Het Federaal Kenniscentrum voor de Gezondheidszorg (KCE) en de Hoge Gezondheidsraad (HGR) maakten een balans op van de werking van de referentiecentra voor CVS. Begin oktober verschenen een paar artikels in de pers en zelfs Ter Zake besteedde er aandacht aan:"Patiënten met CVS voortaan in de kou?" Wat ik ervan vind volgt later ...
*Het KCE is een autonome instelling van openbaar nut, opgericht in 2003 en actief sinds 2004. Het voert wetenschappelijke studies en analyses uit om de overheid bij te staan in haar beslissingen i.v.m. gezondheidszorg en ziekteverzekering. Het KCE is niet betrokken bij de besluitvorming zelf, noch bij de uitvoering ervan, maar het heeft wel de opdracht om de weg te wijzen naar de best mogelijke oplossingen. En dit in een context van een optimaal toegankelijke gezondheidszorg van hoge kwaliteit rekening houdend met de groei aan noden en budgettaire beperkingen.
Chronisch Vermoeidheidssyndroom: zorgverleners moeten meer samenwerken
Het Federaal Kenniscentrum voor de Gezondheidszorg (KCE) en de Hoge Gezondheidsraad (HGR) maakten een balans op van de werking van de referentiecentra voor CVS (Chronisch Vermoeidheidssyndroom), die opgericht werden in 2002. De behandelresultaten van de centra waren eerder teleurstellend en er bestaat tot hiertoe geen enkel wetenschappelijk bewijs dat diagnose en behandeling best in dergelijke centra gebeuren. Bovendien zijn de centra er niet in geslaagd om een zorgorganisatie op te zetten in samenwerking met de eerstelijnszorg (huisartsen, kinesitherapeuten, psychologen
) en nabijgelegen ziekenhuizen. Dit was nochtans één van hun belangrijkste doelstellingen. Het KCE en de HGR bevelen aan om het verder zetten van de referentiecentra strikt te koppelen aan het uitbouwen van een gestructureerd zorgnetwerk. Dit moet gepaard gaan met een wetenschappelijke evaluatie van de resultaten.
In 2002 richtte de Belgische overheid 5 referentiecentra voor CVS op. Ze was daarmee één van de koplopers in Europa. De referentiecentra zijn verbonden aan een universitair ziekenhuis (UCLouvain, UZ Leuven, UZ Antwerpen, UZ Gent voor volwassenen; en UZ Brussel voor kinderen en jongeren). Ze bieden een multidisciplinaire behandeling aan door artsen, kinesitherapeuten, psychotherapeuten, enz. Uit een onderzoek van het RIZIV in 2006 blijkt dat hun resultaten beperkt blijven: de patiënt klaagt wel minder van vermoeidheid, maar op gebied van levenskwaliteit, werkhervatting en inspanningscapaciteit is er geen duidelijke verbetering. Binnenkort vervalt de financieringsovereenkomst tussen het RIZIV en de centra. De vraag is of de financiering moet voortgezet worden of dat er een andere aanpak bestaat die betere resultaten biedt.
De oorzaak van CVS is nog altijd niet gekend. De meest geschikte benadering is die van het biopsychosociale model: CVS zou worden uitgelokt door fysieke én psychosociale klachten die elkaar in stand houden en versterken. Essentieel voor de diagnose van CVS, is een invaliderende vermoeidheid gedurende 6 maanden. Gemiddeld 7 % van de CVS patiënten herstelt zonder behandeling, meestal binnen de eerste 5 jaar. Zonder medische tussenkomst verergeren de symptomen bij 5 tot 20 % van de gevallen. Een behandeling kan bij 40 % van de CVS gevallen de situatie verbeteren, maar garandeert geen genezing. Jongeren hebben meer kans om te genezen dan volwassenen. Hoe vroeger CVS wordt behandeld, hoe meer kans er is om met de aandoening een normaal leven te kunnen leiden.
Wat zeker duidelijk is, is dat er tot hiertoe geen enkele medicatie bestaat die CVS kan genezen. De Belgische centra passen cognitieve gedragstherapie en graduele oefentherapie toe. Daarvan is wel bewezen dat ze voordelen bieden, tenminste als ze aangepast zijn aan de specifieke situatie van CVS en geleid worden door ervaren therapeuten. De resultaten in de centra vallen echter tegen en de reden hiervoor is niet duidelijk. Daarom dringt een strikt wetenschappelijke evaluatie zich op. Bij de oprichting van de centra was één van de belangrijkste doelstellingen dat ze een zorgcircuit zouden organiseren in samenwerking met huisartsen, therapeuten en ziekenhuizen. Tot nu toe werd deze doelstelling niet door de centra gerealiseerd. Zowel het stellen van de diagnose, als de volledige behandeling gebeurden tot hiertoe uitsluitend in de referentiecentra zelf.
Het KCE en de Hoge Gezondheidsraad pleiten daarom voor een meer gestructureerde, wetenschappelijk gefundeerde zorgorganisatie, met een centrale rol voor de eerste lijnszorg (huisarts, kinesitherapeut, psycholoog
), in samenwerking met de tweede lijnszorg (nabijgelegen ziekenhuizen, centra voor geestelijke gezondheidszorg,
) en het referentiecentrum. Zoals vermeld werd in een rapport van de Hoge Gezondheidsraad (Advies van de HGR nr 7814/2005) zal men daarbij met een aantal belangrijke knelpunten rekening moeten houden.
Persbericht Federaal Kenniscentrum voor de Gezondheidszorg (KCE)
Centra voor chronisch vermoeiden staan ter discussie
De werking van de vijf centra in ons land voor de behandeling van mensen met het chronisch vermoeidheidssyndroom (CVS), moet worden bijgestuurd. De resultaten zijn teleurstellend en ze werken
nauwelijks samen met huisartsen en regionale ziekenhuizen, zegt arts-expert Marijke Eyssen van het Federaal Kenniscentrum Gezondheidszorg (KCE). De centra zelf ontkennen de beschuldigingen.
In ons land hebben naar schatting tussen de 20.000 en 25.000 patiënten af te rekenen met een vorm van CVS, een aandoening gekenmerkt door aanhoudende vermoeidheid die geen aanwijsbare oorzaak heeft. De oorzaak van de ziekte is nog altijd niet bekend. Speciaal voor deze patiënten werden in 2002 vijf CVScentra opgericht, waarvan een in het UZ Antwerpen. We moeten nu vaststellen dat deze centra tot weinig concrete resultaten hebben geleid. In al die jaren is er niet één patiënt genezen verklaard, zegt dokter Marijke Eyssen. Het Kenniscentrum Gezondheidszorg tilt er ook zwaar aan dat de CVS-centra nauwelijks samenwerken met andere hulpverleners.
Wél effectief
Bij de CVS-centra reageren ze ontzet op het rapport. We boeken wel degelijk resultaten. Zowat 40% van de patiënten kan na gemiddeld vijf jaar weer deeltijds aan de slag. Heel wat meer kunnen hun sociaal leven weer oppikken. Genezen moet ruimer worden bekeken dan weer in staat zijn om buitenshuis te werken, zoals het Kenniscentrum doet, zegt professor Greta Moorkens van het Antwerpse referentiecentrum.
Bron: gazet van antwerpen 01/10/2008
Financiering centra in vraag gesteld door kenniscentrum
'Amper resultaat in strijd chronische vermoeidheid'
De vijf universitaire referentiecentra waar patiënten met het chronische vermoeidheidssyndroom
terechtkunnen, behalen amper resultaten met de behandeling. Dat besluit het federaal kenniscentrum voor de gezondheidszorg in een rapport. De negatieve evaluatie stelt verdere financiering ter discussie.
Brussel l Professor Dirk Vogelaars van het Gents centrum ontkent dat ze geen resultaten behalen. 'Het doel van de overheid was om CVSpatiënten professioneel weer te reïntegreren, maar ik vrees dat dat een illusie is.'
Patiënten met chronisch vermoeidheidssyndroom lijden aan een invaliderende vermoeidheid
gedurende minstens zes maanden. De oorzaak van CVS is nog altijd niet bekend en er bestaat geen
enkele medicatie die CVS kan genezen. In 2002 richtte de Belgische overheid vijf referentiecentra voor
CVS op verbonden aan universitaire ziekenhuizen in Leuven, Antwerpen, Louvain-la-Neuve, Gent en
Brussel. Ons land was daarmee een van de koplopers in Europa.
In de centra krijgen de patiënten cognitieve gedragstherapie en graduele oefentherapie. Daarvan is wél bewezen dat ze voordelen bieden als ze aangepast is aan de specifieke situatie van CVS en geleid wordt door ervaren therapeuten. De behaalde resultaten in de centra vallen echter tegen,besluit het rapport van het kenniscentrum. De door de patiënten ervaren vermoeidheid verbeterde wel enigszins na behandeling, maar de resultaten op de fysieke inspanningsproef gingen er niet op vooruit. Ook professioneel raakten de
patiënten nadien niet geïntegreerd. Er is bovendien geen aanwijzing dat diagnose en behandeling het
best in die centra gebeuren. Bijkomende kritiek: de centra maakten geen werk van een samenwerking
met de eerstelijns- en tweedelijnszorg, wat nochtans bij aanvang een van hun belangrijkste
doelstellingen was.
Voor eind dit jaar moet het RIZIV beslissen of de financieringsovereenkomst met de centra wordt
verdergezet of niet. "Voorlopig geven we de centra nog het voordeel van de twijfel", zegt Marijke
Eyssen, experte van het kenniscentrum. "Maar als de behaalde resultaten niet beter worden en er geen
samenwerking wordt uitgebouwd, dan zal verdere financiering zeker opnieuw bekeken moeten
worden."
"Zestig tot zeventig procent van de patiënten verbetert wel: hun levenskwaliteit gaat erop vooruit en
hun frustraties nemen af", reageert professor Dirk Vogelaars van het universitaire referentiecentrum in
Gent. Al betekent dat niet dat ze weer actief deelnemen aan het sociaal en professioneel leven. "Soms
kunnen ze wel weer wat huishoudelijke klusjes doen. Een kleine groep gaat ook weer professioneel aan
de slag, maar dat is vaak niet op hetzelfde niveau als voordien."
"We hebben een leerproces doorgemaakt", nuanceert Vogelaars verder. "In het begin kregen we veel
patiënten met langdurige lichamelijke klachten, daar was de kans à a-priori klein om veel succes te
boeken. Ook werden veel patiënten ten onrechte met de diagnose CVS naar de centra gestuurd. Dan
bleek het te gaan om psychiatrische klachten, depressies of slaapstoornissen. We hebben geleerd
juistere diagnoses te stellen. "Het doel van de overheid was om CVS-patiënten weer professioneel te
kunnen reïntegreren. Dat is een illusie. Zulke mensen blijven hun kwetsbaarheid behouden. Het is alsof
je een veer te ver hebt uitgerekt, die krijg je ook heel moeilijk weer in dezelfde staat als voordien",
besluit Vogelaars. "Ik hoop dat de overheid blijft investeren in deze groep patiënten en dat dit rapport
geen alibi is om dat niet langer te doen."
Bron: De Morgen 02/10/2008
|