Van de vroegchristelijke hymnodie is weinig tastbaars over. De vroege Christenen hadden deel aan de Joodse religieuze tradities en ook aan de muzikale conventies van de Joodse cultuur. De ontwikkeling van zang in de Westerse Kerk volgde Constantijn's Edict van Milaan en het einde van de vervolgingen van Christenen om hun geloof. Na het edict was het Christendom legaal, en de Christelijke eredienst werd voortaan in het openbaar gevierd. Dit riep om nieuwe vormen, vooral om de psalmen te reciteren tijdens liturgische handelingen. We weten weinig over de vroegste vormen van Westerse liturgische zang. xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
De vroegste documenten met Christelijke muziek die overgeleverd zijn komen uit Egypte. Zo is er een gedicht of hymne door Clemens van Alexandria, de andere is de Hymne aan de Heilige Drieëenheid gevonden in het Oxyrhynchus papyrus, de enige Christelijke muziek die we hebben van voor de negende eeuw. Beide zijn in het Grieks en hebben een Griekse muzikale vorm en notatie.
Op een bepaald moment, misschien wel al in de vierde eeuw, begon zich unieke lokale zang te ontwikkelen in het Westen. Gedurende de volgende drie eeuwen, ontwikkelden zich zangvormen in Zuid Italie, Noord-Italie, Gallië en Spanje, en natuurlijk ook in Rome. Toen Karel de Grote zijn liturgische hervormingen doorvoerde aan het eind van de 8e eeuw, had zich een verscheidenheid aan zangvormen ontwikkeld in het Westen. Eén van de doelen van Karel de Grote was een uniforme liturgische rite, met de Romeinse zang die hij bewonderde. Het resultaat was een verzameling gezangen die bekend zijn geworden als Gregoriaans. Dit werd de standaard liturgische zang van de Latijnse rite.
Tot de hervormingen van de Tweede Vatikaans Concilie na 1963, bleef het Gregoriaans de belangrijkste zang in de latijnse rite.
|