Van Pont d'Ain trek ik verder naar centraal Jura. Ik heb mijn pijl gericht op Champagnolles, een tweetal uur verder. In het begin beneemt de nevel me het uitzicht, pas tegen tien komt de zo'n er door en krijg ik mooie bucolische landschappen te zien. Meestal grote weipartijen hoger op afgeboord met uitgestrekte bossen,allemaal gigantisch. De moderne landbouw wijzigt ook het landschap: vele weiden worden alleen maar gemaaid. De koeien,hoofdzakelijk montbeliard ,worden dicht bij de bedrijfsgebouwen gehouden en zijn duidelijk "veredeld" met roodbont Friesian-holsteinbloedlijnen, zowat de eenheidskoek van de hedendaagse zuivel. Her en der in de dorpen vind je nog een (coöperatieve) kaasmakerij, die meer al gesloten dan nog in werking is. De koeien lopen hier in weiden met prikkel-of schrikdraad begrensd, en hebben gek genoeg nog meestal een grote koebel aan de nek waarvan het nut me ontgaat. Op het laatst slaag ik er met moeite in om nog enkele min of meer authentieke montbeliarden te fotograferen. Champagnolles ligt zich te koesteren in de najaarszon,overvolle terrassen. Veel volk op de been ,het is hier ook marktdag. Een klokkenmaker op de markt spreekt me aan,jonge telg van een waarschijnlijk uitstervende ambacht. Het enige hotel dat ik hier zie staat te verkommeren. Zo ben ik genoodzaakt verder door te rijden naar Pontarlier,waar een jeugdherberg is,dus ook veel kans op andere slaapgelegenheid. Het geluk is niet met mij: net nu , als ik tegen zessen ga boeken,lees ik in een bericht op de deur dat de jeugdherberg uitzonderlijk twee dagen dicht is. Gelukkig vind ik gauw iets anders. Ik koop een zak bulots en wat fruit in de Leclerc, daarna heb ik geen zin meer in een avondmaal, rond mijn avond af met wat late drankjes op een terras, tot het te koud wordt, dan bedtijd.
Na een gevecht met de douche- te veel mogelijkheden- waardoor mijn kamer deels onder water komt te staan -vertrek ik vroeg verder op verkenning. Ik neem de D37 die grosso mode de Doubs volgt. Tot twee keer toe moet ik een omleiding volgen wegens inondation, zodat ik mijn kluts,het noorden of kortweg de weg verlies. Een vriendelijke jonge inboorling helpt me weer op de weg naar Maiche, het is nog in de ochtend en geen sterveling op straat. Ik vorder traag wegens de begrenzingen in alle dorpjes, maar raak tenslotte toch in Montbeliard dat me zo lelijk lijkt dat ik er ineens voorbij rijd. Thann is mijn volgende halte, een soort bedevaart langs de weg die ik honderden keer reed naar Zwitserland. Het is ondertussen aan het onweren, ik hou pas halte aan de Bussang,vroeger vaste stop. Ik eet hier maar wat. Maar sinds het vrachtverkeer hier verboden is mis ik de charme van weleer. Het houdt niet op met regenen en ik vervolg via Nancy en Metz naar Luxemburg. Verplichte tankbeurt. Ik word moe en wil nog een keer uitslapen in de Ardennen. Daarom neem ik de N4 naar Marche, in de hoop op een hotel te botsen. Een etablissement adverteert "chambres" maar ze zijn in opbouw,nog niet klaar. Tegen mijn principe van onthaasting rijpt het idee in éen ruk door te rijden naar huis. Een lastige tegenvaller als afsluiter van een boeiende reis.