De sabbat- en jubeljaren vanaf 27/28 AD terug de tijd in
Het is
mijn intentie om in enkele afleveringen de sabbat- en jubeljaren van het oude
Israël chronologisch en historisch verankerd, te brengen. De gebruikte schema
s werden door mij samengesteld met het oog op een nieuw boek dat in het
voorjaar van 2015 D.v. zal worden gepubliceerd. Elk schema beslaat veertien
jaar met bovenaan de jaartallen volgens de westerse kalender. Elk jaar beslaat
twintig millimeter verdeeld in vier kwartalen van elk vijf millimeter. Alleen
op deze wijze kan men nauwkeurig en overzichtelijk de verschillende
regeerperioden aanbrengen, ook wanneer meer dan één vorst tijdens hetzelfde
jaar regeerde. Onder de jaartelling volgens de westerse tijdsrekening, ziet u
de Joodse sabbat- en jubeljaren op het schema, in een afzonderlijke balk
uitgetekend. De sabbatjaren lopen van april tot maart ononderbroken door in een
cyclus van zeven maal zeven jaar. In het negenenveertigste jaar begon in
oktober het Jubeljaar, dat liep tot september van het jaar daarop, waar het
eerste jaar van een nieuwe sabbatjaarcyclus al in april aangevangen was. Dit is
de enige correcte wijze van tellen, waar William Whiston in zijn werk op wees. Zie
het artikel op dit blog van 08-04-2014:
De Jubeljaren van okt.23/sep.22 v. Chr. en van okt.709/sep.708 v. Chr. onder de
loep.
Op het
eerste schema met de jaartallen 20/33 AD, zien we het dertigste jubeljaar
vermeldt staan in het jaar okt27/sep28 AD. In oktober van 27 AD verkondigde de
Heer Jezus Christus in de synagoge te Nazareth dat het aangename jaar des
HEREN toen vervuld was, zoals het in het evangelie van Lucas staat opgetekend
in hoofdstuk 4:18-19. De donkerblauwe tijdsbalk geeft het leven van Jezus weer.
Zijn bediening begon op dertigjarige leeftijd in de zomer van het jaar 26 AD. Dat
jaar was ook het zesde jaar van de sabbatjaarcyclus, een jaar van normaal
dubbele zegening over het land dat in deze constructie een geestelijke dimensie
krijgt. Over het chronologische openbaar optreden van Jezus Christus schreef ik
al eerder op dit blog een artikel op 05-05-2014.
Zie link: http://bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1399240800&stopdatum=1399845600 en
scrol naar beneden
Onder
de blauwe tijdsbalk, merkt u een rode tijdsbalk eindigend in april 27 AD met
het getal 46. Dit is een tijdsperiode die in het achttiende regeringsjaar van
Herodes de Grote begonnen is. In het achttiende regeringsjaar van Herodes was men
een de herbouw van de Tempel te Jeruzalem begonnen. Zesenveertig jaar later in
april 27 AD met het eerst vermeldde Pesachfeest in het Johannesevangelie, is
dit het jaartal dat de Farizeeën in gesprek met Jezus aanhalen. Zie het artikel
op dit blog van 05-03-2014: de
regeerperiode van Herodes de Grote. Zie link: http://bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1393801200&stopdatum=1394406000 en
scrol naar beneden.
Onder
de rode tijdsbalk op het schema vindt u de regeerperiode van Keizer Tiberius.
Zijn vijftiende regeringsjaar waar de evangelist Lucas naar verwijst, liep van het
najaar van 26 AD tot het najaar van 27 AD. Het eerste regeringsjaar van Keizer
Tiberius over het Oosten van Romeinse Rijk begon in het najaar van 12 AD, als
co-princeps met Keizer Augustus.
Geheel
onderaan het schema merkt u een tijdsbalk die eindigt in het voorjaar van 26
AD. Deze tijdsbalk stelt de 69ste jaarweek van de profeet Daniël
voor. Aan het einde van deze periode trad Johannes de Doper in de geest van
Elia, op. Zie het artikel op dit blog van 04-04-2014:
De zeventig jaarweken. Zie link: http://bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1396216800&stopdatum=1396821600
We gaan
nu naar het tweede schema met de tijdsperiode van het jaar 6 tot 19 AD.
Geheel
bovenaan het schema merkt u de sabbat- en Jubeljaar opgave. Daaronder gaat in
blauwe kleur de tijdslijn van Jezus Christus verder. De geschiedenis van de
twaalfjarige Jezus in Jeruzalem met het Pesach-pelgrimsfeest plaatsen we in het
jaar 9 AD op de tijdsbalk. Jezus is dan 12+ jaar oud.
De rode
tijdsbalk geeft de periode van 46 jaar weer die er zit tussen het achttiende
regeringsjaar van Herodes de Grote en het Pesachfeest van 27 AD, wat deze beide
feiten met elkaar verankerd.
Onder
de rode balk zien we in een paars gekleurde tijdsbalk de regeerperiode van
keizer Tiberius in het najaar van 12 AD, aanvangen. Tiberius regeerde
voor een periode van twee jaar als co-princeps van keizer Augustus over het
Oosten van het Rijk. Dit wordt bevestigd in een Romeinse bron: Suetonius Tib.
Vita, 21 a.u.c. 765. Keizer Augustus sterft in de zomer van 14 AD.
Geheel
onder aan het schema vervolgen we met de 69 jaarweken van de profeet Daniël die
een periode van 483 jaar beslaan tot op het zevende regeringsjaar van
Artachsasta, de koning van Perzië, in 458 v. Chr.
En nu
naar het derde schema van onze reeks met de periode van 9 v. Chr. tot 5 AD
De
geboorte van Jezus Christus geschiedde in de vijfde maand Ab (juli/augustus)
van het jaar 5 v. Chr., in de dagen van Keizer Augustus. Over dit onderwerp
schreef ik eerder op dit blog een artikel op 28-01-2014: Wanneer werd de Heiland geboren? Zie link: http://bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1390777200&stopdatum=1391382000 en
scrol naar beneden.
Onder
de intussen vertrouwde rode tijdsbalk met de periode van 46 jaar ziet u in een
groene tijdsbalk het einde van de regeerperiode van Herodes de Grote. Zijn
laatste jaar viel in het jaar 4 v. Chr. De regeerperiode van Herodes de Grote
wordt degelijk op de tijdsbalk verankerd via de historische verwijzingen die er
bestaan over de sabbat- en jubeljaren. Over de regeerperiode van Herodes en de
verankering op de tijdsbalk schreef ik al eerder een artikel op dit blog op 05-03-2014.
We
vervolgen nu met ons vierde schema met de periode van 23 tot 10 v. Chr. Wat
onmiddellijk opvalt, is het 29ste jubeljaar van okt23/sep22 v. Chr.
In april van het jaar 22 v. Chr. begon de nieuwe cyclus van zeven maal zeven
sabbatjaren die hebben we gezien, eindigde in 28 AD, met het dertigste
jubeljaar, sinds de instelling ervan door Mozes.
Het
zevende sabbatjaar van de vorige cyclus van april23/maart22 v. Chr., gevolgd
door het 29ste jubeljaar is van belang voor de verankering van de
regeerperiode van Herodes de Grote op de tijdsbalk. De Joodse historicus
Flavius Josephus (Joodse Oudheden, Boek XV,ix.1) beschrijft een hongersnood die
in deze periode Juda teisterde. De hongersnood staat vermeldt ten tijde van het
13de regeringsjaar van Herodes de Grote en duurde twee jaar. Herodes
blijkt ten koste van persoonlijke bezittingen graan en zaad gekocht te hebben
in Egypte. Zaad dat alleen aan Syrië geleverd werd en vanwaar in het tweede
jaar de hongersnood in Judea kon verholpen worden. Duidelijk blijkt dat, naar
het gebod, de Joden in het sabbat-en jubeljaar weigerden te zaaien. Daarom het
zenden van zaad alleen naar Syrië in plaats van ook naar Judea.
Een
volgend ankerpunt op de tijdsbalk is de tijdsperiode van 46 jaar, zoals vermeld
in het Johannesevangelie hoofdstuk twee, die er zit tussen het Pesachfeest van
27 AD en het begin van de herbouw van de tempel onder Herodes de Grote in diens
18de regeringsjaar (Joodse Oudheden Boek XV,xi.1). Op de tijdsbalk
is dit het jaar 20 v. Chr. Dit ankerpunt verbindt de Bijbel met de werken van
Flavius Josephus en bevestigd de juistheid van William Whiston s
sabbatjaartelling.
Er
bestaat verschil van mening over de wijze van de telling der sabbat- en
jubeljaren. Ik merk dat vooral bij eindtijdhoppers men al eens rekent met
schijven van vijftig jaar; negenenveertig jaar als uitkomst van zeven maal zeven
sabbatjaren en na het einde van het negenenveertigste jaar, het vijftigste
jubeljaar, met daarna de volgende cyclus van vijftig jaar. Historisch gezien
houdt dit echter geen steek. De twee behandelde jubeljaren 27/28 AD en 23/22 v.
Chr. verduidelijken dit chronologisch gezien, in dit artikel.
Het
volgende schema met de periode van de jaren 37 tot 24 v. Chr. toont het begin
van de regering van Herodes de Grote in het jaar 37 v. Chr., dat samenvalt met
een sabbatjaar; het vijfde sabbatjaar in de achtentwintigste cyclus van sabbat-
en jubeljaren. Het sabbatjaar van april37 tot maart36 v. Chr. wordt door
Flavius Josephus (Joodse Oudheden, Boek XIV,xvi.2) historisch verbonden met het
beleg van Jeruzalem door Herodes bijgestaan door een Romeins leger, in diens
eerste regeringsjaar.
De
aangehaalde historische verankeringen passen alleen op de tijdsbalk wanneer men
de telling van de sabbat- en jubeljaren volgens William Whiston toepast. Indien
men rekent met 49 + 1 = 50, gaan de historische verbanden verloren.
Het
volgende ankerpunt dat we op ons schema zien is de markering van bekende
zeeslag bij Actium, een strijd tussen de vloot van Marcus Antonius en Cleopatra
en de vloot van Octavianus, in het jaar 31 v. Chr. Flavius Josephus (Joodse
Oudheden, Boek XV,v.2) schrijft dat deze zeeslag in het zevende regeringsjaar
van Herodes de Grote, plaatsvond. Hetzelfde jaar werd ook een grote aardbeving
in Judea genoteerd. De zeeslag staat historisch genoteerd op 2 september van
het jaar 31 v. Chr. Aldus hebben we een belangrijk ankerpunt, een
chronologische kruispeiling waar we de regeerperiode van Herodes de Grote mee
verbinden.
Het
zijn zulke ankerpunten die men op een tijdsbalk nodig heeft. Het is zoals bij
het navigeren op zee of in de lucht (voor de era van de GPS). Men heeft meerdere
navigatiepunten nodig ter berekening van waar je bent en waar je naartoe wilt.
En hoe meer navigatiepunten ter beschikking met nog een kruispeiling erbij, hoe
beter. Op een tijdsbalk dient men op een zelfde manier te werk te gaan. We
hebben navigatiepunten nodig die historische gebeurtenissen verbinden met de
westerse jaartelling en waarover geen discussie is. Zo een voorbeeld is de link
tussen de westerse jaartelling en de historische vermeldingen uit de Romeinse
tijd.
Ik
herhaal nog even de gebeurtenissen die vermeldt werd voor het dertiende
regeringsjaar van Herodes de Grote door de Joodse historicus Flavius Josephus (Joodse
Oudheden, Boek XV,ix.1). In dat jaar teisterde een hongersnood het land Judea,
een hongersnood die twee jaar zou aanhouden.
Tot
slot merken we op onze tijdsbalk het begin van de regeerperiode van keizer
Augustus in het jaar 27 v. Chr.
Het volgende
schema voor deze aflevering is de periode van 51 tot 38 v. Chr.
Onder
de vermelding: de vorsten van het verbond, merkt u rechts de laatste
Hasmoneeër Antigonus die drie jaar en een kwart over Judea regeerde. Antigonus
werd door de Romeinen vermoord wat de weg baande voor Herodes de Grote. Volgens
Flavius Josephus in zijn werk de Joodse Oorlogen (Boek.I,xxxiii.8), regeerde
Herodes 34 jaar te Jeruzalem en een totaal van 37 jaar wanneer gerekend vanaf
het tijdstip dat hij door de Romeinen tot koning benoemd werd. Vanaf september
38 tot oktober/37.v. Chr. voor het eerste regeringsjaar van Herodes zijn het 34
jaar tot september 5/maart 4 v. Chr. met het
sterven van Herodes de Grote. De maansverduistering waar Josephus naar verwijst
(Joodse Oudheden Boek.XVII,vi.4) kan alleen maar de maansverduistering zijn
geweest die genoteerd werd op 13 maart van het jaar 4 voor Christus en dit op
basis van de andere navigatiepunten die we tot nu toe behandeld hebben,
namelijk via de jubel- en sabbatjaartelling van William Whiston en dit in
combinatie met de werken van Flavius Josephus en de beschreven tijdsperioden in
de Bijbel.
De
benaming vorsten van het verbond op ons schema komt uit het Bijbelboek Daniël
11:22 en is een Bijbelse naam voor de Hasmoneeërs. Dit was een priesterdynastie
teruggaand op de periode van de bekende Makkabeeën maar die die vanaf
Aristobulus ook de titel koning hadden aangenomen. De voorganger van Antigonus op
ons schema, was Hyrcanus II die 24 jaar regeerde.
Het
volgende schema behandelt de periode van 65 tot 52 v. Chr. Wat onmiddellijk op
het schema moet opvallen is de blauwe balk met het sabbatjaar van
april65/maart64 v. Chr. gemarkeerd. Een jaar dat vooraf ging aan het zesde jaar
(apr66/mrt65 v. Chr.) in de sabbatjaarcyclus, een jaar dat voorheen dubbele
zegen over het land betekende. William Whiston merkt in zijn Dissertation op
dat deze zegen ontbrak tijdens de strijd tussen Aristobulus en Hyrcanus en dat
dit past in de verankering van de regeerperioden van de priesterkoningen der
Hasmoneeërs.
Dissertation V.51: The Eighth instance of a sixth year before a sabbatical year
may that be esteemed which we meet with in Josephus, at anno 66 or 65 before
the Christian Era, where, on a notorious breach of covenants and impiety of the
Jews in Jerusalem, when they were besieged by Aretas and Hyrcanus, there was
sent upon them such a pestilential wind as destroyed the fruits of the whole
land, and occasioned a modius of wheat to be sold for eleven drachme, which was
esteemed an extravagant price, Ant. Bk. XIV.Ch. ii.sect.2. Nor is it unlikely
that it was the circumstance of the sabbatic
year, when they had no new harvest, that occasioned the price of grain to
be extravagant and severe to them. This was many years after the Jews in Judea
had deserted God s true religion, and God had thereupon deserted them, that so
sad a scarcity and dearth came upon them on the sixth and on the sabbatic year,
which otherwise God would certainly have preserved them from. Of which their
desertion of God, and God s desertion of them, more presently.
Ant. Bk. XIV.Ch. ii.sect.2. But God punished them
immediately for this their barbarity, and took vengeance of them for the murder
of Onias, in the manner following: While the priests and Aristobulus were besieged, it happened that the feast called the passover was come, at which it is
our custom to offer a great number of sacrifices to God; but those that were
with Aristobulus wanted sacrifices, and desired that their countrymen without
would furnish them with such sacrifices, and assured them they should have as much
money for them as they should desire; and when they required them to pay a
thousand drachmae for each head of cattle, Aristobulus and the priests
willingly undertook to pay for them accordingly, and those within let down the
money over the walls, and gave it them. But when the others had received it,
they did not deliver the sacrifices, but arrived at that height of wickedness
as to break the assurances they had given, and to be guilty of impiety towards
God, by not furnishing those that wanted them with sacrifices. And when the
priests found they had been cheated, and that the agreements they had made were
violated, they prayed to God that he would avenge them on their countrymen. Nor
did he delay that their punishment, but sent a strong and vehement storm of
wind, that destroyed the fruits of the whole country, till a modius of wheat
was then bought for eleven drachmae.
Het
volgende aandachtspunt op ons schema is de verovering van Jeruzalem door de
Romeinen in het jaar 63 v. Chr. o.l.v. Pompejus. Flavius Josephus schrijft dat in de derde maand Sivan (of
mei/juni) op de vastendag geschiedde. Wat jaartallen betreft geeft hij de 179ste
olympiade op, toen Caius Antonius en Marcus Tullius Cicero consuls waren.
Absolute chronologie wordt ons door Josephus aangereikt.
Flavius
Josephus, Joodse Oudheden, Boek XIV. iv.3.
Which thing when the Romans understood, on those days
which we call Sabbaths they threw nothing at the Jews, nor came to any pitched
battle with them; but raised up their earthen banks, and brought their engines
into such forwardness, that they might do execution the next day. And any one
may hence learn how very great piety we exercise towards God, and the
observance of his laws, since the priests were not at all hindered from their
sacred ministrations by their fear during this siege, but did still twice
a-day, in the morning and about the ninth hour, offer their sacrifices on the
altar; nor did they omit those sacrifices, if any melancholy accident happened
by the stones that were thrown among them; for
although the city was taken on the third month, on the day of the fast, (6) upon the hundred and seventy-ninth
olympiad, when Caius Antonius and Marcus Tullius Cicero were consuls, and
the enemy then fell upon them, and cut the throats of those that were in the
temple; yet could not those that offered the sacrifices be compelled to run
away, neither by the fear they were in of their own lives, nor by the number
that were already slain, as thinking it better to suffer whatever came upon
them, at their very altars, than to omit anything that their laws required of
them. And that this is not a mere brag, or an encomium to manifest a degree of
our piety that was false, but is the real truth, I appeal to those that have
written of the acts of Pompey; and, among them, to Strabo and Nicolaus [of
Damascus]; and besides these two, Titus Livius, the writer of the Roman
History, who will bear witness to this thing. (7)
Commentaar van William Whiston:
(6) That is, on the 23rd of Sivan, the annual fast for
the defection and idolatry of Jeroboam, "who made Israel to sin;" or
possibly some other fast might fall into that month, before and in the days of
Josephus.
(7) It deserves here to be noted, that this Pharisaical,
superstitious notion, that offensive fighting was unlawful to Jews, even under
the utmost necessity, on the Sabbath day, of which we hear nothing before the
times of the Maccabees, was the proper occasion of Jerusalem's being taken by
Pompey, by Sosius, and by Titus, as appears from the places already quoted in
the note on Antiq. B. XIII. ch. 8. sect. 1; which scrupulous superstition, as
to the observation of such a rigorous rest upon the Sabbath day, our Savior
always opposed, when the Pharisaical Jews insisted on it, as is evident in many
places in the New Testament, though he still intimated how pernicious that
superstition might prove to them in their flight from the Romans, Matthew
25:20.
Het jaar 63 voor Christus
markeert aldus het begin van de Romeinse periode voor Israël. De profeet Daniël
(Daniël 7:7-23) had al in het jaar 556 v. Chr. de vier wereldrijken voorspelt
die achtereenvolgens over Jeruzalem en de Tempel zouden heersen. Het eerste
rijk was Babylon, daarna de Meden en de Perzen, gevolgd door de Grieken en als
vierde beest-rijk trad Rome in 63 v. Chr. aan.