5e keer "vake": Juliette is vandaag geboren in Gent. Ze weegt 3,270 kg, is 48 cm lang en het mooiste kind van de wereld (of wat dacht je met zo een peter). Ze slaapt gelijk een roos als ze niet aan het eten is.
Een dagje later dan de rest van ons Ruysscheveldekoor zijn we terug in het land. Velen van ons zullen moe en afgepeigerd zijn maar hebben in elk geval kunnen kennismaken (hetzij opnieuw hetzij voor de eerste keer) met de Eeuwige Stad. Met zijn 49 hebben we rondgedraafd, langs het Colosseum, de suikertaart van Victor Emmanuel, het Capitool. We zongen onder de rook van het Vaticaan in de kerk van de Friezen, beklommen de koepel van de Sint Pieter, gooiden muntjes in de Trevifontein (om zeker nog eens terug te keren), ontdekten kapotte koffiemachines in ons hotel, lieten ons koorgeluid horen in het Pantheon, zagen kerken in alle maten (de Gésu, Sint Jn van Lateranen, Sint Paulus buiten de muren, San Clemente), we werden doodgemarteld in de brandende middagzon op weg naar de Galleria Borghese, en we vierden het feest van de vriendschap.
Effe afscheid nemen: het kan niet meer op deze vakantie. Morgenvroeg vertrek ik (met de auto) naar Rome, waar ik het Ruysscheveldekoor zal opwachten dat daar zaterdag voor de middag aankomt. Ik hoop jullie allemaal terug te zien hier op de blog op 14 augustus. Houd het warm en zorg goped voor jezel
Ik her inner me nog als de dag van gisteren mijn eerste officiêle uitvoering als dirigent van een koor. In die tijd deden de pastoors nog huisbezoeken bij hun nieuwe parochianen. Zo waren wij als jonggetrouwd koppeltje in de Ganzenstraat in Brugge komen wonen. Op één of andere manier werd ik toen voor de eerste keer verleid (door een koor hé - ik was al getrouwd) en ging ik aan de slag met het parochiekoor van de Heilige Familiekerk. En het allereerste optreden was in de gevangenis van Brugge, hoog uittorend boven de gevangenen. Ik weet zelfs nog dat we de toen populaire mis van Moortgat zongen, aan het kramikkelige orgeltje begeleid door een blinde organist. En het was zowaar een succes, al was dat niet te verwonderen in de nostalgische tijd voor Kerstmis, die iedereen toch een beetje week maakt. Volgend spannend moment was in diezelfde parochie een mis, waar mijn vader naar toe kwam. Van mijn vier jaar had hij elke dag naast mij gezeten aan de piano, en nu kon hij de vruchten plukken. Dat hijzelf dirigent was van het koor in Beringen (Limburg) maakte het dubbel opwindend. Was daarmee een nieuwe generatie geboren?
Er is al druk mail- en telefoonverkeer geweest tussen Sint-Niklaas en Rome. Alhoewel de Kerk van de Friezen eigenlijk maar een klein kerkje is, moet daar precies toch alles tot in de puntjes geregeld zijn, vooraleer je er kan zingen. Dat is ook niet te verwonderen: het ligt onder de schaduw van de colonnades van Bernini, vlakbij het Sint-pietersplein en is een hulpparochie die rechtstreeks van het Vaticaan afhangt. Wij moeten zorgen voor liturgische blaadjes met daarop alle gezongen delen van de mis, die het volk moet kunnen meedoen. Er blijft toch nog genoeg ruimte om - met ons onvolledig koor - wat meerstemmige dingen te brengen. En er is ook gestipuleerd dat wij voor en na de mis voor aangepast orgelspel moeten zorgen. Dat zal ik voor mijn rekening nemen (ik denk dat het Van kerchoven en Händel wordt).
Ons defenitief koorprogramma ziet er zo uit :
* Wesley: Lead me Lord * Paul Kickstat : Soli Deo gloria * Palestrina: Jesu Rex admirabilis * J.S. Bach: Da nobis pacem Domine * M. Haydn: Domine Deus salutis meae * Ramiro Real: Ave Maria
Ik zal maar eens een klein smaakmakertje publiceren, maar allemaal vast ligt het niet.
* C. E. Horsley (1822-1876) : All my heart this night rejoices * L. Perosi (1872-1956) : Dormi, non piangere * Jef Tinel ( 1885-1972): Het viel eens hemels douwe * Joan Pau Pujol ( 1573-1626) : Regina coeli laetare * Michael Higgins (°1981) : Deep within me * William Boyce (1710-1779): Alleluia * Oleg Belajeff : Psalm 19, The Law of the Lord * René De Clercq ( 1877-1932) : Lieve Vrouw der schone Schelde * Charles Gounod (1818-1893) : Messe nr. 7 'aux chapelles'
Ik zou deze morgen zo eens eventjes door wat partituren bladeren om al een eerste poging te doen om het jaarprogramma van Musica ad Nives op zijn pootjes te zetten. "Gouverner c'est prévoir". Maar zoals steeds loopt dat uit op een complete ramp. Je grasduint in je bestand (ondertussen om en nabij de 8000 koorpartituren) en je ziet wat moois. Na een uurtje ben je natuurlijk hopeloos verloren: zoveel dingen die je nog ooit eens met je koren zou willen doen, dat er geen tijd genoeg is in één mensenleven om dat allemaal te realiseren. Is dat de reden waarom ik er nog een derde koor heb bijgenomen? In elk geval heb ik, na enkele uren, stof genoeg verzameld om weeral een jaartje zoet te zijn. Ik ben benieuwd wat het koor er van zal vinden.
Van de vroegchristelijke hymnodie is weinig tastbaars over. De vroege Christenen hadden deel aan de Joodse religieuze tradities en ook aan de muzikale conventies van de Joodse cultuur. De ontwikkeling van zang in de Westerse Kerk volgde Constantijn's Edict van Milaan en het einde van de vervolgingen van Christenen om hun geloof. Na het edict was het Christendom legaal, en de Christelijke eredienst werd voortaan in het openbaar gevierd. Dit riep om nieuwe vormen, vooral om de psalmen te reciteren tijdens liturgische handelingen. We weten weinig over de vroegste vormen van Westerse liturgische zang.
De vroegste documenten met Christelijke muziek die overgeleverd zijn komen uit Egypte. Zo is er een gedicht of hymne door Clemens van Alexandria, de andere is de Hymne aan de Heilige Drieëenheid gevonden in het Oxyrhynchus papyrus, de enige Christelijke muziek die we hebben van voor de negende eeuw. Beide zijn in het Grieks en hebben een Griekse muzikale vorm en notatie.
Op een bepaald moment, misschien wel al in de vierde eeuw, begon zich unieke lokale zang te ontwikkelen in het Westen. Gedurende de volgende drie eeuwen, ontwikkelden zich zangvormen in Zuid Italie, Noord-Italie, Gallië en Spanje, en natuurlijk ook in Rome. Toen Karel de Grote zijn liturgische hervormingen doorvoerde aan het eind van de 8e eeuw, had zich een verscheidenheid aan zangvormen ontwikkeld in het Westen. Eén van de doelen van Karel de Grote was een uniforme liturgische rite, met de Romeinse zang die hij bewonderde. Het resultaat was een verzameling gezangen die bekend zijn geworden als Gregoriaans. Dit werd de standaard liturgische zang van de Latijnse rite.
Tot de hervormingen van de Tweede Vatikaans Concilie na 1963, bleef het Gregoriaans de belangrijkste zang in de latijnse rite.
Der zijn zo van die lezers die blijkbaar goed tussen de lijnen kunnen lezen. Niet iedereen was er van overtuigd dat mijn vorig blogbericht iets te maken had met onze aanstaande Romereis en Santa Maria Maggiore. Maar goed, ik wil jullie niuewsgierigheid wel bevredigen (voor één keertje). Onze Lieve Vrouw ter Sneeuw (Maria ad Nives) heeft een koor dat eventjes zonder dirigent zit en ik ben gisterenavond op bezoek geweest bij hun bestuur. Ik ben blij dat het goed klikte met die mensen en dat we elkaar op muzikaal vlak konden vinden. Dus ... vanaf 17 september heb ik een derde stek gevonden om te dirigeren. Ik kijk er al naar uit. En wie weet komt er op een dag nog iets mooi uit de lucht vallen als we misschien eens met mekaar kunnen samen werken. Vanaf nu is dus Musica ad Nives bij de groep van kriekebolletjes. Maar nu is het echt genoeg: drie koren zullen mijn muzikale kriebels ongetwijfeld kunnen stillen.
De hoofdkerk van Borgerhout heeft de poëtische naam Onze Lieve Vrouw ter Sneeuw. Daarmee lieert ze zich met een van de grootste basilieken van Rome.
In de nacht van 4 op 5 augustus 352 droomde Paus Liberius (352-366) dat de maagd Maria hem opdroeg een kerk te bouwen op de plek waar de volgende morgen sneeuw zou liggen. Op de heuvel waar thans de basiliek Santa Maria Maggiore staat, trof paus Liberius de volgende ochtend, hartje zomer, een dik pak sneeuw aan. Vandaar dat de kerk eerst Maria ad nives (Maria-ter-Sneeuw) genoemd werd.
ONZE LIEVE VROUWE TER SNEEUW
Gij deedt het sneeuwen in een zomernacht: men zocht in Rome waar u nog te eren en op een heuvel daalde stil en zacht de witte mantel van uw engelenwacht om ons de plek te leren.
Een kerk verrees: er werd sindsdien gebeden en waar het sneeuwde, glanst het kaarsenlicht. De vlammen dansen als de vlokken deden, de harten liggen open in dien vrede en alle pijn sneeuwt dicht.
Gij, die als sneeuw zijt, smetteloos en puur, en alles overdekt met uw genade, blijf dalen in het nachtelijk lijdensuur van deze wereld als het sterrenvuur en hoed ons voor den kwade.
Gabriël Smit (1910-1981) uit: Maria-lof en andere gedichten
Vandaag het laatste deeltje van het relaas over onze Europa Cantat. Met al de verhalen rond ons verblijf in Utrecht, zou je het voornaamste nog uit het oog verliezen: wat we gestudeerd en gezongen hebben. We waren met zijn vieren. Drie van ons (Kris, Josette en ikzelf) hadden ingeschreven voor een atelier (zo heet een groep mensen die aan een bepaald programma gaan werken) waarin werk van Diepenbrock en Mendelsohn zou gezongen worden. Hiervoor waren voorwaar twee dirigenten aangesproken.
Volker Hempfling zou met ons Diepenbrock doen. Deze dirigent speelt een belangrijke rol in de koorwereld. Aan de Robert-Schumann-Hochschule in Düsseldorf leidt hij het departement 'Kerkmuziek'. Hij is ook de stichter en dirigent van de Kölner Kantorei. Hij is een typische vertegenwoordiger van de oude koortraditie, en in die zin heel geschikt om Diepenbrock onder handen te nemen. Met zijn 67 jaren heeft hij een ervaring van 45 jaar koordirectie opgebouwd. DIEPENBROCK is een heel speciale Nederlandse componist uit het begin van de 20e eeuw: een moment waarin de laatromantiek op zijn hoogtepunt staat. In het Te Deum (duurtijd 35 minuten) haalt hij alles uit de kast wat er voor een koor maar mogelijk is: groot orkest, 2 vierstemmige koren, vier solisten. Het orkest dat ons begeleidde telde 70 muzikanten: grote blazerssecties, 2 harpen, dubbele strijkersbezetting: genoeg om een doorsneekoor omver te blazen en te overspelen. In de partituur staat het vol met dubbele en driedubbele fortes. Een hoge la en een si b worden voor de sopranen zomaar uit de hoed getoverd. Er zitten aartsmoeilijke tonaliteiten in die voortdurend wijzigen, evenals de ritmes en tempi die altijd maar veranderen. Het is dus echt een monumentaal werk dat een zware uitdaging was voor ons 150 zangers sterke koor. Na twee dagen was Volker op de dagelijkse dirigentenvergadering de paniek nabij: hij zag het niet meer zitten om dit ingestudeerd te krijgen. De aanwezige dirigenten uit het atelier werden ter hulp geroepen (ook uw nederige dienaar) om stemrepetities te geven, de duur van de repetities werd verlengd, en de tweede atelierleider nam regelmatig één van de koren voor zijn rekening. En het wonder geschiedde: één dag voor het concert kondigde Volker aan dat er land in zicht was en dat het toch zou lukken. En of het lukte! Voor een afgeladen Janskerk herleefde Diepenbrock in al zijn glorie en in al zijn muzikaal geweld. Het orkest speelde de pannen van het dak en de koren en solisten stonden er helemaal.
Maar het concert was begonnen met Psalm 98 van MENDELSSOHN. Die werd gebracht onder leiding van de jonge, immer lachende, Florian Helgath. Florian begon zijn koorcarrière als chorister in de kathedraal van Regensburg. Hij leidt nu het Via Nova koor.Mendelssohn was iedere keer weer opnieuw een verademing. Een heerlijke psalm, die ook op bepaalde momenten in dubbelkorige bezetting uitgevoerd wordt. Mijn kippenvleesmoment (dat heb ik telkens bij een groot concert) was duidelijk de dialoog tussen de twee koren in het Andante con moto. Niet te verwonderen dat mijn gebuur Dave in het koor (die ik al jaren telkens weer ontmoet) speciaal hiervoor uit de USA had ingeschreven. Met de eerste zin van deze psalm "Singet dem Herrn ein neues Lied" werd de toon gezet voor een machtige avond muziek.
Over het atelier waarin Pascale zong, kan ik alleen maar tweedehands vertellen. Op het moment van haar uitvoering hadden wij namelijk generale repetitie. Ook daar werd de uitvoering heel intrigerend. In de kleinere Pieterskerk werd Renaissancemuziek gebracht uit Firenze en Venetië. De jonge leider Adrian Rodriguez van der Spoel uit Argentinie moest heel de week vechten met een slecht voorbereid koor uit Israël, liet ten einde raad een paar van de geplande stukken vallen, maar slaagde er toch in een heel gesmaakte uitvoering te brengen. Voor Pascale werd het een nieuwe ervaring met muziek die zij helemaal niet gewoon was, maar waar zij zelfs in het favorietenkoor een rol kon spelen.
Hoe ons gezelschap er uit zag weten jullie ondertussen al:
Kris, sopraan, die zowel in het Ruysscheveldekoor als in KORILE zingt Josette, sopraan van het Ruysscheveldekoor Pascale, nog een sopraan, maar ditmaal uit KORILE. Carlo, die Ruysschevelde en KORILE in muzikale banen probeert te leiden.
Het was effen wennen aan mekaar. Maar een oud adagium zegt dat wie zonder ruzie met mekaar op reis kan gaan, heeft het prima gedaan. En dat is ons aardig gelukt.
Morgen vertel ik iets meer over de muziek die wij ingestudeerd hebben en ook uitgevoerd in uitverkochte kerken.
Gisteren had ik het al over de organisatie van Europa Cantat: de Hollanders zijn er in geslaagd het slechtst georganiseerde EC te laten plaats vinden sinds zijn ontstaan: veel geblaat en weinig wol. Je zou er haast bij vergeten dat het ondanks al de organisatorische blunders een negendaags koorfestijn blijft om duimen en vingers van af te likken. Schitterende ateliers van vocal jazz tot Händel, van Mendelsohn tot Bernstein. Alle dagen een overvloed aan concerten en optredens van koren over heel de wereld. Op één namiddag kregen wij zo optredens voorgeschoteld uit Zwitserland, Italie, Taiwan en Kazakstan. Het optreden van het Wereldjeugdkoor in de festivalhall onder leiding van onze eigen Johan Duyck was één van de absolute toppers. Zoals vorige keer in Mainz is de aanwezigheid van jeugd (meer dan de helft van de deelnemers) een opvallend item: jonge mensen zingen graag, mooi en vol enthousiasme. Voor degenen onder ons die er de eerste keer bij waren was het vast een revelatie en één groot feest.
17 juli: één voor één worden onze zangeressen opgehaald, zodat we rond kwart voor elf uit Walem kunnen vertrekken naar Utrecht. Het incjecken verloopt vlot en laat het beste verwachten van de komende acht dagen. Helaas ... Hollanders schijnen niet veel kaas gegeten te hebben van het organiseren van een massagebeurtenis als Europa Cantat. Onze accomodatie is veranderd van een studentenkamer in een verblijf op een boot. Waren we nog in blijde verwachting van een romantisch verblijf op een woonboot, onze hoop zou al gauw ijdel blijken. In velden en wegen (maar ja, het moet eigenlijk zijn : in beken of rivieren) geen boot te bespeuren. Terug naar de infobalie, waar driftig rondgetelfoneerd werd om uiteindelijk ons een contactnummer te geven van de "schipper". Bleek de boot nog onderweg te zijn vanuit Amsterdam, zodat het 10 uur 's avonds werd vooraleer we dat (on)ding te zien kregen. De schipper wist van toeten noch blazen, laat staan van een indeling in kajuiten (??). Een groep Italianen was al gedecimeerd van toen ze de kajuiten zagen: sommigen van hen pakten zelfs niet uit toen ze de rampzalige slaapplaatsen zagen. Hokjes van 1,80 m op 1,60 meter, waarin twee stapelbedden en dan nog 80 cm om je te draaien, geen laddertje om zelfs maar in het bovenste bed te geraken, stopcontacten nog niet uitgevonden. Wat er ook van zij, om één uur 's nachts had ik het zo op mijn heupen dat ik toen maar begon rond te bellen op zoek naar een hotel. Ibishotel bracht redding. De boot hebben we achter ons gelaten.
Ik ben Carlo (Carlo Claes), geboren op 20 september 1944. Als je goed telt weet je hoe oud / jong ik ben. Enkele jaren geleden gaf ik mijn job als resoc-coördinator van Waas en Dender op om met brugpensioen te gaan. Sindsdien kan ik mij aan mijn echte passie wijden: de koormuziek. Ik dirigeer twee koren: Fiori Musicali uit Sint-Niklaas en het Hanswijkkoor in Mechelen. Zo ontmoet ik iedere week een hoop fijne, lieve mensen. Maar hier is de wereld nog veel groter. Dus kom ik nu ook jou tegen.