Enkele jaren geleden had het Ruysscheveldekoor een heel muzikale familie te gast op een van zijn aperitiefconcerten: de Van de Veldes uit Belsele. YANNICK VAN DE VELDE, zoon van vader Alain (die ook muzikaal aanwezig zal zijn op ons jubileumconcert) geeft een Valentijnconcert in Hotel Serwir op zondag 15 februari om 11 uur.
Yannick (°12.01.1990) kreeg zijn eerste pianolessen van zijn vader toen hij 5 jaar oud was. Al gauw bleek zijn uitzonderlijke aanleg en op 9-jarige leeftijd werd hij laureaat van de Jong-Tenuto-wedstrijd. Nadien volgde het ene succes op het andere. Zo werd hij eerste laureaat van zowat alle wedstrijden waar hij aan deelnam: Jonge Solisten aan Zee, 2 x Cantabile, Jeunes Solistes in Verviers, de Grétrywedstrijd in Luik ... Yannick speelde ondertussen reeds verschillende malen als solist met een symfonisch orkest in concerti van Chopin, Liszt, Tsjaichowsky, Mozart. Momenteel volgt Yannick het laatste jaar humaniora gecombineerd met studies piano en kamermuziek aan het conservatorium in Antwerpen in de klas van Levente Kende.
Eén van de dingen die ik nog heel vaak zie ontbreken bij -overigens heel gemotiveerde - koorleden is het luisteren naar goede voorbeelden en naar muziek in het algemeen. Ik kan ze op twee handen tellen, mijn koorleden die naar concerten gaan (en ik heb wel maar 2 handen maar bijna 100 koorleden) of die de moeite nemen om heel gericht een cd te beluisteren en wat ze horen niet alleen te smaken maar ook als toetsing te nemen van wat ze zelf doen. Ik denk dat er hier een taak weggelegd is voor de koorbesturen (en natuurlijk moeten zij al beginnen met zelf het goede voorbeeld te geven, anders zijn ze maar nauwelijks de titel van bestuurder waardig): hun leden aanzetten om naar een concert te gaan of luisteravonden o.l.v. hun dirigent in te richten. Een avondje inrichten bvb rond een bepaald thema is echt niet moeilijk en brengt leuke ontdekkingen en een groot aha-erlebnis-gevoel.
Ik had het gisteren over Sigiswald Kuijken en de manier waarop we omgaan met muzikale genieën in ons Vlaanderland. Kuijken is één van de groten die met zijn Petite Bande al decennia lang op zoek is naar de ideale uitvoeringspraktijk van zgn. oude muziek. Maar of het nu ook een leuke mens is om mee om te gaan is een heel andere vraag. Als je hem zou vergelijken met een paard dan zou het toch een heel oud zijn met grote oogkleppen op. In de beruchte uitzending met Phara fulmineerde hij tegen alles wat met pop- en rockmuziek te maken heeft, en het voornaamste argument was dan nog dat het verschrikkelijk lawaai was. Onverdraaglijk volgens hem. Nu ben ik ook geen kenner van wat er tegenwoordig allemaal on the scene is. Maar heel vaak zit er tussen het rockgeweld een achterliggende wilde schoonheid die je niet zo maar moet wegvagen. En de echt groten van tegenwoordig hebben op hun eigen wijze muziek geschreven die stand houdt. Bovendien begeven ze zich in hun helderste momenten aan de oude muziek: heb je Sting al horen Dowland zingen? Ik zie het hem zo al doen aan het hof van Queen Elizabeth (de eerste, de die die de Spaanse Armada zag omkomen in de storm voor Engeland). En Elton John die concerteert voor de groten der aarde, is ook geen dwaze lawaaimaker. Bert Anciaux moet Kuijken respecteren, maar Kuijken moet eens een bad nemen en ook naar jongere generaties luisteren.
Heb je hem ook geizne bij Phara gisterenavond: Sigiswald Kuijken, icoon van de barokmuziek in België. De aanleiding was wel een Kafkaiaanse toestand: eergisteren kreeg hij de Cultuurprijs van Vlaanderen, en gisterenmorgen, nog slaapdronken van het feestje de vorige avond, vond hij in zijn brioevenbus van dezelfde overheid een brief waarin stond dat zijn ensemble volgend jaar maar best niet meer kon rekenen op subsidies, vanwege niet vernieuwend. Misschien dat ons Bertje blèètkous nu wel eens zijn zakdoek mag bovenhalen: het cultuurbeleid is toch zo goed gecoördineerd. Na al zijn perikelen in het parlement en bij onze rode sp.A-broeders kan hij nochtans dergelijke stommiteiten missen als kiespijn. Gelukkig zat zijn (nieuwe) partijgenote aan tafel bij Phara: die kan hem misschien een pilletje geven tegen Alzheimer. En N.B.: mijn idool Phara ziet er beter uit dan ooit!
De schokgolven die door heel de wereld gaan laten niemand onaangetast. Ik kreeg vandaag een mailtje uit Siberië (je weet wel, trouwe lezer, Elena) die het had over hectische dagen in een crisissfeer in haar bedrijf: een bouwcompanie in de omgeving van het Baikalmeer. En vorige week was er een ander berichtje vanuit Sint Petersburg waar het al niet veel beter gaat: ook hier zijn de dagen van onzekerheid en honger teruggekeerd.
Als ik aan mijzelf denk in verband met boeken, moet ik altijd wat lachen. Maar ieder mens mag zijn eigenaardigheden hebben hé. Ik kan geen pak papier voorbij lopen als het weer eens opgehaald wordt en als daar een boek tussen ligt. En ik ga helemaal uit de bol als een of andere pastoor (dankuwel wijlen E.H. Oelbrandt) zijn bibliotheek wil gaan uitdunnen en aan mij gedacht heeft. Ik druk al diegenen aan mijn hart die mij een boek cadeau doen, of in hun opruimingsijver aan mij denken. En mijn verzameling kerkboeken is er ook niet gekomen door pure godsvrucht van mijn kant alleen. Voor sommigen mag een boek een gebruiksvoorwerp zijn, voor mij is het te koesteren schat, iets wat je moet voelen en ruiken en bekijken en lezen en herlezen. Dus ... denk twee keer na voor je zo iets wegdoet, of geef een seintje.
Hoe een mens tot zijn beroepskeuze komt als hij 17-18 jaar is, wordt toch wel bepaald door een hele reeks toevalligheden. Ik herinner mij zo nog dat ik echt niet wist wat kiezen, maar dat een pater Jezuiet, die nog verre familie was (Pater Van brabant) mij een zetje gaf in de richting van de logopedie. Dat was toen een nog vrijwel onbestaande discipline (mijn erkenningsnummer bij het ministerie van volksgezondheid is nr. 64). Maar ook toen al - en dat is alleen maar verstevigd in de loop van de jaren - was ik gefascineerd door alles wat met geschiedenis te maken had. Ik merk dat ik met de jaren hoe langer hoe gretiger probeer de wereldgeschiedenis te bevatten, gaande van de oude Europese beschavingen tot de inrtrigerende gebeurtenissen in het leven van Jozef Stalin. Als ik ooit eens 5 minuten tijd heb ... ik zit serieus te dubben over de vraag of ik via de Open Universiteit bijvoorbeeld niet zou beginnen aan een Masteropleiding Cultuurgeschiedenis. Het enige wat mij afschrikt is de informatie van Open Universiteit die aangeef dat je er toch een jaar of 7 moet voor uittrekken en dat dan nog tegen een stevig studietempo. Misschien moet ik iemand zoeken die meedoet, zodat we mekaar kunnen steunen.
'Er zijn muziekstukken speciaal geschreven over de dood, zoals alle Requiems. Bekend is het Requiem van Mozart dat onder andere op de begrafenis van Beethoven en Tschaikovski is gespeeld. Een ander voorbeeld is "Danse Macabre" van Saint-Saëns. In dit muziekstuk beeldt een ontstemde viool de dood uit. Maar denk ook aan Mozarts "Lacrimosa", dat tranen betekent.
Maar droefgeestige muziek gaat niet alleen over de dood. Ook het missen van een geliefde, een onbeantwoorde liefde kan door een componist zijn verwerkt in een muziekstuk. Zo gaat bijvoorbeeld de cantate "La damoiselle élue" van Debussy over een gestorven vrouw die in de hemel op haar geliefde wacht.
Muziek zorgt voor een bepaalde sfeer. Doordat er geen woorden worden gebruikt komen er bij iedereen andere beelden op. Bij droevige muziek denkt de een aan de begrafenis van zijn moeder en de andere bijvoorbeeld aan de beëindiging van een relatie. Anders dan woorden, die een bepaalde logica en volgorde hebben, is de muziek minder structureel. Soms onordelijk en snel, dan weer langzaam en tragisch. Net als bij dromen. Het onvoorspelbare roept bij ons diepe emoties op. Een cello of contrabas wordt vaak gebruikt om een droevige toon weer te geven. In sommige stukken worden de strijkers gebruikt om te symboliseren dat de ziel opstijgt naar de hemel.'
Ik krijg regelmatig wel leuke reacties op deze blog en daar ben ik ook heel blij mee. Met een blog is het een beetje als met de vroegere reclame van GB: .... klanten moet je verdienen. Ik was wel wat verrast door de mails die ik kreeg over de gids voor de oude Romebezoekers. De lezers vragen zich af in hoeverre wij dat nu allemaal nog kunnen weten. Sommigen onder ons hebben Latijn-Grieks gestudeerd in de humaniora. Steevast werden we dan achtereenvolgens geconfronteerd met Caesar die kwam oorlog voeren bij ons ("van al de Galliërs zijn de Belgen de dappersten"), met de (heel poëtische) Metamorfosen van Ovidius, met Livius die een geschiedenis schreef van 700 jaar Rome, en met Cicero die tekeer ging tegen zijn tegenstander Catilina ("quousque tandem Catilina, abutere patientia nostra?"). Maar er zijn natuurlijk veel meer bronnen die wij minder onder ogen kregen. Ter iluustratie een paar uittreksels die evengoed uit die tijd dateren en een heel ander licht op Rome werpen:
Plautus (De gevangenen): "de visverkopers die het volk totte vis versjacheren. Ze voeren die aan op een versleten oude knol en de stank van hun waar jaagt de wandelaars de galerijen uit. En dan is de slager die schapen van hun lammetjes berooft en ze als slachtrijp verkoopt voor de dubbele prijs. Hij is ook in staat om je, in plaats van een mals stukje vlees, een taaie brok in de handen te duwen."
Plinius de Jongere (Brieven): Hallo zeg! Je zou komen eten en je verschijnt niet. Daar staat straf op : je betaalt mijn onkosten terug tot de laatste cent, en die zijn niet kinderachtig. Op het menu stond een krop sla per persoon, een kwartdozijn slakken, twee eieren, havergortbrij met sneeuwgekoelde honingwijn ... De sneeuw komt ook op je rekening, wat zeg ik, die vooral, want die is op het dienblad ter ziele gegaan. Olijven, bietjes, pompoenen, uien en duizend andere gerechten, allemaal even geraffineerd, stonden op jou te wachten."
Juvenalis (Satiren) "Word soldaat en je broodje is gebakken, vooral in die snelrijkbrigade van de praetorianen... Als een arme burgerman door één van jullie afgerost wordt, waagt hij het niet naar de rechtbank te gaan om de magistraat zijn losgeslagen tanden te laten zien, of zijn tot koek geslagen gezicht met blauwe builen of zijn oog dat nog wel op zijn plaats zit maar waar de dokter niet voor instaat."
Ik heb vandaag zitten kijken naar fotos van mijn verblijf in Marokko. Daardoor heb ik een grote zin gekregen om weer naar Marrakech te gaan, een magische stad, waar ik zeer waarschijnlijk tot mijn laatste snik naar zal terug willen keren.
De schoonheid van deze stad zie je natuurlijk niet op de foto. Ze is denk ik moeilijk in beelden en zeker niet in woorden te vatten. Het is een geheel van mensen, gezang, gebed, meer aardse stemmen, chaotische drukte, bedwelmende geuren van planten, vruchten en aarde, intense en zoete smaken, bezwerende muziek, ezels en paarden, slangenbezweerders, toeristen, avonturiers, bedelaars, gidsen, terrassen, bier drinken op de zevende verdieping van een hotel, of diep in een kelder, schoenen, tamboerijnen, gewaden, juwelen, hemelsblauw van de hemel, diep rood van de zonsondergang, schoenpoetsers, kelners, bedriegers, mannen met eerlijke, gloeiende ogen, spiegels van de ziel, voor mij onbegrijpelijke straatnamen waardoor je gemakkelijk verdwaalt, ogenschijnlijk ongenummerde huizen, fonteinen, sinaasappelbomen, palmbomen, kleine groene taxi's, aftandse bussen, met bestemmingen als Tilburg of Groene Hoek, en thee, altijd weer thee. Januari is de maand om naar Marrakech te gaan en je winterhuid van je af te schudden. Maar januari is bijna opgebruikt: bad timing!
Op 14 maart (20.00 uur) treedt KORILE op in zaal Ter Coose in Leest. Het stelt er zijn zoektocht voor doorheen 5 eeuwen koormuziek uit diverse landen. Tegelijk is het een interactief gebeuren waarbij de voorkeuren van de zangers getoetst worden aan die van het publiek. Het wordt dus geen traditioneel concert, maar veeleer een werksessie en een demonstratie van één jaar proeven en ontdekken. 10 jaar geleden droeg het koor nog de naam van Orlandus Lassus. In die periode slaagden zij er in - ondanks hun naam - om geen enkel werkje te zingen van die reus van de koormuziek. Benieuwd of zij nu wel Lassus op de planken brengen.
Sommigen onder ons vinden geschiedenis maar niks: een saaie opsomming van data, oorlogen, keizers en koningen. Het wordt hooguit wat interessanter als de vrouwen van Hendrik VIII van Engeland aan bod komen, of als deeen of andere hertog van Bourgondië bevroren wordt terug gevonden op het slagveld nabij Nancy.
Dit jaar maakt het Ruysscheveldekoor een uitstap naar Rome: als dat geen verzameling van oud stenen is weet ik het ook niet meer. In 2008 verscheen in Amsterdam bij Polak en Van Gennep een heel leuk boekje onder de titel "Het oude Rome". Ene Philip Matyszak, professor aan de universiteit van Cambridge, schreef een gids voor de onschuldige buitenlandse bezoeker aan Rome, maar dan wel een bezoeker in het jaar 200 na Christus. Dit leidt tot een hilarische en verfrissende kijk op de overblijfselen die wij na 1800 jaar in Rome aantreffen: stenen worden levend en we zien het allemaal voor onze ogen.
Een klein uittrekseltje als smaakmaker:
"Sanitaire voorzieningen" De Romeinen hebben de onhebbelijke gewoonte om hun beerputten dichtbij de waterbronnen aan te leggen. Het is dan ook een opluchting te weten dat Rome zelf over een uitgebreid net van rioleringen beschikt waar geregeld overtollig water van de aquaducten doorheen wordt gejaagd. Het oudste en grootste rioolis de Cloaca Maxima. Die loopt onder het Forum door en is groot genoeg om er een schip te laten in varen, mocht daar al iemand behoefte aan hebben. Vele appartementsgebouwen zijn verbonden met een centrale beerput of met de riolering, maar in vele andere maken de bewoners nog altijd gebruik van de oude vertrouwde kamerpot. Afval wordt verzameld om in de landbouw te worden gebruikt, maar men dumpt het ook gewoon op straat. Daarom vind je in een aantal straten kleine stapstenen , waardoor mensen kunnen oversteken zonder hun voeten vuil te maken. Volders hebben voor hun beroep permanent urinezuur nodig en zetten daarom op de hoeken van de straten grote kruiken neer. Mensen kunnen daar hun 'giften' in kwijt. De volders zijn nog altijd woest op keizer Vespasianus omdat hij een belasting begon te heffen op het gebruik van die kruiken... Probeer logies te vinden in de buurt van een openbaar badhuis, waar constant overtollig water van de baden door de openbare toiletten stroomt. Die laatste bestaan in feite uit een bank met op strategische plaatsen gaten er in. Daar kun je op gaan zitten om de nieuwtjes van de dag uit te wisselen met medegebruikers van deze faciliteit. Kijk daarbij wel uit voor straatjongens met een bizar gevoel voor humor: ze drenken een streng wol in olie , steken die in brand en laten hem met het water meestromen. Als zo een brandend gevaarte net onder je achterste langskomt, is de rest van de dag om zeep.
Terwijl wij inpakten voor een gezellig weekendje Ardennen met onze kleinkindjes speelde zich op enkele kilometers van ons een compleet drama af. Als je naar je kleinkind kijkt kan je je niet inbeelden dat er iemand zou rondlopen die zo een onschuldig, lieg wezentje ook maar enig kwaad zou willen doen. De vrijdagavond en de zaterdag waren er nodig om mijn schoondochter - Tine Dezeure van Radio 2 - te laten bekomen alleen nog maar van de intervieuws met ouders, familieleden en kennissen van de kindjes uit de crèche in Sint-Gillis-Dendermonde: het was haar afschuwelijkste dag in haar prille journalistencarrière. Ik vraag me af of het mijn professionele carrière is die mij doet terugdenken aan bizarre gedragingen bij de kindjes die wij indertijd gemakkelijkshalve autisten noemden. Of gaat het toch om een plots acute vorm van psychose? In elk geval is het onmogelijk dat niet een compleet gestoorde geest aan de basis ligt van deze horror.
Vanmiddag vertrekik voor een weekendje Ardennen : de vallei van Ninglinspo in de buurt van Remouchamps. Het wordt een verhuis want alle kinderen en kleinkinderen gaan mee. Ik zal je dus eventjes moeten missen: daar gaan mijn kijkcijfers :) Ik hoop dat we mekaar maandag terugzien. Fijn weekend, kriekebollekes en andere lezers!
Wij zijn druk aan het oefenen aan het "Exsultate Deo" van Alessandro Scarlatti: verre voorbereiding voor ons jubileumconcert.
Pietro Aessandro Gaspare Scralatti werd geboren op 2 mei 1660 in Palermo, en stierf op 22 oktober 1725 in Napels.
Alessandro Scarlatti (vader van Domenico) die vermoedelijkles kreeg van de componisten Giacomo Carissimi en Johann Joachim Quantz, was aanvankelijk werkzaam als kapelmeester in Rome. Vanaf 1684 oefende hij dat ambt uit aan het hof van Napels. Na 16 jaar vertrok hij naar Firenze, Santa Maria Maggiore en Rome. In 1708 keerde hij terug naar Napels en werd er opnieuw kapelmeester.
Hij geldt als de belangrijkste meester van de Napolitaanse school. Hij schreef naast kerkmuziek, oratoria, orkestwerken en kamermuziek, orgel- en clavecimbelmuziek, meer dan 800 cantates en 114 toneelwerken.
Heb je er al eens over nagedacht hoe dirigenten (vooral van koren) vaak op de handen gedragen worden door hun koorleden, ook al ziet een objectieve buitenstaander (die er wat van kent) soms echte tekortkomingen die niet alleen aan het koor te wijten zijn? En zelfs als de koorleden wel aanvoelen dat er iets mis is, of als ze niet het resultaat bereiken dat ze eigenlijk zelf verwacht hadden, dan nog zoeken zij eerder een excuus bij zichzelf dan bij degene die voor hen staat. Je hoort dan van die dingen als "we hebben niet goed opgelet ... we zouden toch nieuwe leden moeten hebben, maar die vinden we niet ... de akoestiek in de zaal was niet geweldig ... de mensen vinden het toch wel goed ...". Dirigeren is een vak, waar voortdurend scholing en bijscholing nodig is. Een dirigent moet zeker ook veel kijken, en luisteren naar goede voorbeelden. Hij mag niet te beroerd zijn om aan zijn collega's raad te vragen en zijn prestaties kritisch te laten bekijken. Tegelijkertijd moet hij blijven isen dat het koor alles uit de kast haalt wat binnen hun theoretische mogelijkheden mligt, en niet tevreden zijn met een middelmatige prestatie, noch op de repetitie,noch op een uitvoering. Een dirigent is nederig tegenover de componist en de muziek, maar een moeilijk mens als het gaat om een (zang)prestatie. Op dehanden gedragen worden is leuk, maar niet altijd een goede barometer voor de competentie van de dirigent.
Laszlo Heltay is de dirigent waar ik een oneindige bewondering voor heb, en waar ik enorm veel van geleerd heb. Onder zijn leiding zong ik o.m. Händels Jozef in Egypte en de Carmina Burana van Carl Orff.
Laszlo Heltay werd geboren in Boedapest en studeerde compositie en koordirectie aan de Franz Liszt Academie onder Kodaly en Bardos. Hij werd Brits staatsburger in 1957. In 1964 ging hij naar Nieuw Zeeland als geassocieerd dirigent bij het NZBC Symfonieorkest en directeur van de NZ Opera Company. Bij zijn terugkeer in Londen werd hij dirigent bij de Phoenis Opera Company en werkte er samen met Otto Klemperer.
Tijdens zijn schitterende carrière dirigeerde hij o.m. het Dresden Philharmonisch Orkest, de Royal Philharmony, het Londen Philharmonisch Orkest, het Dallas Symfonie-orkest en de Philharmonie van Budapest. Van 1969 tot 1996 was hij directeur van het Koorfestival van Brighton.
Laszlo leeft nu in Barcelona en is nauw betrokken bij het Madrileens Radiokoor terwijl hij nog altijd zeer actief is in het geven van masterclasses in heel Europa en de USA. Records and Recording beschrijft Laszlo Heltay als één van de fijnste en inspirerendste koordirigenten van de wereld Door zijn inspanningen heeft de Britse koortraditie een compleet nieuwe look gekregen en heeft hij een nieuwe standaard neergezet om naar te streven.
deed schitterende studies aan de Koninklijke Conservatoria van Gent en Brussel. Hij behaalde talrijke eerste prijzen en hogere diplomas voor piano en kamermuziek. Zijn voornaamste leraars waren Robert Steyaert (piano) en Peter Cabus (compositie). Hij werd laureaat van verschillende wedstrijden. Hij studeerde verder aan de Muziekkapel Koningin Elisabeth en ging zich ook bekwamen bij Stanislas Neuhaus te Moskou (piano) en Laszlo Helthay te Londen (koordirectie). Thans leidt hij een pianoklas aan het Koninklijk Muziekconservatorium van Gent. Hij is actief als pianist en kamermusicus (o.m. in het Pianotrio Memling), en werd een geziene figuur in de koorbeweging, o.m. als dirigent van het Gents Madrigaalkoor(koor van het jaar in 2006). Zijn aanstelling als chef-dirigent van het Vlaams Radio Koor bevestigde de prominente rol van deze topdirigent, in opvolging van Vic Nees. Internationaal viel zijn aanstelling op als dirigent van het koor van de Academy of Saint-Martin-in-the Fields (Londen).
Ik ben Carlo (Carlo Claes), geboren op 20 september 1944. Als je goed telt weet je hoe oud / jong ik ben. Enkele jaren geleden gaf ik mijn job als resoc-coördinator van Waas en Dender op om met brugpensioen te gaan. Sindsdien kan ik mij aan mijn echte passie wijden: de koormuziek. Ik dirigeer twee koren: Fiori Musicali uit Sint-Niklaas en het Hanswijkkoor in Mechelen. Zo ontmoet ik iedere week een hoop fijne, lieve mensen. Maar hier is de wereld nog veel groter. Dus kom ik nu ook jou tegen.