DE PRINS VAN EGYPTE; MOZES DE GEADOPTEERDE ZOON VAN DE DOCHTER VAN FARAO
Mozes als
de Prins van Egypte was een hele tijd in de belangstelling als een gevolg van
de Amerikaanse animatiefilm uit 1998 geregisseerd door Brenda Chapman en Steve
Hickner met muziek van Hans Zimmer en Stephen Schwartz. De film won een Oscar
voor beste lied en was ook genomineerd voor een Grammy en Golden Globe. Met de
film volgde ook de video en dvd uitvoering en bovendien heel wat gadgets die de
aandacht van kinderen (en volwassen) hadden. Heel wat mensen hebben heden de
DVD in bezit.
De
animatiefilm verhaalt de geschiedenis van Mozes vanaf zijn geboorte tot de
exodus uit Egypte. De animatiefilm laat de gruwel van de genocide zien wanneer
farao beveelt dat alle mannelijke borelingen van de Hebreeërs gedood moeten
worden. Mozes wordt als een gevolg hiervan door zijn moeder een tijd verborgen
gehouden en daarna in een biezen kistje in de Nijl te water gelaten. Mirjam, de
zuster van Mozes, volgt de kleine ark met haar broertje Mozes erin en is een
beetje later getuige dat de vrouw(?) van farao het kind vind, uit het water van
de Nijl haalt en uiteindelijk adopteert. De farao en echtgenoot van de vrouw
die Mozes als haar zoon adopteert is in de film farao Seti I van de 19de dynastie. Mozes groeit dan samen met
Ramses II, de zoon van Seti I, op. Maar uiteindelijk ontdekt Mozes dat hij
eigenlijk een Israëliet is en geboren als slaaf. Hij moet Egypte verlaten en
vlucht naar Midian. Daar ontmoet hij Jetro de hogepriester. Hij trouwt met
Jetro 's dochter Zippora. Een hele tijd later na zijn ontmoeting met de God van
Abraham, Izaak en Jacob in de brandende, maar niet door vuur verterende,
braamstruik keert Mozes terug naar Egypte om zijn volk in de Naam van God te
bevrijden. Maar zijn broer Ramses II is in de animatiefilm inmiddels farao
geworden en wil zijn macht niet zomaar afgeven. Uiteindelijk wordt Egypte
getroffen door een aantal vreselijke plagen. De laatste plaag is dat alle
eerstgeborenen in de Paasnacht overlijden, behalve in die huizen waar op de deurposten
het bloed van het geslachte Paaslam is gestreken. Uiteindelijk laat Ramses ze
gaan omdat ook zijn zoon is overleden. Maar korte tijd daarna al betreurt hij
zijn beslissing en gaat met zijn leger de Israëlieten achterna. De Rode Zee die
zich van Gods wege voor de Israëlieten geopend had, sluit zich echter weer over
het achtervolgende leger van Farao en vernietigd het Egyptische leger. De
animatiefilm eindigt hierna met Mozes die samen met de verloste Israëlieten als
vrije mensen naar het Beloofde Land trekken. Een verhaal dat wereldwijd bekend
is.
De
animatiefilm wijkt enkele malen op belangrijke details van het Bijbelverhaal
af. De Bijbelse farao
van de verdrukking bijvoorbeeld is in de Bijbel namelijk dezelfde farao die
kort voor de exodus sterft. Een zeer oude man aldus. Het Bijbelboek Exodus
leert in feite dat we met een farao te doen hebben die minsten 2 x 40 of 80+
jaar regeerde. Zoals in Genesis versus
Egyptologie uiteengezet meen ik dat alleen farao Pepi II van de zesde
dynastie in aanmerking komt voor deze lange regeerperiode.
In de
animatiefilm is de farao van de verdrukking echter Seti I van de negentiende
dynastie. Een farao met een regeringsduur van slechts 11 jaar. Het is algemeen
gangbaar voor de orthodoxie om een farao uit de 18de en/of 19de
Egyptische dynastie te selecteren die in het Bijbelplaatje zou kunnen passen.
Een onmogelijke opdracht. Beide vermelde dynastieën zijn historisch goed
gedocumenteerd en leveren geen gepaste kandidaat-farao. De reden dat men op
zoek gaat naar de farao van de exodus in deze dynastieën is een gevolg van de
zogenaamde Sothis-kalender en zijn datering die door de Egyptoloog Eduard Meyer
aan het begin van de twintigste eeuw gefabriceerd werd. Het revisionisme van de
Egyptologie, heeft de dateringsmethode van Eduard Meyer inmiddels volledig
onderuit gehaald.
Een andere
discrepantie in afwijking met de Bijbel, die ik in de animatiefilm opmerkte was
dat de boreling Mozes geadopteerd wordt door de vrouw van farao en niet door de dochter van farao. De filmmakers
hebben hier blijkbaar de Koran gevolgd en niet de Bijbel. Hierna de betreffende
Koran- en Bijbelgedeelten:
Soera 28:7
En Wij openbaarden aan de moeder van Musa (Mozes): Zoog hem, en wanneer gij
voor hem vreest, werp hem dan in de stroom. En vrees niet en wees niet
bedroefd. Wij zullen hem tot u terugvoeren en hem maken tot een der
uitgezondenen. -8. Toen namen de verwanten van Firaun (farao) hem op, opdat
hij voor hen zou worden een vijand en een droefenis. Firaun en Haman en hun legerscharen waren
zondebedrijvers. 9. En de vrouw van
Firaun zeide: een verkwikking des harten is hij voor mij en voor u; doodt
hem niet; mogelijk, dat hij ons baat zal brengen of dat wij hem als kind
aannemen. Maar niet hadden zij vermoeden. (De Koran in de vertaling van Prof.
Dr. J. H. Kramers)
Exodus 1:5
Toen kwam de dochter van Farao om in de Nijl te baden, en intussen wandelden
haar dienaressen langs de Nijl; zij zag het kistje in het riet en zond haar
slavin om het te halen. 6 Toen zij het open deed, zag zij het kind, en zie, het
jongetje schreide, zodat zij medelijden met hem kreeg en zeide: Dit is een
Hebreeuws kind. 7 Toen zeide zijn zuster tot de dochter van Farao: Zal ik voor u uit de Hebreeuwse vrouwen een
voedster gaan roepen, om het kind voor u te zogen? 8 En de dochter van Farao zeide tot haar: Ja. Toen ging het meisje de
moeder van het kind roepen. 9 En de
dochter van Farao zeide tot deze: Neem dit kind mee en zoog het voor mij,
dan zal ik u het u toekomende loon geven. Daarop nam de vrouw het kind mee en
zoogde het. 10 En toen het kind groot geworden was, bracht zij het naar de dochter van Farao; en hij werd door
haar als zoon aangenomen, en zij noemde hem Mozes, want, zeide zij: ik heb hem
uit het water getrokken. (NBG
Vertaling 1951)
In dit
korte Bijbelgedeelte staat wel vijf maal achter elkaar vermeld dat het de
dochter van farao was die Mozes als zoon aannam. Er kan hier dus geen twijfel
over bestaan wie bedoelt is.
De
onderzoeker Donovan Courville, wiens studie ik in mijn werk Genesis versus
Egyptologie (hoofdstuk 9) meerdere malen citeer leert dat de twaalfde dynastie
de dynastie van de farao van de verdrukking leverde; namelijk Senwosret III.
Het was de dochter van zijn opvolger Amenemhat III met de naam Sobekneferoe die
Mozes als zoon adopteerde en aldus Mozes tot kroonprins van Egypte maakte. Courville
meent dat er voldoende historisch materiaal is om Amenemhat IV als Mozes te
identificeren. Op de tijdsbalk linkt Courville de vlucht van Mozes naar Midian
met het einde van de (co)regeerperiode van Amenemhat IV. Indien Courville
gelijk heeft zijn we in hierboven in bezit van een afbeelding van Mozes als
prins van Egypte.
Dr. Donovan
A. Courville (1901/1996), Th., B.A., M.A., Ph. D., was een revisionist van de
Egyptologie die met zijn werk The Exodus Problem and its Ramifications, 1971
een heel belangrijke bijdrage tot het rechtzetten van de geschiedenis van de
oudheid in het licht van de Bijbel leverde. Zijn studie is voor mij een
naslagwerk. Het Egyptische Oude en het Midden-rijk waren volgens Courville
contemporain met elkaar. Beide rijken komen als een gevolg van de ramp van de
exodus gelijktijdig aan hun einde. De enige tussenperiode in de Egyptische
geschiedenis die Courville in zijn reconstructie overeind laat is de periode
van de Hyksos, vreemde heersers die na de vernietiging van het leger van farao met
de exodus, Egypte overrompelden. De Israëlieten vervolgden hun weg naar Kanaän
dat zij veertig jaar later in bezit namen. Zij waren nieuwkomers met archeologisch
gezien logischerwijze een nieuwe soort potten en pannen. Zij namen, gepaard
gaande met natuurlijke catastrofes, op gewelddadige wijze het land in bezit. In
het model van Courville volgt de Midden bronsperiode te Jericho onmiddellijk op
het Vroeg brons-tijdperk. Het archeologische beeld in de streek van Jericho is
duidelijk een noodlottige catastrofe, gevolgd door bezetting door
nieuwkomers. Het is in feite een eenvoudige oefening die Courville toepast. Hij
toont aan dat de Egyptologie er zeshonderd jaar naast zit. Wanneer we het begin
van Midden brons aan de Bijbelse gegevens aanpassen valt veel op zijn plaats.
De Koran
heb ik al jaren geleden doorgenomen, nog voor 9/11, in de eerste plaats uit nieuwsgierigheid
naar een eventuele naamsvermelding van de farao van de verdrukking. Maar helaas,
ook de Koran geeft geen naam en verwijst alleen naar farao of het Arabische
Faraun zoals het door Prof. Dr. J. H. Kramers naar het Nederlands vertaald
werd.
Er zijn
wel enkele interessante historische raakpunten zoals de vermelding in de Koran
dat farao in de Rode Zee samen met zijn leger is omgekomen. De volgende Soeras
gaan hierover: 2:50, 7:136-137, 8:54, 10:90, 17:103, 20:78-79, 26:66, 28:40,
43:55, 44:24, 51:40, 79:25.
Dat farao
is omgekomen in de Rode Zee past niet bij de orthodoxe identificatie van de
farao van de verdrukking met de faraos van de achttiende en/of negentiende
Egyptische dynastie. De betreffende Hollywood-films laten dan ook het
Egyptische leger alleen in de Rode Zee omkomen met farao die vanop de oever
toekijkt en zo overleefd. Dit is echter ongeloofwaardig wanneer we bedenken dat
de farao s van de oudheid als goden aan de kop van hun leger oprukten.
Een
vraagteken plaatst ik bij het vermelden van de naam HAMAN in de hiervoor geciteerde Soera 28:8. De Koran verwijst
zesmaal naar de figuur Haman die volgens de Koran deel uitmaakte van het hof
van farao en aanwezig was wanneer Mozes en Aaron hun opwachting bij farao
maakten. Op andere plaatsen in de Koran wordt hij beschreven als de architect van
farao.
Soera
40:36 En Faraun zeide: O Haman,
bouw voor mij een hoog paleis, opdat ik de toegangen moge bereiken. 37. De toegangen
tot de hemelen, zodat ik de god van Musa kan waarnemen; immers ik houd hem voor
een leugenaar. - En aldus werd voor
Faraun zijn boos bedrijf schoonschijnend gemaakt, en werd hij afgehouden van
de weg. En niet was de toeleg van Firaun anders dan in mislukking.
Het
vermelden van Haman in de Koran als architect en raadsman van farao is door menig
tegenstander al aangegrepen om de Koran in diskrediet te brengen. De boodschap
is dan dat een en ander in de overlevering in de tijd verwisseld werd met de
Haman uit het Bijbelboek Esther en de Perzische periode. Een tijdsverschil van
bijna 1000 jaar. Ik wens mij deze roedel huilende wolven in het bos niet te
vervoegen en meen dat het mogelijk is dat de Egyptologie in de toekomst alsnog
een historische Haman kan duiden. Het werk rond de geschiedschrijving van het
oude Egypte is niet af. We moeten ook bedenken dat het oorspronkelijke
Egyptische schrift geen klinkers kenden en het moeilijk is de juiste klinkers
van een naam te kennen. Daarnaast bereikten ons vele namen van faraos en hun
hofhouding in het Grieks. Het is en blijft een puzzel en niet alles kan bewezen
worden. Dit gaat trouwens voor veel op. De evolutietheorie bijvoorbeeld is
tenslotte ook uitgevonden om te bewijzen wat nog bewezen moet worden.
Nu blijft
het een feit dat de twee boeken Bijbel en Koran vanwege het Bijbelse evangelie,
tegenover elkaar staan. De Bijbel is een afgesloten eenheid van 66 boeken
waartegenover de Koran beweerd dat er, ongeveer zes eeuwen later, een Arabische
openbaring van dezelfde God (Soera 29 :45) als die van de Bijbel aan de Arabier
Mohammed is geweest. Het Oude Testament van de Bijbel sluit echter af met de Hebreeuwse
profeet Maleachi die de komst van de Messias aankondigt met vooraf de wederkomst
van de profeet Elia en het Nieuwe Testament neemt deze draad weer op bij de
bediening van Johannes de Doper die de komst van de Zoon van God aankondigt. Het
Nieuwe Testament sluit af met het boek Openbaring of Apocalyps met de belofte
van de komst van de Zoon van God, de Koning der koningen, die in de toekomst
bij zijn wederkomst alles zal herstellen. Nergens staat er in de Bijbel een
verwijzing naar een nog eventuele toekomstige Arabische openbaring. Verschillende
Bijbelgedeelten maken integendeel duidelijk dat het Woord van God alleen aan en
door de Joden is doorgegeven.
Romeinen 3:1
Wat is dan het voorrecht van de Jood, of wat is het nut van de besnijdenis? 2
Velerlei in elk opzicht. In de eerste plaats [toch] dit, dat hun de woorden Gods zijn toevertrouwd. 3 Wat toch is het geval?
Als sommigen ontrouw geworden zijn, zal dan hun ontrouw de trouw Gods tenietdoen?
4 Volstrekt niet!
(NBG 1951
Vertaling)
Het
christendom neemt dan wel aan dat het Woord van God door de Joden tot ons is
gekomen, anderzijds; leert een meerderheid van de christelijke kerk(en) dat de
kerk sinds Pinksteren 30 AD in de plaats van Israël is geplaatst, de zogenaamde
vervangingsleer. De Joden zijn volgens deze leer/theorie als heilsorgaan voor
altijd door God opzijgezet. In het jaar 70 AD werd de tempel te Jeruzalem door
Rome vernietigd en de Joden sindsdien verstrooid onder de volken. De profetie
van Mozes zoals we kunnen lezen in het Bijbelboek Leviticus hoofdstuk 26 ging
toen in vervulling.
De Koran leert ook dat de Joden geen derde herstel
beloofd is. Twee maal slechts werd het hun vergund een nationale staat te
hebben en verderf te verspreiden volgens Soera 17:4. Hierna het relevante
gedeelte:
Soera 17:1 "Lofprijzing aan Hem, die Zijn dienaar des nachts deed reizen van het Gewijde Bedehuis naar het Uiterste Bedehuis, welks omtrek Wij
gezegend hebben, opdat Wij hem van Onze tekenen zouden tonen. Hij is de
Horende, de Ziende. (2) En Wij hebben Musa (Mozes) de Schrift gegeven en Wij hebben haar gemaakt tot een rechte leiding
voor de Zonen Israils: Neemt u niet buiten Mij een zaakbezorger. _ (3)
Nakomelingschap van hen, die Wij met Nuh (Noach) medevoerden. Hij was een dankbaar dienaar. (4) En Wij hebben aan de Zonen Israils in de Schrift de
beslissing gegeven:Gij zult op
de aarde twee malen verderf verspreiden, en gij zult rijzen tot
grote hoogte. (5) Wanneer de tijd komt van de eerste der twee aanzeggingen, zenden Wij tegen ulieden dienaren
van Ons, toegerust met hevig geweld, welke tussen de woningen door speuren; en
het zal een verwerkelijkte aanzegging worden. (6) Daarna geven wij U weder de
kans tegen hen en versterken Wij u met bezittingen en zonen, en maken Wij u
talrijker in krijgerscharen. (7) Indien gij lieden wel handelt, dan handelt
gij wel voor uzelven, en indien gij slecht handelt, dan is dat ook voor uzelf. Wanneer dan de tijd komt van de latere
aanzegging, zal het gebeuren, dat zij uw gezichten schenden en dat zij het bedehuis binnendringen, zoals
zij het de eerste maal binnengedrongen waren, en dat zij de plaats, waarover
zij komen, geheel verwoesten. (8) Mogelijk, dat uw Heer ulieden dan
barmhartigheid zal betonen. Maar indien gij terugkeert, keren ook Wij terug en
maken Wij Djahannam voor de
ongelovigen tot een inperking."
(Vertaling van Prof. Dr. J. H. Kramers)
Het
gewijde Bedehuis is volgens het commentaar van Prof. Dr. J. H. Kramers; Mekka
en met het Uiterste Bedehuis wordt Jeruzalem bedoelt. De eerste aanzegging
betreffende de vernietiging van de eerste Tempel geschiedde in 586 v. Chr.
wanneer de Babyloniërs onder leiding van Nebukadnezar. De tweede aanzegging
betreffende de verwoesting van Jeruzalem en haar Tempel geschiedde in het jaar
70 AD toen de Romein Titus het opstandige Jeruzalem belegerde en vernietigde.
De Joden gingen toen de diaspora in. De jaartallen 586 v. Chr. en 70 AD zijn
van de westerse jaartelling. De Koran heeft geen jaartallen waar deze
gebeurtenissen op de tijdsbalk mee verankerd kunnen worden. Met Israël leek het
in 70 AD afgelopen tot in de twintigste eeuw tot verbazing van velen een nieuwe
staat in het oude land der vaderen geproclameerd werd. Het begin van een derde
herstel, dat nationaal ingezet werd met een geestelijk herstel dat nog toekomst
is.
De Koran
leert deze verwachting niet en waarschuwt met Djahannam bij een mogelijke
terugkeer. Dit laatste is een Arabisch woord dat staat voor het woord hel uit
de Germaanse mythologie daar waar in de Bijbel het Hebreeuwse woord GE-HINNOM
of vallei van Hinnom staat. In het Nieuwe Testament komt het Griekse woord
Gehenna voor waar volgens Kramer het Arabische woord Djahamman is van afgeleid.
Een
belangrijk obstakel voor een vredesregeling in het Islamitische Midden-Oosten
is het feit dat de Koran leert dat er geen redding voor de Joden noch een
herstel van een staat in het vooruitzicht gesteld wordt. Daarom ook wordt de
staat Israël sinds 1948 als een doorn in het Arabische vlees ervaren. Een doorn
die verwijderd moet worden.
De Bijbel
leert echter duidelijk een derde herstel van het Jodenvolk in het oude land der
vaderen. En dit zowel in het Oude als het Nieuwe Testament. Het traditionele
christendom ziet de profetieën betreffende het herstel van Israël in de Bijbel
als vervuld bij de terugkeer uit Babylonische ballingschap in 535 v. Chr. Er
zijn echter heel wat profeten zoals Ezechiël, Daniël, Jesaja e.a. die
voorspellingen gaven betreffende de tweede vernietiging van de Tempel gevolgd
door een derde herstel na een tijds-dal van ruim tweeduizend jaar. En in de
Romeinenbrief van Paulus gaan de hoofdstukken 9, 10 en 11 over het verbondsvolk
Israël en hun toekomstige herstel.
Tot slot hierna
twee Bijbelcitaten die vanzelfsprekend zijn:
Jesaja 11:11
En het zal te dien dage geschieden, dat de Here wederom zijn hand opheffen zal om los te kopen de rest van zijn volk, die overblijft in Assur, Egypte, Patros,
Ethiopië, Elam, Sinear, Hamat en in de kustlanden der zee. 12 En Hij zal een
banier opheffen voor de volken, en de verdrevenen van Israël verzamelen en de
verstrooide dochters van Juda vergaderen van de vier einden der aarde.
Amos 9:
11 Te dien dage
zal Ik de vervallen hut van David weder
oprichten, Ik zal haar scheuren dichten en wat daarvan is ingestort,
overeind zetten; Ik zal haar herbouwen als in de dagen van ouds, 12 opdat zij
beërven de rest van Edom en van al de volken over wie mijn naam is uitgeroepen,
luidt het woord van de HERE, die dit doet. 13 Zie, de dagen komen, luidt het
woord des HEREN, dat de ploeger zich aansluit bij de maaier en de druiventreder
bij hem die het zaad strooit; dan zullen de bergen druipen van jonge wijn en al
de heuvelen daarvan overvloeien. 14 Ik
zal een keer brengen in het lot van mijn volk Israël: verwoeste steden
zullen zij herbouwen en bewonen; wijngaarden zullen zij planten en de wijn
ervan drinken; boomgaarden zullen zij aanleggen en de vrucht daarvan eten. 15
Dan zal Ik hen planten in hun grond, en
zij zullen niet meer worden uitgerukt uit de grond die Ik hun gegeven heb, zegt
de HERE, uw God.
DEBORA: vrouw, moeder, richter, profeet, dichter en generaal
Richteren 4:1 Nadat Ehud
gestorven was (1269 v. Chr.), deden de Israëlieten opnieuw wat
kwaad is in de ogen des HEREN. 2 Toen gaf de HERE
hen over in de macht van Jabin, de
koning van Kanaän, die regeerde te Hasor,
en wiens krijgsoverste Sisera was, die te Charoset-Haggojim woonde. 3 En de Israëlieten riepen tot de HERE, want hij
bezat negenhonderd ijzeren strijdwagens en hij had de Israëlieten wreed verdrukt, twintig jaar (1269-1249 v. Chr.),.4 De
profetes Debora, de vrouw van Lappidot, richtte destijds
Israël; 5 zij was gewoon zitting te houden onder de
Deborapalm tussen Rama en Bet-El op het gebergte van Efraïm, en de Israëlieten
kwamen bij haar voor een rechterlijke uitspraak. 6 Zij
nu ontbood Barak, de zoon van
Abinoam uit Kedes in Naftali, en
zeide tot hem: Heeft de HERE, de God van Israël, niet geboden: ga heen, trek
naar de berg Tabor en neem met u tienduizend man Naftalieten en Zebulonieten, 7 en Ik zal aan de beek Kison Sisera, de krijgsoverste van Jabin,
naar u toe voeren met zijn strijdwagens en zijn troepen, en Ik zal hem in uw
macht geven? 8 Barak echter zeide tot haar: Indien gij met
mij gaat, zal ik gaan, maar indien gij niet met mij gaat, ga ik niet. 9 Zij zeide: Ik ga met u mee, maar gij zult geen eer
behalen op de tocht die gij onderneemt, want
in de macht van een vrouw zal de HERE Sisera overgeven. Toen stond Debora op en ging met Barak naar Kedes. 10 Barak riep Zebulon en Naftali te Kedes samen, en
tienduizend man trokken op in zijn gevolg; ook Debora ging met hem mee.
11 De Keniet Cheber nu had zich
afgescheiden van de Kenieten, van de zonen van Chobab, de zwager van Mozes, en
had zijn tenten opgeslagen tot aan de terebint van Saännaïm, dat bij Kedes
ligt. 12 Toen men Sisera had meegedeeld, dat Barak, de zoon van Abinoam, de
berg Tabor bezet had, 13 riep hij al zijn wagens, negenhonderd ijzeren strijdwagens, en al het volk dat bij hem was, uit Charoset-Haggojim samen aan
de beek Kison. 14 Toen zeide Debora tot Barak: Breek op, want dit is de dag, dat de HERE Sisera in uw macht gegeven heeft: is niet de HERE
vóór u uitgetogen? En Barak daalde af van de berg Tabor en tienduizend man
achter hem; 15 en de HEREbracht Sisera met al zijn wagens en zijn gehele leger door de scherpte des
zwaards vóór Barak, zodat Sisera van zijn wagen klom en te voet vluchtte. 16 Toen
achtervolgde Barak de wagens en het leger tot aan Charoset-Haggojim, en het
gehele leger van Sisera viel door de scherpte des zwaards; niet één bleef er
over .
Richteren
5:1 Op
die dag zongen Debora en Barak, de zoon van Abinoam, dit lied:
Vers
20 ...van de hemel streden de sterren, vanuit haar banen streden zij tegen Sisera... Van de hemel
streden de sterren, vanuit haar
banen streden zij tegen Sisera.
31 b Maar die Hem
liefhebben zijn als de opgaande zon in haar kracht. Toen had het
land veertig jaar rust. (NBG
Vertaling 1951)
Het
nieuwe artikel heeft als inleiding de geschiedenis van een bijzondere vrouw in
het oude Israël. Een vrouw die niet alleen profeet was, maar bovendien een van
de richters in Israël en dit voor een lange periode van veertig jaar. Een lange tijd ook dat het volk van Israël rust van zijn vijanden had. Maar Debora was niet alleen
een vrouwelijke richter, zij was ook moeder, generaal, profeet en dichter. Vanuit de
godsdienst(en)-traditie ervaart men al eens de perceptie dat de Bijbel een
vrouwonvriendelijk boek zou zijn. Wanneer men echter dit Bijbelgedeelte
bestudeerd krijgt men toch weer een ander beeld.
De
aanvang van haar richter-schap was heel bijzonder. Het woongebied van de twaalf
stammen van Israël werd toen beheerst door de koning van Kanaän: Jabin. Deze
man had zijn hoofdplaats te Hazor in het noorden van het land. De generaal van
Jabin was Sisera die volgens het Bijbelbericht, zo maar even negenhonderd strijdwagens
tot zijn beschikking had. Voor een periode van twintig jaar al ondergingen de
Israëlieten een wrede verdrukking. In hun grootste nood trokken zij naar de
profetes Debora voor raad en uitredding. Zoals het Bijbelbericht hierboven
luidt ontbood Debora daarop Barakde zoon van Abinoam van
de stam Naftali en gaf hem de profetie met het krijgsplan voor de aanstaande
vernietiging van het leger van Sisera. De man Barak had echter niet zo een
groot geloof als Debora en stond erop dat zij aan zijn zijde het leger zou
vervoegen. De richter Debora stemde toe maar waarschuwde Barak dat hijzelf nu
geen eer meer zou behalen aan de overwinning die profetisch voor haar al vaststond.
Richteren
4:9 Zij zeide: Ik ga met u mee, maar gij zult geen eer behalen op de tocht die
gij onderneemt, want in de macht van een
vrouw zal de HERE Sisera overgeven.
De
Israëlitische legertroep van Barak was in staat het gigantische leger van
Sisera te overwinnen als een gevolg van een heel bijzonder ingrijpen van de
zijde van de HERE God: er staat in vers 10 geschreven dat de HERE bracht
Sisera met al zijn wagens en zijn gehele leger door de scherpte des zwaards in verwarringvóór Barak. Wat er exact gebeurde is niet onmiddellijk te achterhalen.
Maar in Richteren in het overwinningslied van Debora hoofdstuk 5 vers 20 staat
er geschreven: Van de hemel streden de sterren, vanuit haar banen streden zij
tegen Sisera.
En
het is dit aspect, naast het chronologische dat ik in dit artikel wens te
belichten.
CHRONOLOGIE
Het
verslaan van het geweldige leger van Sisera, de krijgsoverste van Jabin bestaande
uit negenhonderd ijzeren strijdwagens geschiedde aan het begin van Debora s
richterperiode, want er staat geschreven dat daarna het land veertig jaar
rust had. Op onze chronologische tabel is dit het jaar 1249 v. Chr. (Zie
Genesis versus Egyptologie hoofdstuk 13). De zware verdrukking door Jabin
liep van 1269 tot 1249 v. Chr.
Het
jaar 1249 v. Chr., het jaar van de verlossing van het juk van Jabin, was heel
merkwaardig het zesde jaar in de sabbat- en jubeljaarcyclus. Het was een jaar dat
een jaar (maart/april 1249 tot maart/april 1248) van dubbele zegening betekende
zodat de opbrengst van het land voldoende zou zijn om het sabbatjaar en ditmaal
ook het Jubeljaar te overbruggen. Het zevende- of sabbatjaar liep daarop van
1248 tot 1247 v. Chr. En het vierde jubeljaar sinds de instelling ervan begon
in sept/okt van 1248 v. Chr. Tot hier even de chronologische aspecten van dit
Bijbelgedeelte
EEN
KOSMISCH FENOMEEN
Het
Bijbelboek Richteren geeft een verwijzing naar een kosmisch fenomeen dat zich
tijdens de slag tussen de Israëlieten en het leger van Jabin afspeelde:
Richteren
5:20 Van de hemel streden de sterren (Hebreeuws: KOWKAB), vanuit haar banen (Hebreeuws:
MECILLAH) streden zij tegen Sisera. (NBG Vertaling 1951)
De
onderzoekers Donald W. Patten, Ronald R. Hatch en Loren C. Steinhauer, die ik
op 20-01-2014 op dit blog al citeerde, verbinden in hun studie The long day
of Joshua and six other catastrophes Chapter VI - (1973), het kosmisch
fenomeen van Richteren 5:20 met een fly-by van de planeet Mars. De Hebreeuwse
grondtekst-woorden die ik in het Bijbelcitaat hierboven tussen ronde haken
vermeld heb zijn van hen. Hierna hun commentaar
voor KOWKAB en MECILLAH.
KOWKAB: a blazing or rolling star, a shining star, a
luminary, and we propose, a rotating planet such as Mars.
MECILLAH: which Strongs Concordance translates as a
viaduct, a staircase, a causeway, a course, a highway, a path, a terrace, and
our belief is it could also be accurately translated an orbit, or orbits,
paths of the luminaries.
Het Bijbelgedeelte van Richteren 5:20 Van de hemel
streden de sterren, vanuit haar banen streden zij tegen Sisera., krijgt in het
licht van de studie van Patten wel een heel letterlijke betekenis. Men zou van
heel wat minder op een slagveld in verwarring kunnen geraken. Het resultaat
was wel dusdanig dat het leger van de koning van Kanaän verslagen kon worden.
Voor de Israëlieten was het duidelijk dat de HERE God ingegrepen had. De
laatste overwegingen van Jabin en Sisera kennen we niet. De onderzoeker Patten schrijft
dienaangaande in zijn werk iets heel merkwaardig neer:
Agnostics will in the future , more and more,
discount evolutionary uniformitarianism, and will see the validity in the astronomical,
catastrophic view of science and ancient history, yet perhaps without the hand
of God. (The long day of Joshua and six other catastrophes by Donald W.
Patten, Ronald R. Hatch and Loren C. Steinhauer, 1973)
Een voorbeeld van geestelijke blindheid in de oudheid vinden
we bij de koning van Assyrië; Sanherib na diens nederlaag met gelijkaardige omstandigheden
nabij Jeruzalem in het jaar 709 v. Chr.
2 Koningen 19:5 In
die nacht ging de Engel des HEREN uit en sloeg in het leger van Assur
honderdvijfentachtigduizend man. Toen men vroeg in de morgen opstond, zie, zij
allen waren lijken. 36 Dus brak Sanherib, de koning van Assur, op en aanvaardde
de terugtocht; en hij bleef te Nineve. 37 Eens, toen hij zich neerboog in de
tempel van zijn god Nisrok, doodden zijn zonen, Adrammelek en Sareser, hem met
het zwaard; doch zij ontkwamen naar het land Ararat. Zijn zoon Esarhaddon werd
koning in zijn plaats.
Volgens Patten en zijn medewerkers geschiedde er ook een
interactie met de planeet Mars in het veertiende regeringsjaar van koning
Hizkia op het moment dat de Assyriërs Jeruzalem belegerden. De planeet Mars was
voor de Assyriërs een godheid die zij de naam Nergal gaven.
Maar nu terug naar het kosmische fenomeen ten tijde
van de richter Debora. Het jaartal dat Donald W. Patten, Ronald
R. Hatch en Loren C. Steinhauer in hun studie voor de interactie met de planeet
Mars doorgeven is 1188 v. Chr. Een verschil van 7 tot 61 jaar met de Bijbelse
sabbatjaartelling in de catastrofecyclus van 54 jaar en 6 maanden. Volgens
Patten was er een cyclus gaande van telkens 54 jaar en 6 maanden; de maand
maart, het Romeinse Tubilustrium en de daaropvolgende catastrofe 54 jaar en zes
maanden later in oktober, het Romeinse Armilustrium.
Hun jaartal 1188 v. Chr. is echter het resultaat van
het hanteren van Thiele s tijdsconstructie voor de koningen van Israël en de
richterenperiode die daarmee verbonden is. (Edwin
R. Thiele, A Chronology of the Hebrew Kings, 1977). Thiele
verkorte de regeringsduur van de koningen van Israël en Juda ter inpassing van
deze koningen in de Assyrische koningslijst-tijdsconstructie.
Op dit blog schreef ik op 20-01-2014 een artikel over
de noodzakelijke kalenderhervorming van de achtste eeuw voor Christus en
verwees naar de studie van Donald W. Patten, Ronald R. Hatch en Loren C.
Steinhauer en waar ze juist chronologisch fout zitten in het dateren van hun
kosmische catastrofes. Let op, hun studie is van topniveau en een aanrader. Het
is uitsluitend hun gebruikte chronologie die dient gecorrigeerd.
In het artikel van 20-01-2014 verwees ik ook naar het
bekende jaartal 776 v. Chr. met de instelling van de Olympische Spelen door de
Grieken als dank naar de goden toe, toen een verwachtte ramp werd afgewend.
Heel de wereld hield tegen het jaar 776 v. Chr. de adem in voor de verwachte
ramp die planeet aarde dan opnieuw zou treffen. Een door oudheidastronomen geprofeteerde
ramp die ook in het Bijbelboek Jona vermeldt wordt maar afgewend werd. Een
verband dat Patten niet zag, als een gevolg van Thiele s ankerjaar 701 v. Chr.
als veertiende regeringsjaar van koning Hizkia van Juda.
Wanneer we echter met de juiste ankerjaren zoals 722
v. Chr. en 776 v. Chr. rekenen worden verbanden met andere historische
vermeldingen van meganatuurcatastrofes herkenbaar. Verbanden die zij in hun
gebruik van Thiele s fabricatie missen.
Uiteraard hebben zich in de catastrofecyclus
afwijkingen voorgedaan zoals bijvoorbeeld het jaar 776 v. Chr. dat geen
rampjaar werd.
De Bijbelse chronologie levert ten tijde van de
richteren-periode een exacte datum voor zulk een planetaire interactie:
voorjaar 1249 v. Chr. Het jaartal van het begin van de richterperiode van Debora,
moeder, profeet, richter, dichter en generaal is een jaartal dat op basis van
exacte Bijbelse chronologie (via de sabbat- en jubeljaartelling van William
Whiston) verkregen werd en is aldus een absoluut ankerjaar, een navigatiepunt
in de tijd waar we andere kosmische fenomenen mee kunnen verbinden: maart/april
1249 v. Chr.
Wanneer we bijvoorbeeld verder terug vanaf 1249 v.
Chr. in de tijd rekenen, met schijven van 54 jaar en 6 maanden krijgen we
volgende resultaten: september/oktober
1304 v. Chr.
Maart/april
1358 v. Chr.
Het verkregen jaartal 1304 v. Chr. levert geen historische
verwijzing naar een natuurcatastrofe op maar het jaar 1358 v. Chr. wel. Het is
een jaartal dat verbonden is met de genoteerde hongersnood ten tijde van Naomi
zoals beschreven in het Bijbelboek Ruth. Mijn artikel op deze blog van
24-02-2014 had als onderwerp een jubeljaar in het Bijbelboek Ruth.
Het was het tweede jubeljaar van oct1346/sep1345 v.
Chr. sinds de instelling ervan, dat het jubeljaar was ten tijde van Naomi en
Ruth. Het zesde jaar van de dubbele zegening in de sabbatjaarcyclus was maart
1347/april 1346 v. Chr. Dit was het jaar dat Naomi in haar ballingsland Moab
vernam dat de HERE God naar zijn volk had omgezien door het brood te geven. Het
was het jaar van de zogenaamde dubbele zegening zodat de opbrengst van het land
voldoende zou zijn om het sabbatjaar en ditmaal ook het Jubeljaar te
overbruggen.
Vanaf het jaartal 1347/1346 rekenen we tien jaar terug
voor het vertrek van Naomi als een gevolg van de hongersnood, naar Moab wat ons
in het jaar 1357 v. Chr. brengt. Het is het exacte jaartal voor de hongersnood ten
tijde van de verdrukking (1367/1349 v. Chr.) van de Israëlieten door de koning
van Moab Eglon.
Het jaartal 1357 v. Chr. als een meganatuurcatastrofe-jaar
met mislukte oogsten tot gevolg, is een jaartal dat Patten en zijn medewerkers
gemist hebben en dit als een gevolg van hun hanteren van Thiele s constructie.
Wanneer men echter hun cyclusperiode van 54 jaar en 6 maanden hanteert vanaf de
juiste ankerjaren komen heel wat meer verbanden aan het licht.
Ruth 1:1 In de dagen dat de richters richtten,
gebeurde het, dat er een hongersnood
in het land was. Toen trok een man uit Bethlehem in Juda met zijn vrouw en zijn
beide zonen weg om als vreemdeling te vertoeven in het veld van Moab. 2 De naam
van de man was Elimelek, de naam van zijn vrouw Naomi en de namen van zijn
beide zonen Machlon en Kiljon, Efratieten uit Bethlehem in Juda; en in het veld
van Moab aangekomen, bleven zij daar. 3 Toen stierf Elimelek, de man van Naomi,
zodat deze met haar beide zonen achterbleef. 4 Dezen namen zich Moabitische
vrouwen: de ene heette Orpa en de andere Ruth; en zij woonden daar ongeveer tien jaren. 5 Toen stierven
ook die twee, Machlon en Kiljon, zodat die vrouw achterbleef, zonder haar beide
zonen en haar man. 6 Daarna maakte zij zich met haar schoondochters op en
keerde uit het veld van Moab terug, want zij had in het veld van Moab vernomen,
dat de HERE naar zijn volk omgezien had
door hun brood te geven. (NBG Vertaling 1951)
Het boek
Ruth is het achtste Bijbelboek in de Joodse Bijbel en volgt na het boek
Richteren. Het begint met een hongersnood en de beslissing van een man om zijn
heil buiten Israël in Moab te gaan zoeken. Zijn eigenzinnige keuze sleuren zijn
vrouw en zonen mee, weg in het ongeluk. Na zijn dood en de dood ook van zijn
zonen die in Moab Moabietische vrouwen gehuwd hebben blijft de weduwe Naomi
alleen met haar twee schoondochters achter. Na het nieuws dat de HERE God naar
zijn volk heeft omgezien door hun brood te geven, besluit Naomi naar Israël
terug te keren. Een van haar schoondochters genaamd Ruth is degene die beslist
om bij haar schoonmoeder te blijven en mee naar Israël, een voor haar vreemd
land, te trekken. Uiteindelijk keert alles ten goede en leest het boek Ruth als
een prachtige roman met een happy end, alleen met dit verschil dat het geen
fictief verhaal is. Ruth huwt Boaz en wordt de moeder van Obed, de
overgrootvader van David.
Wat van
belang voor onze studie en dit blog is, is het geslachtsregister waar het boek
Ruth met eindigt. Het is een lijst met al de namen vanaf Peres, de zoon van
Juda, de zoon van Jacob-Israël tot op David. Een tijdsperiode van ongeveer zeshonderd jaar met slechts tien namen.
Ruth 4:18 Dit nu zijn de nakomelingen van Peres: Peres
verwekte Chesron, 19 Chesron verwekte Ram, Ram verwekte Amminadab, 20 Amminadab
verwekte Nachson, Nachson verwekte Salma, 21 Salmon verwekte Boaz, Boaz
verwekte Obed, 22 Obed verwekte Isaï en Isaï verwekte David.
Jacob en
zijn zonen trokken ten tijde van de wereldwijde hongersnood naar Egypte. De
zevenjarige hongersnood heeft op onze tijdsschemas de jaren 1700 tot 1693 v.
Chr. Volgens het Genesisbericht was Peres, de naam waar de lijst in het boek
Ruth mee aanvangt, al geboren. En ook Chesron, de zoon van Peres, maakte al
deel uit van het gezin. Er resten dus de namen Ram, Amminadab, Nachson en Salma
tot op Boaz, de man die de Moabitische Ruth huwde en de voorovergrootvader van
David was.
De namen
Ram en diens zoon Amminadab horen op de tijdsbalk thuis in de periode van de
verdrukking in Egypte, een periode van ongeveer 90 jaar tot op de exodus in
1483 v. Chr.. Nachson, de zoon van Amminadab leefde ten tijde van de exodus en
de periode in de wildernis, want hij wordt in 1 Kronieken hoofdstuk 2 en Numeri
hoofdstuk 1, als de vorst der Judeeërs vermeldt.
1
Kronieken 2: 1 Dit zijn de zonen van
Israël: Ruben, Simeon, Levi en Juda, Issakar en Zebulon, 2 Dan, Jozef en
Benjamin, Naftali, Gad en Aser. 3 De zonen van Juda waren: Er, Onan en Sela,
een drietal dat hem geboren werd uit de dochter van Sua, de Kanaänitische. Maar
Er, de eerstgeborene van Juda, wekte het misnoegen op van de HERE, en Hij
doodde hem. 4 Tamar, zijn schoondochter, baarde hem echter Peres en Zerach. In
het geheel waren er vijf zonen van Juda. 5 De zonen van Peres waren: Chesron en
Chamul; 6 de zonen van Zerach: Zimri, Etan, Heman, Kalkol en Dara, tezamen
vijf. 7 De zonen van Karmi: Akar, die Israël in het ongeluk stortte, doordat
hij zich aan het gebannene vergreep; 8 en de zonen van Etan: Azarja. 9 De
zonen, die aan Chesron werden geboren, waren: Jerachmeël, Ram en Kelubai. 10
Ram verwekte Amminadab; Amminadab verwekte Nachson, de vorst der Judeeërs; 11
Nachson verwekte Salma; Salma verwekte
Boaz; 12 Boaz verwekte Obed; Obed verwekte Isaï; 13 en Isaï verwekte Eliab,
zijn eerstgeborene, Abinadab, zijn tweede, Sima, zijn derde; 14 Netanel, zijn
vierde, Raddai, zijn vijfde; 15 Osem, zijn zesde, David, zijn zevende. 16 Hun
zusters waren Seruja en Abigaïl. De zonen van Seruja waren: Absai, Joab en
Asaël, drie; 17 Abigaïl baarde Amasa, en de vader van Amasa was de Ismaëliet
Jeter.
Numeri 1:1
De HERE sprak tot Mozes in de woestijn
Sinai, in de tent der samenkomst, op de eerste dag der tweede maand in het
tweede jaar na hun uittocht uit het land Egypte: 2 Neemt het aantal op van de
gehele vergadering der Israëlieten naar hun geslachten en families,
overeenkomstig het aantal namen, allen die van het mannelijk geslacht zijn,
hoofd voor hoofd, 3 van twintig jaar oud en daarboven, allen die in het leger
uitrukken in Israël; gij zult hen tellen naar hun legerscharen, gij en Aäron. 4
Daarbij zal u uit elke stam één man behulpzaam zijn, de man, die het hoofd is
van zijn families. 5 En dit zijn de namen der mannen die u ter zijde zullen
staan: van Ruben Elisur, de zoon van Sedeür; 6 van Simeon Selumiël, de zoon van
Surisaddai; 7 van Juda Nachson, de
zoon van Amminadab; 8 van Issakar Netanel, de zoon van Suar; 9 van Zebulon
Eliab, de zoon van Chelon; 10 van de zonen van Jozef: van Efraïm Elisama, de
zoon van Ammihud; van Manasse Gamliël, de zoon van Pedasur; 11 van Benjamin
Abidan, de zoon van Gidoni; 12 van Dan Achiëzer, de zoon van Ammisaddai; 13 van
Aser Pagiël, de zoon van Okran; 14 van Gad Eljasaf, de zoon van Reüel; 15 van
Naftali Achira, de zoon van Enan. 16 Dit zijn degenen die uit de vergadering
moeten worden opgeroepen, vorsten van de stammen hunner vaderen; hoofden van
Israëls geslachten zijn zij.
De zoon
van Nachson was Salmon of Salma en kan op de tijdsbalk als volwassen jongen in
1437 v. Chr. geplaatst worden want vanuit het geslachtsregister van Jezus
Christus, dat de evangelist Matteüs doorgeeft, leren we dat Salmon Rachab
huwde, de geredde hoer van Jericho.
Matteüs
1:1 Geslachtsregister van Jezus Christus,
de zoon van David, de zoon van Abraham. 2 Abraham verwekte Isaak, Isaak
verwekte Jakob, Jakob verwekte Juda en zijn broeders, 3 Juda verwekte Peres en
Zerach bij Tamar, Peres verwekte Chesron, Chesron verwekte Aram, 4 Aram
verwekte Amminadab, Amminadab verwekte Nachson, Nachson verwekte Salmon, 5 Salmon verwekte Boaz bij Rachab, Boaz
verwekte Obed bij Ruth, Obed verwekte Isaï, 6 Isaï verwekte David, de koning.
Rachab was
de moeder van Boaz, de man die de Moabietische Ruth tot vrouw nam. Dit maakt
chronologisch gezien, van Boaz een heel oude man toen hij Ruth huwde. Het
Bijbelboek Ruth geeft een indicatie dat Boaz inderdaad niet jong meer was, maar
eerder op (over)gevorderde leeftijd. Onmogelijk? Ik meen van niet. De Legends
of the Jews door Louis Ginzberg vermeldt dat Boaz een leeftijd van 80+ had:
So she (Ruth) was taken to wife by the octogenarian
Boaz. Ruth herself was forty years old at the time of her second marriage, and
it was against all expectations that her union with Boaz should be blessed with
offspring, a son Obed the pious. Ruth lived to see the glory of Solomon, but
Boaz died on the day after the wedding.
Het woord
octogenarian moest ik opzoeken en de vertaling luidt: een man of vrouw in de
leeftijd van 80 tot 89 jaar oud. Wat het gebruik betreft van de Legends of the
Jews volg ik de leidraad van Paulus die aan de Thessalonicenzen schreef: Doof
de Geest niet uit, veracht de profetieën niet, maar toetst alles en behoudt het
goede (I Thess. 5:19-21). Naast de onzin die men in de Joodse legendes vindt
zijn er toch heel wat pareltjes die telkens gevonden kunnen worden en na
toetsing met de Bijbel bruikbaar. En de Bijbel geeft ook melding dat in uitzonderlijke
gevallen oude mannen van 80+ nog nageslacht kunnen verwekken. Lees even hierna
wat er over Kaleb geschreven staat en vooral hoe hij zijn viriliteit met 85
jaar ouderdom nog beschrijft.
Jozua 14:6
De Judeeërs nu naderden tot Jozua te
Gilgal; en Kaleb, de zoon van Jefunne, de Kenizziet, zeide tot hem: Gij kent
het woord, dat de HERE tot Mozes, de man Gods, aangaande mij en u te
Kades-Barnea gesproken heeft. 7 Veertig jaar was ik oud, toen Mozes, de knecht
des HEREN, mij van Kades-Barnea uitzond, om het land te verspieden; en ik
bracht hem nauwgezet verslag uit. 8 Terwijl mijn broeders, die met mij
opgetrokken waren, het hart van het volk deden versmelten, bleef ik volkomen
trouw aan de HERE, mijn God. 9 Daarom heeft Mozes te dien dage gezworen:
voorzeker zal het land, dat uw voet betreden heeft, voor altijd het erfdeel van
u en uw zonen zijn, omdat gij volkomen trouw gebleven zijt aan de HERE, mijn
God. 10 Welnu, zie, de HERE heeft mij in het leven behouden, zoals Hij beloofd
heeft. Het is nu vijfenveertig jaar, sedert de HERE dit woord tot Mozes
gesproken heeft, gedurende welke tijd Israël in de woestijn rondgetrokken
heeft. Welnu, zie, ik ben heden
vijfentachtig jaar oud; 11 ik ben thans nog even sterk als toen Mozes mij
uitzond; de kracht, die ik nu bezit is dezelfde als die ik toen had, kracht om
te strijden en om uit en in te gaan. 12 Geef mij daarom dit bergland,
waarvan de HERE te dien dage gesproken heeft, want gij zelf hebt toen gehoord,
dat daar Enakieten zijn met grote, versterkte steden; wellicht zal de HERE met
mij zijn en zal ik hen verdrijven, zoals de HERE gesproken heeft.
We moeten
ook bedenken dat in de namenlijst van het Bijbelboek Ruth e.a. lijsten het niet
altijd de eerstgeborene was die in het geslachtsregister van David zit. Bij
David is dit overigens overduidelijk want hij wordt als de zevende zoon van
Isaï vermeldt. Het kan niet anders dat de mensen van dit geslachtsregisters
telkens op hoge leeftijd waren wanneer zij voor de naamdrager zorgden. Vooral
bij Boaz, Obed en Isaï was dit het geval. Een Joodse legende leert dat Isaï vierhonderd jaar oud werd. Dit is op onze tijdsbalk een onmogelijkheid aangezien dan Isaï
eerder dan zijn vader, grootvader en overgrootvader geboren zou zijn. Wel geeft
de legende een indicatie van de zeer hoge ouderdom van Isaï.
Maar nu
eerst verder met het Bijbelverhaal Ruth op de tijdsbalk te plaatsen. Zo
vermeldt: The Legends of the Jews ook dat wanneer Elimelek met zijn gezin
naar Moab trok daar koning Eglon over Moab heerste. En dat de zonen van Elimelek
aan het hof van koning Eglon carrière maakten. Eglon kennen we vanuit het
Bijbelboek Richteren want hij verdrukte Israël van 1367 tot 1349 v. Chr. In het
laatste jaar 1349 v. Chr. doodde de linkshandige richter Ehud koning Eglon en
bracht een einde aan de verdrukking door Moab.
They turned their faced to Moab. (37) There, on
account of their wealth and high descent, they were made officers in the army.
(38) Mahlon and Chilion, the sons of Elimelech, rose to still higher
distinction, they married the daughters of the Moabite king Eglon (39) But this
did not happen until after the death of Elimelech, who was opposed to
intermarriage with the heathen. (40) Neither the wealth nor the family
connections of the two men helped them before God. First they sank into
poverty, and, as they continued in their sinful ways, God took their life. (41) (Legend of the
Jews)
HET
JUBELJAAR
Ik ben van
mening dat wanneer Naomi in het veld van Moab vertoevende vernam dat de HERE
God naar zijn volk had omgezien, door het brood te geven, dat we toen in het
zesde jaar van de sabbat en jubeljaar cyclus beland waren. Een jaar dat wanneer
onder het Oude Verbond de HERE God een dubbele zegening over het land gaf zodat
de opbrengst voldoende zou zijn om het sabbatjaar gevolgd door het jubeljaar te
overbruggen.
Leviticus
25:18 Zo zult gij mijn inzettingen
opvolgen en mijn verordeningen nauwgezet in acht nemen; dan zult gij veilig
wonen in het land. 19 En het land zal zijn vrucht geven, zodat gij tot
verzadiging eet en daarin veilig woont. 20 Wanneer gij zegt: wat zullen wij in
het zevende jaar eten, zie, wij mogen niet zaaien noch onze oogst inhalen 21
dan zal Ik mijn zegen in het zesde jaar over u gebieden, dat het u een
opbrengst geve voor drie jaren. 22 In het achtste jaar zult gij zaaien, maar
van de vorige oogst eten, tot het negende jaar; totdat de oogst daarvan
binnenkomt, zult gij van de vorige eten.
En
historisch gezien hebben we in het Bijbelboek Jesaja zulk een verwijzing van
een zesde jaar van dubbele zegen gevolgd door een sabbat en Jubeljaar dat het
geval was in het veertiende regeringsjaar van koning Hizkia in 709/710 v. Chr.:
Jesaja 37:30
En dit zal u het teken zijn: gij zult dit
jaar eten wat vanzelf opkomt en in het tweede jaar wat nawast; maar zaait in
het derde jaar en oogst, plant wijngaarden, en eet de vrucht daarvan. 31 Immers
wat van het huis van Juda ontkomen is, wat over is, dat zal opnieuw naar
beneden wortel schieten en naar boven vrucht dragen. 32 Want van Jeruzalem zal
een overblijfsel uitgaan, en van de berg Sion wat ontkomen zal; de ijver van de
HERE der heerscharen zal dit doen.
De
Sabbatjaarcyclus ging van start in 1443 v. Chr. in de maand Nisan wanneer de
Israëlieten onder de leiding van Jozua de Jordaan overtrokken ter inbezitneming
van het Beloofde Land. In 1437 v. Chr. was het land veroverd en begon het
eerste sabbatjaar. Zeven maal zeven sabbatjaren later begon in de maand Tishri
van het zevende sabbatjaar, het eerste jubeljaar dat van 1395 tot 1394 v. Chr.
liep. Tijdens deze tijdsperiode leefde Salma en was Boaz al geboren. Het tweede
jubeljaar vond plaats in 1346/1345 v. Chr. Het zesde jaar van de sabbatcyclus
met de dubbele zegening valt in 1347/1346 v. Chr. Boaz is hier al een oude man
van 85+ die Ruth huwt. De hongersnood die het Bijbelboek Ruth vermeldt viel
ongeveer tien jaar eerder in 1358/1357 v. Chr. In dat jaar vertrok Elimelek met
zijn vrouw Naomi en zijn zonen vanwege een hongersnood naar Moab.
SLOT
De
plaatsing van de geschiedenis van het Bijbelboek Ruth rondom het Jubeljaar
1346/1345 v. Chr. met de geboorte van Obed, heeft tot gevolg dat er tussen de
geboorte van Obed en de geboorte van David in 1007 v. Chr. 268 jaar zitten. 268
jaar voor Obed en Isaï samen, alvorens David geboren wordt. Een vaststelling
die voor de seculiere onderzoeker voldoende is om heel het verhaal naar het
rijk der fabels te verwijzen. Maar ook oprechte Bijbelvorsers zoals o.a. Dr.
C.I. Scofield (1843-1921), houden er rekening mee dat in sommige Bijbelse
geslachtsregisters namen ontbreken:
these are the generations of Pharez--that is, his
descendants. This appendix shows that the special object contemplated by the
inspired author of this little book was to preserve the memory of an
interesting domestic episode, and to trace the genealogy of David. There was an
interval of three hundred eighty years between Salmon and David. It is evident
that whole generations are omitted; the leading personages only are named, and
grandfathers are said, in Scripture language, to beget their grandchildren,
without specifying the intermediate links.
Ik wil er
echter toch rekening mee houden dat het niet onmogelijk is. Dat er een grond
van waarheid in de Joodse legendes schuilt. Dat Obed heel oud geworden is, dat
Isaï niet zijn eerstgeborene was en deze laatste op gevorderde leeftijd verwekt
werd. In het geval van Isaï naar David toe, is dit overduidelijk.
Met al
mijn studies betreffende de chronologie van de oudheid raadpleeg ik steevast de
werken van de Joodse historicus Flavius Josephus. De figuur van Boaz wordt door
Flavius behandeld in zijn Boek Joodse Oudheden: V, hoofdstuk 9.1. Josephus
plaatst de geschiedenis betreffende Boaz op de tijdslijn ten tijde van de
richter Eli en na de dood van richter Simson. Ditmaal heb ik Flavius Josephus
echter losgelaten en gekozen voor een plaatsing op de tijdsbalk ongeveer tachtig jaar na de val van Jericho. Mijn keuze werd bepaald door de Nieuwtestamentische
gegevens dat Rachab, de hoer van Jericho, de moeder van Boaz was. Zijn geboorte
vond zo plaats in de periode na de val van Jericho en vervolgd met de
inbezitneming van het Beloofde Land. Rachab heeft ook een hoge leeftijd mogen
bereiken. Ten tijde wanneer het Bijbelboek Jozua geschreven werd was zij nog in
leven:
Jozua 6:25
Zo heeft Jozua de hoer Rachab en haar
familie en allen die haar toebehoorden, in leven gelaten, en zij heeft onder
Israël gewoond tot op de huidige dag, omdat zij de boden verborgen had
gehouden, die Jozua uitgezonden had om Jericho te verkennen.
Hebreeën
11:1 Het geloof nu is de zekerheid der
dingen, die men hoopt, en het bewijs der dingen, die men niet ziet. 2 Want door
dit (geloof) is aan de ouden een getuigenis gegeven. 3 Door het geloof verstaan
wij, dat de wereld door het woord Gods tot stand gebracht is, zodat het
zichtbare niet ontstaan is uit het waarneembare.
11:30 Door het geloof zijn de muren van Jericho
neergestort, nadat (het volk) er zeven dagen lang omheen getrokken was. 31 Door
het geloof is Rachab, de hoer, niet met de ongehoorzamen omgekomen, daar zij de
verspieders met vrede had opgenomen.