Na dagen regen kwam de zon tevoorschijn. Een aarzelende prille warmte die je nauwelijks verwarmt omdat er nog steeds een koude bries je deed rillen als je der in liep. Maar het zonnetje bracht terug licht en kleur in de anders grijze straten.
Hij liep door de verlaten straat. Ondanks de koude wind stond er venster open in een oud herenhuis. Er speelde iemand piano, een prelude van Bach en met zijn klein hartje stond hij te stil te luisteren naar deze mooie klanken. Dat hij bleef stilstaan was al een wonder want de laatste tijd was hij verschrikkelijk zenuwachtig en ongeduldig. Als hij nog maar enkele minuutjes moet wachten begon hij zich verschrikkelijk op te winden. Dan zat er voortdurend een vervelend stemmetje in zijn hoofd die hem maar bleef toespreken dat het niet vooruit ging, dat hij tijd verloor, steeds maar opnieuw hetzelfde chagrijnige stemmetje: het gaat niet vooruit, je verliest tijd, altijd het zelfde
Maar nu stond hij stil en luisterde. Hij keek omhoog naar het openstaande venster en hij werd week en weemoedig van het pianospel.
Stilstaan, even echt stilstaan bij het leven had hij nooit gedaan. Innerlijke rust had hij nooit gevonden, zelf als kind was hij rusteloos en gespannen. Een bang teer vogeltje dat niet wou of durfde uitvliegen. Sindsdien was er niets veranderd. Hij was nog steeds bang voor verandering, om zijn huis te verlaten, om te reizen. Bang van mensen en bang om alleen te zijn. Bang voor te veranderen. Onzekerheid dat knaagt dat hij niet echt leeft. Het was gewoon niet uit te leggen wat hij voelde. Hij wist het zelf niet wat hij echt voelde. Als een slaapwandelaar liep hij door het leven. s Morgens wist hij niet wat de dag zou brengen en s avonds wist hij niet wat hij tijdens de dag gedaan had. Jaar in, jaar uit.
Er stond een man in de straat, al een tijdje roerloos te staren naar een openstaande venster. Er speelde iemand piano. Hij was van middelbare leeftijd al kon je er niet echt een leeftijd opplakken. Hij stond op de stoep, onopvallend, niemand zou hem herinneren als hij er niet meer stond. Waarom keek hij naar boven naar dat openstaande venster ? De wind speelde met zijn haar. Nu sloot hij zijn ogen. Het was een mooie scène als uit een film: een verlaten straat, toeval of niet maar er was geen verkeer, de man in het donker gekleed stond op de rand van de stoep en keek naar omhoog naar een prachtig oud gebouw dat er toch enigszins vervallen en verwaarloosd uitzag. Hij stond in een streep licht van de laagstaande zon die tussen de huizenrij scheen. En de camera zou nu een rondtrekkende cirkel rond de man moeten maken om het perfecte shot te kunnen filmen.
In zijn hoofd maakte hij tientallen plannen en had hij bruisende ideeën die hij nooit uitvoerde. Later zei het stemmetje in zijn hoofd. Er komt een dag dat hij het zou realiseren, dat hij al zijn dromen zou verwezenlijken. Op een dag, nu nog niet, hij durfde nu niet. En later dan zou het wellicht te laat zijn. Zijn eigen wereldje was zo klein, zo onbenullig. Ondanks de zon kreeg hij het koud. Hij zette de kraag van zijn jas recht en stak zijn handen in zijn zakken. Hij keek nu rond zich, de straat was nog steeds verlaten maar er was toch iets veranderd. Het was stil, de piano zweeg. Met zijn schouders opgetrokken ging hij verder. Onopvallend. Niemand kende hem. Niemand kende hem echt.
De pianomuziek was al een tijdje gestopt maar toch bleef de man naar omhoog staren. Hij was in gedachten verzonken. Voorbijgangers keken hem aan maar hij zag of hoorde ze niet. Hij leek nu kleiner dan voorheen, ietwat ineengezakt, zijn schouders naar beneden als er een zware last op hem viel. Mocht de camera nu een close-up maken van zijn gezicht dan zagen we zijn lippen bewegen alsof hij gebeden prevelt zonder woorden. Met zijn hoofd naar beneden ging hij verder. In zich zelf gekeerd, in zijn eigen wereldje. En als de camera omhoog gaat zien we de straat in vogelperspectief met een in zwart geklede man die verder wandelt met in zijn hoofd tientallen melodieën. Een prelude van Bach.
04-04-2007 om 16:25
geschreven door stefi 
|