Het opnieuw dateren van de archeologische levels te Jericho
JOSHUA (FIT) FOUGHT THE
BATTLE OF JERICHO AND THE WALLS CAME TUMBLING DOWN. Dit zijn de bekende woorden van het Amerikaanse
gospellied betreffende het Bijbelverhaal over de verovering van Jericho door de
Israëlieten onder leiding van Jozua zoals beschreven in het Bijbelboek Jozua.
Een verhaal dat wereldwijd bekend is. Eerst zond Jozua twee verkenners naar
Jericho om inlichtingen te vergaren over de verdedigingswerken en het moreel
van de stadsbevolking. De twee mannen kregen onderdak in het huis van Rachab,
een prostitué, die bij de uiteindelijke verovering en vernietiging van Jericho
door de Israëlieten, samen met haar familie behouden bleef. De verovering van
Jericho wordt op wonderlijke wijze in de Bijbel beschreven. Dag na dag, zes
dagen lang, trok het leger van de Israëlieten in stilte omheen de stadsmuur. Op
de zevende dag sloegen de Israëlieten toe. Die dag hieven zij na zes maal om de
muur te zijn getrokken, een luid krijgsgehuil aan en werd er op de ramshorens
geblazen en prompt kwam de muur naar beneden. Elke soldaat liep daarop recht
voor zich uit, staat er geschreven, de ingestorte muur over en sloeg heel de
stad in de ban. Daarna werd Jericho tot de grond toe afgebrand. Deze
geschiedenis breng ik in mijn boek TIJD en TIJDEN, 2015, hoofdstuk; Jozua en de
inbezitneming van Kanaän, blz. 121 en hoofdstuk; de opgerichte steen van Jozua
te Sichem, blz. 133. Zie link: http://boekscout.nl/shop/ViewProduct.aspx?bookId=5579
De geschiedenis van de verovering van Jericho is
een weergaloos verhaal en was een uitdaging voor de archeologen wanneer deze
wetenschap van start ging, om ter plaatse te onderzoeken. In de tweede helft
van de negentiende eeuw begon het werk. Verschillende expedities werkten over
de jaren heen na elkaar in het gebied. De meest bekende namen zijn deze van de
Bijbelgeleerde Ernst Sellin, professor John Garstang en Kathleen Kenyon.
Een Duits-Oostenrijks team onder leiding van de
theoloog Ernst Sellin werkte enkele
jaren te Jericho van 1907 tot 1909. Zij hadden toelating tot graven gekregen
van de toenmalige heersers over het gebied van het oude Israël, de Ottomanen.
Sellin was een pionier op het gebied van Bijbelse archeologie. In zijn werk
werd hij geassisteerd door de archeoloog Carl
Watzinger. Hij bevond dat de noordelijke muur van Jericho niet volledig was
neergekomen en concludeerde (terecht) dat deze zijde het huis van Rachab, die
gespaard werd, moest gehuisvest hebben. Een gedeelte van de muur met een hoogte
van ongeveer 2,40 meter stond in 1907 namelijk nog recht. Met de rapportering van zijn bevindingen
betreffende de opgravingen te Jericho werd hij nog niet geplaagd door de
foutieve dateringsmethoden van latere archeologen.
De Brit John
Garstang werkte te Jericho in de dertiger jaren van de twintigste eeuw. De
Britten hadden toen het zeggenschap over het gebied. Het huidige gebied van
Israël en Jordanië werd na de Eerste Wereldoorlog een Brits mandaatgebied.
Garstang bestudeerde de versterkingen en herkende vier achtereenvolgende
bouwfasen, waarvan de laatste gewelddadig verwoest en verbrand was. Hij schreef
die vernietiging toe aan de periode van de Israëlitische intocht, die hij
dateerde rond 1400 voor Christus, en dit in afwijking van het meer algemeen
aangenomen jaartal 1250 v. Chr., de zogenaamde late en vroege datering. Wanneer
Garstang de vloeren van de Midden-brons stad blootlegde vond hij kruiken tot de
rand toe gevuld met verkoold graan wat het Bijbelse relaas bevestigde dat de
Israëlieten Kanaän binnenkwamen met Pesach op het moment dat er geoogst was.
Ook vermeldt de Bijbel dat alles met vuur verbrand werd.
Deze bevindingen van Garstang werden echter in de
vijftiger jaren door de archeologe Kenyon
volledig onderuit gehaald. Zij bevond dat er een grote stad uit de vroege
bronstijd in Jericho was geweest gedurende heel het derde millennium tussen
3000 en 2300 v. Chr., waarvan de muren niet minder dan zeventien maal gevallen
en weer opgetrokken waren, toen de stad als een gevolg van een ramp vernietigd
werd. De laatste drie fasen van deze versterkingen waren zeven meter voorbij de
lijn van de oorspronkelijke muren gebouwd, lager langs de helling van de heuvel
of Tell. Dit waren dan de muren geïdentificeerd door Garstang en gedateerd ten
tijde van Jozua maar nu door Kenyon gereviseerd naar zo een duizend jaar eerder
dan de intocht van de Israëlieten. Gedurende vele eeuwen na de vernietiging van
Jericho in 2300 v. Chr. werd Jericho volgens Kenyon, alleen bezet door nomaden
tot wanneer in ongeveer 1900 v. Chr. een nieuwe stad ontstond: het Jericho van
de Midden-bronstijd. Deze stad kwam volgens haar, aan haar einde ten tijde van
de laatste Hyksos-faraos in Egypte rond 1550 v. Chr. op basis van de orthodoxe
tijdsdatering. De verwoesting door vuur werd verklaard vanuit de theorie van de
verdrijving van de Hyksos uit Egypte en een achtervolging door het leger van
farao tot aan Jericho. Na deze vermeende vernietiging door het leger van farao,
(waar geen enkel Egyptisch historisch verslag van bestaat), werd de plaats van
Jericho volgens Kenyon verlaten en begon het puin van de verwoeste stad langs
de hellingen van de Tell weg te spoelen. De plaats werd volgens Kenyon opnieuw
bezet rond 1400 v. Chr. maar op een veel kleiner schaal. Er werden geen nieuwe
muren gebouwd, maar vermoedelijk lapten de nieuwe bewoners de resten van de
midden-brons muren op. Deze tweedehands muren zouden dan de muren geweest zijn
die Jozua deed vallen. Kathleen Kenyon bleef er echter bij dat de herbezetting
van Jericho minder dan een eeuw duurde totdat de stad opnieuw verlaten werd,
niet later dan 1300 v Chr. Haar conclusie is dat Jericho al een ruïne was ten
tijde van de Israëlitische intocht wanneer die orthodox gedateerd wordt in
1250/1225 v. Chr.
Sindsdien heeft de Bijbel voor de wetenschap van de
archeologie als historisch boek alle krediet verloren en wordt niet langer meer
als een accuraat historisch boek beschouwd. Verlegenheid op verlegenheid was en
is troef bij Bijbelgetrouwe studenten, vanaf de tweede helft van de twintigste
eeuw. Chronologische constructies werden opgezet en aangeboden om toch een en
ander te kunnen verzoenen. Hierbij werd altijd uitgegaan van de juistheid van
het aangeboden dateringsraamwerk door de orthodoxe Egyptologie.
Het diabolische is dat de hiervoor vermeldde
archeologen, die overigens prachtig werk op het terrein geleverd hebben, een foute dateringsmethode hanteerden
en als een gevolg daarvan tot hun boude verklaringen kwamen. Alle aardlagen en
strata in Israël werden en worden aan de hand van de
jaartallen die de Egyptologie levert, gedateerd. Wanneer bijvoorbeeld een
scarabee van een zekere farao in een bepaalde laag aangetroffen wordt, wordt
dit stratum op basis van het gevonden Egyptische object gedateerd. En aangezien
het chronologische raamwerk van de Egyptologie fout is geeft dit foute
dateringen weer in het gebied van het oude Israël. Alleen het revisionisme van
de Egyptologie geeft uitkomst. Vooral Dr. Immanuël Velikovsky was in de tweede
helft van de twintigste eeuw, met zijn publicaties de aanzet tot een
wereldwijde studie. De Bijbel had toch
gelijk. In de tussentijd heeft de orthodoxie ook niet gerust en houdt
hardnekkig vast aan de juistheid van haar vermeende Egyptische Sothis-datering.
Betreffende de exodus uit Egypte en veertig jaar
later de intocht in Kanaän door de Israëlieten, leren de meeste boeken (en ook
Hollywoodfilms), dat farao Ramses II de farao van de Exodus was. Deze farao
wordt door de orthodoxie in het Laatbrons tijdperk geplaatst en dus zocht men
naar sporen van een Israëlitische invasie in Kanaän op het einde van het
Laatbrons tijdperk, meer nauwkeurig bij de overgang van Laatbrons LBIIb naar
het IJzertijdperk IA. Farao Ramses II was een farao van de negentiende
dynastie. De onderzochte strata van het Laatbrons te Jericho geven echter geen
beeld weer van een vernietiging zoals de Bijbel die leert. Volgens het
Bijbelrelaas kwam de vestingmuur van Jericho volledig naar beneden en werd de
stad met alle voorraden erin verbrand.
Een bekend revisionist van de geschiedenis van de
oudheid is Donovan Courville. De onderzoeker B. Th., B.A., M.A., Ph. Dr.
Donovan Courville laat de Exodus op het einde van de Egyptische zesde dynastie
en het Oude Rijk plaatsvinden en verplaatst Vroeg Brons IV naar de tweede helft
van de vijftiende eeuw voor Christus. Het Oude en het Midden-rijk waren volgens
Courville contemporain met slechts één tussenperiode, die van de Hyksos, die na
de Exodus met de vernietiging van het leger van farao, Egypte overrompelden. De
Israëlieten vervolgden hun weg naar Kanaän dat zij veertig jaar later in bezit
namen. Zij waren nieuwkomers met logischerwijze een nieuwe soort potten en
pannen.
Zij namen, gepaard gaande met natuurlijke
catastrofes, op gewelddadige wijze het land in bezit. In het model van
Courville volgt de invasie van de Israëlieten aan het einde van de Midden-brons
periode, op de breuklijn met het Vroeg-brons tijdperk. Het archeologische beeld
in de streek van Jericho is duidelijk een noodlottige catastrofe, gevolgd
door bezetting door nieuwkomers. Het is in feite een eenvoudige oefening die
Courville toepast. Hij toont aan dat de Egyptologie er zeshonderd jaar naast
zit. Wanneer we de datering van het begin van Midden-brons aan de Bijbelse
gegevens aanpassen valt veel op zijn plaats. Niemand twijfelt er aan dat de
Israëlieten later het machtigste volk van Israël werden; dus veroverden ze op
deze wijze het land. Dat is uitgangspunt, het fundamentele feit. Een citaat van de
Bijbelvorser en wetenschapper Courville:
...It must not be forgotten that the task of historians is not to create
history. The events of history have occurred, and there is nothing that can be
done to change the time relationships between these events by a single minute.
The task is rather that of unraveling the confused records which have come down
to us, and when this task has been done correctly, it is axiomatic that it
should not be necessary to apologize for inconsistencies and anomalies at every
turn of events. 1971,
Donovan A. Courville, B.Th., B.A., M.A., Ph.D.
De conclusie van Dr. John J. Bimson is dat de
verschillende archeologische levels te Jericho en andere plaatsen, aan de hand
van de Bijbel opnieuw gedateerd moeten worden. Zie ook de link hierna, naar een
relevante studie van hem in samenwerking met David Livingston: Redating the
Exodus, by John J. Bimson and David Livingston. Zie link: