A. had enkel zijn handen als speelgoed. Toen we hem pas leerden kennen zat hij vaak zijn vingers en handen aandachtig te bestuderen. Vingers spreiden, handen tot vuist samenballen, handen draaien voor zijn neus. Intussen heeft hij ontdekt dat die handen nog zoveel meer kunnen. Grijpen. Dingen naar zijn mond brengen. Trekken. Vooral aan mama's haar. Zwaaien. Op tafel kloppen. Muziek maken door zijn hand tegen zijn mond te kloppen terwijl hij een geluidje maakt. Draaien, terwijl we het bijhorende handjesdraaienkoekenbakkenvlaaienlied uit volle borst zingen. Klappen. Applaus voor zichzelf. Voor de kunstjes van grote broer.
20-02-2011, 12:54 geschreven door Inge 
|