'Er zijn muziekstukken speciaal geschreven over de dood, zoals alle Requiems. Bekend is het Requiem van Mozart dat onder andere op de begrafenis van Beethoven en Tschaikovski is gespeeld. Een ander voorbeeld is "Danse Macabre" van Saint-Saëns. In dit muziekstuk beeldt een ontstemde viool de dood uit. Maar denk ook aan Mozarts "Lacrimosa", dat tranen betekent.
Maar droefgeestige muziek gaat niet alleen over de dood. Ook het missen van een geliefde, een onbeantwoorde liefde kan door een componist zijn verwerkt in een muziekstuk. Zo gaat bijvoorbeeld de cantate "La damoiselle élue" van Debussy over een gestorven vrouw die in de hemel op haar geliefde wacht.
Muziek zorgt voor een bepaalde sfeer. Doordat er geen woorden worden gebruikt komen er bij iedereen andere beelden op. Bij droevige muziek denkt de een aan de begrafenis van zijn moeder en de andere bijvoorbeeld aan de beëindiging van een relatie. Anders dan woorden, die een bepaalde logica en volgorde hebben, is de muziek minder structureel. Soms onordelijk en snel, dan weer langzaam en tragisch. Net als bij dromen. Het onvoorspelbare roept bij ons diepe emoties op. Een cello of contrabas wordt vaak gebruikt om een droevige toon weer te geven. In sommige stukken worden de strijkers gebruikt om te symboliseren dat de ziel opstijgt naar de hemel.'
Ik krijg regelmatig wel leuke reacties op deze blog en daar ben ik ook heel blij mee. Met een blog is het een beetje als met de vroegere reclame van GB: .... klanten moet je verdienen. Ik was wel wat verrast door de mails die ik kreeg over de gids voor de oude Romebezoekers. De lezers vragen zich af in hoeverre wij dat nu allemaal nog kunnen weten. Sommigen onder ons hebben Latijn-Grieks gestudeerd in de humaniora. Steevast werden we dan achtereenvolgens geconfronteerd met Caesar die kwam oorlog voeren bij ons ("van al de Galliërs zijn de Belgen de dappersten"), met de (heel poëtische) Metamorfosen van Ovidius, met Livius die een geschiedenis schreef van 700 jaar Rome, en met Cicero die tekeer ging tegen zijn tegenstander Catilina ("quousque tandem Catilina, abutere patientia nostra?"). Maar er zijn natuurlijk veel meer bronnen die wij minder onder ogen kregen. Ter iluustratie een paar uittreksels die evengoed uit die tijd dateren en een heel ander licht op Rome werpen:
Plautus (De gevangenen): "de visverkopers die het volk totte vis versjacheren. Ze voeren die aan op een versleten oude knol en de stank van hun waar jaagt de wandelaars de galerijen uit. En dan is de slager die schapen van hun lammetjes berooft en ze als slachtrijp verkoopt voor de dubbele prijs. Hij is ook in staat om je, in plaats van een mals stukje vlees, een taaie brok in de handen te duwen."
Plinius de Jongere (Brieven): Hallo zeg! Je zou komen eten en je verschijnt niet. Daar staat straf op : je betaalt mijn onkosten terug tot de laatste cent, en die zijn niet kinderachtig. Op het menu stond een krop sla per persoon, een kwartdozijn slakken, twee eieren, havergortbrij met sneeuwgekoelde honingwijn ... De sneeuw komt ook op je rekening, wat zeg ik, die vooral, want die is op het dienblad ter ziele gegaan. Olijven, bietjes, pompoenen, uien en duizend andere gerechten, allemaal even geraffineerd, stonden op jou te wachten."
Juvenalis (Satiren) "Word soldaat en je broodje is gebakken, vooral in die snelrijkbrigade van de praetorianen... Als een arme burgerman door één van jullie afgerost wordt, waagt hij het niet naar de rechtbank te gaan om de magistraat zijn losgeslagen tanden te laten zien, of zijn tot koek geslagen gezicht met blauwe builen of zijn oog dat nog wel op zijn plaats zit maar waar de dokter niet voor instaat."
Ik heb vandaag zitten kijken naar fotos van mijn verblijf in Marokko. Daardoor heb ik een grote zin gekregen om weer naar Marrakech te gaan, een magische stad, waar ik zeer waarschijnlijk tot mijn laatste snik naar zal terug willen keren.
De schoonheid van deze stad zie je natuurlijk niet op de foto. Ze is denk ik moeilijk in beelden en zeker niet in woorden te vatten. Het is een geheel van mensen, gezang, gebed, meer aardse stemmen, chaotische drukte, bedwelmende geuren van planten, vruchten en aarde, intense en zoete smaken, bezwerende muziek, ezels en paarden, slangenbezweerders, toeristen, avonturiers, bedelaars, gidsen, terrassen, bier drinken op de zevende verdieping van een hotel, of diep in een kelder, schoenen, tamboerijnen, gewaden, juwelen, hemelsblauw van de hemel, diep rood van de zonsondergang, schoenpoetsers, kelners, bedriegers, mannen met eerlijke, gloeiende ogen, spiegels van de ziel, voor mij onbegrijpelijke straatnamen waardoor je gemakkelijk verdwaalt, ogenschijnlijk ongenummerde huizen, fonteinen, sinaasappelbomen, palmbomen, kleine groene taxi's, aftandse bussen, met bestemmingen als Tilburg of Groene Hoek, en thee, altijd weer thee. Januari is de maand om naar Marrakech te gaan en je winterhuid van je af te schudden. Maar januari is bijna opgebruikt: bad timing!
Op 14 maart (20.00 uur) treedt KORILE op in zaal Ter Coose in Leest. Het stelt er zijn zoektocht voor doorheen 5 eeuwen koormuziek uit diverse landen. Tegelijk is het een interactief gebeuren waarbij de voorkeuren van de zangers getoetst worden aan die van het publiek. Het wordt dus geen traditioneel concert, maar veeleer een werksessie en een demonstratie van één jaar proeven en ontdekken. 10 jaar geleden droeg het koor nog de naam van Orlandus Lassus. In die periode slaagden zij er in - ondanks hun naam - om geen enkel werkje te zingen van die reus van de koormuziek. Benieuwd of zij nu wel Lassus op de planken brengen.
Sommigen onder ons vinden geschiedenis maar niks: een saaie opsomming van data, oorlogen, keizers en koningen. Het wordt hooguit wat interessanter als de vrouwen van Hendrik VIII van Engeland aan bod komen, of als deeen of andere hertog van Bourgondië bevroren wordt terug gevonden op het slagveld nabij Nancy.
Dit jaar maakt het Ruysscheveldekoor een uitstap naar Rome: als dat geen verzameling van oud stenen is weet ik het ook niet meer. In 2008 verscheen in Amsterdam bij Polak en Van Gennep een heel leuk boekje onder de titel "Het oude Rome". Ene Philip Matyszak, professor aan de universiteit van Cambridge, schreef een gids voor de onschuldige buitenlandse bezoeker aan Rome, maar dan wel een bezoeker in het jaar 200 na Christus. Dit leidt tot een hilarische en verfrissende kijk op de overblijfselen die wij na 1800 jaar in Rome aantreffen: stenen worden levend en we zien het allemaal voor onze ogen.
Een klein uittrekseltje als smaakmaker:
"Sanitaire voorzieningen" De Romeinen hebben de onhebbelijke gewoonte om hun beerputten dichtbij de waterbronnen aan te leggen. Het is dan ook een opluchting te weten dat Rome zelf over een uitgebreid net van rioleringen beschikt waar geregeld overtollig water van de aquaducten doorheen wordt gejaagd. Het oudste en grootste rioolis de Cloaca Maxima. Die loopt onder het Forum door en is groot genoeg om er een schip te laten in varen, mocht daar al iemand behoefte aan hebben. Vele appartementsgebouwen zijn verbonden met een centrale beerput of met de riolering, maar in vele andere maken de bewoners nog altijd gebruik van de oude vertrouwde kamerpot. Afval wordt verzameld om in de landbouw te worden gebruikt, maar men dumpt het ook gewoon op straat. Daarom vind je in een aantal straten kleine stapstenen , waardoor mensen kunnen oversteken zonder hun voeten vuil te maken. Volders hebben voor hun beroep permanent urinezuur nodig en zetten daarom op de hoeken van de straten grote kruiken neer. Mensen kunnen daar hun 'giften' in kwijt. De volders zijn nog altijd woest op keizer Vespasianus omdat hij een belasting begon te heffen op het gebruik van die kruiken... Probeer logies te vinden in de buurt van een openbaar badhuis, waar constant overtollig water van de baden door de openbare toiletten stroomt. Die laatste bestaan in feite uit een bank met op strategische plaatsen gaten er in. Daar kun je op gaan zitten om de nieuwtjes van de dag uit te wisselen met medegebruikers van deze faciliteit. Kijk daarbij wel uit voor straatjongens met een bizar gevoel voor humor: ze drenken een streng wol in olie , steken die in brand en laten hem met het water meestromen. Als zo een brandend gevaarte net onder je achterste langskomt, is de rest van de dag om zeep.
Terwijl wij inpakten voor een gezellig weekendje Ardennen met onze kleinkindjes speelde zich op enkele kilometers van ons een compleet drama af. Als je naar je kleinkind kijkt kan je je niet inbeelden dat er iemand zou rondlopen die zo een onschuldig, lieg wezentje ook maar enig kwaad zou willen doen. De vrijdagavond en de zaterdag waren er nodig om mijn schoondochter - Tine Dezeure van Radio 2 - te laten bekomen alleen nog maar van de intervieuws met ouders, familieleden en kennissen van de kindjes uit de crèche in Sint-Gillis-Dendermonde: het was haar afschuwelijkste dag in haar prille journalistencarrière. Ik vraag me af of het mijn professionele carrière is die mij doet terugdenken aan bizarre gedragingen bij de kindjes die wij indertijd gemakkelijkshalve autisten noemden. Of gaat het toch om een plots acute vorm van psychose? In elk geval is het onmogelijk dat niet een compleet gestoorde geest aan de basis ligt van deze horror.
Vanmiddag vertrekik voor een weekendje Ardennen : de vallei van Ninglinspo in de buurt van Remouchamps. Het wordt een verhuis want alle kinderen en kleinkinderen gaan mee. Ik zal je dus eventjes moeten missen: daar gaan mijn kijkcijfers :) Ik hoop dat we mekaar maandag terugzien. Fijn weekend, kriekebollekes en andere lezers!
Wij zijn druk aan het oefenen aan het "Exsultate Deo" van Alessandro Scarlatti: verre voorbereiding voor ons jubileumconcert.
Pietro Aessandro Gaspare Scralatti werd geboren op 2 mei 1660 in Palermo, en stierf op 22 oktober 1725 in Napels.
Alessandro Scarlatti (vader van Domenico) die vermoedelijkles kreeg van de componisten Giacomo Carissimi en Johann Joachim Quantz, was aanvankelijk werkzaam als kapelmeester in Rome. Vanaf 1684 oefende hij dat ambt uit aan het hof van Napels. Na 16 jaar vertrok hij naar Firenze, Santa Maria Maggiore en Rome. In 1708 keerde hij terug naar Napels en werd er opnieuw kapelmeester.
Hij geldt als de belangrijkste meester van de Napolitaanse school. Hij schreef naast kerkmuziek, oratoria, orkestwerken en kamermuziek, orgel- en clavecimbelmuziek, meer dan 800 cantates en 114 toneelwerken.
Heb je er al eens over nagedacht hoe dirigenten (vooral van koren) vaak op de handen gedragen worden door hun koorleden, ook al ziet een objectieve buitenstaander (die er wat van kent) soms echte tekortkomingen die niet alleen aan het koor te wijten zijn? En zelfs als de koorleden wel aanvoelen dat er iets mis is, of als ze niet het resultaat bereiken dat ze eigenlijk zelf verwacht hadden, dan nog zoeken zij eerder een excuus bij zichzelf dan bij degene die voor hen staat. Je hoort dan van die dingen als "we hebben niet goed opgelet ... we zouden toch nieuwe leden moeten hebben, maar die vinden we niet ... de akoestiek in de zaal was niet geweldig ... de mensen vinden het toch wel goed ...". Dirigeren is een vak, waar voortdurend scholing en bijscholing nodig is. Een dirigent moet zeker ook veel kijken, en luisteren naar goede voorbeelden. Hij mag niet te beroerd zijn om aan zijn collega's raad te vragen en zijn prestaties kritisch te laten bekijken. Tegelijkertijd moet hij blijven isen dat het koor alles uit de kast haalt wat binnen hun theoretische mogelijkheden mligt, en niet tevreden zijn met een middelmatige prestatie, noch op de repetitie,noch op een uitvoering. Een dirigent is nederig tegenover de componist en de muziek, maar een moeilijk mens als het gaat om een (zang)prestatie. Op dehanden gedragen worden is leuk, maar niet altijd een goede barometer voor de competentie van de dirigent.
Laszlo Heltay is de dirigent waar ik een oneindige bewondering voor heb, en waar ik enorm veel van geleerd heb. Onder zijn leiding zong ik o.m. Händels Jozef in Egypte en de Carmina Burana van Carl Orff.
Laszlo Heltay werd geboren in Boedapest en studeerde compositie en koordirectie aan de Franz Liszt Academie onder Kodaly en Bardos. Hij werd Brits staatsburger in 1957. In 1964 ging hij naar Nieuw Zeeland als geassocieerd dirigent bij het NZBC Symfonieorkest en directeur van de NZ Opera Company. Bij zijn terugkeer in Londen werd hij dirigent bij de Phoenis Opera Company en werkte er samen met Otto Klemperer.
Tijdens zijn schitterende carrière dirigeerde hij o.m. het Dresden Philharmonisch Orkest, de Royal Philharmony, het Londen Philharmonisch Orkest, het Dallas Symfonie-orkest en de Philharmonie van Budapest. Van 1969 tot 1996 was hij directeur van het Koorfestival van Brighton.
Laszlo leeft nu in Barcelona en is nauw betrokken bij het Madrileens Radiokoor terwijl hij nog altijd zeer actief is in het geven van masterclasses in heel Europa en de USA. Records and Recording beschrijft Laszlo Heltay als één van de fijnste en inspirerendste koordirigenten van de wereld Door zijn inspanningen heeft de Britse koortraditie een compleet nieuwe look gekregen en heeft hij een nieuwe standaard neergezet om naar te streven.
deed schitterende studies aan de Koninklijke Conservatoria van Gent en Brussel. Hij behaalde talrijke eerste prijzen en hogere diplomas voor piano en kamermuziek. Zijn voornaamste leraars waren Robert Steyaert (piano) en Peter Cabus (compositie). Hij werd laureaat van verschillende wedstrijden. Hij studeerde verder aan de Muziekkapel Koningin Elisabeth en ging zich ook bekwamen bij Stanislas Neuhaus te Moskou (piano) en Laszlo Helthay te Londen (koordirectie). Thans leidt hij een pianoklas aan het Koninklijk Muziekconservatorium van Gent. Hij is actief als pianist en kamermusicus (o.m. in het Pianotrio Memling), en werd een geziene figuur in de koorbeweging, o.m. als dirigent van het Gents Madrigaalkoor(koor van het jaar in 2006). Zijn aanstelling als chef-dirigent van het Vlaams Radio Koor bevestigde de prominente rol van deze topdirigent, in opvolging van Vic Nees. Internationaal viel zijn aanstelling op als dirigent van het koor van de Academy of Saint-Martin-in-the Fields (Londen).
Op 16 januari 1957 overleed, twee maanden voor zijn negenstigste verjaardag, Arturo Toscanini in New York. Toscanini was ongetwijfeld één van de grootste dirigenten die er ooit geleefd hebben. Behalve zijn fenomenale partituurkennis was hij ook bekend omwille van zijn generositeit en zijn enorm respect voor de componist die iets had neergeschreven. In Wenen dirigeerde hij vlak voor de moord op kanselier Dolfuss het Requiem van Verdi. Toen hij het tijdens de repetities met de sopraan aan de stok kreeg, riep de temperamentvolle dame: "Mijnheer, u vergeet dat ik een ster ben", waarop Toscanini: "Mevrouw, wat mij betreft staan er alleen sterren aan de hemel. En nu dadelijk een nieuwe sopraan!". Hij was ook zeer menselijk in financiële zaken. Toen de gevierde operacomponist Mascagni nog eens gevraagd werd om een reeks voorstellingen te dirigeren in de Scala van Milaan, zei deze dat hij geen discussie wilde over zijn honorarium: "Ik wil gewoon één lire meer dan wat Toscanini krijgt." De directie ging hier, na enige aarzeling, mee akkoord. Toen Mascagni na de eerste opvoering zijn enveloppe open maakte, zat er precies één lire in. Mascagni maakte zich boos, maar moest zich inhouden toen de directie vertelde dat Toscanini nu eenmaal gratis dirigeerde in de Scala, omdat hij het nog altijd een eer vond om daar te mogen werken.
Ruysschevelde: Mis in de Sint-Pauluskerk in Antwerpen
Naar aanleiding van ons 30-jarig bestaan zingen wij met het Ruysscheveldekoor een mis in de Sint-Pauluskerk in Antwerpen op 22 februari a.s. om 10.30 uur (inzingen vanaf 9.30 uur). Het koor wordt begeleid door Nicolas De Troyer, titularis van deze prachtige laat-gotische kerk. Het 17e eeuwe orgel wordt gerekend bij de voornaamste orgels van België. Op het programma staan geestelijke liederen van Farrant, Wesley, Mendelssohn, Mozart, ... Uiteraard wordt er gerekend op de aanwezigheid van alle koorleden. Maar iedereen is natuurlijk van harte welkom!
Ik heb altijd volgehouden dat ik nergens aan verslaafd ben. Dat sigaretje?? Gewoon voor de gezelligheid,natuurlijk al van 's morgens vroeg: gezellig de dag beginnen. Chocolade en koekjes?? Om de tussentijdse honger te stillen en om zeker niet teveel gewicht te verliezen: het zal je maar gebeuren dat je allemaal nieuwe kleren moet gaan kopen. Ondertussen heeft de leeftijd diepe wonden geslagen in mijn chocolade-ijver: ik had het nog zo gezegd "ik wil niet naar de dokter". Maar die heeft mij koud gepakt op een onverwacht moment en met een strenge vinger in de lucht al die zoetigheid verbannen. En het gekste van al, ik luister nog naar hem ook. Eén verslaving maakt mij echter helemaal gelukkig: ik heb het deze week nog maar eens ondervonden. Na de onthoudingsverschijnselen tijdens het kerstreces mocht ik terug naar Leest en Stekene. En dat is pas verslaving: iets wat ik voor geen geld van de wereld wil missen: de diepe bevrediging van muziek maken is pas echt iets wat ik nooit wil laten.
Zo beschreef één van de toehoorders de creatie van de Schöpfung van Haydn:
Ik zie Haydn's gezicht nog voor me toen dit deel in het orkest klonk. Haydn beet op zijn lippen alsof hij zijn schaamte voor iets wilde verbergen, of alsof hij een geheim niet wilde laten doorschemeren. En op het moment dat het licht voor de eerste keer uitbrak, zou je kunnen zeggen dat de vonken uit de brandende ogen van de componist schoten. De betovering van de verraste Weners was zo groot dat het orkest minutenlang niet verder kon spelen
Eindelijk begon de muziek, en onmiddellijk werd het zo stil, nicht, dat je een muis had kunnen horen rennen, en als het publiek niet zo vaak had geapplaudisseerd, had je niet geweten dat er mensen in het theater waren. Maar, nicht, in mijn hele leven zal ik nooit weer zo'n mooi stuk muziek horen; en zelfs al had het drie uur langer geduurd, en zelfs al was het stank-en-zweetbad nog veel erger geweest, dan had ik dat niet erg gevonden. Ik had me met de beste wil van de wereld niet kunnen voorstellen dat menselijke longen en schapendarmen en kalfsvellen zulke wonderen voort konden brengen. [...] Ik ben nog nooit zo voldaan uit een theater gekomen, en ik heb die hele nacht gedroomd over de Schepping van de Wereld.
Zoals reeds verteld, ben ik gisterenavond op bezoek geweest bij het kerkkoor van Koewacht (Nl): een koor zoals ze niet meer gemaakt worden heden ten dage. Een groep mensen die bij mekaar komt om te zingen (was te verwachten als je een koor bent) en om iedere week in de kerk de mis te zingen. Voor waar geen geringe opdracht, waar dan ook maar een goeie helft regelmatig aan deelneemt.
Maar ik heb andere dingen gezien die mijn dirigentenhart doen bloeden. Hier heb je echt een schoolvoorbeeld van de ongeschoolde amateur die voor een koor staat en waartegen de koorverenigingen nu al jaren fulmineren.
Theoretisch is er een onderscheid tussen de vier stempartijen, maar in de praktijk (van gisteren dan toch) werd er tweestemmig gezongen, maar dan net verkeerd. Tweestemmige liederen die bedoeld zijn om met gelijke stemmen te zingen werden opgesplitst tussen mannen en vrouwen. Daarbij moesten de tenoren in een onbestemd gebrom vervallen, of de bassen noten zingen aan de bovenkant van hun stembereik. Idem dito dan natuurlijk voor de sopranen en de alten. Resultaat: een onmuzikaal en bovendien saai geheel.
Dat de dirigent dan bij het voorspelen op zijn instrument met een vinger en met een hoop missers de partijen zgn. voor speelt draagt al zeker niet bij tot het juist aanleren van nieuwe dingen. Het voorzingen gebeurt overigens onnauwkeurig en de zangers volgen dan plichtsgetrouw in die onnauwkeurigheid. Dirigeren is bovendien heel wat anders dan metronomisch de maat aangeven.Bovendien wordt tenslotte - uit schrik om iets te eisen van het koor ?? - van de hak op de tak gesprongen zonder ook maar één muzikaal zinnetje af te werken.
Of men nu als dirigent werkt met een groepje senioren, dan wel met een ander koor, doet niets terzake. Iedereen die zich engageert om iedere week te komen zingen, verdient een dirigent die weet waar hij mee bezig is en tenminste de meest elementaire principes kent. En ... ook oudere mensen hebben het recht op een kennismaking met een modern samengesteld koorrepertoire.
Voor ik in Stekene kwam bij het Ruysscheveldekoor, had ik er zelfs nooit van gehoord. Koewacht ... en je hebt zelfs twee stuks: een Belgisch en een Nederlands. Laat nu in het Nederlandse Koewacht een kerkkoor zijn (hopelijk in een gastvrijere en vriendelijker kerk dan die van het Belgische Koewacht). Hoe ze bij mij terecht komen, mag Joost weten, maar daar krijg ik me ineens een telefoontje om te vragen of ik misschien enige interesse zou hebben om daar ook te dirigeren. Ik zal er vanavond eens een keertje gaan kijken (mannen zijn ook nieuwsgierig hoor!) maar ik ga ze niet veel hoop geven. Een kerkkoor ... ik ben benieuwd of het om een verzameling senioren gaat. Want dat is wel het laatste wat ik er nog kan bij hebben. Ik heb ondertussen Abraham al gezien en ben niet van plan ergens te dirigeren waar er geen toekomst inzit. Het zou niet de eerste keer zijn dat een koor meer stervensbegeliding dan een uitdagende dirigent nodig heeft. Maar morgen weet je meer.
Ik ben Carlo (Carlo Claes), geboren op 20 september 1944. Als je goed telt weet je hoe oud / jong ik ben. Enkele jaren geleden gaf ik mijn job als resoc-coördinator van Waas en Dender op om met brugpensioen te gaan. Sindsdien kan ik mij aan mijn echte passie wijden: de koormuziek. Ik dirigeer twee koren: Fiori Musicali uit Sint-Niklaas en het Hanswijkkoor in Mechelen. Zo ontmoet ik iedere week een hoop fijne, lieve mensen. Maar hier is de wereld nog veel groter. Dus kom ik nu ook jou tegen.