Jesaja
10:24 Daarom, zo zegt de Here, de HERE der heerscharen: Vrees niet, o mijn
volk, dat in Sion woont, voor de
Assyriërs, wanneer zij u met de stok slaan en hun staf tegen u opheffen,
zoals Egypte deed. 25 Want nog een korte wijle, dan is de gramschap ten einde
en mijn toorn richt zich op hun vernietiging. 26 Dan zwaait de HERE der
heerscharen de gesel over hen, zoals Midjan geslagen werd bij de rots Oreb, en
(Hij zwaait) zijn staf over de zee en heft die op zoals in Egypte. 27 En het
zal te dien dage geschieden, dat hun
last van uw schouder afglijden zal en hun juk van uw hals, ja, het juk zal
vernietigd worden op uw schouder. 28 Zij overvallen Ajjat, zij trekken door Migron,
te Mikmas legeren zij hun legertros.
29 Zij trekken de bergpas door: Geba
zij ons nachtkwartier. Rama
siddert, Gibea Sauls vlucht. 30 Gil
het uit, o dochter van Gallim! Pas
op, Laïs! Arm Anatot! 31 Madmena
vlucht, de inwoners van Gebim bergen
zich. 32 Nog heden stellen zij zich op te Nob:
zij zwaaien hun handen in de richting van de berg der dochter van Sion, de
heuvel van Jeruzalem. 33 Zie, de
Here, de HERE der heerscharen, houwt met vervaarlijke kracht de loverkroon af,
de rijzige stammen worden omgehouwen en de hoge geveld; 34 het dichte gewas van
het woud houwt Hij af met het ijzer, en de Libanon zal vallen door de
Heerlijke. (NBG Vertaling 1951)
Het hierboven vermelde Bijbelcitaat van de profeet Jesaja met de beschrijving van een
veldtocht van een Assyrisch leger richting Jeruzalem, heeft zich in de
geschiedenis nooit voorgedaan. Wanneer we de chronologie van het Bijbelboek
Jesaja volgen, merken we dat Jesaja deze profetie neerschreef ten tijde van de regeringsperiode
van koning Achaz van Juda (Jesaja 7:1 en 14:28) (739/722 v. Chr.).
De
invasie van Juda en de belegering van Jeruzalem door de Assyriër Sanherib zou
pas in 709 v. Chr. gebeuren tijdens de regeerperiode van koning Hizkia, de zoon
van Achaz. En wat heel opmerkelijk is; de marsroute van het Assyrische leger naar
Jeruzalem toe, geschiedde toen via het zuiden vanuit Lachis.
Zie kaart: aan de
linkerzijde merken we de pijlen en aanvalsrichtingen van het leger van Sanherib
in 709 v. Chr., een veldtocht en een oorlog die sindsdien geschiedenis zijn. De
rode kader aan de rechterkant van de kaart toont de geprofeteerde
aanvalsrichting van het Assyrische leger van de eindtijd. De bedoeling van
dit artikel is aandacht aan het profetische gedeelte van dit Bijbelgedeelte te
geven. Het Bijbelcitaat van Jesaja 10:24-34 maakt deel uit van een serie
profetieën over het herstel van Israël, over de oprichting van het beloofde
Messiaanse Vrederijk en over een Grote Oorlog, die daaraan vooraf gaat. Het
Messiaanse Vrederijk wordt in het volgende hoofdstuk 11 van de profeet Jesaja
heel concreet profetisch ingevuld.
Jesaja
11:1 En er zal een rijsje voortkomen
uit de tronk van Isaï en een scheut
uit zijn wortelen zal vrucht dragen. 2 En op
hem zal de Geest des HEREN rusten, de Geest van wijsheid en verstand, de
Geest van raad en sterkte, de Geest van kennis en vreze des HEREN; 3 ja, zijn
lust zal zijn in de vreze des HEREN. Hij zal niet richten naar hetgeen zijn
ogen zien, noch rechtspreken naar hetgeen zijn oren horen; 4 want hij zal de
geringen in gerechtigheid richten en over de ootmoedigen des lands in
billijkheid rechtspreken, maar hij zal de aarde slaan met de roede zijns monds en
met de adem zijner lippen de goddeloze
doden. 5 Gerechtigheid zal de gordel zijner lendenen zijn en trouw de
gordel zijner heupen. 6 Dan zal de
wolf bij het schaap verkeren en de panter zich nederleggen bij het bokje; het
kalf, de jonge leeuw en het mestvee zullen tezamen zijn, en een kleine jongen
zal ze hoeden; 7 de koe en de berin zullen samen weiden, haar jongen zullen
zich tezamen nederleggen, en de leeuw zal stro eten als het rund; 8 dan zal een
zuigeling bij het hol van een adder spelen en naar het nest van een giftige
slang zal een gespeend kind zijn hand uitstrekken. 9 Men zal geen kwaad doen noch verderf stichten op gans mijn heilige
berg, want de aarde zal vol zijn van kennis des HEREN, zoals de wateren de
bodem der zee bedekken.
De
verzen één tot vijf beschrijven de persoon van de Messias en het feit dat Hij de
goddeloze van de eindtijd zal doden. De goddeloze van Jesaja is dezelfde
tegenstander waar de andere relevante Bijbelgedeelten, naar verwijzen. Paulus
verwijst in zijn tweede brief aan de Thessalonicenzen naar de wetteloze:
2
Thessalonicenzen 2:8 Dan zal de
wetteloze zich openbaren; hem zal de Here [Jezus] doden door de adem zijns
monds en machteloos maken door zijn verschijning, als Hij komt.
Ook bij
Paulus lezen we het gemak waarmee de wetteloze uiteindelijk geneutraliseerd
wordt: simpelweg door de adem zijns monds van de wederkerende Christus.
Vanaf
vers zes lezen we bij de profeet Jesaja hoofdstuk elf, de beschrijving van het
Messiaanse Vrederijk. Een volmaakte toestand van de natuur wordt geschilderd,
waar mens en dier in volmaakte harmonie met elkaar leven. Geen roofdieren meer
noch roof-mensen.
11:9
Men zal geen kwaad doen noch verderf stichten op gans mijn heilige berg, want
de aarde zal vol zijn van kennis des HEREN, zoals de wateren de bodem der zee
bedekken.
Vanaf
vers tien worden de twaalf stammen van Israël van de oudheid, in het land door de HERE God opnieuw hersteld. Van de vier einden
der aarde, staat er in beeldspraak geschreven, zullen zij naar het Beloofde
Land gevoerd worden. En vanaf vers veertien vinden we details over de laatste grote oorlog
die in het gebied ooit zal woeden. Een oorlog die aansluit bij het laatste
Bijbelboek Openbaring hoofdstuk negentien, met de beschrijving van de slag bij
Harmageddon.
Jesaja 11:10
En het zal te dien dage geschieden, dat de volken de wortel van Isaï zullen
zoeken, die zal staan als een banier der natiën, en zijn rustplaats zal
heerlijk zijn. 11 En het zal te dien
dage geschieden, dat de Here wederom zijn hand opheffen zal om los te kopen de rest van zijn volk,
die overblijft in Assur, Egypte, Patros, Ethiopië, Elam, Sinear, Hamat en in de
kustlanden der zee. 12 En Hij zal een banier opheffen voor de volken, en de
verdrevenen van Israël verzamelen en de verstrooide dochters van Juda
vergaderen van de vier einden der aarde.
13 Dan zal de afgunst van Efraïm verdwijnen en zij die Juda benauwen, zullen
uitgeroeid worden; Efraïm zal niet afgunstig zijn op Juda en Juda zal Efraïm
niet benauwen. 14 Westwaarts zullen zij de Filistijnen op de schouder vliegen,
samen zullen zij de stammen van het Oosten plunderen; naar Edom en Moab zullen
zij hun hand uitstrekken en de Ammonieten zullen hun onderhorig zijn. 15 Dan
zal de HERE de zeeboezem van Egypte met de ban slaan en Hij zal zijn hand tegen
de Rivier bewegen met de gloed van zijn adem, en Hij zal haar tot zeven beken uiteenslaan
en maken, dat men geschoeid daardoor kan gaan. 16 Dan zal er een heerbaan zijn
voor de rest van zijn volk, die in Assur overblijven zal, zoals er voor Israël
geweest is ten dage, toen het optrok uit het land Egypte.
Maar nu
verder aandacht voor de geprofeteerde Assyriër van de eindtijd, de 'goddeloze' van de profeet Jesaja 11:4. In de eindtijd zal een nieuwe Assyriër naar
Jeruzalem oprukken. De profeet Jesaja geeft de marsroute op van het leger van
de Assyriër via een aantal plaatsnamen in Samaria en Juda. Naar onze tijd
getransponeerd herkennen we de plaatsen waar heden op grote schaal door Israël
nederzettingen en nieuwe steden worden gebouwd.
De
profeet Daniël heeft deze geprofeteerde grote laatste oorlog eveneens in detail
voorspelt en beschreven:
Daniël
11:40 Maar in de eindtijd zal met
hem (=de koning van het noorden) de koning van het Zuiden in botsing komen, en
de koning van het Noorden zal op deze aanstormen met wagens en ruiters en vele
schepen; en hij zal de landen binnenvallen, en als een overstroming steeds
verder om zich heen grijpen. 41 Ook het
Sieraadland zal hij binnenvallen, en velen zullen struikelen; maar aan
zijn macht zullen ontkomen: Edom, Moab en de keur der Ammonieten. 42 En hij
zal zijn hand uitstrekken tegen de landen, en het land Egypte zal niet
ontkomen, 43 maar hij zal de schatten bemachtigen van goud en zilver en alle
kostbaarheden van Egypte; en Libiërs en Ethiopiërs zullen in zijn gevolg zijn.
44 Doch geruchten uit het oosten en uit het noorden zullen hem ontstellen,
zodat hij in grote grimmigheid zal uittrekken om velen te verdelgen en te vernietigen.
45 Hij zal zijn staatsietenten opslaan tussen de zee en de berg van het heilig
Sieraad maar dan komt hij aan zijn
einde, zonder dat iemand hem helpt. 12:1 Te dien tijde zal Michaël opstaan,
de grote vorst, die de zonen van uw volk terzijde staat; en er zal een tijd van grote benauwdheid zijn,
zoals er niet geweest is sinds er volken bestaan, tot op die tijd toe. Maar in
die tijd zal uw volk ontkomen: al wie in het boek geschreven wordt bevonden. 2
Velen van hen die slapen in het stof der aarde, zullen ontwaken, dezen tot
eeuwig leven en genen tot versmading, tot eeuwig afgrijzen. 3 En de
verstandigen zullen stralen als de glans van het uitspansel, en die velen tot
gerechtigheid hebben gebracht als de sterren, voor eeuwig en altoos. 4 Maar
gij, Daniël, houd de woorden verborgen, en verzegel het boek tot de eindtijd; velen zullen onderzoek
doen, en de kennis zal vermeerderen. (NBG
Vertaling 1951)
Bij de
profeet Daniël hoofdstuk 11:40-45 en hoofdstuk 12:1-4 wordt naar de koning van
het Noorden van de eindtijd verwezen. De vorige verwijzingen in Daniel 11:1-39 naar
de koning van het noorden, waren naar de koningen van het Grieks-Syrische Rijk
van de oudheid bedoelt. Vanaf vers veertig gaat het echter duidelijk over een koning
van het noorden van de 'eindtijd'. Er wordt een oorlog beschreven die heden
nog toekomstig is. De profetie van Daniël 11:40-45 handelt over de grote
oorlog, de slag bij Harmageddon die in de eindtijd in het gebied van Israël
uitgevochten zal worden.
Het
profetische noorden in de Bijbel is het gebied van het oude Assyrië. De profeet
Sefanja geeft dit duidelijk weer:
Sefanja
2:13 En Hij (JHWH) zal zijn hand tegen het
Noorden uitstrekken, Hij zal Assur te
gronde richten en Nineveh tot een wildernis maken
Het
moet duidelijk zijn dat de hierboven vermelde koning van het noorden gelijk is
aan de Assyriër van de profeet Jesaja en dat deze ook gelijk is aan de
goddeloze van de apostel Paulus, en aan het beest van het Bijbelboek
Openbaring hoofdstuk 13. Kortom de antichrist van de eindtijd zoals de
apostel Johannes hem in zijn brief (1 Johannes 2:28-27) noemt.
Door nu
de komende antichrist als een Assyriër te herkennen worden ook andere teksten
uit het Profetische Woord van de Bijbel duidelijker. Zo een voorbeeld is de
profeet Micha hoofdstuk 5 dat o.a. handelt over Bethlehem als de plaats waar de
Messias moest geboren worden.
Micha
5:1 En gij, Betlehem Efrata, al zijt gij klein onder de geslachten van Juda,
uit u zal Mij voortkomen die een heerser zal zijn over Israël en wiens
oorsprong is van ouds, van de dagen der eeuwigheid. 2 Daarom zal Hij hen
prijsgeven tot de tijd, dat zij die baren zal, gebaard heeft. Dan zal het overblijfsel zijner
broederen terugkeren met de Israëlieten. 3 Dan zal Hij staan en hen weiden in
de kracht des HEREN, in de majesteit van de naam des HEREN, zijns Gods; en zij zullen rustig wonen, want nu zal
Hij groot zijn tot aan de einden der aarde, 4 en Hij zal vrede zijn. Wanneer Assur in ons land komt, en
wanneer hij onze paleizen betreedt, dan zullen wij tegen hem zeven herders
stellen en acht vorsten uit de mensen, 5 die het land Assur zullen weiden met
het zwaard en het land van Nimrod in
zijn poorten. En Hij zal bevrijden van Assur, wanneer die in ons land komt en
wanneer hij ons gebied betreedt. 6 En het
overblijfsel van Jakob zal te midden van vele volkeren zijn als dauw van de
HERE, als regenstromen op het groene kruid, dat niet wacht op de mens, noch
mensenkinderen verbeidt. 7 En het
overblijfsel van Jakob zal zijn onder de natiën, te midden van vele
volkeren als een leeuw onder de dieren des wouds, als een jonge leeuw onder de
schaapskudden, die, wanneer hij er binnendringt, neerslaat en verscheurt,
zonder dat iemand redt. 8 Uw hand zal verheven zijn boven uw tegenstanders, en
al uw vijanden zullen worden uitgeroeid.
Na de
eerste twee Kerst-verzen gaat de profetie vanaf vers drie over naar de tweede of wederkomst van de Messias. En dan is het
opmerkelijk dat we in vers vier opnieuw Assur vermeldt zien. Deze profetie is bovendien
opmerkelijk aangezien ten tijde van de eerste komst van de Heer Jezus Christus,
het historische Assyrië toen al meer dan zeshonderd jaar als wereldmacht verdwenen
was. De conclusie is dat er opnieuw een Assyrische grootmacht zal opkomen ten
tijde van de tweede komst van de Messias. Een grootmacht die aan het einde van
de eindtijd voor een korte tijd het land Israël zal bezetten. Dit is echter nog
niet voor morgen maar ligt nog in de verre toekomst (aan
toekomstberekeningen via het noemen mogelijke jaartallen doe ik niet mee).
Het is
de komst van de Messias dat aan het bewind van de eindtijd-Assyriër een einde
brengt. Aan het begin van het Messiaanse Vrederijk zal het gebied van Assyrië gedurende
een tijd door zeven herders en acht vorsten uit de mensen bestuurd worden.
Alvorens dat ook Assur in de nieuwe gemeenschap van volken tijdens het komende
Vrederijk zal opgenomen worden.
Jesaja
19: 23
Te dien dage zal er een heerbaan wezen van Egypte naar Assur, en Assur zal in
Egypte komen en Egypte in Assur, en Egypte zal met Assur (de HERE) dienen. 24
Te dien dage zal Israël de derde zijn naast Egypte en Assur, een zegen in het
midden der aarde, 25 omdat de HERE der heerscharen het gezegend heeft met de
woorden: Gezegend zij mijn volk
Egypte en het werk mijner handen, Assur,
en mijn erfdeel Israël.
Maar
vooraleer deze profetie werkelijkheid wordt zal er nog een donkere periode voor
Israël en de wereld aanbreken. Van uit het gebied van het oude Oost-Romeinse
Rijk zal de wereld in de eindtijd gedirigeerd worden. Het Oost-Romeinse Rijk
zal in de toekomst opnieuw geformeerd worden door een federatie van vijf
landen. Met zekerheid kunnen we vandaag de volgende landen al invullen: Israël,
Egypte, Turkije en Griekenland. Het vijfde land zal een nieuw Assyrië zijn, een
land dat heden nog gevormd dient te worden. Deze vijf landen zullen zich
verenigen met vijf koningen/landen uit het gebied van het voormalige
West-Romeinse Rijk en aldus het Romeinse Rijk van de oudheid opnieuw op de
kaart plaatsen. In een later stadium geven de tien koningen of leiders hun
macht over aan een elfde leider. Dit dan tot slot in een notendop waar de
verschillende profetische Schriftgedeelten over gaan.