De Amarna-brieven van Rib-Addi aan farao Nafoeria alias Achnaton
Met het
artikel op dit blog van 23-04-2015
bracht ik de ketter-farao Achnaton onder de aandacht. Het artikel begon ik met
een citaat uit een brief(kleitablet) van een Assyrische koning Assur Uballit
aan Achnaton in verband met de behandeling van zijn gezanten door farao. Ik
toonde verder aan dat de orthodoxe identificatie van de Assyrische
briefschrijver met de Assyriër Assur Uballit van de veertiende eeuw v. Chr.
fout zit en dat de correcte plaatsing op de tijdsbalk; de achtste eeuw v. Chr.
is. Met dit artikel neem ik de draad met de Amarna-correspondenten weer op en gaat
de aandacht nu naar Rib-Addi, een tegenstander van een andere
Amarna-correspondent; Labaja. Op 23-02-2015
schreef ik een artikel over de Amarna-briefwisseling van Labaja met farao
Amonhotep III en identificeerde Labaja met de rebel Pekah van het
tienstammenrijk. Zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1424646000&stopdatum=1425250800 en
scrol naar beneden.
De
briefschrijver Rib Addi van dit artikel identificeren we met de Bijbelse koning
van het tienstammenrijk Hosea.
In mijn reconstructie van de geschiedenis
van de oudheid pas ik dezelfde werkmethode van Velikovsky toe. Hierna een
citaat uit Eeuwen in Chaos, 1952, blz.255:
in de zaal van de historie, waar
mensenmenigten uit vele eeuwen elkaar verdringen, wijs ik rechtstreeks bepaalde
figuren aan, die geheel andere namen dragen dan de door ons gezochte personen,
men zegt zelfs, dat ze thuishoren in een eeuw, die wel zes eeuwen gescheiden is van de tijd van de personen die wij
zoeken. Zelfs nog eer ik onderzoek doe naar de op deze wijze schijnbaar zonder
recht van spreken uitgekozen personen, verklaar ik de identificatie als juist. Het kompas in mijn hand is het kompas van
de tijdmeting; ik bekort met zes eeuwen de tijd van Thebe en el-Amarna en
tref koning Josafat te Jeruzalem, Achab te Samaria en Benhadad te Damascus aan.
Indien mijn kompas van de tijdmeting me niet bedriegt, zijn zij de koningen,
die in de el-Amarna periode regeerden in Jeruzalem, Samaria en Damaskus.
In mijn variant pas ik dezelfde methode
toe en schuif ditmaal meer dan zeven eeuwen op de tijdsbalk met als resultaat
Rib Addi in Goebla/Jizreël, Abdi-Hiba/Achaz in Jeruzalem en Labaja/Pekah in het
gebied van Samaria. Het spadewerk van Velikovsky blijft overeind. Spadewerk
dat het fundament voor de revisie van de geschiedenis van de oudheid wereldwijd
legde. Bij dit alles moet men bedenken dat de orthodoxe Sothis-kalender door
het revisionisme van de geschiedenis van de oudheid, onderuit gehaald is en de
ankerpunten op de tijdsbalk van de orthodoxie weg. Het is aldus de opdracht de
Egyptische dynastieën opnieuw op de tijdsbalk met betrouwbare ankerpunten op
hun correcte plaats te herschikken.
Bevindingen
van Velikovsky haalden al eerder pijlers waarop het fundament van de orthodoxie
rust naar beneden. In mijn boek TIJD en
TIJDEN, 2015, hoofdstuk: Batroena, de stad die nog gebouwd moest worden,
blz. 321 (zie link: http://boekscout.nl/shop/ViewProduct.aspx?bookId=5579 ) citeer ik een voorbeeld uit Eeuwen in Chaos,
hoofdstuk 6:
Enkele
malen noemde de koning van Goebla in zijn brieven de stad Batroena en deze
wordt geïdentificeerd als het oude Botrys. Meneander evenwel, een Griekse
schrijver die door Josephus wordt aangehaald, verklaart over Ithobalus, de
koning van Tyrus uit de negende eeuw, dat hij het was die de stad Botrys in
Fenicië stichtte. De stad Botrys, gebouwd door de schoonvader van Achab, kon
alleen dan in de Amarna brieven worden vermeld, als de stichting van de stad
voorafging aan de Amarna periode.
Conclusie:
een stad die nog gebouwd moest worden in de tiende eeuw, kan onmogelijk deel
hebben uitgemaakt van een correspondentie met een farao die de orthodoxie in de
veertiende eeuw voor Christus plaatst. Een ketting is zo sterk als haar zwakste
schakel. En de orthodoxe plaatsing van de Amarna-tijd in de veertiende eeuw v.
Chr. met briefwisseling over een onbestaande stad is hiermee gebleken een
zwakke schakel te zijn en de ketting gebroken.
De
afbeelding hierboven is van een kleizegel uit de periode van Hosea uit de
achtste eeuw v. Chr. De Egyptische invloed in Israël toen is voor specialisten
ter zake, duidelijk.
Rib-Addi was de heerser die
vanuit Goebla zijn brieven aan farao
schreef. De conventionele Egyptologie heeft gemeend de plaatsnaam Goebla met de
stad Byblos aan de Fenicische kust te kunnen identificeren. Dr. I. Velikovsky
(Eeuwen in Chaos, 1952, hoofdstuk VI) toonde echter overtuigend aan dat Goebla
met Jizreël in Samaria
geïdentificeerd dient te worden. Het is vanuit Jizreël dat volgens de
gereviseerde chronologie, Hosea van het tienstammenrijk zijn brieven aan farao
schreef.
Hierna
één voorbeeld van een reeks van ruim zestig brieven van Rib-Addi aan farao:
EA75
Rib-addi
spoke to his lord, the King of Lands: May the
Lady of Gubla (Balot-Hathor) grant power to my lord. At the feet of my
lord, my sun, I fall down seven times and seven times. Let the king, my lord,
know that Gubla, your handmaid from
ancient times, is well. However, the war of the 'Apiru against me is severe. (Our) sons (and) daughters are
gone, (as well as) the furnishings of the houses, because they have been sold
in Yarimuta to keep us alive. My
field is "a wife without a husband," lacking in cultivation. I have
repeatedly written to the palace regarding the distress afflicting me, . . but
no one has paid attention to the words that keep arriving. Let the king heed
the words of his servant........... They . . . all the lands of the king, my
lord. Aduna, the king of Irqata, mercenaries have killed, and there is
no one who has said anything to Abdi-Ashirta,
although you knew about it. Miya, the
ruler of Arashni, has taken Ardata; and behold now the people of Ammiya
have killed their lord; so I am frightened. Let the king, my lord, know that the king of Hatti has overcome all the
lands that belonged to the king of
Mittani or the king of Nahma the
land of the great kings. Abdi-Ashirta,
the slave, the dog, has gone with him. Send archers. The hostility toward
me is great. ................ and send a man to the city of . . . I will
. . . his words.
De
Amarna-brief EA 75 geeft als introductie van dit artikel een beeld van de
veranderde politieke situatie in het Klein-Azië van de achtste eeuw v. Chr. Rib-Addi
alias Hosea, zat als vazal van farao op het moment van het schrijven van zijn
brief EA75 geïsoleerd en belaagd in zijn hoofdplaats Goebla of Jizreël. Hij
klaagt in zijn brief over de Habiroe die hem belagen alsook andere vazallen
zoals Adoena van Irqata die door dezelfde huurlingen, vermoord werd. De Habiroe
hebben we gezien in het artikel over Labaja, zijn de bende van Pekah de rebel.
Pekah alias Labaja is de rebel die eerder al Pekahia, de zoon van Menahem, de
koning van Israël vermoordde. Aan de grens van het Egyptische belangengebied in
Klein-Azië herkennen we in de brief; de koning van Hatti en de koning van
Mitanni, als belagers van het Rijk van farao maar tegelijkertijd ook als correspondenten
met farao, maar dan als soevereine vorsten. De koningen van Mitanni
identificeerde ik eerder in een artikel op dit blog met de koningen van
Assyrië. Zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1395615600&stopdatum=1396220400
Het
Assyrië van de achtste eeuw v. Chr. kende onder zijn koningen meerdere
co-regentschappen, soms tot drie koningen toe zelfs. In het gereviseerde
tijdsbestek zijn dit Pul, Tiglath Pileser III, Assur Uballit en Salmaneser V.
Uiteindelijk zouden de Assyriërs heel het gebied veroveren en schatplichtig
maken. Vanuit Egypte kwam geen hulp voor de vazallen van farao.
2
Koningen 15: 29 In de dagen van Pekah,
de koning van Israël, kwam Tiglatpileser,
de koning van Assur, en veroverde Ijjon, Abel-Bet-Maäka, Janoach, Kedes en
Hasor, Gilead en Galila, het gehele land van Naftali; en hij voerde de
bevolking in ballingschap naar Assur. 30 En Hosea, de zoon van Ela, smeedde een samenzwering tegen Pekah, de zoon van Remaljahu; hij sloeg hem dood en werd koning in
zijn plaats in het twintigste jaar van Jotam, de zoon van Uzzia.
Het was
volgens het Bijbelboek 2 Koningen 15:30, twintig jaar na de troonsbestijging
van Jotham van Juda, dat Hosea zijn rivaal Pekah dood sloeg en koning in zijn
plaats werd. De Seder Olam, een Joodse overlevering, leert dat Hosea tot aan
het twaalfde regeringsjaar van koning Achaz, een vazal van de Assyriërs was en
over het gebied van Gilead heerste. Het over-Jordaanse land Gilead heeft
Velikovsky met het Yarimuta uit de
Amarna-briefwisseling geïdentificeerd. Dit alles past in het plaatje dat we uit
de Amarna-briefwisseling verkrijgen, waar Labaja/Pekah en zijn zonen het gebied
van het tienstammenrijk controleren.
In het
jaar 735 v. Chr. keerde het tij voor Labaja/Pekah en werd hij door Hosea alias
Rib Addi, vermoord. En in het jaar 727 v. Chr. in het twaalfde regeringsjaar
van koning Achaz van Juda, werd Hosea koning over Israël met als hoofdstad
Samaria. Van daar uit zou hij vervolgens zijn brieven aan farao in Egypte
schrijven.
2
Koningen 17:1 In het twaalfde jaar van Achaz, de koning van Juda, werd Hosea, de zoon van Ela, koning over
Israël te Samaria; hij regeerde negen jaar. 2 Hij deed wat kwaad is in de ogen
des HEREN, echter niet zoals de koningen van Israël die vóór hem geweest waren.
3 Tegen hem trok Salmanassar, de koning
van Assur, op; en Hosea onderwierp zich aan hem en betaalde hem schatting.
4 Maar toen de koning van Assur een samenzwering bij Hosea ontdekte, dat hij
gezanten naar So, de koning van Egypte,
gezonden had en aan de koning van Assur geen schatting meer opbracht, zoals van
jaar tot jaar, nam de koning van Assur hem gevangen en sloot hem in boeien in
de gevangenis. 5 De koning van Assur trok door het gehele land, rukte op naar
Samaria en belegerde het drie jaar. 6 In het negende jaar van Hosea nam de koning van Assur Samaria in; hij
voerde Israël in ballingschap naar Assur en deed hen wonen in Chalach, aan de
Chabor, de rivier van Gozan en in de steden der Meden.
De
belager van Hosea in Samaria/Soemoer was Salmaneser V, de zoon van Tiglath
Pileser III in Assyrië. In het voorjaar van 717 v. Chr. zou Samaria door
Salmaneser V ingenomen worden, na een belegering van drie jaar. De Bijbelse Farao So heb ik in TIJD en TIJDEN, 2015, blz. 307, geïdentificeerd.
Deze in
het kort geschetste Bijbelse geschiedenis vinden we in de Amarna-brieven terug.
De Assyrische koningen die Samaria/Soemoer benauwden en het uiteindelijk
innamen, waren Tiglath Pileser III en Salmaneser V. In de Amarna-brieven zijn
zij Abdi-Asjirta en Aziroe. Ongeveer zestig
brieven in de vorm van kleitabletten schreef Rib Addi aan farao in Egypte. De
rivaal van Rib Addi was voor een lange periode Abdi-Asjirta. Volgens de
Amarna-correspondentie was hij de heerser van Amoerroe, een streek die de
orthodoxie in het zuidoosten van Libanon en/of het zuidwesten van Syrië. Deze
identificatie is een gevolg van het foutief plaatsen van de Amarna-tijd in de
veertiende eeuw v. Chr.
Wanneer
we de Amarna-tijd op de tijdsbalk naar haar correcte historische periode
schuiven, komt in de achtste eeuw v. Chr. het Assyrische Rijk tevoorschijn,
waar toen meer dan een koning de troon deelde. In een nog te volgen artikel zal
ik aandacht geven aan Abdi-Asjirta die dezelfde koning is als Tushratta/Mitanni,
die ik eerder als Tiglath Pileser III identificeerde. De acties van
Abdi-Asjirta alias Tiglath Pileser III waren de aanleiding voor een resem
brieven van Rib-Addi aan farao met de vraag om hulp. Uiteindelijk zou Samaria
door de zoon van Tiglath Pileser III; Salmaneser V na een belegering van drie
jaar in 717 v. Chr. ingenomen worden, en dit betekende het einde van Hosea
alias Rib Addi.