"Ik ben zó moe", zei de zandmuis. Hij zat in een hoek van zijn kamer, middenin de woestijn. Tegenover hem zat de eekhoorn, die bij hem op bezoek was.
"Ik ben zó verschrikkelijk moe, eekhoorn", zei de zandmuis opnieuw. De eekhoorn zweeg. De zandmuis keek hem even aan. "Jij wilt zeker weten hoe moe", vroeg hij.
"Ik...", zei de eekhoorn. Hij had daar helemaal niet over nagedacht. "Jawel, jawel", zei de zandmuis. "Jij wilt dat heel graag weten!" Hij sprong op een greep de eekhoorn beet. "Ga maar mee", zei hij.
Hij trok de eekhoorn met zich mee, zijn huis uit. Achter het huis stond een enorm zwart rotsblok. De zandmuis wees er naar. "Zó moe ben ik", zei hij. "Zo moe?" zei de eekhoorn en keek met grote ogen naar de reusachtige steen.
"Ja", zei de zandmuis. Precies zo moe." Hij vertelde dat hij het rotsblok midden in de woestijn had gevonden. "Opeens wist ik het: zó moe ben ik", zei hij. "Toen heb ik hem hierheen gezeuld. Nu kan ik altijd zien hoe moe ik ben.
(Toon Tellegen)
|