De Nederlandse dirigent Gustav Leonhardt is maandag op 83-jarige leeftijd overleden. Hij blies zowel als organist en klavecinist en als dirigent de authentieke uitvoeringen van oude muziek nieuw leven in.
Stijlvol, dat was Leonhardt in alles. Hij woonde voornaam in Huis Bartolotti uit 1618 aan de Amsterdamse Herengracht. Hij sprak deftig, was correct gekleed, liep als een heer. En die stijl kwam ook tot uitdrukking als hij achter de klavieren zat of voor een ensemble stond. Nooit zweepte hij op, nergens vloog hij uit de bocht, altijd bleef hij beheerst, stijlvol. Zijn speelwijze kenmerkte zich door een zeer doordachte, zorgvuldig uitgebalanceerde articulatie, waarbij aan elke toon aandacht is besteed. Hij was dan ook puriteins en perfectionistisch. Legendarisch werd zijn uitspraak over goed of voortreffelijk musiceren: Het verschil tussen goed en voortreffelijk is klein, maar essentieel.
In zijn stijlbesef ging Leonhardt tot het uiterste. Nadat hij als 16-jarige jongen opgegroeid in het Gooi de klavecimbelmuziek van Bach had ontdekt, beet hij zich helemaal vast in de oude muziek. In die tijd dweepte ik met Bach, zei hij in het RD-interview ter gelegenheid van zijn 80e verjaardag. Ja, ik was echt een dwepertje. Zijn passie bracht hem in Basel (de beroemde Schola Cantorum) en Oostenrijk (de Weense Musikhochschule) voor de studie orgel, klavecimbel en muziekwetenschap.
Terug in Nederland kon hij zijn nieuwe ideeën direct wereldkundig maken als docent klavecimbel aan het Amsterdamse conservatorium. Ook richtte hij een eigen ensemble op: het Leonhardt Consort. Samen met de Oostenrijkse dirigent Nikolaus Harnoncourt voerde Leonhardt in de jaren 70 en 80 alle cantates van Bach uit. De pioniers wilden Bachs muziek per se op authentieke instrumenten of kopieën daarvan uitvoeren. Met deze benadering maakten de dirigenten school: de oudemuziekbeweging heeft vele leerlingen opgeleverd, hoewel er ook weerstand was tegen een dergelijke historiserende benadering.
Ook als solist op klavecimbel en orgel wilde Leonhardt over de hele wereld zijn visie op wat de componisten van renaissance en barok bedoeld hadden, overdragen. Meer dan 200 opnamen maakte hij, en jaarlijks gaf hij vele concerten over de hele wereld. Zelfs na zijn 80e ging hij gewoon door met reizen en concerteren. Als musicus ben je altijd afhankelijk van mensen die je uitnodigen om een concert te komen geven. Ik ben dankbaar dat er nog steeds mensen zijn die me graag horen spelen, zei hij bescheiden maar vastberaden.
De tussenhandelaar stelde dat zijn eigen rol in het muziek maken een ondergeschikte was. Ik ben slechts uitvoerend musicus, een tussenhandelaar zogezegd. Ik heb dan ook niet zo veel te vertellen. Het enige wat je als uitvoerend musicus doet, is het werk van anderen zo goed en getrouw mogelijk vertolken. Als dat voorbij is, is het uit. Het tragische is dat in de muziekwereld de uitvoerenden zo vaak worden bejubeld. Terwijl het de composities zijn die de eeuwen verduren.
Leonhardt had zich vastgebeten in de oude muziek. Monteverdi, Sweelinck, Schütz, Buxtehude, Bach, Purcell, Telemann, Vivaldi ze konden allemaal op zijn warme belangstelling rekenen. Bij de 19e eeuw hield het echter op. Latere muziek dan van Mozart doet me weinig. Maar als ik Beethoven hoor, vind ik die subliem in vergelijking met tijdgenoten. Schubert ook. En dan houdt het bij mij eigenlijk op, zei hij in 2006 in een interview met NRC.
Naast het leven in concertzalen was Leonhardt ook jarenlang actief als kerkorganist. In de Amsterdamse Waalse Kerk, waar het echtpaar lid was, fungeerde hij van 1959 tot 1982 als kerkorganist. Sinds 1981 was hij titulair organist van de Amsterdamse Nieuwe Kerk, waar echter al jaren geen diensten meer worden gehouden. Kerkdiensten spelen was er dus voor Leonhardt de laatste twee decennia niet meer bij. En dat miste hij toch wel, gaf hij aan. De kerk is gebouwd voor de eredienst.
Tot december vorig jaar bleef de tussenhandelaar actief, ook al oogde hij steeds ouder en breekbaarder. Hij heeft letterlijk zijn laatste krachten gegeven in dienst van de muziek. Op 12 december gaf hij in Parijs nog een klavecimbelrecital voor een volle zaal. Hij was echter duidelijk verzwakt en afgemat. Na afloop kwam de mededeling dat het het laatste optreden was geweest. Noodgedwongen moest Leonhardt zijn afspraken voor dit jaar afzeggen. Maandag 16 januari overleed hij in zijn woning in Amsterdam. Hij laat een vrouw Marie en drie kinderen achter.
Het bericht van Leonhardts overlijden kwam op dezelfde middag als dat van het verscheiden van acteur Piet Römer, die vooral bekend werd als rechercheur De Cock in de televisieserie Baantjer. Beiden woonden in Amsterdam, beiden werden 83 jaar. Troost u, twitterde iemand dinsdagavond, over 100 jaar weet niemand meer wie Baantjer was. Wel Gustav Leonhardt... Een ander vergeleek de overleden musicus met de Amsterdammer Sweelinck. Als Jan Pieterszoon Sweelinck de Orpheus van Amsterdam wordt genoemd, mag Gustav Leonhardt dan de tweede zijn?
Misschien is dat te veel eer voor een tussenhandelaar die zelf niet componeerde. Maar dat met het overlijden van Leonhardt een groot musicus is heengegaan, staat buiten kijf.
Voor diegenen bij MaN en KORILE die het zouden gemist hebben: mevrouw Sas, werkzaam in de pastoraal bij Hof ter Schelde zocht andermaal een koor om op 5 februari de jaarlijkse herdenkingsviering op te luisteren. Bij MaN lukte het niet omwille van de onbeschikbaarheid van sommige leden. KORILE daarentegen toonde bij de eerste vraag op de repetitie dadelijk de nodige bereidheid, ook al is de avond ervoor het jaarlijks feest (deze keer georganiseerd door een dynamische groep alten). Ik denk dat het een mooie ervaring is zowel voor de ouderen en revaliderenden als voor een koor om van een dankbare herinneringsbijeenkomst een esthetisch moment te maken. Hartelijk dank aan KORILE!
Josette heeft voor een heel mooie versie gezorgd van de Paasantifoon "Haec Dies", een middeleeuws gezang dat in zijn grote eenvoud aanzet tot bezinning op de dag van Pasen. Alhoewel het muzikaal van geen kanten lijkt op de Paasjubelzang ademt het dezelfde sfeer uit van opgetogenheid over deze bijzondere dag. De tekst heeft overigens aanleiding gegeven tot talloze composities (Byrd, Palestrina, Händl, Bach ...) .
We gaan het gebruiken zowel bij Musica ad Nives als bij KORILE. Beiden zingen immers met Pasen.
Hieronder een andere versie, niet minder mooi, maar veel gecompliceerder.
Deze week kondigde Thomas Quasthoff het einde van zijn zangcarrière aan. Een groot verlies voor ieder die van klassieke zang houdt, want Quasthoff is een buitengewoon begaafde zanger.
Thomas Quasthoff werd in 1959 geboren in Hildesheim, Duitsland, met zware lichamelijke beperkingen (Softenon!!). Maar het was niet zijn voorkomen waarmee hij opzien baarde. Het was zijn miraculeuze stem, zoals een criticus hem eens omschreef. Een stem waarmee hij uitgroeide tot één van de opmerkelijkste zangers van zijn generatie, zoals een ander zei.
Quasthoff begon zijn muzikale opleiding in 1972 in Hannover. Voordat hij definitief doorbrak als zanger studeerde hij ook nog drie jaar rechten en werkte hij enkele jaren als radio-presentator voor de NDR.
In 1995 debuteerde Quasthoff op het Oregan Bach Festival, wat de basis legde voor een lange en succesvolle carrière in de Verenigde Staten. In 1999 tekende Quasthoff een contract bij het label Deutsche Grammophon. Hij bouwde daar een uitgebreide discografie op, waarvan vele albums bekroond werden met prijzen. Zo ontving hij drie Grammys en de BBC Music Magazine Award.
Behalve liederen heeft Quasthoff echter nog veel en veel meer repertoire vertolkt. Zo maakte hij albums met repertoire van Mozart en Haydn en zelfs een album met jazz. Want ook in populairdere genres is Quasthoff flink actief.
Quasthoff stopt weliswaar met optreden, maar blijft nog intensief betrokken bij zijn vak. Hij blijft wereldwijd masterclasses geven en zet zijn lessen aan de Hanns Eisler Academy of Music in Berlijn voort. Ook wordt hij artistiek directeur van de door hem opgerichte competitie Das Lied. Verder begint hij onder meer een nieuwe talkshow, Thomas Quasthoffs Nachtgesprächen, in Konzerthaus Berlin.
13 januari 1822: Ludwig van Beethoven legde de laatste hand aan zijn laatste sonate voor klavier, opus 111, en voegde eraan toe dat "de pianoforte, alles wel beschouwd toch een ontoereikend instrument was". Vier jaar tevoren had hij nochtans anders gepiept. De verhouding tussen topmusici en instrumentenbouwers lag in Beethovens tijd zeker even commercieel als nu. Zo had de firma Broadwood in 1817 aan Beethoven een vleugel geschonken, die pas midden 1818 na een ommetje over de Middellandse Zee ter bestemming arriveerde. Beethoven schreef als bedankje een uiterst vriendelijk briefjeterug. Wie dacht dat Ludwig zich altijd en overal als een onbehouwen boer gedroeg, kijkt er echt van op. De brief van Beethoven zou decenniallang hét kwaliteitsbewijs van het huis Broadwood zijn: Broadwood had de Beethovenvleugel en iedere koper kon zich in zijn eigen huiskamer een beetje Beethoven wanen. Tot vandaag wordt de brief van Beethoven trouwens in de reclamecampagnes van de firma gebruikt. Mocht de firma Steinway mij zo een instrument afleveren, dan beloof ik hen een minstens even mooie brief.
Ik hoorde vanmiddag een leuke maar ook ontroerende anecdote over de Portugese pianiste en rasartiste Maria Joao Pires ( ° 23 juli 1944 in Lissabon)
Pires begon met pianospelen toen ze 3 jaar oud was en gaf haar eerste recital op haar vijfde. Zij speelde pianoconcerten van Mozart voor publiek toen ze zeven jaar oud was. Twee jaar later ontving ze een belangrijke prijs voor jonge musici in Portugal. In de jaren daarna, van 1953 tot 1960, studeerde ze compositieleer, muziektheorie en muziekgeschiedenis bij Campos Coelho aan het Conservatorium van Lissabon, waar ze op haar zestiende afstudeerde. Sindsdien heeft ze de wereldpodia veroverd.
En nu het verhaal: Pires zal de soliste zijn in een concerto van Mozart, met het Concertgebouworkest Amsterdan o.l.v. Ricardo Chailly. Bij de eerste noten van het orkest realiseert zij zich dat zij het verkeerde concerto heeft ingestudeerd. Wat er dan gebeurt kan je zien op onderstaand filmpje.
Als je vanuit een vogelperspectief naar het koorlandschap kijkt en dat een paar jaar volhoudt, zal je zien dat het een komen en gaan is van koren. Jongerenkoren worden opgericht, vaak kleinere ensembles, beleven echt mooie tijden, (als is de tijd soms heel kort) en verdwijnen dan weer. Oudere koren zien hun leden, samen met hen, oud worden en afvloeien of wegvallen. Nog andere koren worden zo klein dat zij hun gedroomde repertoire niet meer kunnen uitvoeren en zoeken hun heil in een fusie. Vaak is de reden van die teloorgang een vicieuze cirkel waarbij het aantrekken van jongere mensen niet lukt. Feit is echter dat - met afsterven van die "oude bomen" - mensen die toch nog graag zingen verweesd achterblijven. Het enige wat je dan maar kan hopen is dat zij toch nog ergens onderdak vinden, in de hoop dat zij niet nog eens met sterven bedreigd worden. Eén ding weet ik echter zeker: traditionele kerkkoren trekken geen nieuwe leden aan en zijn finaal met uitsterven bedreigd.
Ik heb eigenlijk met verwondering staan kijken naar de opmerking van één van mijn voorzitters dat ze nog nooit een dirigent hadden gehad die met hen meedacht of op een receptie het woord wilde nemen. Een dirigent is niet alleen iemand die zo maar een keer per week voor het koor staat en hen doet zingen. Samen met het bestuur, en bij uitbreiding de koorleden, moet hij zorgen dat het koor een leuke plaats is om te zingen, om creatief te zijn. Hij is mee verantwoordelijk voor de band die koorleden hebben met hun koor. En vaak heeft hij ook de nodige ervaring in andere koren, zodat hij wel mee kan afwegen wat werkt en wat niet. Maar zoals ik al zei, het koor is een groepsgebeuren. De dirigent is daarin een stukje leider en bezieler, maar ook dienaar.
Wetenschap zonder religie is lam, religie zonder wetenschap is blind.
Twee dingen zijn oneindig: het heelal en de menselijke domheid. Van het heelal weet ik het alleen nog niet zeker.
Fantasie is belangrijker dan kennis, want kennis is begrensd.
Leg je hand een minuut op een hete kachel en het lijkt een uur. Zit een uur naar een mooi meisje te kijken en het lijkt een minuut. Dat is relativiteit!
Om een onberispelijk lid van een kudde schapen te worden, moet je in de eerste plaats een schaap zijn.
Ik weet niet met welke wapens de derde wereldoorlog uitgevochten zal worden, maar de vierde wereldoorlog wordt uitgevochten met stokken en stenen.
Ik wil Gods gedachten kennen, al het andere zijn details.
Iedereen die zich ernstig bezighoudt met het streven naar kennis raakt ervan overtuigd dat zich in de wetten van de kosmos een geest manifesteert: een geest die verre superieur is aan die van de mens en in het aangezicht waarvan wij, met onze bescheiden vermogens ons nederig moeten voelen.
Wiskunde is simpel, je moet het alleen begrijpen.
Wat een saai seizoen is me dat: winter die niet koud wil zijn, sneeuw die op de verkeerde plaatsen valt, en de radio die koppig bijna elke dag de "Winter" uit de 4 seizoenen van Vivaldi ten beste geeft. Alsof er geen andere componisten zijn die wat rond de 4 seizoenen gebreid hebben. Ik zou je voor de verandering aanraden om naar één van de volgende te luisteren:
*De seizoenen, een oratorium van Joseph Haydn *De seizoenen, een reks karakterstukken van Tsjaichowsky *De seizoenen, balletmuziek van Jean-Baptiste Lully
Gisteren werd officieel de viering ingezet van het 600e geboortejaar van Jeanne dArc, de maagd van Orléans, patroonheilige van Frankrijk. Zoals veel kinderen las ik in mijn kinderjaren haar onwaarschijnlijk leven, waarbij de grote lijnen mij onvoorstelbaar spannend voorkwamen. Een boerenmeisje dat stemmen hoort van engelen, een meisje dat in mannenkleren op weg gaat door het door de 100-jarige oorlog geteisterde Frankrijk en weet door te dringen tot bij de kroonprins, een 17-jarige die de gedemoraliseerde troepen gaat aanvoeren tegen de Engelsen, die er in slaagt de prins te laten zalven tot koning, maar later dan toch gevangen genomen wordt en op de brandstapel eindigt onder de beschuldiging van ketterij (stemmen? een vrouw gekleed als man ). Als ik later niet meer wist in de Franse les wat het woord was voor varken, dan moest ik maar denken aan die valsaard van een bisschop Cauchon.
En nog later op het internaat maakte ik kennis met de muziek van Jeanne au bûchervan Artur Honegger (nota bene met een libretto op tekst van Paul Claudel) , lang voor ik wist dat ook Verdi aan haar een opera gewijd had (Giovanna dArco) en voor Leonard Cohen een song besteede aan (Joan of Arc.
Tijdens het luisteren daarstraks naar de radio, en met name naar het Magnificat van J.S. Bach, moest ik onwillekeurig denken aan de kersttijd in Leipzig, zoals het er ten tijde van Bach aan toe ging.
In het vroeg 18e-eeuwse Leipzig bestond nog de gewoonte om in het Magnificat, wanneer dat tijdens de Kerstvespers werd uitgevoerd bewerkingen van enkele kerstliederen in te lassen, zogenaamde laudes. Dit was het muzikale restant van een populaire (in de zin van: volkse) traditie in de Duits sprekende landen die teruggaat tot de 14e eeuw: de traditie van het Kindelwiegen ('kindjewiegen').
Wat ooit begon als de gewoonte om tijdens de completen (het laatste gebed van de dag) tussen de verzen van het Nunc dimittis een lied in te lassen met een duitse dialoog tussen Jozef en Maria (Yoseph lieber neve mein, Geren liebe mueme mein), ontwikkelde zich tot allerlei gedramatiseerde vormen waarin de wonderbaarlijke geboorte werd verteld, verbeeld of bezongen. Tot de van plaats tot plaats verschillende gewoontes kon behoren: het bouwen van een kerststal in de kerk of een kribbe/voedertrog voor het altaar; het uitvoeren van een kerstspel; het leggen van een pop, het kindje Jezus verbeeldend en gewikkeld in de kousen van Jozef, op het altaar; en/of het wiegen, c.q. schommelen van die pop, of het wiegen door kinderen van hun eigen poppen in hun mandjes, waarbij wiegeliedjes werden gezongen als In dulci Jubilo, O Jesulein süss, Es ist ein Ros entsprungen.
Ik heb vandaag maar gewacht met mijn blog tot het koffiekransje van de drie voorzitters (respectievelijk KORILE, Musica ad Nives en Ter Looveren) afgelopen was. Leuke bijeenkomst, van drie dames (en een dirigent) die met mekaar het reilen en zeilen van hun koren uitwisselden onder het verorberen van de ondertussen befaamde taart van Alida. Maar helemaal vrijblijvend was het toch niet, want ieder gaat terug naar zijn koor in de hoop een gemeenschappelijke reeks kerstconcerten te kunnen zingen. Uiteraard is hetr zingen met 70-80 koorleden een evenement waar iedereen deugd kan aan beleven. Een eerste schets van een programma werd al overlopen. Maar ik ben vooral blij dat we allemaal wat beter met mekaar konden kennismaken en zo de basis leggen voor mogelijke samenwerkingen in de toekomst.
Het is natuurlijk niet mogelijk om elke dag opnieuw iets origineel uit je duim te zuigen om de blog mee op te fleuren. Bij toeval kwam ik terecht op de site van de Koreaanse talentenjacht. Zoals miljoenen anderen viel ik van mijn stoel, maar vooral ... werd ik ontroerd door het levensverhaal van de jongen die hier optreedt. Goudklompje dat de muziek van Morricone een andere dimensie geeft. Of word ik nu toch sentimenteel op mijn oude dag?
Van Mister Bean tot de Last Night of the Proms,van de blog tot de begrafenis, Auld long Syne komt altijd opnieuw naar voor. Auld long Syne is een gedicht en lied van de Schotse dichter Robert Burns.De titel kan vertaald worden als heel lang geleden of in vervlogen tijden. Traditioneel wordt het lied gezongen bij de overgang van het oude naar het nieuwe jaar, in Schotland Hogmanay. De zangers staan daarbij in een kring: tijdens de eerste strofe houden zij elkaars hand vast, bij de tweede worden de armen in elkaar gehaakt, en bij de derde beweegt de kring zich achtereenvolgens naar binnen en naar buiten. Met de emigratie van de Schotten werd het lied, en daarmee ook de traditie, meegenomen.
In feite is het een melancholisch lied en wordt het ook bij andere gelegenheden gebruikt als afscheidslied. De tekst verwijst naar herinneringen aan vervlogen tijden, waaraan men gezamenlijk terugdenkt.
Ook in niet-Engelstalige landen zoals Japan, Taiwan, Korea en de Filippijnen wordt het lied gebruikt, o.a. bij uitreiking van diplomas of begrafenissen. In het Nederlands is het bekend geworden als Ik zeg u geen vaarwel, mijn vriend.
Met horten en stoten naderen we het einde van 2011.Het was voor mij een jaar met gemengde gevoelens: fijne momenten in de muziek en met al die lieve mensen van de koren; onverwachte ontmoetingen met nieuwe kennissen en vrienden; de momenten van geluk met de kinderen en kleinkinderen ... Maar ook was het soms een "annus horribilis" : ouders worden het diepst getroffen als het al eens mis gaat met kinderen. Ik zal met plezier het laatste blaadje van de scheurkalender aftrekken. Hoop op een gelukkig 2012!
Ik ben Carlo (Carlo Claes), geboren op 20 september 1944. Als je goed telt weet je hoe oud / jong ik ben. Enkele jaren geleden gaf ik mijn job als resoc-coördinator van Waas en Dender op om met brugpensioen te gaan. Sindsdien kan ik mij aan mijn echte passie wijden: de koormuziek. Ik dirigeer twee koren: Fiori Musicali uit Sint-Niklaas en het Hanswijkkoor in Mechelen. Zo ontmoet ik iedere week een hoop fijne, lieve mensen. Maar hier is de wereld nog veel groter. Dus kom ik nu ook jou tegen.