Er lag een boek op mijn bureau die morgen met een briefje tussen de bladzijden met de volgende woorden: Copain, iets voor je ! (De rode wijn).
Het was een boekje getiteld: De adelaars van Kader Abdolah. Amper 110 bladzijden met kortverhalen en het briefje bevond zich tussen bladzijde 58 en 59. Het verhaal was getiteld: De rode wijn.
Er zijn avonden dat ik niet thuis kan blijven, dan moet ik weg. Het zijn de avonden dat ik naar een vriend toe wil om uit te huilen. Maar waar zijn mijn vrienden ?
Als je van iemand houdt en je mag niet bij haar zijn. Als je van iemand houdt, maar zij is er niet meer, dan moet je weg. Maar waar naartoe ?
Ik zoek iemand om mijn geheim te vertellen, mar er is niemand die ik kan vertrouwen.
Op zulke avonden pak ik mijn jas en zwerf door de straten. De mensen lopen me vorbij, niemand weet hoe diep mijn verlangen naar haar is, maar ik mag haar niet meer zien. Zij bestaat niet werkelijk voor mij. Ik weet dat ze niet van mij kan zijn, maar toch blijf ik haar zoeken.
Ik weet dat ik dit zware verdriet alleen moet dragen.
Ik verdraag het, maar er zijn avonden dat ik het niet meer aan kan. Soms wil ik me bedrinken, mijn verdriet verliezen in een kroeg, maar ik ben bang. Ik ben bang dat ik in dit land steeds achter een fles drank en een glas zal zitten.
Mijn verdriet duwt me elke keer een kroeg in, maar mijn verstand trekt me weer naar buiten. Weg.
De eerste zinnen van De rode wijn. Ik wou er wel meer van lezen. Dat was ook de bedoeling van je, mijn vriend toen je me dit boekje gaf. Misschien zag je in mij ook een vluchteling. Vluchten in de dromen, in de herinneringen, in de plekjes die ik zo graag opzoek.
Kader Abdolah (Iran,1954) vertegenwoordigt een lange traditie in de Perzische literatuur. De dictatuur in Iran dwong hem te vluchten en hij vestigde zich in 1988 in Nederland.
Abdolahs verhalen roepen herinneringen op aan de weemoedige, poëtische sfeer van de grote Perzische dichters.
30-04-2007 om 17:18
geschreven door stefi 
|