Ik ben begonnen aan de nieuwe literaire thriller van mijn favoriete Elisabeth George: Een duister vermoeden. Wat sommige critici overkill noemen, de overvloed aan nevenverhaallijnen, vind ik juist de sterkte van Elisabeth George. Niets in het echte leven is ongecompliceerd, of zoals men vroeger zei: Tout savoir, cest tout comprendre. xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
Thomas Lynley van Scotland Yard onderzoekt in het geheim een dodelijk ongeval in het idyllische Cumbria. Is het een ongeluk of toch opzet? In deze nieuwe George rijzen de geheimen de pan uit.
Lynley wordt door de hoogste baas naar de Engelse streek Cumbria gezonden om een dodelijk ongeval te onderzoeken. "Enne
mondje toe, Lynley", is daarbij de strenge voorwaarde. Lastig, want Lynley heeft zelf al een geheim: hij doet 'het' met zijn meerdere. Geheim drie: hij vraagt zijn vaste gezel Barbara Havers om hem stiekem bij zijn onderzoek te helpen. Dit zijn nog maar enkele geheimpjes van de onoverzichtelijke reeks geheimen die George in haar nieuwe Lynley/Havers-thriller over de lezer uitstort.
Het dodelijke slachtoffer behoort tot een gefortuneerd gezin waarin iedereen iets te verbergen heeft, inclusief de personages die in de periferie worden opgevoerd. Alle hoofdzonden komen aan bod met een tig aantal nevenplots als in een moderne versie van de Canterbury Tales.
Terwijl Havers in Londen haar research doet, loopt Lynley met andere bekende George-personages, Simon St. James en vrouw Deborah, in het prachtig beschreven landschap rond met een vlooienkam om mensen bekentenissen te ontfutselen. Maar gereedschap om een beerput uit te baggeren was toepasselijker geweest.
George wisselt voortdurend van vertelperspectief en zo volgen we de levens van de nabestaanden van het slachtoffer van nabij: partner, kinderen, ex-vrouw, broers, zussen, ouders, de kouwe kant.
En deze dynastie heeft meer knopen dan een kamerbreed macramétapijt. Wat begint als een intrigerende soap-opera op de Britse campagne, slaat halverwege om in een verwarrende kluwen draden door dat wisselperspectief.
Daar komt bij dat Deborah St. James (met haar kinderwens die al thrillers lang als een enkelketting wordt meegesleept) op eigen houtje de speurneus wil uithangen.
Als een perigordvarken dat wroet naar truffels maakt ze privélevens stuk, wat de ooit zo sympathieke Deb geen goed doet. En er loopt nog een streberige reporter rond die ook al een eigen achtergrond heeft met een koppelzieke moeder.
|