We zijn dan al wel geen voorlichtingsbureau, maar nu de voetballers het op hun kop gekregen hebben van de griepcommissaris zetten we hier maar eventjes een kopietje neer van de zogenaamde doelgroepen voor inenting:
Wie behoort er tot de personen die een reeds bestaande pathologie hebben en dus tot een risicogroep behoren?
patiënten met een chronische respiratoire aandoening, zoals patiënten met ernstige astma, COPD (chronische obstructieve longziekte), mucoviscidose, BPD (bronchopulmonale dysplasie)
patiënten met een chronische hartaandoening, met uitzondering van ongecompliceerde hypertensie
diabetici
patiënten met chronische neuromusculaire aandoeningen;
patiënten met een ernstige neurologische aandoening (bv: hersenverlamming)
patiënten met matige tot ernstige nier- of leverinsufficiëntie
patiënten met immunosuppressie wegens ziekte of behandeling
patiënten die drager zijn van een erfelijke metabolische aandoening
Welke groepen worden eerst gevaccineerd?
De vaccinatieprocedure wordt opgedeeld in twee fases. In de tweede helft van oktober gaat de eerste fase van start. In deze fase zal het volledige ziekenhuispersoneel, met inbegrip van studenten geneeskunde, kandidaat-specialisten, studenten verpleegkunde en logistiek en administratief personeel. In de loop van november gaat de tweede fase van start. In deze fase zijn het de volgende groepen die aan bod komen:
De andere zorgverstrekkers en personeel van de erkende zorginstellingen, met inbegrip van het Rode Kruis-personeel en apothekers
Personen met een reeds bestaande pathologie waardoor ze behoren tot de groep met risico op complicaties
Zwangere vrouwen (in het tweede en het derde trimester) en vrouwen die zijn ingeschreven in een programma voor medisch begeleide voortplanting
Ouders van kinderen jonger dan 6 maanden of personen die op dergelijke kinderen passen
Omkaderingspersoneel van crèches, kleuterscholen, lagere scholen en middelbare scholen
Gisteren heeft KORILE een zeer geslaagde eucharistieviering opgeluisterd in Hof ter Schelde (Antwerpen Linkeroever): een gedenkenisviering voor de gestorvenen van vorig jaar. Flink gedaan, dames en heren! Opvallend was dat er 41 namen werden voorgelezen van mensen die vorig jaar gestorven zijn. Is zo een RVT dan echt een wachtkamer voor de dood? En wat voelen de mensen die er verblijven als ze het lijstje horen? MaN gaat einde januari op dezelfde plaats een ziekenzalving muzikaal omkaderen. Dat zit in dezelfde lijn en is - naast de troost die dit sacrament biedt - eigenlijk ook een beangstigend perspectief. Gekke associatie maar ik vraazg me af of er ook zoiets als een RVT bestaat voor koren. Misschien toch maar een ziekenzalving voorzien voor dementerende voorzitters en dirigenten? Bloedtransfusies zullen in sommige gevallen niet helpen, als men zich blijft vastklampen aan het verleden.
De ene dag is de andere niet. Soms is het echt wel es heel hard denken wat de inhoud van het dagelijkse blogje zou kunnen zijn, maar nu is het - wat men in het Frans noemt - "l'embarras du choix". Gisteren heb ik dan ook twee ervaringen gehad die mij heel erg aanspraken. Vooreerst was er op KLARA een uitzending met Erik Van Nevel die het had over de Mariavespers van Monteverdi; toppunt van religieuze kunst, wat je tot in het diepst van je ziel kan raken.Je moet maar eens luisteren naar de 'Sonata' waar de sopraanstem niets anders herhaalt dan het gebed "Heilige Maria, bid voor ons", van een schoonheid en puurheid die bijna hemels aandoet.
En dan heb ik een hedendaagse kunstenaar ontdekt - niet mijn specialiteit als het over beeldende kunst gaat - die een andere snaar in mij heeft doen trillen. Ron Mueck (°1958) is een vertegenwoordiger van de hyperrealistische school. Zijn sculptuur "Dead dad" (Dode Vader) is een merkwaardig beeld van de eenzaamheid in de dood. Aangrijpend en beangstigend.
Opvattingen over dirigeren zijn legio. Als alles op een uitvoering goed loopt dan is er geen vuiltje aan de lucht en kan de dirigent al buigend de complimenten van het publiek in ontvangst nemen. Gaat een stuk de mist in dan staat iedereen, inclusief de zangers of orkestleden, klaar met de nodige kritiek. Daarom is het goed dat een dirigent regelmatig eens reflecteert op zijn functioneren en zeker zich spiegelt aan wat collega's te zeggen hebben over de "nobele kunst van het dirigeren".
In De Standaard verscheen op 18 maart 2009 een interview met Yannick Nézet-Seguin, de jonge bevlogen dirigent van het Rotterdams Philharmonisch Orkest. Zijn dirigeerstijl wordt beschreven als "flashy" en "hyperexpressief". Hij heeft ook de reputatie van goedlachs, enthousiast en tegelijkertijd zeer alert te zijn. Over dirigeren zegt hij:
'Mijn grote voorbeeld is de Italiaanse dirigent Carla Maria Giulini. Ik kon een jaar met hem samenwerken. Hij leerde me dat dirigeren een liefdevolle daad is en dat werkelijk iedere noot je aandacht verdient. Verder moet een dirigent ook oprecht zijn en menselijkheid uitstralen. Dirigeren is meer dan in je eentje een partituur instuderen, je moet ook communiceren met een ganse troep musici. Ik heb een hekel aan koele dirigenten.'
Op 6 november 1893 stierf Peter Tsjaichowsky (aan de cholera??).
Er stond een piano in het geboortehuis van Tsjaikowsky en zijn ouders reageerden overdonderd toen hij de melodieën van hun muziekdoos uit Sint Petersburg die hij had gehoord, bleek te kunnen spelen. Ze deden hem op pianoles en met zijn uitzonderlijk goede gevoel voor muziek boekte hij natuurlijk direct een fantastische vooruitgang. In deze periode ondervond het gezin echter grote moeilijkheden. Op zoek naar plezier en voldoening en strevend naar een muzikale carrière gaf hij ten slotte de brui aan zijn formele beroep. Dankzij zijn uitzonderlijke talent kwam het succes al gauw, evenals een respectabele betrekking aan het Moskouse conservatorium.
Rond 1888 begon hij opnieuw, na grote moeilijkheden, werken van betekenis te schrijven (het eerste deel van dat decennium was een tikkeltje kaal geweest). Maar met de Vijfde Symfonie, zijn symfonische vers Hamlet en de prachtige balletmuziek voor Doornroosje klinkt Tsjaikowsky weer geïnspireerd.
Gisteren verscheen in de krant De Standaard een artikeltje dat bij mijn vrouw het nodige wenkbrauwengefrons opwekte, niet in het minst omdat mijn dochter het aan haar had doorgestuurd (met een grote knipoog, want ... plagen is om liefde vragen ).
Uit een Brits onderzoek blijkt dat grootmoeders kleindochters prefereren boven kleinzonen.
Natuurlijk zien grootmoeders al hun kleinkinderen even graag. Vraag het maar aan Carmen Pfaff of Christa Planckaert. Maar wetenschappers beweren dat oma's hun kleindochters toch nog nét iets liever zien. Tenminste: als het gaat om de dochters van hun zonen.
Dat blijkt uit een studie van wetenschappers van de Universiteit van Cambridge. Ze onderzochten het zogenaamde 'grootmoedereffect'. Dat is de term die men gebruikt om uit te leggen waarom vrouwen toch nog zo lang blijven leven, zelfs als ze niet meer vruchtbaar zijn. Het stond al lang vast dat dit gebeurt omdat oudere vrouwen van vitaal belang zijn bij het opvoeden van de kleinkinderen. Voor de keinkinderen met wie ze genetisch het nauwst verbonden zijn - de meisjes - doen ze dat het best, constateerde het onderzoeksteam in Cambridge.
De wetenschap heeft deze keer geen te beste beurt gemaakt bij moeke.
Met Musica ad Nives gaan we ons nu wagen aan de Messe brève n° 7 van Charles Gounod. Deze titaan van de franse romantische muziek schreef 22 missen. Deze werd gecomponeerd in 1890, 3 jaar voor zijn dood. Een geweldig oeuvre van religieuze muziek wedijverde met zijn opera's (Faust!) en toneelmuziek. Immens was de waardering die hij in zijn tijd kreeg: lid van de Académie Française, Commandeur van het Légion d' Honneur, en een staatsbegrafenis waarvoor de tout Paris te hoop liep.
Wie al eens willen proeven van onze nieuwe mis kan op onderstaande linken klikken:
Vorige zaterdag reageerde Koen op mijn blog over de top-75 van KLARA met een pleidooi - of was het een hartekreet - voor de herwaardering van het orgel waar hij met een vergrootglas op zoek naar was in de top en in de long list. Daarmee was hij natuurlijk aan het goede adres want met dit instrument, dat terecht de koningin van de instrumenten wordt genoemd , ben ik opgegroeid. Terwijl veel jongens in mijn collegetijd voetbalden over de middag in het college van Turnhout, zat ik achter het orgel in de kapel van de Jezuieten en zwoegde op J.S. Bach en andere Buxtehudes. Het orgel - ook in België - heeft inderdaad iets van zijn aantrekkingskracht verloren. Mogelijk heeft dat te maken met de leegloop van de kerken: onbekend is immers onbemind. Vroeger bestond in de voorname kerken de kans dat je - tegen alle regels van de liturgie in - op zondag een heuse "orgelmis" kon meemaken. Ik her inner mij levendig hoe ik in de Koninklijke parochie Sint Jozef van Oostende kon genieten van Boëlmann, Widor, Vierne ... Als je nu echt grote orgelmuziek wil horen, moet je al naar Parijs (Saint Eustache en Saint Sulpice) om het instrument in zijn volle glorie te horen schitteren. Natuurlijk hebben wij nog uitstekende organisten (Peter Pieters van de kathedraal in Mechelen zet de luisterrijke traditie voort), maar de uitstraling van een Flor Peeters of van een Marie-Claire Alain wordt niet meer geëvenaard. Ook componisten moeten nog vaak de verbannen koningin terug ontdekken. Op dit moment is koormuziek de hype. Maar laat ons toch maar het orgel niet langer verbannen uit de aandacht van de klassieke luisteraar.
Andreas Scholl (°10 november 1967) is ongetwijfeld de beste en de meest beroemde hedendaagse contratenor. Hij zingt in het altregister met het zelfde geluid dat de beroemde castraten uit de tijd van Händel voortbrachten. Zijn grote specialiteit is de barokmuziek. Zijn opnames van arias zijn legio. Maar als men aan hem vraagt wat hij nu eigenlijk is, dan antwoordt hij dat hij een operazanger is. Zijn voornaamste rollen werden indertijd geschreven voor de castraat-alto Seresino. Toen hij met ongeëvenaard succes - Händels Rodelinda zong, schreven de kranten dat de mensen gewoon in trance gingen.
Wat een drukke dag vandaag. Eerst de begrafenis van Denise, dan kerkhofbezoek (en ik verzeker u dat dat een eindje is) en dan tenslotte stil worden bij het laatste deel van de Top-75 van KLARA. Voor het laatste gedeelte was als gastcomentatot Werner Van Mechelen uitgenodigd door de VRT. Hij mag dan al één van onze schitterende zangers zijn, van het mensenhart heeft hij toch niet veel kaas gegeten. Hij slaagde erin om zicht te verwonderen over het feit dat er zoveel negatieve muziek gekozen werd door de luisteraars. En dan ging het over muziek die in zijn diepmenselijkheid refereert naar de momenten van verdriet, verlies, sterven. Misschien is het lijden en het verwerken ervan in sublieme meesterwerken die door de luisteraars werden gekozen, een bewijs van ons menszijn en van het verlangen naar eeuwigheid. Wat er ook van zij, Van Mechelen is misschien toch een beetje heropgevoed als hij mocht luisteren naar het Adagio for Strings (S. Barber), het Lacrymosa uit het Requiem (Mozart), Miserere (Allegri), het Stabat Mater (Pergolesi) of naar de top-3, niet toevallig allemaal werk van Johann Sebastian Bach. Het is geen schande om voor jezelf met Bach te zingen "Wir setzen uns mit Tränen nieder".
Onderzoekers geloven dat de dirigenten dankzij jarenlange training uitmuntende multitaskers waren geworden. Wat deze professionals allereerst leerden, was aandacht verdelen. Terwijl ze tijdens een uitvoering de aandacht onafgebroken op de muziek gericht houden, splitsen ze een klein deel af om op andere taken te richten. Op belangrijke punten in de partituur, op muzikale accenten en het bijsturen van de instrumentengroepen.
Dat mensenhersenen in staat zijn om de aandacht te laten balanceren tussen verschillende taken weten we ook uit onderzoek naar meditatie. Boeddhistische monniken kregen plaatjes te zien zoals de Schröder Stairs, een trap met een balletje. De visuele hersenen kunnen het plaatsje op twee manieren zien: in het ene geval hangt het balletje boven de trap, in het andere geval hangt die voor een trap, waarvan je de onderkant ziet. De aandacht springt bij de meeste mensen tussen die twee interpretaties heen en weer alsof het magneten zijn. De monniken leerden de aandacht stabiel tussen beide in te laten zweven om zo beide trappen tegelijkertijd te kunnen zien.
Je kunt dus leren aandacht te sturen en te doseren. Maar dat is niet genoeg om een echte multitasker te zijn. Het geheim van de dirigent is dat hij zijn muzikale taken flexibel heeft geautomatiseerd. Anders dan de automobilist, die één kunstje kan, dat door zijn handen, voeten en lichaam wordt uitgevoerd, ontwikkelt een dirigent een flexibel instrumentarium om muziek te interpreteren, te analyseren en om zijn muzikale gevoel om te zetten in bewegingen van zijn handen, armen en lichaam. Al die taken zijn weliswaar kortgesloten en kunnen dus gelijktijdig plaatsvinden, maar toch heeft de prefrontaalschors van de dirigent er invloed op.. Net als bij de automobilist zijn vele taken kortgesloten en die kunnen dus gelijktijdig plaatsvinden maar toch heeft de prefrontaalschors van de dirigent er invloed op. De meeste automobilisten kunnen maar op één manier autorijden. Het kost zelfs grote moeite een verkeerde gewoonte uit de ingebakken routine te slijpen. Dat is prima in orde voor standaardactiviteiten als autorijden maar van een dirigent verwacht je meer dan een concert op de automatische piloot. Iedere uitvoering is anders, omdat de omstandigheden steeds weer anders zijn; de akoestiek, het orkest, het publiek, de tijdgeest
Gisterenavond (voor de eerste keer in de kerk) repetitie met Musica ad Nives. Het blijft een verrassing om in een kerk met zo een lange nagalm te zingen. De verstaanbaarheid van het koor, maar vooral de duidelijkheid van de muziek verschilt van plaats tot plaats in de kerk. Snellere gedeeltes hebben de neiging om door mekaar te lopen en de nuancering gaat voor een stuk verloren. Het wordt vooral een kwestie van op de juiste plaatsen de nodige pauzes in te lassen, wat dan weer heel moeilijk is voor de organist-begeleider. Oplossingen zijn er nauwelijks te bedenken, tenzij de muren en de vloer compleet anders aan te kleden. Ook het verminderde kerkbezoek zal er wel geen goed aan doen. Toch heb ik er alle vertrouwen in dat het koor, dat gisteren zo aandachtig repeteerde, een goede prestatie zal neerzetten op Allerheiligen. Misviering: zondag 1 november om 11.15 uur Inzingen om 10.15 uur.
"En as ik kom te srewe, lief, zing dan geen klaaglied nie ... Want skadu's sal'k ni sien, of voel hoedat die water week ... Maar ek sal altyd dromen, lief ..."
Denise is wwegggegleden, op de boot van de rivier de Lethe. In ons laatste gesprek kwam heel de zachte sterkte van haar hart naar boven. Herinneringen aan haar jeugd, terugblik op een arbeidsleven waar zij de steun was van de firman waar zij voor werkte, geen klagen over zichzelf maar grote bezorgdheid over haar man die het volgens haar lastiger had dan zijzelf. Heel dankbaar dat zij nog de overstap had kunnen maken naar een nieuw koor. Blij om kleine dingen zoals het drinken van een Kriek.Maar lucide genoeg om excat te weten wat er haar te wachten stond.
Zij durfde te kijken naar het einde dat vlakbij was, en wist perfect wat zij hoopte te hoten op haar herdenkingsdienst: de liederen die zij verwachtte zong zij al eventjes voor. Het is niet verwonderlijk dat daar dingen bij zijn zoals "En als ik kom te sterwe" of zoals het "Ave Maria " van Tinel en het eeuwige "Ne recorderis" van Pujol. Voorwaar een diep doordacht afscheid.
Ik heb de prijzen gekregen voor de Choralies 2010 in Vaison-la-Romaine. Als je alles bij mekaar optelt en bovendien nog een wat comfortabel logies wil hebben kom je aan een som die toch wel wat doet schrikken. Je moet al gauw rekenen dat je 1000 euro gaat kwijt zijn voor weliswaar een 10-daags verblijf met schitterende muziek in een onvergetelijke ambiance.
Een mooi alternatief zou kunnen zijn: de zangweek in Pecs (Hongarije) van 15 tot 22 augustus (13-23 augustus met de reistijd per auto er bij). Onder leiding van grootmeester Aurel Tillai wordt het Buda Te Deum van Zoltan Kodaly ingestudeerd: een spectaculair werk dat we al eens mochten uitvoeren onder leiding van Laszlo Heltai in Tarragona.
De stad Pécs is in 2010 cultureel hoofdstad van Europa.
Pécs is de vijfde stad van Hongarije. Het is een universiteitsstad met een Domkerk waar verschillende pausen in het verleden een bezoek brachten. Bij de Dom worden opgravingen gedaan uit de Romeinse tijd. Deze opgravingen zijn te bezichtigen. De stad heeft een prachtig oud centrum, dat elk jaar leuker wordt, want veel gebouwen en pleinen worden opgeknapt. Midden in het centrum staat de kerk van St Augustinus, voorheen een moskee. Dat is aan de bouw ook wel te zien.
In het centrum zijn veel nostalgische winkeltjes. Het is een genoegen daar op je gemak rond te kuieren. Pécs is n levendige universiteitsstad met prachtige monumenten, gezellige markten en zeer veel historische panden. Terrasjes zijn volop te vinden in het centrum. Pécs is het belangrijkste historische en culturele centrum van Dunántúl. De Janus Pannonius Universiteit, oorspronkelijk gesticht in 1367, werd heropgericht in 1922; de universiteitsbibliotheek dateert uit 1774. verdere musea zijn het Janus Pannoniusmuseum (1904; natuurwetenschappen, archeologie, moderne Hongaarse kunst) en twee kunstgalerieën, w.o. het Uitz Museum (1978; werk van Béla Uitz). Pécs is zetel van een rooms-katholiek bisschop.
De stad ligt in de warmste regio van het land en kent een mediterraan klimaat.
Romaanse dom St.-Petrus De stad is rijk aan historische bouwwerken, waaronder de van oorsprong Romaanse dom St.-Petrus (11de12de eeuw), een drieschepige basiliek met vier torens en een middeleeuwse crypte. Deze dom is 70 m lang en 22 m hoog met vier hoektorens. De oudste gedeelten van de dom zijn het koor uit de 11de eeuw en de benedenkerk; de kerk werd diverse malen ingrijpend verbouwd en gerenoveerd. .
Turkse monumenten Uit de Turkse tijd stammen enkele voormalige moskeeën, waarvan de Pasja Kasim Gasi-moskee wel de fraaiste is. Op de moskee van Pasja Hassan Jakovali in de Rákóczi út 2 verrijst een slanke, twaalfhoekige minaret, symbool van het best bewaard gebleven Turkse bouwwerk uit de 16de eeuw. De türbe van de Idris Baba, een achthoekige grafkapel op Nyár utca 8, staat in de tuin van het huidige kinderziekenhuis.
Domplein Uit de Romeinse tijd stammen diverse graven en grafkamers, w.o. een met fresco's gedecoreerde kamer uit de 4de eeuw (gerestaureerd in 1930), die in 1783 bij het domplein werd gevonden.Aan de westzijde van het plein staat het bisschoppelijk paleis; de oudste gedeelten hiervan dateren van de 12de eeuw. Aan de oostzijde zijn oudchristelijke grafkamers uit de 4de eeuw blootgelegd. De muren zijn met schilderingen versierd zoals u ze verder alleen maar in de beroemde Romeinse catacomben aantreft. Aan de zuidzijde - dat wil zeggen aan het Szent István tér - staat de Barbakán, de stadsmuur uit de 15de eeuw.
Széchenyi tér Twaalf straten komen uit op het plein, dat beheerst wordt door de moskee van pasja Kassim Gasi uit de 16de eeuw. Op het grootste gebouw in Hongarije uit de periode van de Turkse bezetting - tegenwoordig de katholieke kerk van de binnenstad - staat een 27 m hoge koepel met een doorsnede van 17 m. Het Drievuldigheidsstandbeeld werd omstreeks 1710 opgericht als dank voor het einde van de pestepidemie; het ruiterstandbeeld van János Hunyadi herinnert aan de zegevierende legeraanvoerder in de slag tegen de Turken in het jaar 1456 bij Nándorfehérvár (Belgrado).
Iedereen kent de verhalen wel. Over de laatste opleving op het sterfbed, of de bijzondere en veelzeggende verschijnselen op en rond een uitvaart. Maar zijn ze werkelijk ergens op gebaseerd? Of is het gewoon de mens eigen: betekenis zoeken waar die er niet is?
Bestaat er echt een laatste opleving op het sterfbed? Aan die vraag wijdde het Nederlandse blad Trouw onlangs een boeiend stukje. 'Na een slopend ziekbed schrijdt het lichaam zijn laatste schreden door een mistig grensgebied, wazig, waziger... Soms is er wat onrust, een klein vingertje dat nog even naar het leven reikt, en dan. Dan is er die laatste opleving, opa veert op in bed, kijkt om zich heen, balt een vuist, valt neer in het kussen en laat de familie met een diepe rochel achter.'
Dit verhaal is nog eenvoudig. Ze kunnen veel indrukwekkender zijn. Oma, die sinds haar hersenbloeding geen spraak meer heeft, maar die vlak voor haar dood het 'Wees gegroet Maria' zegt. De doodzieke, demente, met de morfine platgespoten grootvader die vlak voor zijn dood zijn ogen opent en zijn rond het bed geschaarde familieleden een voor een veelbetekenend aankijkt.
Klopt dit nu, vroeg Trouw aan enkele objectieve waarnemers, die vanuit de aard van hun beroep veel sterfbedden hebben gezien: een verpleeghuisarts, een oncoloog, een neuroloog.
Er is geen enkele helderheid, meent de verpleeghuisarts. We willen het graag. De dood is blijkbaar zo moeilijk te accepteren dat we er van alles omheen verzinnen. "Zie het lichaam als een grote olietanker, waarvan de ene na de andere machinerie, long, lever, nieren, hart, langzaam hapert. Beetje bij beetje, tot hij ermee stopt."
Ook de oncoloog en de neuroloog zien die opleving nooit. De oncoloog: "Ik maak het niet mee, terwijl ik duizenden mensen heb zien gaan. Ik geloof wel dat een enkeling langer vecht en een dagje wint. Vanwege die broer uit Amerika die onderweg is."
De neuroloog: "Ik heb dat even bij collega's rondgevraagd, maar die laatste helderheid kennen zij evenmin. En die kán er ook niet zijn: bij sommige aandoeningen wordt het brein langzaam vergiftigd, bij andere ontbeert het noodzakelijke stoffen. We zien die opleving niet, echt niet!"
Uit het Nederlands vakblad voor uitvaartverzorgers van november blijkt dat veel mensen, al of niet werkzaam in de uitvaartwereld, geloven dat overledenen zich nog kunnen laten gelden.
Een voorbeeld: 'Een uitvaartverzorger maakte het mee dat er tijdens een begrafenis een tekst van de overledene werd voorgelezen, die luidde: "Ik zal als een roofvogel vanuit de lucht op jullie neerkijken." Juist op dat moment verscheen er een roofvogel in de lucht die verdween toen de kist helemaal was gedaald.'
Auteur Mieke van Leeuwen, afscheidsbegeleidster, kreeg veel reacties op haar oproep meldingen te doen van 'vreemde verschijnselen': de rouwauto die het begaf, één ballon die niet weg wilde, het computersysteem dat platlag na het overlijden van de systeembeheerder, klokken die sinds het overlijden stil staan dan wel een klok die opeens andere geluiden maakt en dat ook blijft doen, een advertentie van iemand enkele kilometers verderop met precies dezelfde naam en sterfdatum.
Toeval?, vraagt Van Leeuwen zich af. Ze antwoordt: 'Het zou kunnen, maar ze hebben allemaal een bijzondere en symbolische waarde voor diegenen die ze mochten ervaren, waardoor ze onze aandacht verdienen.'
Ik ben Carlo (Carlo Claes), geboren op 20 september 1944. Als je goed telt weet je hoe oud / jong ik ben. Enkele jaren geleden gaf ik mijn job als resoc-coördinator van Waas en Dender op om met brugpensioen te gaan. Sindsdien kan ik mij aan mijn echte passie wijden: de koormuziek. Ik dirigeer twee koren: Fiori Musicali uit Sint-Niklaas en het Hanswijkkoor in Mechelen. Zo ontmoet ik iedere week een hoop fijne, lieve mensen. Maar hier is de wereld nog veel groter. Dus kom ik nu ook jou tegen.