Na Maierhofer gaat Musica ad Nives tegen Pinksteren voor de Missa Brevis van Herman Roelstraete.
Herman Roelstraete groeide op te Lauwe in een muzikaal gezin met vijf kinderen. Iedereen in huis speelde of zong. Het familieorkestje speelde zelfs bewerkingen van ouvertures van Mozart, Rossini, Flotow en Suppé. De kinderen konden er eerder noten lezen dan letters. In 1938 trok Roelstraete naar de kosterschool in Torhout, een instituut waar heel wat West-Vlamingen als Albert Vanhautte, Chris Dubois en Roger Deruwe hun muzikale carrière startten. Meteen werd duidelijk hoe getalenteerd de jonge Roelstraete was. Nadien ging hij studeren aan het Lemmensinstituut. Toen de oorlog het treinverkeer van tijd tot tijd bemoeilijkte legde hij de lange afstand, zowat 120 km, zelfs meerdere malen per fiets af. Later beweerde Roelstraete glimlachend dat hij toen ook veel voelde voor een carrière als renner. Hij studeerde er orgel bij Flor Peeters, muziekesthetica en koordirectie bij Jules Van Nuffel, harmonie bij Henri Durieux, piano en contrapunt bij Marinus de Jong. In 1946 werd Roelstraete er laureaat met grote onderscheiding. xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
Op jonge leeftijd maakte hij al furore als hoge tenor (onder andere in het Magnificat van Bach) tot een tijdelijke verlamming van de stembanden een bruusk einde maakte aan zijn zangcarrière. Bij zijn benoeming aan de Muziekacademie te Izegem was hij op 24 jaar de jongste directeur in België. In 1954 trok Herman Roelstraete voor bijkomende studie naar het Brussels conservatorium. Later zou hij er zelfs docent worden.
Herman Roelstrate was een muzikale duizendpoot: zanger, musicoloog, organoloog, organist, muziekpedagoog, koor- en orkestdirigent en componist. Zijn oeuvre groepeert werken van de grootste verscheidenheid. Hij componeerde zowel voor de kinderen in de muziekschool, voor de eenvoudige kerkkoren in West-Vlaanderen als voor de meest professionele uitvoerders.
In archieven en bibliotheken ging hij op zoek naar vergeten werken van verwaarloosde Vlaamse componisten, die hij dan door lezingen en publicaties, maar vooral door uitvoeringen de hemel gaf die ze verdienden. Vooral orgels fascineerden hem: hij was een begenadigd organist, redde verschillende orgels van de totale verwaarlozing en werkte mee aan de geschiedschrijving van de orgelbouwersfamilie Anneessens.
Als leraar begeesterde hij verschillende generaties jonge muzikanten. Hij was dirigent, repetent en adviseur van vele koren, en stichtte zelf verschillende vocale en instrumentale ensembles, van een gregoriaans koor tot een kamerorkest. Daarmee bracht hij originele, meestal aan Vlaamse componisten gewijde programmas.
Zijn nalatenschap bevat een gevarieerd oeuvre van zowat 160 opusnummers. Hij beoefende, op opera na, alle genres, met een grote voorliefde voor koor- en orgelmuziek. Toch schreef hij ook verschillende werken voor (strijk)orkest. Afgezien van enkele vroege liederen heeft Roestraete tot 1971 gewacht om kunstliederen te schrijven. Al die tijd was hij op zoek naar een evenwicht tussen een natuurlijk gebruik van de stem en de nieuwe componeertechnieken. Ook de eerste strijkkwartetten componeerde hij als vijftiger toen hij op zijn ziekbed moeizaam herstelde van een eerste hartinfarct.
Herman Roelstraete stierf te Kortrijk op 1 april 1985.
|