.
Daar komt bij dat Deborah St. James (met haar kinderwens die al thrillers lang als een enkelketting wordt meegesleept) op eigen houtje de speurneus wil uithangen.
Als een perigordvarken dat wroet naar truffels maakt ze privélevens stuk, wat de ooit zo sympathieke Deb geen goed doet. En er loopt nog een streberige reporter rond die ook al een eigen achtergrond heeft met een koppelzieke moeder.
Het begon allemaal op de IJzerenleen... we schrijven veertiende eeuw - een voorval zou het leven van een Mechelse schepen grondig wijzigen.. Jan Van den Steene was schepen in onze Dijlestad - een gerespecteerd en rijk burger. Een Mechelaar van aanzien dus. Hij hield van Mechelen, van zijn torens en straten, zijn paleizen en vlietjes... Maar de man was licht ontvlambaar. Jawel. Op een dag had hij een stevige ruzie met een andere Mechelaar, en collega-schepen: de al even welgeborene Arnold Bau. Het was niet zomaar een discussie zonder meer. Nee: het kwam tot een heus handgemeen. Op de IJzerenleen gingen beide gezagsdragers op de vuist. Zo gebeurde dat wel eens meer in die dagen. En op zeker moment deelt onze 'Schone Jan' (want zo werd de man al wel eens genoemd hier ter stede) een fatale slag uit op het hoofd van Arnold. En dat bekwam deze laatste dus erg slecht. Hij verwisselde terstond het tijdelijke voor het eeuwige... daar op die IJzerenleen...
Onze Jan schrok zich natuurlijk een hoedje - dat kan je best geloven! Hij werd enorm bang voor de zware straf die boven zijn hoofd hing, als de feiten zouden vastgesteld worden. Meneer Van den Steene besloot hebben en houden achter te laten, en op de vlucht te slaan. Het was hem geraden, want het stadsbestuur kon absoluut niet lachen met de gevolgen van de uit de hand gelopen ruzie. Jan Van de Steene mocht zich niet meer vertonen in onze stad, of het zou hem zuur opbreken. Voor eeuwig en altijd werd hij verbannen uit de Dijlestad. En eeuwig is best lang... Jan Van den Steene vervloekte zijn impulsieve gedrag, en weende bittere tranen om wat hij verloren had. Daar stond hij nu, de kale jonker, buiten de grenzen van de stad die hij zo lief had met elke vezel van zijn lichaam. Maar hij bleef niet bij de pakken zitten. Jan besloot even voorbij de stadsgrens een optrekje te bouwen. Een bescheiden optrekje? Nee hoor, daarvoor was de ex-schepen iets té veel van 'goeie komaf': het werd een heus waterkasteel met alles erop en alles eraan.
Aan de vrouwvliet, die Mechelen toen reeds scheidde van Sint-Katelijne-Waver, liet hij 'Bergesteyn' uit de grond stampen. In 1364 werd dit kasteel reeds vermeld in ouwe boeken. De naam wijzigde in de loop der tijden een weinig tot 'Borgerstein' (of huis - 'steen' - van een ex-stadsburger - 'borger'). Zo dicht bij zijn geliefde stad kon Jan nog de klokken horen... de klanken van Mechelen die hem deden verlangen naar die mooie tijden dat hij nog het mooie weer maakte in de Dijlestad. Eeuwig heimwee dreef hem voort... Nooit zou hij Mechelen vergeten...
In 1825 geraakte dit oude kasteel danig in verval. De tot hoeve omgebouwde kasteel is nu wel grotendeels gerestaureerd. Van het oude Borgerstein resteren nog deze oudste delen: de brug en de poort... In de onmiddelijke buurt hiervan verrees in de vroege jaren '30 van vorige eeuw het imposante Sint-Jozef-Seminarie, omdat de Mechelse gebouwen te klein waren geworden. In de jaren '60 was deze 'glorietijd' ook voorbij, en in de gebouwen van het seminarie werd gestart met een voorziening voor mensen met een mentale handicap: Borgerstein genoemd, naar het oude kasteel van 'Schone Jan'... De circel is rond...
Wellicht hebben honderdduizenden meegeleefd, meegevoeld en meegeweend bij de 2 afscheidsplechtigheden voor de slachtoffers van het tragisch busongeval in Sierre. Ontroerende momenten, als ouders en familie komen getuigen over een onpeilbaar verlies. Maar daar wil het vandaag niet over hebben, alleszins niet rechtstreeks. Ik kom eventjes terug op de viering in de Sint Pieterskerk in Leuven. Als katholiek ben ik op zijn zachtst gezegd ontgoocheld over het beeld dat de Kerk daar van zichzelf heeft opgehangen. Met plaatsvervangende schaamte zat ik te kijken naar het antieke parochiekoortje begeleid door een al even ondermaatse organist, die het presteerden om liederen te .... (kwelen, kwaken?) die in niets aansloten bij de kinderwereld die aan stukken geslagen was. Dat kon niet goedgemaakt worden door een deken (op andere momenten toch echt wel diepmenselijk) die een ingestudeerd nummertje opvoerde bij de boodschap van de directrice van de school. En zelfs het bijhalen van het overigens voortreffelijke Scala, was een afkooksel van de viering in Lommel. Er zijn nochtans meer dan genoeg voortreffelijke jeugdkoren die heel het gebeuren op een hoger plan hadden kunnen tillen. Een antieke kerk die nog maar eens aangetoond heeft dat zij de aansluiting mist met jongeren en met de wereld. Het zo troostend geloof in het leven (ook na de dood) werd verstikt en mee begraven.
Ik ben Carlo (Carlo Claes), geboren op 20 september 1944. Als je goed telt weet je hoe oud / jong ik ben. Enkele jaren geleden gaf ik mijn job als resoc-coördinator van Waas en Dender op om met brugpensioen te gaan. Sindsdien kan ik mij aan mijn echte passie wijden: de koormuziek. Ik dirigeer twee koren: Fiori Musicali uit Sint-Niklaas en het Hanswijkkoor in Mechelen. Zo ontmoet ik iedere week een hoop fijne, lieve mensen. Maar hier is de wereld nog veel groter. Dus kom ik nu ook jou tegen.